Lectionary Calendar
Saturday, June 1st, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Deuteronomium 30

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, DEUTERONOMIUM 30

De bedreigingen van het vorige hoofdstuk gelezen hebbende, zou men denken dat er nu een voleinding gemaakt zou worden met het volk van Israël, dat hun zaak en toestand ten enenmale hopeloos waren, maar in dit hoofdstuk hebben wij een duidelijke kennisgeving van de genade, die God voor hen heeft weggelegd in de laatste dagen, zodat eindelijk de goedertierenheid zal roemen tegen het oordeel en het laatste woord zal hebben. Wij hebben hier:

I. Grote en dierbare beloften aan hen gedaan na hun berouw en hun weerkeren tot God, Deuteronomy 30:1.

II. De rechtvaardigheid door het geloof hun voorgesteld in het gebod, dat hun nu was gegeven, Deuteronomy 30:11.

III. De gehele zaak in hun keus gelaten, Deuteronomy 30:15.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, DEUTERONOMIUM 30

De bedreigingen van het vorige hoofdstuk gelezen hebbende, zou men denken dat er nu een voleinding gemaakt zou worden met het volk van Israël, dat hun zaak en toestand ten enenmale hopeloos waren, maar in dit hoofdstuk hebben wij een duidelijke kennisgeving van de genade, die God voor hen heeft weggelegd in de laatste dagen, zodat eindelijk de goedertierenheid zal roemen tegen het oordeel en het laatste woord zal hebben. Wij hebben hier:

I. Grote en dierbare beloften aan hen gedaan na hun berouw en hun weerkeren tot God, Deuteronomy 30:1.

II. De rechtvaardigheid door het geloof hun voorgesteld in het gebod, dat hun nu was gegeven, Deuteronomy 30:11.

III. De gehele zaak in hun keus gelaten, Deuteronomy 30:15.

Verzen 1-10

Deuteronomium 30:1-10

Deze verzen kunnen op tweeërlei wijze beschouwd worden: als een voorwaardelijke belofte, of als een volstrekte en bepaalde voorzegging.

I. Zij moeten voornamelijk beschouwd worden als een voorwaarlijke belofte, en als zodanig behoren zij dan aan alle personen en aan alle volken, en niet alleen aan Israël. En de bedoeling er van is: ons te verzekeren dat de grootste zondaars, als zij berouw hebben en zich bekeren, vergeving van hun zonden zullen ontvangen en in Gods gunst zullen worden hersteld. Dit is de strekking van het verbond van de genade, het laat plaats voor berouw in geval van wangedrag, en belooft vergeving na betoond berouw, hetgeen het verbond in de staat van de onschuld niet gedaan heeft. Merk hier nu op:

1. Hoe het berouw beschreven wordt, dat de voorwaarde is van deze beloften.

a. Het begint in ernstig nadenken, in ter harte nemen Deuteronomy 30:1. "Gij zult u herinneren hetgeen gij had vergeten, of waarop gij geen acht hebt geslagen.". Nadenken is de eerste stap tot bekering. Gedenkt. brengt het weer in het hart, o gij overtreders. De verloren zoon kwam eerst tot zichzelf, en toen tot zijn vader. Hetgeen zij moesten gedenken, is de zegen en de vloek. Indien de zondaren slechts ernstig wilden nadenken over het geluk, dat zij verloren hebben door de zonde, en de ellende, waarin zij zich gestort hebben, en dat zij door berouw aan die ellende kunnen ontkomen, en dat geluk wederom kunnen smaken, dan zouden zij niet vertragen om weer te keren tot de Heere hun God. De verloren zoon gedacht aan de zegen en de vloek, toen hij nadacht over zijn tegenwoordige armoede en de overvloed van brood in het huis van zijn vader, Luke 15:17.

b. Het bestaat in een oprechte bekering. Dit nadenken, dit ter harte nemen, kan niet anders dan droefheid naar God teweegbrengen en schaamte, Ezechiël 6:9, 7:16. 6 Maar hetgeen het leven en de ziel is van berouw, en zonder hetwelk de hartstochtelijkste uitdrukkingen slechts een bespotting zijn, is een weerkeren of bekering, tot de Heere onze God, Deuteronomy 30:2. Wanneer gij u zult bekeren tot de Heere uw God met uw gehele hart en uw gehele ziel. Wij moeten weerkeren tot onze trouw en gehoorzaamheid aan God als onze Heere en Heerser, tot onze afhankelijkheid van Hem als onze Vader en Weldoener, onze toewijding aan Hem als ons hoogste doel, en onze gemeenschap met Hem als onze God in het verbond. Wij moeten terugkeren tot God van alles wat zich tegen Hem stelt, of in mededinging met Hem is. In dit weerkeren tot God moeten wij oprecht zijn met hart en ziel, en geheel en al met geheel het hart en geheel de ziel.

c. Het wordt getoond door een voortdurende gestadige gehoorzaamheid aan de heiligen wij van God. Als gij van Zijn stem gehoorzaam zult zijn, Deuteronomy 30:2, gij en uw kinderen, want het is niet genoeg, dat wij zelf onze plicht doen, wij moeten hem ook onze kinderen leren en hen aansporen om hem te doen. Of dit komt hier als de voorwaarde van het erfrecht op de zegen, mits hun kinderen zich nauwgezet aan hun plicht hielden. Deze gehoorzaamheid moet wezen met het oog op God, gij zult van Zijn stem gehoorzaam zijn, Deuteronomy 30:8, en nog eens in Deuteronomy 30:10. Zij moet oprecht wezen, en blijmoedig, en geheel en al, met uw hele hart, en met uw hele ziel, Deuteronomy 30:2. Zij moet voortkomen uit een beginsel van liefde, en ook die liefde moet wezen met uw hele hart en met uw hele ziel, Deuteronomy 30:6. Het is op het hart en de ziel, dat God ziet, en het is het hart en de ziel die Hij eist, die wil Hij hebben, en niets anders, geheel en al, of in het geheel niet. En zij moet algemeen wezen, naar alles, dat ik u heden gebied, Deuteronomy 30:2, en wederom in Deuteronomy 30:8, gij zult doen al Zijn geboden. Want hij, die zich vergunt n gebod te overtreden, maakt zich schuldig aan alle, James 2:10. Een oprecht hart merkt op al Gods geboden, Psalms 119:6.

2. Waarin de gunst bestaat, die beloofd is op dit berouw. Hoewel zij door hun benauwdheid en hun ongeluk onder de volken waarheen zij gedreven waren, tot God zijn gekomen, Deuteronomy 30:1, zal God hen desalniettemin aannemen, want beproeving en benauwdheid worden ons gezonden om ons tot berouw en bekering te brengen. Al waren zij tot aan het einde des hemels verdreven, zal van daar hun boetvaardig gebed het genaderijk oor Gods bereiken en zal Zijn gunst hen aldaar vinden, Deuteronomy 30:4. "lJndique ad ccelos tantundem est viae" Van elke plaats gaat dezelfde weg naar de hemel. Op deze belofte pleit Nehemia voor het verstrooide Israël, Nehemiah 1:9.

Hier wordt beloofd:

a. Dat God zich over hen zal ontfermen, als geschikte voorwerpen van Zijn medelijden, Deuteronomy 30:3. Tegen zondaren, die volharden in hun zonde, heeft God toorn, Deuteronomy 29:20, maar met hen, die berouw hebben en zich beklagen, heeft Hij medelijden Jeremiah 31:18, Jeremiah 31:20. Ware boetvaardigen kunnen grotelijks bemoedigd zijn door de ontferming en de barmhartigheid van onze God, die nooit uitgeput zijn, maar altijd overvloeien.

b. Dat Hij hun gevangenis zal wenden, en hen weer zal vergaderen uit al de volken, waarheen zij verstrooid waren, Deuteronomy 30:3, al was het van nog zo ver, Deuteronomy 30:4. En van de Chaldeeuwse paraphrasten past dit toe op de Messias, het aldus verklarende: Het woord des Heeren zal u vergaderen, door de hand van Elias de grote priester, en zal u weerbrengen door de hand van de Messias, want dit was Gods verbond met Hem, dat Hij de bewaarden in Israël zou weerbrengen, Isaiah 49:6. En dit was de bedoeling van Zijn dood, dat Hij de kinderen Gods, die verstrooid waren, bijeen zou vergaderen, John 11:51, John 11:52. Tot Hem zal de vergadering van het volk wezen, Genesis 49:10.

c. Dat Hij hen weer zal brengen in hun land, Deuteronomy 30:5. Boetvaardige zondaren worden niet alleen verlost uit hun ellende, maar weer hersteld in waar geluk, in de gunst van God. Het land, waarin zij gebracht zijn om het te beërven, is wel niet hetzelfde, maar in sommige opzichten beter dan dat, hetwelk onze vader Adam bezat, en uit hetwelk hij was verdreven.

d. Dat Hij hun wel zal doen Deuteronomy 30:5 en zich over hen zal verblijden ten goede, Deuteronomy 30:9. Want er is blijdschap in de hemel wegens de bekering van zondaren, de vader van de verloren zoon verblijdde zich over hem ten goede. Dat Hij hen zal vermenigvuldigen, Deuteronomy 30:5. En opdat, als zij talrijk geworden zijn, iedere mond spijs zou hebben, zal Hij hen doen overvloeien in al het werk van hun hand, Deuteronomy 30:9. Nationale bekering en verbetering brengen nationale overvloed, vrede en voorspoed. Er is beloofd: De Heere zal u doen overvloeien in de vrucht van uw beesten en van uw land ten goede. Velen hebben overvloed tot schade en nadeel, de voorspoed van de zotten zal hen verderven. Hij is dan ten goede, als God er ons genade bij geeft om hem te gebruiken tot Zijn eer en heerlijkheid.

e. Dat Hij de vloek, die op hen was, zal doen overgaan op hun vijanden, Deuteronomy 30:7. Als God hen vergaderde om hen weer te bevestigen, zullen zij veel tegenstand ontmoeten maar dezelfde vloeken, die een last op hen waren, zullen hun een beschutting wezen, doordat zij over hun tegenstanders zijn gekomen. De beker van de zwijmeling zal van hun hand genomen worden, en in de hand gezet worden van hen, die hen bedroefd hebben, Isaiah 51:1, 22, 23. f. Dat Hij hun Zijn genade zal geven om hun hart te veranderen en in hun hart te heersen Deuteronomy 30:6. De Heere, uw God, zal uw hart besnijden om de Heere, uw God, lief te hebben. Wij willen hier aantekenen:

a.a. Het hart moet besneden worden om God lief te hebben. De onreinheid van het vlees moet weggedaan worden, en de dwaasheid van het hart, zoals de Chaldeeuwse paraphrase het verklaart. Zie Colossians 2:11, Colossians 2:12, Romans 2:29. De besnijdenis was een zegel des verbonds, het hart is besneden om God lief te hebben, als het door die band krachtig aangespoord wordt tot en gehouden wordt bij, die plicht.

b.b. Het is het werk van Gods genade om het hart te besnijden en er de liefde Gods in uit te storten, en deze genade wordt gegeven aan allen, die berouw hebben en haar zorgvuldig zoeken. Ja, het schijnt veeleer een belofte dan een bevel, Deuteronomy 30:8. Gij dan zult u bekeren, en van de stem des Heeren gehoorzaam zijn. Hij, die van ons eist dat wij ons zullen bekeren, belooft genade om ons te kunnen bekeren, en het is onze schuld, zo die genade zonder uitwerking blijft. Hierin is het verbond van de genade wel geordineerd, dat al wat in het verbond geëist wordt, ook beloofd is. Keert u tot Mijn bestraffing, zie Ik zal Mijn Geest overvloedig uitstorten, Proverbs 1:23.

Eindelijk. Het is opmerkelijk hoe Mozes hier God noemt: de Heere uw God, twaalf maal in deze tien verzen, te kennen gevende: Ten eerste. Dat boetvaardigen in hun terugkeren tot God aanmoediging kunnen vinden in hun betrekking tot Hem, Jeremiah 3:22. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God, daarom zijn wij verplicht tot U te komen, tot wie anders zouden wij heengaan? En daarom hopen wij bij U gunst te vinden. Ten tweede. Dat zij, die van God zijn afgevallen, indien zij tot Hem terugkeren en hun eerste werken doen, in hun vorigen staat van eer en geluk hersteld zullen worden. Brengt hier voor het beste kleed. In de bedreigingen van het vorige hoofdstuk wordt Hij steeds de Heere genoemd, een God van macht en de Rechter van allen, maar in de beloften van dit hoofdstuk de Heere uw God, een God van genade en in verbond met u.

II. Dit kan ook beschouwd worden als een voorzegging van de bekering en wederherstelling van de Joden: Wanneer al deze dingen over u gekomen zullen zijn, Deuteronomy 30:1. Eerst de zegen en daarna de vloek, dan zal hun de nog weggelegde barmhartigheid geschieden. Hoewel hun hart ellendig verhard was, zal toch Gods genade het vertederen en veranderen, en dan zal, hoewel hun toestand allertreurigst was, de voorzienigheid Gods hun rampen doen eindigen.

1. Nu is het zeker dat dit vervuld werd in hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap. Het was een groot voorbeeld van hun berouw en hun verbetering, dat Efraïm, die vergezeld was met de afgoden ze heeft verzaakt, zeggende: Wat heb ik meer met de afgoden te doen? Die gevangenschap heeft hen grondig en voor goed van afgoderij genezen, en toen heeft God hen weer in hun land geplant, en hun wl gedaan. Maar:

2. Sommigen denken, dat het nog verder vervuld zal worden in de bekering van de Joden, die nu nog verstrooid zijn, hun berouw over de zonde van hun vaderen in hun kruisigen van Christus, hun bekering tot God door Hem, en hun toetreding tot de Christelijke kerk. Maar ach! wie zal leven als God dit doen zal?

Verzen 1-10

Deuteronomium 30:1-10

Deze verzen kunnen op tweeërlei wijze beschouwd worden: als een voorwaardelijke belofte, of als een volstrekte en bepaalde voorzegging.

I. Zij moeten voornamelijk beschouwd worden als een voorwaarlijke belofte, en als zodanig behoren zij dan aan alle personen en aan alle volken, en niet alleen aan Israël. En de bedoeling er van is: ons te verzekeren dat de grootste zondaars, als zij berouw hebben en zich bekeren, vergeving van hun zonden zullen ontvangen en in Gods gunst zullen worden hersteld. Dit is de strekking van het verbond van de genade, het laat plaats voor berouw in geval van wangedrag, en belooft vergeving na betoond berouw, hetgeen het verbond in de staat van de onschuld niet gedaan heeft. Merk hier nu op:

1. Hoe het berouw beschreven wordt, dat de voorwaarde is van deze beloften.

a. Het begint in ernstig nadenken, in ter harte nemen Deuteronomy 30:1. "Gij zult u herinneren hetgeen gij had vergeten, of waarop gij geen acht hebt geslagen.". Nadenken is de eerste stap tot bekering. Gedenkt. brengt het weer in het hart, o gij overtreders. De verloren zoon kwam eerst tot zichzelf, en toen tot zijn vader. Hetgeen zij moesten gedenken, is de zegen en de vloek. Indien de zondaren slechts ernstig wilden nadenken over het geluk, dat zij verloren hebben door de zonde, en de ellende, waarin zij zich gestort hebben, en dat zij door berouw aan die ellende kunnen ontkomen, en dat geluk wederom kunnen smaken, dan zouden zij niet vertragen om weer te keren tot de Heere hun God. De verloren zoon gedacht aan de zegen en de vloek, toen hij nadacht over zijn tegenwoordige armoede en de overvloed van brood in het huis van zijn vader, Luke 15:17.

b. Het bestaat in een oprechte bekering. Dit nadenken, dit ter harte nemen, kan niet anders dan droefheid naar God teweegbrengen en schaamte, Ezechiël 6:9, 7:16. 6 Maar hetgeen het leven en de ziel is van berouw, en zonder hetwelk de hartstochtelijkste uitdrukkingen slechts een bespotting zijn, is een weerkeren of bekering, tot de Heere onze God, Deuteronomy 30:2. Wanneer gij u zult bekeren tot de Heere uw God met uw gehele hart en uw gehele ziel. Wij moeten weerkeren tot onze trouw en gehoorzaamheid aan God als onze Heere en Heerser, tot onze afhankelijkheid van Hem als onze Vader en Weldoener, onze toewijding aan Hem als ons hoogste doel, en onze gemeenschap met Hem als onze God in het verbond. Wij moeten terugkeren tot God van alles wat zich tegen Hem stelt, of in mededinging met Hem is. In dit weerkeren tot God moeten wij oprecht zijn met hart en ziel, en geheel en al met geheel het hart en geheel de ziel.

c. Het wordt getoond door een voortdurende gestadige gehoorzaamheid aan de heiligen wij van God. Als gij van Zijn stem gehoorzaam zult zijn, Deuteronomy 30:2, gij en uw kinderen, want het is niet genoeg, dat wij zelf onze plicht doen, wij moeten hem ook onze kinderen leren en hen aansporen om hem te doen. Of dit komt hier als de voorwaarde van het erfrecht op de zegen, mits hun kinderen zich nauwgezet aan hun plicht hielden. Deze gehoorzaamheid moet wezen met het oog op God, gij zult van Zijn stem gehoorzaam zijn, Deuteronomy 30:8, en nog eens in Deuteronomy 30:10. Zij moet oprecht wezen, en blijmoedig, en geheel en al, met uw hele hart, en met uw hele ziel, Deuteronomy 30:2. Zij moet voortkomen uit een beginsel van liefde, en ook die liefde moet wezen met uw hele hart en met uw hele ziel, Deuteronomy 30:6. Het is op het hart en de ziel, dat God ziet, en het is het hart en de ziel die Hij eist, die wil Hij hebben, en niets anders, geheel en al, of in het geheel niet. En zij moet algemeen wezen, naar alles, dat ik u heden gebied, Deuteronomy 30:2, en wederom in Deuteronomy 30:8, gij zult doen al Zijn geboden. Want hij, die zich vergunt n gebod te overtreden, maakt zich schuldig aan alle, James 2:10. Een oprecht hart merkt op al Gods geboden, Psalms 119:6.

2. Waarin de gunst bestaat, die beloofd is op dit berouw. Hoewel zij door hun benauwdheid en hun ongeluk onder de volken waarheen zij gedreven waren, tot God zijn gekomen, Deuteronomy 30:1, zal God hen desalniettemin aannemen, want beproeving en benauwdheid worden ons gezonden om ons tot berouw en bekering te brengen. Al waren zij tot aan het einde des hemels verdreven, zal van daar hun boetvaardig gebed het genaderijk oor Gods bereiken en zal Zijn gunst hen aldaar vinden, Deuteronomy 30:4. "lJndique ad ccelos tantundem est viae" Van elke plaats gaat dezelfde weg naar de hemel. Op deze belofte pleit Nehemia voor het verstrooide Israël, Nehemiah 1:9.

Hier wordt beloofd:

a. Dat God zich over hen zal ontfermen, als geschikte voorwerpen van Zijn medelijden, Deuteronomy 30:3. Tegen zondaren, die volharden in hun zonde, heeft God toorn, Deuteronomy 29:20, maar met hen, die berouw hebben en zich beklagen, heeft Hij medelijden Jeremiah 31:18, Jeremiah 31:20. Ware boetvaardigen kunnen grotelijks bemoedigd zijn door de ontferming en de barmhartigheid van onze God, die nooit uitgeput zijn, maar altijd overvloeien.

b. Dat Hij hun gevangenis zal wenden, en hen weer zal vergaderen uit al de volken, waarheen zij verstrooid waren, Deuteronomy 30:3, al was het van nog zo ver, Deuteronomy 30:4. En van de Chaldeeuwse paraphrasten past dit toe op de Messias, het aldus verklarende: Het woord des Heeren zal u vergaderen, door de hand van Elias de grote priester, en zal u weerbrengen door de hand van de Messias, want dit was Gods verbond met Hem, dat Hij de bewaarden in Israël zou weerbrengen, Isaiah 49:6. En dit was de bedoeling van Zijn dood, dat Hij de kinderen Gods, die verstrooid waren, bijeen zou vergaderen, John 11:51, John 11:52. Tot Hem zal de vergadering van het volk wezen, Genesis 49:10.

c. Dat Hij hen weer zal brengen in hun land, Deuteronomy 30:5. Boetvaardige zondaren worden niet alleen verlost uit hun ellende, maar weer hersteld in waar geluk, in de gunst van God. Het land, waarin zij gebracht zijn om het te beërven, is wel niet hetzelfde, maar in sommige opzichten beter dan dat, hetwelk onze vader Adam bezat, en uit hetwelk hij was verdreven.

d. Dat Hij hun wel zal doen Deuteronomy 30:5 en zich over hen zal verblijden ten goede, Deuteronomy 30:9. Want er is blijdschap in de hemel wegens de bekering van zondaren, de vader van de verloren zoon verblijdde zich over hem ten goede. Dat Hij hen zal vermenigvuldigen, Deuteronomy 30:5. En opdat, als zij talrijk geworden zijn, iedere mond spijs zou hebben, zal Hij hen doen overvloeien in al het werk van hun hand, Deuteronomy 30:9. Nationale bekering en verbetering brengen nationale overvloed, vrede en voorspoed. Er is beloofd: De Heere zal u doen overvloeien in de vrucht van uw beesten en van uw land ten goede. Velen hebben overvloed tot schade en nadeel, de voorspoed van de zotten zal hen verderven. Hij is dan ten goede, als God er ons genade bij geeft om hem te gebruiken tot Zijn eer en heerlijkheid.

e. Dat Hij de vloek, die op hen was, zal doen overgaan op hun vijanden, Deuteronomy 30:7. Als God hen vergaderde om hen weer te bevestigen, zullen zij veel tegenstand ontmoeten maar dezelfde vloeken, die een last op hen waren, zullen hun een beschutting wezen, doordat zij over hun tegenstanders zijn gekomen. De beker van de zwijmeling zal van hun hand genomen worden, en in de hand gezet worden van hen, die hen bedroefd hebben, Isaiah 51:1, 22, 23. f. Dat Hij hun Zijn genade zal geven om hun hart te veranderen en in hun hart te heersen Deuteronomy 30:6. De Heere, uw God, zal uw hart besnijden om de Heere, uw God, lief te hebben. Wij willen hier aantekenen:

a.a. Het hart moet besneden worden om God lief te hebben. De onreinheid van het vlees moet weggedaan worden, en de dwaasheid van het hart, zoals de Chaldeeuwse paraphrase het verklaart. Zie Colossians 2:11, Colossians 2:12, Romans 2:29. De besnijdenis was een zegel des verbonds, het hart is besneden om God lief te hebben, als het door die band krachtig aangespoord wordt tot en gehouden wordt bij, die plicht.

b.b. Het is het werk van Gods genade om het hart te besnijden en er de liefde Gods in uit te storten, en deze genade wordt gegeven aan allen, die berouw hebben en haar zorgvuldig zoeken. Ja, het schijnt veeleer een belofte dan een bevel, Deuteronomy 30:8. Gij dan zult u bekeren, en van de stem des Heeren gehoorzaam zijn. Hij, die van ons eist dat wij ons zullen bekeren, belooft genade om ons te kunnen bekeren, en het is onze schuld, zo die genade zonder uitwerking blijft. Hierin is het verbond van de genade wel geordineerd, dat al wat in het verbond geëist wordt, ook beloofd is. Keert u tot Mijn bestraffing, zie Ik zal Mijn Geest overvloedig uitstorten, Proverbs 1:23.

Eindelijk. Het is opmerkelijk hoe Mozes hier God noemt: de Heere uw God, twaalf maal in deze tien verzen, te kennen gevende: Ten eerste. Dat boetvaardigen in hun terugkeren tot God aanmoediging kunnen vinden in hun betrekking tot Hem, Jeremiah 3:22. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God, daarom zijn wij verplicht tot U te komen, tot wie anders zouden wij heengaan? En daarom hopen wij bij U gunst te vinden. Ten tweede. Dat zij, die van God zijn afgevallen, indien zij tot Hem terugkeren en hun eerste werken doen, in hun vorigen staat van eer en geluk hersteld zullen worden. Brengt hier voor het beste kleed. In de bedreigingen van het vorige hoofdstuk wordt Hij steeds de Heere genoemd, een God van macht en de Rechter van allen, maar in de beloften van dit hoofdstuk de Heere uw God, een God van genade en in verbond met u.

II. Dit kan ook beschouwd worden als een voorzegging van de bekering en wederherstelling van de Joden: Wanneer al deze dingen over u gekomen zullen zijn, Deuteronomy 30:1. Eerst de zegen en daarna de vloek, dan zal hun de nog weggelegde barmhartigheid geschieden. Hoewel hun hart ellendig verhard was, zal toch Gods genade het vertederen en veranderen, en dan zal, hoewel hun toestand allertreurigst was, de voorzienigheid Gods hun rampen doen eindigen.

1. Nu is het zeker dat dit vervuld werd in hun terugkeer uit de Babylonische gevangenschap. Het was een groot voorbeeld van hun berouw en hun verbetering, dat Efraïm, die vergezeld was met de afgoden ze heeft verzaakt, zeggende: Wat heb ik meer met de afgoden te doen? Die gevangenschap heeft hen grondig en voor goed van afgoderij genezen, en toen heeft God hen weer in hun land geplant, en hun wl gedaan. Maar:

2. Sommigen denken, dat het nog verder vervuld zal worden in de bekering van de Joden, die nu nog verstrooid zijn, hun berouw over de zonde van hun vaderen in hun kruisigen van Christus, hun bekering tot God door Hem, en hun toetreding tot de Christelijke kerk. Maar ach! wie zal leven als God dit doen zal?

Verzen 11-14

Deuteronomium 30:11-14

Mozes spoort hen hier aan tot gehoorzaamheid uit overweging van het eenvoudige en gemakkelijke van het gebod,

I. Dit is waar van de wet van Mozes. Zij konden hun ongehoorzaamheid nooit verontschuldigen door te zeggen, dat hetgeen God hun geboden had of onbegrijpelijk of onuitvoerbaar was, onmogelijk om geweten of gedaan te worden, Deuteronomy 30:11. Het is voor u niet verborgen. Dat is:

1. Het is niet te hoog voor u, gij behoeft geen boden naar de hemel te zenden, Deuteronomy 30:12, om te vragen wat gij doen moet om God te behagen, en gij behoeft evenmin over de zee te gaan, Deuteronomy 30:13, zoals de filosofen gedaan hebben, die door vele en ver verwijderde landstreken gereisd hebben om geleerdheid te verkrijgen, neen, die moeite en onkosten worden met van u gevergd, ook is het gebod niet onder het bereik alleen van de rijken, of van hen die van een zeer groot en fijn verstand zijn, maar het is zeer nabij u, Deuteronomy 30:14. Het is geschreven in uw boeken, duidelijk voorgesteld op tafelen, zodat die voorbijgaat het kan lezen, de lippen van uw priester bewaren deze kennis, en als er een moeilijkheid voorkomt, dan kunt gij de wet uit hun mond zoeken, Malachi 2:7. Het is niet meegedeeld in een vreemde taal, maar het is in uw mond, dat is: in de volkstaal die gemeenlijk door u wordt gesproken, waarin gij het kunt horen en lezen, en er gemeenzaam over kunt spreken met uw kinderen. Het is niet ingewikkeld in duistere gezegden en beeldspraak om u in spanning te houden, of in hiëroglyfen, maar het is in uw hart, het is u overgeleverd op zo'n wijze, als die geschikt is voor uw vatbaarheid, ja voor de vatbaarheid van de geringste.

2. "Het is niet te moeilijk of te zwaar voor u", is de lezing van de zin in de Septuaginta, Deuteronomy 30:11. "Gij behoeft niet te zeggen: Men zou evengoed kunnen opklimmen naar de hemel, of heen vliegen op de vleugels van de dageraad naar het uiterste van de zee als te beproeven om al de woorden van deze wet te doen", neen zo staat de zaak niet, het is niet zo'n ondraaglijk juk, als sommige slechtgezinde lieden het voorstellen. Het was voorzeker een zwaar juk in vergelijking met dat van Christus, Acts 15:10, maar niet in vergelijking met de afgodische diensten van de naburige volken. God beroept zich op henzelf, dat Hij hen niet heeft doen dienen met spijsoffer noch hen vermoeid heeft met wierook, Isaiah 43:23. Maar Hij spreekt inzonderheid van de zedelijke wet en haar geboden. Deze is zeer nabij u, overeenkomstig de wet van de natuur, die gevonden zou zijn in het hart en in de mond van ieder mens, indien hij er slechts acht op had geslagen. Er is datgene in, dat de wet toestemt dat zij goed is, Romans 7:16. "Gij hebt dus geen reden om te klagen over enigerlei onoverkomelijke moeilijkheid in de waarneming er van."

II. Dit is waar van het Evangelie van Christus, waarop de apostel het toepast, en dat hij tot de taal maakt van de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, Romans 10:6. En velen denken dat dit hier voornamelijk door Mozes bedoeld is, want hij heeft van Christus geschreven, John 5:46. Dit is Gods gebod thans onder het Evangelie, dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus, 1 John 3:23. Indien wij vragen, zoals de blinde: Heere, wie is Hij? Of waar is Hij? opdat wij in Hem mogen geloven, John 9:36 dan geeft deze schriftuurplaats het antwoord. Wij behoeven niet op te klimmen naar de hemel, om Hem van daar te halen, want Hij is van daar neergekomen in Zijn vleeswording, noch neer te dalen in de afgrond, om Hem van daar te halen, want van daar is Hij opgekomen in Zijn opstanding. Maar het woord is nabij ons, en in dat woord Christus, zodat, indien wij met het hart geloven dat de beloften van de vleeswording en opstanding van de Messias vervuld zijn in onze Heere Jezus, en Hem dienvolgens aannemen en Hem belijden met onze mond dan hebben wij Christus met ons, en dan zullen wij zalig worden. Hij is nabij, zeer nabij, die ons rechtvaardigt. De wet was duidelijk, en gemakkelijk te volbrengen, maar het Evangelie is dit nog veel meer.

Verzen 11-14

Deuteronomium 30:11-14

Mozes spoort hen hier aan tot gehoorzaamheid uit overweging van het eenvoudige en gemakkelijke van het gebod,

I. Dit is waar van de wet van Mozes. Zij konden hun ongehoorzaamheid nooit verontschuldigen door te zeggen, dat hetgeen God hun geboden had of onbegrijpelijk of onuitvoerbaar was, onmogelijk om geweten of gedaan te worden, Deuteronomy 30:11. Het is voor u niet verborgen. Dat is:

1. Het is niet te hoog voor u, gij behoeft geen boden naar de hemel te zenden, Deuteronomy 30:12, om te vragen wat gij doen moet om God te behagen, en gij behoeft evenmin over de zee te gaan, Deuteronomy 30:13, zoals de filosofen gedaan hebben, die door vele en ver verwijderde landstreken gereisd hebben om geleerdheid te verkrijgen, neen, die moeite en onkosten worden met van u gevergd, ook is het gebod niet onder het bereik alleen van de rijken, of van hen die van een zeer groot en fijn verstand zijn, maar het is zeer nabij u, Deuteronomy 30:14. Het is geschreven in uw boeken, duidelijk voorgesteld op tafelen, zodat die voorbijgaat het kan lezen, de lippen van uw priester bewaren deze kennis, en als er een moeilijkheid voorkomt, dan kunt gij de wet uit hun mond zoeken, Malachi 2:7. Het is niet meegedeeld in een vreemde taal, maar het is in uw mond, dat is: in de volkstaal die gemeenlijk door u wordt gesproken, waarin gij het kunt horen en lezen, en er gemeenzaam over kunt spreken met uw kinderen. Het is niet ingewikkeld in duistere gezegden en beeldspraak om u in spanning te houden, of in hiëroglyfen, maar het is in uw hart, het is u overgeleverd op zo'n wijze, als die geschikt is voor uw vatbaarheid, ja voor de vatbaarheid van de geringste.

2. "Het is niet te moeilijk of te zwaar voor u", is de lezing van de zin in de Septuaginta, Deuteronomy 30:11. "Gij behoeft niet te zeggen: Men zou evengoed kunnen opklimmen naar de hemel, of heen vliegen op de vleugels van de dageraad naar het uiterste van de zee als te beproeven om al de woorden van deze wet te doen", neen zo staat de zaak niet, het is niet zo'n ondraaglijk juk, als sommige slechtgezinde lieden het voorstellen. Het was voorzeker een zwaar juk in vergelijking met dat van Christus, Acts 15:10, maar niet in vergelijking met de afgodische diensten van de naburige volken. God beroept zich op henzelf, dat Hij hen niet heeft doen dienen met spijsoffer noch hen vermoeid heeft met wierook, Isaiah 43:23. Maar Hij spreekt inzonderheid van de zedelijke wet en haar geboden. Deze is zeer nabij u, overeenkomstig de wet van de natuur, die gevonden zou zijn in het hart en in de mond van ieder mens, indien hij er slechts acht op had geslagen. Er is datgene in, dat de wet toestemt dat zij goed is, Romans 7:16. "Gij hebt dus geen reden om te klagen over enigerlei onoverkomelijke moeilijkheid in de waarneming er van."

II. Dit is waar van het Evangelie van Christus, waarop de apostel het toepast, en dat hij tot de taal maakt van de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, Romans 10:6. En velen denken dat dit hier voornamelijk door Mozes bedoeld is, want hij heeft van Christus geschreven, John 5:46. Dit is Gods gebod thans onder het Evangelie, dat wij geloven in de naam van Zijn Zoon Jezus Christus, 1 John 3:23. Indien wij vragen, zoals de blinde: Heere, wie is Hij? Of waar is Hij? opdat wij in Hem mogen geloven, John 9:36 dan geeft deze schriftuurplaats het antwoord. Wij behoeven niet op te klimmen naar de hemel, om Hem van daar te halen, want Hij is van daar neergekomen in Zijn vleeswording, noch neer te dalen in de afgrond, om Hem van daar te halen, want van daar is Hij opgekomen in Zijn opstanding. Maar het woord is nabij ons, en in dat woord Christus, zodat, indien wij met het hart geloven dat de beloften van de vleeswording en opstanding van de Messias vervuld zijn in onze Heere Jezus, en Hem dienvolgens aannemen en Hem belijden met onze mond dan hebben wij Christus met ons, en dan zullen wij zalig worden. Hij is nabij, zeer nabij, die ons rechtvaardigt. De wet was duidelijk, en gemakkelijk te volbrengen, maar het Evangelie is dit nog veel meer.

Verzen 15-20

Deuteronomium 30:15-20

Het slot van de rede van Mozes straalt als een helder, schitterend licht en heeft de gloed van een zeer sterk vuur, opdat, zo mogelijk, hetgeen hij gepredikt had door mocht dringen tot het verstand en het hart van dit onnadenkend volk. Wat zou gezegd kunnen worden dat treffender is en meer geschikt om een diepe indruk teweeg te brengen. De wijze, waarop hij met hen handelt, is zo redelijk en wijs, zo liefdevol en in alle opzichten zo geschikt om het doel te bereiken, dat er ten volle uit blijkt hoe ernstig hij meende wat hij hun heeft gezegd, en er geen verontschuldiging overbleef voor hun ongehoorzaamheid.

I. Hij stelt hun de zaak zeer duidelijk voor. Hij beroept er zich voor op henzelf, of hij hun de zaak niet zo helder en duidelijk heeft voorgesteld als zij slechts konden wensen.

1. Iedereen begeert het leven en het goede te verkrijgen, en aan dood en kwaad te ontkomen iedereen begeert geluk en vreest ellende. "Welnu, zegt hij, ik heb u de weg getoond om al het geluk te verkrijgen, dat gij slechts kunt begeren, en aan alle ellende te ontkomen. Wees gehoorzaam, en alles zal wel wezen, en niets verkeerd." Onze eerste ouders hebben de verboden vrucht gegeten in de hoop van er de kennis van goed en kwaad door te verkrijgen, maar het was een ellendige kennis, die zij verkregen hebben, van goed, door het te verliezen, en van kwaad, door de bewustheid er van. Maar z groot is de ontferming Gods over de mens, dat Hij, inplaats van hem aan zijn eigen dwaling over te laten, hem het voorrecht heeft geschonken van Zijn woord met zo'n kennis van goed en kwaad, als die hem voor altijd gelukkig kan maken, indien hij dit niet door zijn eigen schuld verhindert.

2. Iedere mens wordt in zijn daden en handelingen bewogen door hoop en vrees, werkelijke of schijnbare. "Welnu," zegt Mozes, "ik heb beide beproefd, indien gij totgehoorzaambeid getrokken zult worden door het stellige vooruitzicht op voordeel er van, of gedreven wordt tot gehoorzaamheid door het niet minder stellige vooruitzicht op het verderf en ondergang in geval dat gij ongehoorzaam zijt, dan zal er op deze of die wijze op u gewerkt worden, gij zult dicht bij God en uw plicht worden gehouden, maar indien niet, dan zijt gij ten enenmale zonder verontschuldiging."

Horen wij dan nu de gevolgtrekking van geheel deze zaak.

a. Indien zij en de hunnen God wilden liefhebben en dienen, dan zullen zij leven en gelukkig zijn, Deuteronomy 30:16. Indien zij God wilden liefhebben, en de oprechtheid hunner liefde tonen door Zijn geboden te houden, indien zij er een gewetenszaak van maken om Zijn geboden te houden, en dit doen uit een beginsel van liefde, dan zal God hun goed doen, en dan zullen zij zo gelukkig wezen als Zijn liefde en Zijn zegen hen maken kan.

b. Indien zij of de hunnen te eniger tijd zich van God afwenden, Zijn dienst verlaten en andere goden aanbidden, dan zal dit gewis hun verderf wezen, Deuteronomy 30:17, Deuteronomy 30:18.

Merk op: Het is niet om ieder gebrek, iedere tekortkoming in de bijzonderheden van hun plicht, dat verder wordt gedreigd, maar om afval en afgoderij, hoewel iedere overtreding van het gebod de vloek verdiende, zou toch de natie alleen te gronde gaan om hetgeen de schending is van het huwelijksverbond. De strekking van het Nieuwe Testament is tamelijk hieraan gelijk, dit stelt ons op dezelfde wijze leven en dood voor, goed en kwaad: Die gelooft zal zalig worden, die niet gelooft zal verdoemd worden, Mark 16:16. 6 En dat geloof omvat liefde en gehoorzaamheid. Aan hen, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid en eer, en onverderfelijkheid zoeken, zal God het eeuwige leven geven, maar degenen die twistgierig zijn, en die van de waarheid ongehoorzaam, doch van de ongerechtigheid gehoorzaam zijn en dus in werkelijkheid andere goden aanbidden en dienen, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden van een onsterflijken God, waarvan het gevolg verdrukking en benauwdheid moet wezen van een onsterflijke ziel, Romans 2:7.

II. De zaak aldus voorgesteld hebbende, laat hij net nu aan hun keus over, met een aanwijzing of bevel, om een goede keus te doen. Hij neemt hemel en aarde tot getuigen van zijn open en getrouw handelen met hen, Deuteronomy 30:19. Zij konden niet anders dan erkennen dat, wat ook de uitkomst moge wezen, hij zijn ziel had bevrijd, en opdat zij nu ook hun ziel zullen bevrijden, zegt hij hun het leven te kiezen, dat Is: verkiezen om hun plicht te doen, hetgeen hun leven zijn zal. Diegenen zullen leven hebben, die het kiezen, zij, die de gunst van God kiezen en gemeenschap met Hem voor hun geluk, en hun keus naar behoren doorzetten zullen hebben wat zij verkiezen. Zij, die leven en geluk derven, hebben het zichzelf te wijten, Zij zouden het gehad hebben, indien zij het hadden gekozen toen het in hun keus gesteld was, maar zij sterven omdat zij willen sterven, dat is: omdat zij het beloofde leven niet op de gestelde voorwaarden willen hebben.

In het laatste vers:

A. Toont hij hun in het kort wat hun plicht is: God lief te hebben, Hem lief te hebben als de Heere, een Wezen, in de hoogste mate beminnenswaardig, en als hun God, een God in verbond met hen, en als blijk van deze liefde in alles van Zijn stem gehoorzaam te zijn, en, door standvastigheid in deze liefde en gehoorzaamheid, Hem aan te hangen en Hem in liefde en in hun uitwendig gedrag nooit te verlaten.

B. Hij toont welke reden er is voor deze plicht. In aanmerking:

a. Van hun afhankelijkheid van God, Hij is uw leven en de lengte van uw dagen. Hij geeft het leven, bewaart het het leven, herstelt het leven, en verlengt het door Zijn macht, al is het ook een broos leven, en door Zijn lankmoedigheid, al is het ook een verbeurd leven, en Hij is de vrijmachtige Heere des levens, in wiens hand onze adem is. Daarom moeten wij ons bewaren in Zijn liefde want het is goed Hem tot onze vriend te hebben, en kwaad Hem tot onze vijand te hebben.

b. Van hun verplichting aan Hem om de belofte van Kanan gedaan aan hun vaderen, en bekrachtigd door een eed. En,

c. Van hun verwachtingen van Hem in de vervulling van die belofte: "Hebt God lief, en dient Hem, opdat gij moogt wonen in dat land van de belofte, waarvan gij zeker kunt zijn, dat Hij het u kan geven en voor u bewaren, die uw leven is en de lengte uwer dagen." Al deze dingen zijn redenen voor ons om te blijven in liefde en gehoorzaamheid aan de God aller genade en vertroosting.

Verzen 15-20

Deuteronomium 30:15-20

Het slot van de rede van Mozes straalt als een helder, schitterend licht en heeft de gloed van een zeer sterk vuur, opdat, zo mogelijk, hetgeen hij gepredikt had door mocht dringen tot het verstand en het hart van dit onnadenkend volk. Wat zou gezegd kunnen worden dat treffender is en meer geschikt om een diepe indruk teweeg te brengen. De wijze, waarop hij met hen handelt, is zo redelijk en wijs, zo liefdevol en in alle opzichten zo geschikt om het doel te bereiken, dat er ten volle uit blijkt hoe ernstig hij meende wat hij hun heeft gezegd, en er geen verontschuldiging overbleef voor hun ongehoorzaamheid.

I. Hij stelt hun de zaak zeer duidelijk voor. Hij beroept er zich voor op henzelf, of hij hun de zaak niet zo helder en duidelijk heeft voorgesteld als zij slechts konden wensen.

1. Iedereen begeert het leven en het goede te verkrijgen, en aan dood en kwaad te ontkomen iedereen begeert geluk en vreest ellende. "Welnu, zegt hij, ik heb u de weg getoond om al het geluk te verkrijgen, dat gij slechts kunt begeren, en aan alle ellende te ontkomen. Wees gehoorzaam, en alles zal wel wezen, en niets verkeerd." Onze eerste ouders hebben de verboden vrucht gegeten in de hoop van er de kennis van goed en kwaad door te verkrijgen, maar het was een ellendige kennis, die zij verkregen hebben, van goed, door het te verliezen, en van kwaad, door de bewustheid er van. Maar z groot is de ontferming Gods over de mens, dat Hij, inplaats van hem aan zijn eigen dwaling over te laten, hem het voorrecht heeft geschonken van Zijn woord met zo'n kennis van goed en kwaad, als die hem voor altijd gelukkig kan maken, indien hij dit niet door zijn eigen schuld verhindert.

2. Iedere mens wordt in zijn daden en handelingen bewogen door hoop en vrees, werkelijke of schijnbare. "Welnu," zegt Mozes, "ik heb beide beproefd, indien gij totgehoorzaambeid getrokken zult worden door het stellige vooruitzicht op voordeel er van, of gedreven wordt tot gehoorzaamheid door het niet minder stellige vooruitzicht op het verderf en ondergang in geval dat gij ongehoorzaam zijt, dan zal er op deze of die wijze op u gewerkt worden, gij zult dicht bij God en uw plicht worden gehouden, maar indien niet, dan zijt gij ten enenmale zonder verontschuldiging."

Horen wij dan nu de gevolgtrekking van geheel deze zaak.

a. Indien zij en de hunnen God wilden liefhebben en dienen, dan zullen zij leven en gelukkig zijn, Deuteronomy 30:16. Indien zij God wilden liefhebben, en de oprechtheid hunner liefde tonen door Zijn geboden te houden, indien zij er een gewetenszaak van maken om Zijn geboden te houden, en dit doen uit een beginsel van liefde, dan zal God hun goed doen, en dan zullen zij zo gelukkig wezen als Zijn liefde en Zijn zegen hen maken kan.

b. Indien zij of de hunnen te eniger tijd zich van God afwenden, Zijn dienst verlaten en andere goden aanbidden, dan zal dit gewis hun verderf wezen, Deuteronomy 30:17, Deuteronomy 30:18.

Merk op: Het is niet om ieder gebrek, iedere tekortkoming in de bijzonderheden van hun plicht, dat verder wordt gedreigd, maar om afval en afgoderij, hoewel iedere overtreding van het gebod de vloek verdiende, zou toch de natie alleen te gronde gaan om hetgeen de schending is van het huwelijksverbond. De strekking van het Nieuwe Testament is tamelijk hieraan gelijk, dit stelt ons op dezelfde wijze leven en dood voor, goed en kwaad: Die gelooft zal zalig worden, die niet gelooft zal verdoemd worden, Mark 16:16. 6 En dat geloof omvat liefde en gehoorzaamheid. Aan hen, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid en eer, en onverderfelijkheid zoeken, zal God het eeuwige leven geven, maar degenen die twistgierig zijn, en die van de waarheid ongehoorzaam, doch van de ongerechtigheid gehoorzaam zijn en dus in werkelijkheid andere goden aanbidden en dienen, zal verbolgenheid en toorn vergolden worden van een onsterflijken God, waarvan het gevolg verdrukking en benauwdheid moet wezen van een onsterflijke ziel, Romans 2:7.

II. De zaak aldus voorgesteld hebbende, laat hij net nu aan hun keus over, met een aanwijzing of bevel, om een goede keus te doen. Hij neemt hemel en aarde tot getuigen van zijn open en getrouw handelen met hen, Deuteronomy 30:19. Zij konden niet anders dan erkennen dat, wat ook de uitkomst moge wezen, hij zijn ziel had bevrijd, en opdat zij nu ook hun ziel zullen bevrijden, zegt hij hun het leven te kiezen, dat Is: verkiezen om hun plicht te doen, hetgeen hun leven zijn zal. Diegenen zullen leven hebben, die het kiezen, zij, die de gunst van God kiezen en gemeenschap met Hem voor hun geluk, en hun keus naar behoren doorzetten zullen hebben wat zij verkiezen. Zij, die leven en geluk derven, hebben het zichzelf te wijten, Zij zouden het gehad hebben, indien zij het hadden gekozen toen het in hun keus gesteld was, maar zij sterven omdat zij willen sterven, dat is: omdat zij het beloofde leven niet op de gestelde voorwaarden willen hebben.

In het laatste vers:

A. Toont hij hun in het kort wat hun plicht is: God lief te hebben, Hem lief te hebben als de Heere, een Wezen, in de hoogste mate beminnenswaardig, en als hun God, een God in verbond met hen, en als blijk van deze liefde in alles van Zijn stem gehoorzaam te zijn, en, door standvastigheid in deze liefde en gehoorzaamheid, Hem aan te hangen en Hem in liefde en in hun uitwendig gedrag nooit te verlaten.

B. Hij toont welke reden er is voor deze plicht. In aanmerking:

a. Van hun afhankelijkheid van God, Hij is uw leven en de lengte van uw dagen. Hij geeft het leven, bewaart het het leven, herstelt het leven, en verlengt het door Zijn macht, al is het ook een broos leven, en door Zijn lankmoedigheid, al is het ook een verbeurd leven, en Hij is de vrijmachtige Heere des levens, in wiens hand onze adem is. Daarom moeten wij ons bewaren in Zijn liefde want het is goed Hem tot onze vriend te hebben, en kwaad Hem tot onze vijand te hebben.

b. Van hun verplichting aan Hem om de belofte van Kanan gedaan aan hun vaderen, en bekrachtigd door een eed. En,

c. Van hun verwachtingen van Hem in de vervulling van die belofte: "Hebt God lief, en dient Hem, opdat gij moogt wonen in dat land van de belofte, waarvan gij zeker kunt zijn, dat Hij het u kan geven en voor u bewaren, die uw leven is en de lengte uwer dagen." Al deze dingen zijn redenen voor ons om te blijven in liefde en gehoorzaamheid aan de God aller genade en vertroosting.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Deuteronomy 30". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/deuteronomy-30.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile