Lectionary Calendar
Tuesday, June 11th, 2024
the Week of Proper 5 / Ordinary 10
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Exodus 2

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 2

Dit hoofdstuk begint met de geschiedenis van Mozes, die man van naam, vermaard wegens zijn innige bekendheid met de hemel en zijn uitnemende arbeid op de aarde, en omdat hij het merkwaardigste type is geweest van Christus als Profeet, Verlosser, Wetgever en Middelaar, in heel het Oude Testament. De Joden hebben een boek over het leven van Mozes, waarin veel verhalen over hem voorkomen, die, naar wij reden hebben te denken, blote ficties zijn, maar wat hij over zichzelf te boek gesteld heeft, is wat waarop wij aan kunnen, want wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is, en dat het ons voldoende is, want het is wat de oneindige Wijsheid geschikt en gepast oordeelde om bedaard en ons overgeleverd te worden. In dit Hoofdstuk hebben wij:

I. De gevaren, waaraan hij blootstond bij zijn geboorte en in zijn kinderjaren, Exodus 2:1.

II. Hoe hij in al deze gevaren bewaard werd, en in zijn kinderjaren en jeugd bevorderd werd, Exodus 2:5.

III. Zijn vrome keus op rijpere leeftijd, namelijk om het volk Gods te erkennen.

1. Hij bood hun zijn diensten aan, al direct, zo zij die wilden aannemen, Exodus 2:11

2. Hij trok zich terug om later zijn diensten te kunnen betonen, Exodus 2:15

IV. Het aanbreken van de dag van Israël's bevrijding, Exodus 2:23

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 2

Dit hoofdstuk begint met de geschiedenis van Mozes, die man van naam, vermaard wegens zijn innige bekendheid met de hemel en zijn uitnemende arbeid op de aarde, en omdat hij het merkwaardigste type is geweest van Christus als Profeet, Verlosser, Wetgever en Middelaar, in heel het Oude Testament. De Joden hebben een boek over het leven van Mozes, waarin veel verhalen over hem voorkomen, die, naar wij reden hebben te denken, blote ficties zijn, maar wat hij over zichzelf te boek gesteld heeft, is wat waarop wij aan kunnen, want wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is, en dat het ons voldoende is, want het is wat de oneindige Wijsheid geschikt en gepast oordeelde om bedaard en ons overgeleverd te worden. In dit Hoofdstuk hebben wij:

I. De gevaren, waaraan hij blootstond bij zijn geboorte en in zijn kinderjaren, Exodus 2:1.

II. Hoe hij in al deze gevaren bewaard werd, en in zijn kinderjaren en jeugd bevorderd werd, Exodus 2:5.

III. Zijn vrome keus op rijpere leeftijd, namelijk om het volk Gods te erkennen.

1. Hij bood hun zijn diensten aan, al direct, zo zij die wilden aannemen, Exodus 2:11

2. Hij trok zich terug om later zijn diensten te kunnen betonen, Exodus 2:15

IV. Het aanbreken van de dag van Israël's bevrijding, Exodus 2:23

Verzen 1-4

Exodus 2:1-4

Mozes was een Leviet zowel van vaders als van moeders zijde. Jakob liet Levi onder een teken van ongenade, Genesis 49:5, maar toch spoedig daarna verschijnt Mozes, een afstammeling van hem, om een type te wezen van Christus, die in de gelijkheid van het zondige vlees is gekomen, en een vloek voor ons gemaakt is. Deze stam begon zich van de andere te onderscheiden door de geboorte van Mozes, zoals hij later ook in veel andere gevallen of omstandigheden, merkwaardig is geweest. Omtrent dit pasgeboren kind valt op te merken:

I. Hoe hij verborgen werd. Het schijnt juist op de tijd van zijn geboorte geweest te zijn, dat de wrede wet werd uitgevaardigd om al de zonen, die aan de Hebreeën geboren zouden worden, te vermoorden, en ongetwijfeld zijn er toen ook veel op die wijze omgekomen. De ouders van Mozes hadden Mirjam en Aron beide ouder dan hij, geboren waren voordat die wet gemaakt was, zonder dat gevaar kunnen opvoeden, maar zij, die de wereld beginnen in vrede, weten niet door welke beroeringen zij getroffen kunnen worden, eer zij er door heen zijn gekomen. Waarschijnlijk was Mozes moeder in grote angst bij de verwachting van zijn geboorte, nu die wet van kracht was geworden, en was zij klaar te zeggen: Zalig zijn de onvruchtbaren, die niet gebaard hebben, Luke 23:29. Beter onvruchtbaar te zijn, dan kinderen voort te brengen om vermoord te worden, Hosea 9:13. Toch blijkt dit kind de heerlijkheid te zijn van zijn vaders huis. Zo blijkt ook vaak wat wij het meest vrezen, in de uitkomst dat te wezen, wat onze grootste blijdschap uitmaakt. Let op de schoonheid in de leiding van Gods voorzienigheid: juist op het ogenblik, toen Farao's wreedheid tot het hoogste toppunt was gekomen werd de bevrijder geboren, hoewel hij als zodanig niet dan veel jaren later tevoorschijn trad. Als de mensen het plan beramen om de kerk te verderven, bereid God haar heil en verlossing. En Mozes, die later Israël uit dit diensthuis zou uitleiden, was bijna zelf als slachtoffer gevallen onder de woede van de verdrukker, God had dit zo beschikt opdat hij, als hem dit later meegedeeld zou zijn, bezield zou worden door een heilige ijver voor de verlossing van zijn broers uit de macht van zulke bloeddorstigen.

1. Zijn ouders bemerkten dat hij mooi was, buitengewoon mooi, "uitnemend schoon", Acts 7:20. Het kwam hun voor dat er een glans was in zijn gelaat, iets meer dan menselijke, een proeve van het glinsteren van zijn gelaat in latere jaren, Exodus 34:29. Soms geeft God al vroeg een proeve van Zijn gaven, en openbaart zich tijdig in hen, voor wie en door wie Hij van plan is grote dingen te doen. Zo heeft Hij vroeg grote kracht gelegd in Simson, Judges 13:1, 24, 25, grote ijver in Samuël, 1 Samuel 2:18, en heeft Hij ook vroeg een verlossing gewrocht door David, 1 Samuel 17:37 en betoonde Hij al vroeg Zijn werk in Timotheus, 2 Timothy 3:15.

2. Zij droegen dus des te meer zorg voor zijn behoud, omdat zij er een aanduiding in zagen van een vriendelijk voornemen van God ten opzichte van hem, en een gelukkig voorteken van iets groots. Een levend, werkzaam geloof kan aanmoediging vinden in de kleinste aanduiding van de Goddelijke gunst, een vriendelijke wenk van de Voorzienigheid volstaat om hen te bemoedigen, van wie hun geest onderzoekt. Drie maanden hebben zij hem in het een of ander geheim of afgelegen vertrek van hun eigen huis verborgen, waarschijnlijk wel met eigen levensgevaar indien het ontdekt was geworden. Hierin was Mozes een type van Christus, die in Zijn kinderjaren genoodzaakt was zich schuil te houden, en dat wel in Egypte, Matthew 2:13, en wonderbaarlijk bewaard werd toen veel onschuldigen om het leven gebracht werden. In Hebrews 11:23 wordt gezegd dat de ouders van Mozes hem door het geloof hebben verborgen. Sommigen denken dat hun een bijzondere openbaring gedaan was, dat de bevrijder uit hun lenden zou voortkomen, hoe dit zij, zij hadden de algemene belofte van Israëls bewaring, en in het geloof daaraan handelden zij, in dat geloof verborgen zij het kind, zonder de straf te vrezen, die op overtreding van het gebod van de koning gesteld was. Het is er zover vandaan dat geloof in Gods belofte het gebruik van de middelen verbiedt of vervangt, dat het eerder aanspoort om gebruik te maken van de wettige middelen om de zegen te verkrijgen. Ons is de plicht, van God zijn de uitkomsten. Geloof in God verheft ons boven de strik van de mensenvrees.

II. Hoe hij te vondeling werd gelegd. Aan het einde van drie maanden, toen waarschijnlijk beambten kwamen om naar verborgen gehouden kinderen te zoeken, zodat zij hem niet langer konden verbergen, (misschien begon toen ook hun geloof te wankelen), legden zij hem in een kistje van biezen aan de oever van de rivier, Exodus 2:3, en stelden zijn zusje op enige afstand om te zien wat er van hem worden zou, in wiens handen hij zou vallen, Exodus 2:4. God heeft het hun in het hart gegeven om dit te doen teneinde Zijn eigen bedoelingen tot stand te brengen, namelijk dat Mozes hierdoor Farao's dochter in handen zou komen en opdat door zijn ontkoming aan een dreigend gevaar een proeve gegeven zou worden van de verlossing van Gods kerk, die nu aan zo groot gevaar was blootgesteld. God draagt bijzonder zorg voor de uitgeworpenen Israëls, Psalms 147:2. Zij zijn Zijn uitgeworpenen, of verdrevenen Isaiah 16:4. Mozes scheen geheel verlaten door zijn nabestaanden, zijn eigen moeder durfde hem niet erkennen, maar nu heeft de HEERE hem aangenomen en beschermd, Psalms 27:10. In tijden van gevaar is het goed om op Gods voorzienigheid te steunen. Het zou een verzoeken geweest zijn van Gods voorzienigheid indien zij hun kind aldus te vondeling hadden gelegd als zij zelf het hadden kunnen bewaren en beschermen, maar nu zij dit niet konden, was het een kloekmoedig vertrouwen op Gods voorzienigheid. "Wie niet waagt, zal niet winnen." Indien ik omkom, zo kom ik om.

Verzen 1-4

Exodus 2:1-4

Mozes was een Leviet zowel van vaders als van moeders zijde. Jakob liet Levi onder een teken van ongenade, Genesis 49:5, maar toch spoedig daarna verschijnt Mozes, een afstammeling van hem, om een type te wezen van Christus, die in de gelijkheid van het zondige vlees is gekomen, en een vloek voor ons gemaakt is. Deze stam begon zich van de andere te onderscheiden door de geboorte van Mozes, zoals hij later ook in veel andere gevallen of omstandigheden, merkwaardig is geweest. Omtrent dit pasgeboren kind valt op te merken:

I. Hoe hij verborgen werd. Het schijnt juist op de tijd van zijn geboorte geweest te zijn, dat de wrede wet werd uitgevaardigd om al de zonen, die aan de Hebreeën geboren zouden worden, te vermoorden, en ongetwijfeld zijn er toen ook veel op die wijze omgekomen. De ouders van Mozes hadden Mirjam en Aron beide ouder dan hij, geboren waren voordat die wet gemaakt was, zonder dat gevaar kunnen opvoeden, maar zij, die de wereld beginnen in vrede, weten niet door welke beroeringen zij getroffen kunnen worden, eer zij er door heen zijn gekomen. Waarschijnlijk was Mozes moeder in grote angst bij de verwachting van zijn geboorte, nu die wet van kracht was geworden, en was zij klaar te zeggen: Zalig zijn de onvruchtbaren, die niet gebaard hebben, Luke 23:29. Beter onvruchtbaar te zijn, dan kinderen voort te brengen om vermoord te worden, Hosea 9:13. Toch blijkt dit kind de heerlijkheid te zijn van zijn vaders huis. Zo blijkt ook vaak wat wij het meest vrezen, in de uitkomst dat te wezen, wat onze grootste blijdschap uitmaakt. Let op de schoonheid in de leiding van Gods voorzienigheid: juist op het ogenblik, toen Farao's wreedheid tot het hoogste toppunt was gekomen werd de bevrijder geboren, hoewel hij als zodanig niet dan veel jaren later tevoorschijn trad. Als de mensen het plan beramen om de kerk te verderven, bereid God haar heil en verlossing. En Mozes, die later Israël uit dit diensthuis zou uitleiden, was bijna zelf als slachtoffer gevallen onder de woede van de verdrukker, God had dit zo beschikt opdat hij, als hem dit later meegedeeld zou zijn, bezield zou worden door een heilige ijver voor de verlossing van zijn broers uit de macht van zulke bloeddorstigen.

1. Zijn ouders bemerkten dat hij mooi was, buitengewoon mooi, "uitnemend schoon", Acts 7:20. Het kwam hun voor dat er een glans was in zijn gelaat, iets meer dan menselijke, een proeve van het glinsteren van zijn gelaat in latere jaren, Exodus 34:29. Soms geeft God al vroeg een proeve van Zijn gaven, en openbaart zich tijdig in hen, voor wie en door wie Hij van plan is grote dingen te doen. Zo heeft Hij vroeg grote kracht gelegd in Simson, Judges 13:1, 24, 25, grote ijver in Samuël, 1 Samuel 2:18, en heeft Hij ook vroeg een verlossing gewrocht door David, 1 Samuel 17:37 en betoonde Hij al vroeg Zijn werk in Timotheus, 2 Timothy 3:15.

2. Zij droegen dus des te meer zorg voor zijn behoud, omdat zij er een aanduiding in zagen van een vriendelijk voornemen van God ten opzichte van hem, en een gelukkig voorteken van iets groots. Een levend, werkzaam geloof kan aanmoediging vinden in de kleinste aanduiding van de Goddelijke gunst, een vriendelijke wenk van de Voorzienigheid volstaat om hen te bemoedigen, van wie hun geest onderzoekt. Drie maanden hebben zij hem in het een of ander geheim of afgelegen vertrek van hun eigen huis verborgen, waarschijnlijk wel met eigen levensgevaar indien het ontdekt was geworden. Hierin was Mozes een type van Christus, die in Zijn kinderjaren genoodzaakt was zich schuil te houden, en dat wel in Egypte, Matthew 2:13, en wonderbaarlijk bewaard werd toen veel onschuldigen om het leven gebracht werden. In Hebrews 11:23 wordt gezegd dat de ouders van Mozes hem door het geloof hebben verborgen. Sommigen denken dat hun een bijzondere openbaring gedaan was, dat de bevrijder uit hun lenden zou voortkomen, hoe dit zij, zij hadden de algemene belofte van Israëls bewaring, en in het geloof daaraan handelden zij, in dat geloof verborgen zij het kind, zonder de straf te vrezen, die op overtreding van het gebod van de koning gesteld was. Het is er zover vandaan dat geloof in Gods belofte het gebruik van de middelen verbiedt of vervangt, dat het eerder aanspoort om gebruik te maken van de wettige middelen om de zegen te verkrijgen. Ons is de plicht, van God zijn de uitkomsten. Geloof in God verheft ons boven de strik van de mensenvrees.

II. Hoe hij te vondeling werd gelegd. Aan het einde van drie maanden, toen waarschijnlijk beambten kwamen om naar verborgen gehouden kinderen te zoeken, zodat zij hem niet langer konden verbergen, (misschien begon toen ook hun geloof te wankelen), legden zij hem in een kistje van biezen aan de oever van de rivier, Exodus 2:3, en stelden zijn zusje op enige afstand om te zien wat er van hem worden zou, in wiens handen hij zou vallen, Exodus 2:4. God heeft het hun in het hart gegeven om dit te doen teneinde Zijn eigen bedoelingen tot stand te brengen, namelijk dat Mozes hierdoor Farao's dochter in handen zou komen en opdat door zijn ontkoming aan een dreigend gevaar een proeve gegeven zou worden van de verlossing van Gods kerk, die nu aan zo groot gevaar was blootgesteld. God draagt bijzonder zorg voor de uitgeworpenen Israëls, Psalms 147:2. Zij zijn Zijn uitgeworpenen, of verdrevenen Isaiah 16:4. Mozes scheen geheel verlaten door zijn nabestaanden, zijn eigen moeder durfde hem niet erkennen, maar nu heeft de HEERE hem aangenomen en beschermd, Psalms 27:10. In tijden van gevaar is het goed om op Gods voorzienigheid te steunen. Het zou een verzoeken geweest zijn van Gods voorzienigheid indien zij hun kind aldus te vondeling hadden gelegd als zij zelf het hadden kunnen bewaren en beschermen, maar nu zij dit niet konden, was het een kloekmoedig vertrouwen op Gods voorzienigheid. "Wie niet waagt, zal niet winnen." Indien ik omkom, zo kom ik om.

Verzen 5-10

Exodus 2:5-10

Hier is:

1. Mozes bewaard van om te komen. Kom, en zie de plaats, waar die grote man lag, toen hij een kind was: hij lag in een van biezen gevlochten kistje aan de oever van de rivier. Als hij daar was blijven liggen, dan zou hij spoedig van honger zijn omgekomen, als hij al niet eerder in het water gespoeld was, of door een krokodil was verslonden. Als hij in andere handen was gevallen dan in die waarin hij gevallen was, zij zouden niets anders hebben willen of durven doen, dan hem direct in de rivier te werpen, maar Gods voorzienigheid brengt daar geen minder persoon dan de eigen dochter van Farao, juist op dat ogenblik wordt zij naar die plaats gebracht, waar het arme wicht hulpeloos lag, en brengt haar hart tot medelijden, dat zij durfde tonen, toen niemand anders dit durfde. Nooit heeft een kind zo tijdig en zo tot zijn welzijn gehuild, als dit kind, het knaapje huilde waardoor het medelijden van de vorstin werd opgewekt, zoals zij ongetwijfeld al door zijn mooiheid was bewogen, Exodus 2:5, Exodus 2:6. Diegenen zijn wel echt hardvochtig, die door geen medelijden worden bewogen voor hulpeloze kinderen. Hoe aandoenlijk stelt God Zijn ontferming over de Israëlieten in het algemeen voor in deze erbarmelijke toestand, Ezechiël 16:5,6. Het is in personen van rang erg belangrijk om kennis te nemen van het verdriet en de benauwdheid ook van de geringsten, hulpvaardig en barmhartig voor hen te zijn. Van Gods zorg over ons in onze kindsheid behoren wij dikwijls tot Zijn lof melding te maken. Hoewel wij niet aan dergelijk gevaar werden blootgesteld (en dat wij het niet waren, hebben wij aan Gods barmhartigheid te danken) was toch ook onze kindsheid omringd van gevaren, waaruit de HEERE ons verlost heeft, Psalms 22:10, Psalms 22:11. Dikwijls verwekt God vrienden aan Zijn volk zelfs onder hun vijanden. Farao zoekt wreedaardiglijk Israëls verderf, maar zijn eigen dochter betoont liefderijk mededogen voor een Hebreeuws kind, en dat niet alleen, maar zonder het te weten of te bedoelen, behoudt zij Israëls bevrijder in het leven. O HEERE! hoe wonderlijk is Uw raad! Hoe onnaspeurlijk zijn Uw wegen!

2. Mozes wl voorzien van een voedster, geen mindere dan zijn eigen moeder, Exodus 2:7 Farao's dochter vindt het goed en geschikt, dat hij een Hebreeuwse voedster zou hebben, (het zou ook wel jammer zijn, dat zo'n mooi kind gezoogd zou worden door een vrouw uit een misschien gemengd ras) en de zuster van Mozes heeft handig haar moeder die plaats weten te bezorgen, tot groot voordeel van het kind, want moeders zijn de beste voedsters, en zij, die de zegen ontvangen van de borsten, zowel als van de baarmoeder, doen niet recht als zij ze niet geven aan hen, om wier wil zij ze ontvangen hebben. Het was ook een onuitsprekelijke voldoening voor de moeder, die haar zoon ontving als een leven uit de doden, en nu zonder angst of vrees hem bij zich kon houden. Haar vervoering van blijdschap bij die gelukkige keer zou wel genoeg zijn geweest om haar ook door een minder scherpziend oog dan dat van Salomo 1 Kings 3:37, als de ware moeder te doen herkennen, als daar het minste vermoeden van gerezen was.

3. Mozes bevorderd om de zoon van Farao's dochter te zijn, Exodus 2:10. Zijn ouders hebben hierin wellicht niet alleen toegegeven aan de noodzakelijkheid, daar zij hem voor haar opgevoed hebben, maar waren erg verheugd met de eer, die aan hun zoon te beurt viel, want de glimlachjes van de wereld zijn een sterkere verzoeking dan haar dreigementen, en kunnen moeilijker worden weerstaan. De overlevering van de Joden zegt, dat Farao's dochter zelf geen kind had, en dat zij het enige kind was van haar vader, zodat Mozes, toen zij hem aannam als haar zoon, veel kans had om op de troon te komen. Hoe dit zij, zeker is het dat hij mettertijd alle kans had op grote bevordering aan het hof, en intussen genoot hij het voorrecht en het voordeel van de beste opvoeding en het onderwijs van de beste leermeesters, en een man van zeer groot verstand zijnde, werd hij een meester in al de wettige wijsheid van de Egyptenaren, Acts 7:22. Het behaagt God in Zijn voorzienigheid soms om de armen op te richten uit het stof om hen te doen zitten bij de prinsen, Psalms 113:7, Psalms 113:8. Velen, die door hun geboorte bestemd schijnen om hun leven door te brengen in armoede, worden door wondere gebeurtenissen en leidingen van Gods voorzienigheid aan het boveneinde van de wereld geplaatst, teneinde de mensen te doen weten dat de hemel regeert. Voor hen, die Hij bestemd heeft om grote diensten te bewijzen vindt Hij de middelen en wegen om er hen bekwaam toe te maken. Door zijn opvoeding aan het hof is Mozes des te meer geschikt om een vorst te zijn, koning in Jeshurun, te wezen, door zijn opvoeding aan een geleerd hof, (want dat was het Egyptische in die tijd) is hij des te meer geschikt en bekwaam om een geschiedschrijver te zijn, en daar hij aan het hof van Egypte was opgevoed, kon hij zoveel geschikter gebruikt worden, om in de Naam van God gezant aan dat hof te wezen.

4. Mozes genoemd. De Joden zeggen ons dat zijn vader hem bij zijn besnijdenis Joachim genoemd heeft, maar Farao's dochter noemde hem Mozes, uit het water getrokken, zoals in de Egyptische taal de betekenis is van die naam. Het noemen van de Joodse wetgever bij een Egyptische naam is een gelukkig voorteken voor de heidenwereld, en geeft hoop op de dag, wanneer gezegd zal worden: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, Isaiah 19:25. En zijn onderricht aan het hof was een onderpand voor de vervulling van die belofte: koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen, Isaiah 49:23.

Verzen 5-10

Exodus 2:5-10

Hier is:

1. Mozes bewaard van om te komen. Kom, en zie de plaats, waar die grote man lag, toen hij een kind was: hij lag in een van biezen gevlochten kistje aan de oever van de rivier. Als hij daar was blijven liggen, dan zou hij spoedig van honger zijn omgekomen, als hij al niet eerder in het water gespoeld was, of door een krokodil was verslonden. Als hij in andere handen was gevallen dan in die waarin hij gevallen was, zij zouden niets anders hebben willen of durven doen, dan hem direct in de rivier te werpen, maar Gods voorzienigheid brengt daar geen minder persoon dan de eigen dochter van Farao, juist op dat ogenblik wordt zij naar die plaats gebracht, waar het arme wicht hulpeloos lag, en brengt haar hart tot medelijden, dat zij durfde tonen, toen niemand anders dit durfde. Nooit heeft een kind zo tijdig en zo tot zijn welzijn gehuild, als dit kind, het knaapje huilde waardoor het medelijden van de vorstin werd opgewekt, zoals zij ongetwijfeld al door zijn mooiheid was bewogen, Exodus 2:5, Exodus 2:6. Diegenen zijn wel echt hardvochtig, die door geen medelijden worden bewogen voor hulpeloze kinderen. Hoe aandoenlijk stelt God Zijn ontferming over de Israëlieten in het algemeen voor in deze erbarmelijke toestand, Ezechiël 16:5,6. Het is in personen van rang erg belangrijk om kennis te nemen van het verdriet en de benauwdheid ook van de geringsten, hulpvaardig en barmhartig voor hen te zijn. Van Gods zorg over ons in onze kindsheid behoren wij dikwijls tot Zijn lof melding te maken. Hoewel wij niet aan dergelijk gevaar werden blootgesteld (en dat wij het niet waren, hebben wij aan Gods barmhartigheid te danken) was toch ook onze kindsheid omringd van gevaren, waaruit de HEERE ons verlost heeft, Psalms 22:10, Psalms 22:11. Dikwijls verwekt God vrienden aan Zijn volk zelfs onder hun vijanden. Farao zoekt wreedaardiglijk Israëls verderf, maar zijn eigen dochter betoont liefderijk mededogen voor een Hebreeuws kind, en dat niet alleen, maar zonder het te weten of te bedoelen, behoudt zij Israëls bevrijder in het leven. O HEERE! hoe wonderlijk is Uw raad! Hoe onnaspeurlijk zijn Uw wegen!

2. Mozes wl voorzien van een voedster, geen mindere dan zijn eigen moeder, Exodus 2:7 Farao's dochter vindt het goed en geschikt, dat hij een Hebreeuwse voedster zou hebben, (het zou ook wel jammer zijn, dat zo'n mooi kind gezoogd zou worden door een vrouw uit een misschien gemengd ras) en de zuster van Mozes heeft handig haar moeder die plaats weten te bezorgen, tot groot voordeel van het kind, want moeders zijn de beste voedsters, en zij, die de zegen ontvangen van de borsten, zowel als van de baarmoeder, doen niet recht als zij ze niet geven aan hen, om wier wil zij ze ontvangen hebben. Het was ook een onuitsprekelijke voldoening voor de moeder, die haar zoon ontving als een leven uit de doden, en nu zonder angst of vrees hem bij zich kon houden. Haar vervoering van blijdschap bij die gelukkige keer zou wel genoeg zijn geweest om haar ook door een minder scherpziend oog dan dat van Salomo 1 Kings 3:37, als de ware moeder te doen herkennen, als daar het minste vermoeden van gerezen was.

3. Mozes bevorderd om de zoon van Farao's dochter te zijn, Exodus 2:10. Zijn ouders hebben hierin wellicht niet alleen toegegeven aan de noodzakelijkheid, daar zij hem voor haar opgevoed hebben, maar waren erg verheugd met de eer, die aan hun zoon te beurt viel, want de glimlachjes van de wereld zijn een sterkere verzoeking dan haar dreigementen, en kunnen moeilijker worden weerstaan. De overlevering van de Joden zegt, dat Farao's dochter zelf geen kind had, en dat zij het enige kind was van haar vader, zodat Mozes, toen zij hem aannam als haar zoon, veel kans had om op de troon te komen. Hoe dit zij, zeker is het dat hij mettertijd alle kans had op grote bevordering aan het hof, en intussen genoot hij het voorrecht en het voordeel van de beste opvoeding en het onderwijs van de beste leermeesters, en een man van zeer groot verstand zijnde, werd hij een meester in al de wettige wijsheid van de Egyptenaren, Acts 7:22. Het behaagt God in Zijn voorzienigheid soms om de armen op te richten uit het stof om hen te doen zitten bij de prinsen, Psalms 113:7, Psalms 113:8. Velen, die door hun geboorte bestemd schijnen om hun leven door te brengen in armoede, worden door wondere gebeurtenissen en leidingen van Gods voorzienigheid aan het boveneinde van de wereld geplaatst, teneinde de mensen te doen weten dat de hemel regeert. Voor hen, die Hij bestemd heeft om grote diensten te bewijzen vindt Hij de middelen en wegen om er hen bekwaam toe te maken. Door zijn opvoeding aan het hof is Mozes des te meer geschikt om een vorst te zijn, koning in Jeshurun, te wezen, door zijn opvoeding aan een geleerd hof, (want dat was het Egyptische in die tijd) is hij des te meer geschikt en bekwaam om een geschiedschrijver te zijn, en daar hij aan het hof van Egypte was opgevoed, kon hij zoveel geschikter gebruikt worden, om in de Naam van God gezant aan dat hof te wezen.

4. Mozes genoemd. De Joden zeggen ons dat zijn vader hem bij zijn besnijdenis Joachim genoemd heeft, maar Farao's dochter noemde hem Mozes, uit het water getrokken, zoals in de Egyptische taal de betekenis is van die naam. Het noemen van de Joodse wetgever bij een Egyptische naam is een gelukkig voorteken voor de heidenwereld, en geeft hoop op de dag, wanneer gezegd zal worden: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, Isaiah 19:25. En zijn onderricht aan het hof was een onderpand voor de vervulling van die belofte: koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen, Isaiah 49:23.

Verzen 11-15

Exodus 2:11-15

Mozes had aan het hof van Farao de eerste veertig jaren van zijn leven doorgebracht, zich toebereidende voor zijn werk, en nu was het tijd voor hem om handelend op te treden en:

I. Kloekmoedig erkent en omhelst hij de zaak van Gods volk. "En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen en bezag hun lasten" Exodus 2:11. De beste verklaring van deze woorden hebben wij van een door Gods Geest gedreven schrijver, Hebrews 11:24, waar ons gezegd wordt, dat dit aanduidt:

1. Zijn heilige minachting van de eer en de genietingen van het Egyptische hof, hij weigerde een zoon van Farao's dochter genoemd te worden, want hij ging uit. De verzoeking was inderdaad erg sterk, hij had een goede gelegenheid (zoals wij zeggen) om zijn fortuin te maken, en ook om, door zijn invloed aan het hof, nuttig en dienstig te zijn voor Israël. Door dankbaarheid zowel als door zijn eigen belang was hij verplicht aan Farao's dochter en toch heeft hij door het geloof een heerlijke overwinning behaald over zijn verzoeking. Hij achtte het een hogere eer en een groter voorrecht een zoon van Abraham dan de zoon van Farao's dochter te wezen.

2. Zijn tedere belangstelling in zijn arme broeders in hun dienstbaarheid, met wie (hoewel hij dit gemakkelijk had kunnen vermijden) hij verkoos kwalijk behandeld te worden. "Hij bezag hun lasten", als iemand, die niet slechts medelijden met hen had, maar besloten was lotgenoot met hen te zijn, en te hunner bescherming zijn leven te wagen.

II. Hij geeft te kennen van de grote dingen, die hij later voor God en Israël doen zou, in twee kleine gevallen, die in bijzonder door Stefanus worden verhaald, Acts 7:23 en verv, met de bedoeling om aan te tonen hoe hun vaderen altijd de Heilige Geest hebben weerstaan, Exodus 2:51, ook in Mozes zelf toen hij voor het eerst als hun bevrijder optrad, moedwillig hun ogen sluitende voor die dageraad van hun bevrijding. Ongetwijfeld voelde hij zich onder de leiding en de aandrift van God in wat hij deed, en dat hij er op buitengewone wijze door God toe geroepen was. Merk nu op:

1. Dat Mozes later gebruikt zou worden om plagen te brengen over de Egyptenaren voor het kwaad, dat zij de God van Israël aandeden, en als blijk hiervan doodde hij de Egyptenaar, die de Hebreeër had geslagen, Exodus 2:11, Exodus 2:12. Waarschijnlijk was het n van de Egyptische aandrijvers, die hij de Hebreeuwse slaaf zag mishandelen, die, naar sommigen denken een bloedverwant was van Mozes, een man uit dezelfde stam. Het was door een bijzondere volmacht van de hemel (waardoor echter geen precedent voor gewone gevallen gesteld wordt) dat Mozes de Egyptenaar versloeg en zijn verdrukte broeder verloste. Volgens de Joodse overlevering heeft hij hem met geen wapen gedood, maar zoals Petrus Ananias en Saffira gedood heeft, namelijk door het woord van zijn mond. Zijn verberging van hem in het zand betekende dat later Farao en al zijn Egyptenaars onder de macht van Mozes' staf in het zand van de Rode Zee begraven zouden worden. Zijn zorg om die daad van de gerechtigheid in het geheim te volvoeren, als niemand het zag, was een nodige maatregel van voorzichtigheid daar het slechts een proefneming was, zijn geloof misschien nog zwak was, en hij wat hij deed, met enige aarzeling deed. Zij, die er toe komen om een groot geloof te hebben zijn met klein geloof begonnen, en in het begin hebben zij bevend gesproken. 2. Mozes zal later Israël regeren, en als blijk daarvan zien wij hem hier een poging doen om aan een ruzie tussen twee Hebreeën een einde te maken, waarbij hij toen al, evenals later gedurende veertig jaren, hun manieren moest verdragen.

Merk hier op:

A. De ongelukkige ruzie, die Mozes ziet tussen twee Hebreeën, Exodus 2:13. Het blijkt niet wat er de aanleiding toe was, maar waar die ook in bestaan moge hebben, zeker was het ontijdig en ongepast, dat twee Hebreeën met elkaar ruzieën, terwijl zij allen zo streng geregeerd en zo zwaar verdrukt werden door de Egyptenaren. Werden zij niet genoeg geslagen door de Egyptenaren, dat zij ook nog elkaar moeten slaan? Zelfs de gemeenschap in lijden verbindt Gods volk niet altijd zo aan elkaar als men redelijkerwijs zou kunnen verwachten. Als God mensen verwekt, die het middel zijn om heil te werken voor de kerk dan zullen deze genoeg te doen vinden, niet alleen om Egyptische verdrukkers tegen te staan, maar om ruzieachtige Israëlieten met elkaar te verzoenen.

B. Op welke manier hij met hen handelde. Hij merkte wie de verdeeldheid teweegbracht, het onrecht deed, en op zachtmoedige wijze praatte hij met hem, om hem zijn onrecht te doen inzien. "Waarom slaat gij uw naaste?" De onrechtvaardige Egyptenaar werd gedood, de onrechtvaardige Hebreeër alleen berispt, want wat de eerste deed kwam voort uit ingewortelde boosaardigheid, terwijl, naar wij kunnen onderstellen, wat de laatste deed alleen in een plotselinge opwelling van boosheid gedaan werd. De wijze God maakt een verschil en naar Zijn voorbeeld zullen ook alle wijze regeerders een verschil maken-tussen de ene overtreder en de andere, naar de verschillende aard van dezelfde overtreding. Mozes probeerde hen met elkaar te verzoenen, wat een goede dienst is, aldus horen wij ook Christus dikwijls Zijn discipelen bestraffen om hun ruzie, Luke 9:46 en verv., 22:24 en verv. Want Hij was een profeet als Mozes een genezende profeet, een vredemaker, die Zijn broeders bezocht met het doel om hun vijandschap te doden. De bestraffing, die Mozes toen gaf aan deze man, kan nog van nut zijn: "Waarom slaat gij uw naaste?" Zijn naaste te slaan is slecht in iedereen maar in bijzonder de Hebreeën, slaan met de tong of de hand, hetzij bij wijze van vervolging, of bij wijze van strijd en twist. Zie de persoon, die u slaat, hij is uw naaste, uw medeschepsel, uw medechristen, uw mededienstknecht, uw medegenoot in lijden. Geef de reden: "Waarom slaat gij?" Misschien was het om in het geheel geen reden, of om geen billijke reden, of om iets, dat niet de moeite waard is om van te spreken.

C. De slechte uitslag van zijn poging, Exodus 2:14. "Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet?" zei hij. Die het onrecht deed ruziede aldus met Mozes, die het onrecht leed scheen wel tot vrede geneigd, maar die het deed was lichtgeraakt. Ongeduldig te zijn onder bestraffing is een teken van schuld, en het is dikwijls lichter hem, die onrecht lijdt, tot verdragen van het onrecht te bewegen, dan hem, die het onrecht doet, de overtuiging te doen dragen van het onrecht gedaan te hebben 1 Corinthians 6:6 Het was een erg wijze en zachtmoedige bestraffing, die Mozes deze ruzieachtige Hebreeër gaf, maar hij kan haar niet dragen, hij slaat de verzen tegen de prikkels Acts 9:5, en doet zijn bestraffer weervragen waarbij hij zijn gezag betwist. Wie heeft u tot een overste gesteld? Men behoeft niet met groot gezag bekleed te zijn, om iemand op vriendelijke wijze te bestraffen, het is een daad van vriendelijkheid, maar deze man wil het slechts als een daad van heerschappij oefenen beschouwen, en stelt zijn bestraffer voor als heerszuchtig en verwaand. Zo zullen de mensen als goede gesprekken en een gepaste bestraffing hun mishagen, het preken noemen alsof men geen woord voor God en tegen de zonde kan spreken, zonder aanmatigend te zijn. Maar Mozes was wel echt een overste en rechter, en hij wist het, en hij dacht dat de Hebreeën dit zouden begrijpen en zich met hem zouden verenigen, maar zij stonden zichzelf in het licht, en verstieten hem, Acts 7:25, Acts 7:27.

b. Hij verwijt hem dat hij de Egyptenaar gedood heeft: Zegt gij dit om mij te doden? Zie welk een lage verklaring de boosaardigheid geeft van de beste woorden en daden. Omdat Mozes hem bestraft, wordt hij dadelijk beschuldigd van de bedoeling hem te doden. Een aanslag op zijn zonde wordt uitgelegd als een aanslag op zijn leven, en zijn doden van de Egyptenaar werd genoegzaam geacht om die verdenking te rechtvaardigen, alsof Mozes geen verschil maakte tussen een Egyptenaar en een Hebreeër. Daar Mozes, om een mishandelde Hebreeër recht te doen, een Egyptenaar had verslagen, en daarmee zijn eigen leven in de waagschaal had gesteld, had hij zich aan hem behoren te onderwerpen, niet alleen als een vriend van de Hebreeën, maar als een vriend, die meer dan gewone macht en ijver had. Maar hij werpt hem datgene voor de voeten als een misdaad, wat dapper gedaan was, en een daad moest wezen van de beloofde verlossing. Indien de Hebreeën de wenk begrepen hadden en tot Mozes waren gekomen als tot hun hoofd en aanvoerder, dan zouden zij waarschijnlijk toen bevrijd zijn geworden, maar daar zij hun bevrijder minachtten, werd hun bevrijding rechtvaardig uitgesteld, en bleef hun slavernij nog veertig jaren aanhouden, zoals later hun minachten van Kanan hen nog veertig jaar er buiten heeft gehouden. Ik wilde, maar gij hebt niet gewild. De mensen weten niet wat zij doen, weten niet hoe vijandig zij zijn aan hun eigen belang, als zij getrouwe bestraffing en bestraffers weerstaan en verachten. Toen de Hebreeën twistten met Mozes, zond God hem weg naar Midian, en niet dan veertig jaren later hebben zij weer van hem gehoord, en alzo werd wat tot hun vrede diende, voor hun ogen verborgen, omdat zij de dag van hun bezoeking niet hebben bekend. En wat Mozes betreft, wij kunnen het als een neer slaan en grote ontmoediging voor hem beschouwen. Nu verkoos hij met het volk van God kwalijk behandeld te worden, en nam hij de versmaadheid van Christus aan, en reeds bij het begin ondervindt hij deze kwalijke behandeling en deze versmaadheid van hen, en dit was een zware op-de-proefstelling van zijn besluit. Hij zou wel gezegd kunnen hebben: "Als dit de geest, de gezindheid, is van de Hebreeën, dan zal ik maar weer naar het hof gaan, en de zoon wezen van Farao's dochter." Wij moeten er ons voor wachten, om vanwege de dwaasheid en onhebbelijkheid van sommige belijders van Godsdienst, vooroordelen op te vatten tegen de manier van doen van Gods volk in het algemeen. Het is niets nieuws, dat de beste vrienden van de kerk zeer veel tegenstand ontmoeten, en ontmoedigd worden in hun poging om te genezen en te behouden, zelfs door de kinderen van hun eigen moeder. Christus zelf is door de bouwlieden verworpen geworden, en wordt nog verworpen door hen, die Hij zou willen behouden.

D. Mozes vlucht daarom naar Midian. Zover bleek de hem aangedane belediging een vriendelijkheid voor hem. Hij begreep dat het doden van de Egyptenaar ontdekt was, en zo had hij tijd om te ontkomen, terwijl anders Farao in zijn toorn hem had kunnen overvallen en doden. God kan zelfs de twist van de tongen zo leiden, dat er voor Zijn volk goeds uit voortkomt. Aan Farao werd het bericht gebracht (en het is al goed zo het hem niet gebracht werd door de Hebreeër, die Mozes had bestraft) dat hij de Egyptenaar had gedood, en direkt werden bevelschriften uitgevaardigd om Mozes gevangen te nemen, wat hem noodzaakte voor zijn eigen veiligheid te zorgen door naar het land van Midian te vluchten, Exodus 2:15.

a. Mozes deed dit uit voorzichtige zorg voor zijn eigen leven. Indien dit nu zijn verlaten was van Egypte, waarnaar de apostel verwijst, als gedaan zijnde in het geloof, Hebrews 11:27, dan leert het ons dat, wanneer wij te eniger tijd in moeilijkheid en gevaar zijn, omdat wij onze plicht doen, de genade van het geloof ons goed te hulp zal komen voor het kiezen van de juiste middelen voor ons behoud. Maar daar wordt gezegd, dat hij de toorn van de koning niet vreesde, en hier wordt gezegd, dat hij vreesde, Exodus 2:14. Hij vreesde niet met een vrees van aarzeling of wantrouwen, van schrik en ontsteltenis, die verzwakt en pijn heeft, maar met een vrees, die tot direct handelen leidt en hem opwekte om op de weg te gaan die de Voorzienigheid voor zijn behoud heeft geopend.

b. God beschikte het aldus tot wijze en heilige doeleinden. De zaken waren nog niet rijp voor Israëls bevrijding. De mate van Egyptes ongerechtigheid was nog niet vol, de Hebreeën waren nog niet genoeg verootmoedigd, ook waren zij nog niet tot zo'n aantal vermenigvuldigd als God bedoelde. Mozes moet ook nog verder bekwaam gemaakt worden tot de dienst, en daarom wordt hem aangewezen om zich voor het tegenwoordige terug te trekken, totdat de bestemde tijd om Israël genadig te wezen, gekomen zou zijn. God leidde Mozes naar Midian, omdat de Midianieten het zaad Abrahams waren, en de aanbidding van de ware God hadden behouden zodat hij zich niet slechts veilig maar ook aangenaam onder hen kon vestigen. Later zal hij Israël door dit land heen moeten voeren, en om dit te beter te kunnen had hij nu een goede gelegenheid om er bekend mee te worden. Hier kwam hij nu aan en zat neer bij een waterput, vermoeid, in nadenken verzonken, in verlegenheid wachtende om te zien waarheen de Heere hem zou leiden. Het was wel een grote verandering voor hem, daar hij kort tevoren nog gerust en in overvloed aan Farao's hof leefde. Aldus beproefde God zijn geloof, en het werd bevonden tot lof, en eer en heerlijkheid.

Verzen 11-15

Exodus 2:11-15

Mozes had aan het hof van Farao de eerste veertig jaren van zijn leven doorgebracht, zich toebereidende voor zijn werk, en nu was het tijd voor hem om handelend op te treden en:

I. Kloekmoedig erkent en omhelst hij de zaak van Gods volk. "En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen en bezag hun lasten" Exodus 2:11. De beste verklaring van deze woorden hebben wij van een door Gods Geest gedreven schrijver, Hebrews 11:24, waar ons gezegd wordt, dat dit aanduidt:

1. Zijn heilige minachting van de eer en de genietingen van het Egyptische hof, hij weigerde een zoon van Farao's dochter genoemd te worden, want hij ging uit. De verzoeking was inderdaad erg sterk, hij had een goede gelegenheid (zoals wij zeggen) om zijn fortuin te maken, en ook om, door zijn invloed aan het hof, nuttig en dienstig te zijn voor Israël. Door dankbaarheid zowel als door zijn eigen belang was hij verplicht aan Farao's dochter en toch heeft hij door het geloof een heerlijke overwinning behaald over zijn verzoeking. Hij achtte het een hogere eer en een groter voorrecht een zoon van Abraham dan de zoon van Farao's dochter te wezen.

2. Zijn tedere belangstelling in zijn arme broeders in hun dienstbaarheid, met wie (hoewel hij dit gemakkelijk had kunnen vermijden) hij verkoos kwalijk behandeld te worden. "Hij bezag hun lasten", als iemand, die niet slechts medelijden met hen had, maar besloten was lotgenoot met hen te zijn, en te hunner bescherming zijn leven te wagen.

II. Hij geeft te kennen van de grote dingen, die hij later voor God en Israël doen zou, in twee kleine gevallen, die in bijzonder door Stefanus worden verhaald, Acts 7:23 en verv, met de bedoeling om aan te tonen hoe hun vaderen altijd de Heilige Geest hebben weerstaan, Exodus 2:51, ook in Mozes zelf toen hij voor het eerst als hun bevrijder optrad, moedwillig hun ogen sluitende voor die dageraad van hun bevrijding. Ongetwijfeld voelde hij zich onder de leiding en de aandrift van God in wat hij deed, en dat hij er op buitengewone wijze door God toe geroepen was. Merk nu op:

1. Dat Mozes later gebruikt zou worden om plagen te brengen over de Egyptenaren voor het kwaad, dat zij de God van Israël aandeden, en als blijk hiervan doodde hij de Egyptenaar, die de Hebreeër had geslagen, Exodus 2:11, Exodus 2:12. Waarschijnlijk was het n van de Egyptische aandrijvers, die hij de Hebreeuwse slaaf zag mishandelen, die, naar sommigen denken een bloedverwant was van Mozes, een man uit dezelfde stam. Het was door een bijzondere volmacht van de hemel (waardoor echter geen precedent voor gewone gevallen gesteld wordt) dat Mozes de Egyptenaar versloeg en zijn verdrukte broeder verloste. Volgens de Joodse overlevering heeft hij hem met geen wapen gedood, maar zoals Petrus Ananias en Saffira gedood heeft, namelijk door het woord van zijn mond. Zijn verberging van hem in het zand betekende dat later Farao en al zijn Egyptenaars onder de macht van Mozes' staf in het zand van de Rode Zee begraven zouden worden. Zijn zorg om die daad van de gerechtigheid in het geheim te volvoeren, als niemand het zag, was een nodige maatregel van voorzichtigheid daar het slechts een proefneming was, zijn geloof misschien nog zwak was, en hij wat hij deed, met enige aarzeling deed. Zij, die er toe komen om een groot geloof te hebben zijn met klein geloof begonnen, en in het begin hebben zij bevend gesproken. 2. Mozes zal later Israël regeren, en als blijk daarvan zien wij hem hier een poging doen om aan een ruzie tussen twee Hebreeën een einde te maken, waarbij hij toen al, evenals later gedurende veertig jaren, hun manieren moest verdragen.

Merk hier op:

A. De ongelukkige ruzie, die Mozes ziet tussen twee Hebreeën, Exodus 2:13. Het blijkt niet wat er de aanleiding toe was, maar waar die ook in bestaan moge hebben, zeker was het ontijdig en ongepast, dat twee Hebreeën met elkaar ruzieën, terwijl zij allen zo streng geregeerd en zo zwaar verdrukt werden door de Egyptenaren. Werden zij niet genoeg geslagen door de Egyptenaren, dat zij ook nog elkaar moeten slaan? Zelfs de gemeenschap in lijden verbindt Gods volk niet altijd zo aan elkaar als men redelijkerwijs zou kunnen verwachten. Als God mensen verwekt, die het middel zijn om heil te werken voor de kerk dan zullen deze genoeg te doen vinden, niet alleen om Egyptische verdrukkers tegen te staan, maar om ruzieachtige Israëlieten met elkaar te verzoenen.

B. Op welke manier hij met hen handelde. Hij merkte wie de verdeeldheid teweegbracht, het onrecht deed, en op zachtmoedige wijze praatte hij met hem, om hem zijn onrecht te doen inzien. "Waarom slaat gij uw naaste?" De onrechtvaardige Egyptenaar werd gedood, de onrechtvaardige Hebreeër alleen berispt, want wat de eerste deed kwam voort uit ingewortelde boosaardigheid, terwijl, naar wij kunnen onderstellen, wat de laatste deed alleen in een plotselinge opwelling van boosheid gedaan werd. De wijze God maakt een verschil en naar Zijn voorbeeld zullen ook alle wijze regeerders een verschil maken-tussen de ene overtreder en de andere, naar de verschillende aard van dezelfde overtreding. Mozes probeerde hen met elkaar te verzoenen, wat een goede dienst is, aldus horen wij ook Christus dikwijls Zijn discipelen bestraffen om hun ruzie, Luke 9:46 en verv., 22:24 en verv. Want Hij was een profeet als Mozes een genezende profeet, een vredemaker, die Zijn broeders bezocht met het doel om hun vijandschap te doden. De bestraffing, die Mozes toen gaf aan deze man, kan nog van nut zijn: "Waarom slaat gij uw naaste?" Zijn naaste te slaan is slecht in iedereen maar in bijzonder de Hebreeën, slaan met de tong of de hand, hetzij bij wijze van vervolging, of bij wijze van strijd en twist. Zie de persoon, die u slaat, hij is uw naaste, uw medeschepsel, uw medechristen, uw mededienstknecht, uw medegenoot in lijden. Geef de reden: "Waarom slaat gij?" Misschien was het om in het geheel geen reden, of om geen billijke reden, of om iets, dat niet de moeite waard is om van te spreken.

C. De slechte uitslag van zijn poging, Exodus 2:14. "Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet?" zei hij. Die het onrecht deed ruziede aldus met Mozes, die het onrecht leed scheen wel tot vrede geneigd, maar die het deed was lichtgeraakt. Ongeduldig te zijn onder bestraffing is een teken van schuld, en het is dikwijls lichter hem, die onrecht lijdt, tot verdragen van het onrecht te bewegen, dan hem, die het onrecht doet, de overtuiging te doen dragen van het onrecht gedaan te hebben 1 Corinthians 6:6 Het was een erg wijze en zachtmoedige bestraffing, die Mozes deze ruzieachtige Hebreeër gaf, maar hij kan haar niet dragen, hij slaat de verzen tegen de prikkels Acts 9:5, en doet zijn bestraffer weervragen waarbij hij zijn gezag betwist. Wie heeft u tot een overste gesteld? Men behoeft niet met groot gezag bekleed te zijn, om iemand op vriendelijke wijze te bestraffen, het is een daad van vriendelijkheid, maar deze man wil het slechts als een daad van heerschappij oefenen beschouwen, en stelt zijn bestraffer voor als heerszuchtig en verwaand. Zo zullen de mensen als goede gesprekken en een gepaste bestraffing hun mishagen, het preken noemen alsof men geen woord voor God en tegen de zonde kan spreken, zonder aanmatigend te zijn. Maar Mozes was wel echt een overste en rechter, en hij wist het, en hij dacht dat de Hebreeën dit zouden begrijpen en zich met hem zouden verenigen, maar zij stonden zichzelf in het licht, en verstieten hem, Acts 7:25, Acts 7:27.

b. Hij verwijt hem dat hij de Egyptenaar gedood heeft: Zegt gij dit om mij te doden? Zie welk een lage verklaring de boosaardigheid geeft van de beste woorden en daden. Omdat Mozes hem bestraft, wordt hij dadelijk beschuldigd van de bedoeling hem te doden. Een aanslag op zijn zonde wordt uitgelegd als een aanslag op zijn leven, en zijn doden van de Egyptenaar werd genoegzaam geacht om die verdenking te rechtvaardigen, alsof Mozes geen verschil maakte tussen een Egyptenaar en een Hebreeër. Daar Mozes, om een mishandelde Hebreeër recht te doen, een Egyptenaar had verslagen, en daarmee zijn eigen leven in de waagschaal had gesteld, had hij zich aan hem behoren te onderwerpen, niet alleen als een vriend van de Hebreeën, maar als een vriend, die meer dan gewone macht en ijver had. Maar hij werpt hem datgene voor de voeten als een misdaad, wat dapper gedaan was, en een daad moest wezen van de beloofde verlossing. Indien de Hebreeën de wenk begrepen hadden en tot Mozes waren gekomen als tot hun hoofd en aanvoerder, dan zouden zij waarschijnlijk toen bevrijd zijn geworden, maar daar zij hun bevrijder minachtten, werd hun bevrijding rechtvaardig uitgesteld, en bleef hun slavernij nog veertig jaren aanhouden, zoals later hun minachten van Kanan hen nog veertig jaar er buiten heeft gehouden. Ik wilde, maar gij hebt niet gewild. De mensen weten niet wat zij doen, weten niet hoe vijandig zij zijn aan hun eigen belang, als zij getrouwe bestraffing en bestraffers weerstaan en verachten. Toen de Hebreeën twistten met Mozes, zond God hem weg naar Midian, en niet dan veertig jaren later hebben zij weer van hem gehoord, en alzo werd wat tot hun vrede diende, voor hun ogen verborgen, omdat zij de dag van hun bezoeking niet hebben bekend. En wat Mozes betreft, wij kunnen het als een neer slaan en grote ontmoediging voor hem beschouwen. Nu verkoos hij met het volk van God kwalijk behandeld te worden, en nam hij de versmaadheid van Christus aan, en reeds bij het begin ondervindt hij deze kwalijke behandeling en deze versmaadheid van hen, en dit was een zware op-de-proefstelling van zijn besluit. Hij zou wel gezegd kunnen hebben: "Als dit de geest, de gezindheid, is van de Hebreeën, dan zal ik maar weer naar het hof gaan, en de zoon wezen van Farao's dochter." Wij moeten er ons voor wachten, om vanwege de dwaasheid en onhebbelijkheid van sommige belijders van Godsdienst, vooroordelen op te vatten tegen de manier van doen van Gods volk in het algemeen. Het is niets nieuws, dat de beste vrienden van de kerk zeer veel tegenstand ontmoeten, en ontmoedigd worden in hun poging om te genezen en te behouden, zelfs door de kinderen van hun eigen moeder. Christus zelf is door de bouwlieden verworpen geworden, en wordt nog verworpen door hen, die Hij zou willen behouden.

D. Mozes vlucht daarom naar Midian. Zover bleek de hem aangedane belediging een vriendelijkheid voor hem. Hij begreep dat het doden van de Egyptenaar ontdekt was, en zo had hij tijd om te ontkomen, terwijl anders Farao in zijn toorn hem had kunnen overvallen en doden. God kan zelfs de twist van de tongen zo leiden, dat er voor Zijn volk goeds uit voortkomt. Aan Farao werd het bericht gebracht (en het is al goed zo het hem niet gebracht werd door de Hebreeër, die Mozes had bestraft) dat hij de Egyptenaar had gedood, en direkt werden bevelschriften uitgevaardigd om Mozes gevangen te nemen, wat hem noodzaakte voor zijn eigen veiligheid te zorgen door naar het land van Midian te vluchten, Exodus 2:15.

a. Mozes deed dit uit voorzichtige zorg voor zijn eigen leven. Indien dit nu zijn verlaten was van Egypte, waarnaar de apostel verwijst, als gedaan zijnde in het geloof, Hebrews 11:27, dan leert het ons dat, wanneer wij te eniger tijd in moeilijkheid en gevaar zijn, omdat wij onze plicht doen, de genade van het geloof ons goed te hulp zal komen voor het kiezen van de juiste middelen voor ons behoud. Maar daar wordt gezegd, dat hij de toorn van de koning niet vreesde, en hier wordt gezegd, dat hij vreesde, Exodus 2:14. Hij vreesde niet met een vrees van aarzeling of wantrouwen, van schrik en ontsteltenis, die verzwakt en pijn heeft, maar met een vrees, die tot direct handelen leidt en hem opwekte om op de weg te gaan die de Voorzienigheid voor zijn behoud heeft geopend.

b. God beschikte het aldus tot wijze en heilige doeleinden. De zaken waren nog niet rijp voor Israëls bevrijding. De mate van Egyptes ongerechtigheid was nog niet vol, de Hebreeën waren nog niet genoeg verootmoedigd, ook waren zij nog niet tot zo'n aantal vermenigvuldigd als God bedoelde. Mozes moet ook nog verder bekwaam gemaakt worden tot de dienst, en daarom wordt hem aangewezen om zich voor het tegenwoordige terug te trekken, totdat de bestemde tijd om Israël genadig te wezen, gekomen zou zijn. God leidde Mozes naar Midian, omdat de Midianieten het zaad Abrahams waren, en de aanbidding van de ware God hadden behouden zodat hij zich niet slechts veilig maar ook aangenaam onder hen kon vestigen. Later zal hij Israël door dit land heen moeten voeren, en om dit te beter te kunnen had hij nu een goede gelegenheid om er bekend mee te worden. Hier kwam hij nu aan en zat neer bij een waterput, vermoeid, in nadenken verzonken, in verlegenheid wachtende om te zien waarheen de Heere hem zou leiden. Het was wel een grote verandering voor hem, daar hij kort tevoren nog gerust en in overvloed aan Farao's hof leefde. Aldus beproefde God zijn geloof, en het werd bevonden tot lof, en eer en heerlijkheid.

Verzen 16-22

Exodus 2:16-22

Mozes krijgt hier een vestiging in Midian, zoals zijn vader Jakob er een in Syrië had gekregen, Genesis 29:2 en verv. En beide voorbeelden behoren ons aan te moedigen om op Gods voorzienigheid te vertrouwen en haar leiding te volgen. Gebeurtenissen, die van weinig belang en zuiver toevallig schijnen zullen later blijken door Gods wijsheid beraamd te zijn tot heilrijke doeleinden en van grote gevolgen voor Zijn volk. Een toevallig voorval van korte duur heeft soms de grootste en gelukkigste wending in iemands leven gebracht.

1. Ten opzichte van de zeven dochters van Rehuel, de priester, of overste, van Midian valt op te merken:

1. Dat zij nederig en zeer ijverig waren, volgens de gewoonte van het land kwamen zij om water te putten voor de kudde van haar vader Exodus 2:16. Indien haar vader een overste, of vorst, was, dan leert ons dit dat zelfs zij, die van een hoge geboorte zijn, tot de aanzienlijken behoren van hun land, zich toch met de een of andere nuttige werkzaamheid moeten bezighouden, en wat hun hand te doen vindt, moeten doen met al hun macht. Luiheid is niemand tot eer. Indien haar vader een priester was, dan leert ons dit dat zeker kinderen van leraren voorbeelden moeten zijn van nederigheid en ijverigheid.

2. Zij waren zedig en bescheiden en wilden deze Egyptische vreemdeling niet vragen om mee naar huis te gaan, hoewel hij een mooie man en een voornaam hoveling was voordat haar vader om hem zond. Zedigheid is het sieraad van deze sekse.

II. Betreffende Mozes, hij werd voor een Egyptenaar aangezien, Exodus 2:19, en vreemdelingen moeten zich zulke vergissingen laten begaan, maar het is opmerkelijk:

1. Hoe bereid hij was de dochters van Rehuel te helpen om water te putten voor haar kudden. Hoewel opgevoed tot geleerdheid en aan een hof, wist hij toch zijn handen te gebruiken voor zulk werk, als dit nodig was, ook heeft hij van de Egyptenaren niet geleerd schaapherders te verachten. Zij, die een wetenschappelijke opleiding gehad hebben, behoren toch geen vreemdelingen te zijn voor handenarbeid want zij weten niet hoe zij in de weg van de Voorzienigheid er toe gebracht kunnen worden, om voor zichzelf te moeten werken, of welke gelegenheid God hun kan geven om voor anderen van dienst te kunnen zijn. Deze jonge vrouwen schijnen tegenstand ontmoet te hebben bij haar werk, meer dan waartegen zij en haar helpsters bestand waren, de herders van een naburige vorst, zoals sommigen denken, of wel enige lediglopers, die zich herders noemden, dreven ze vandaar. Maar Mozes, hoewel hij in ellendige omstandigheden verkeerde en het hem droevig te moede was, stond op en verloste ze, en na haar van de herders bevrijd te hebben hielp hij haar om de kudden te drenken. Dit deed hij niet alleen uit beleefdheid voor de dochters van Rehuel (hoewel ook dit erg keurig voor hem was) maar omdat hij, waar hij zich ook bevond,

a. Het beminde om gerechtigheid te doen en ter verdediging op te treden van hen, aan wie hij onrecht zag geschieden wat iedereen behoort te doen voorzoveel dit in zijn vermogen is.

b. Omdat hij het beminde goed te doen. Overal, waar wij door Gods voorzienigheid heengeleid worden moeten wij wensen en proberen nuttig te zijn, en als wij het goed niet kunnen doen, dat wij zouden willen, dan moeten wij bereid zijn het goed te doen, dat wij kunnen. En aan wie getrouw is in weinig, zal meer toevertrouwd worden. 2. Hoe goed hij voor zijn dienstvaardigheid beloond werd. Toen de jonge vrouwen haar vader bekendmaakten met de vriendelijkheid die de vreemdeling haar had bewezen, zond hij heen om hem in zijn huis te nodigen, en maakte toen veel werk van hem, Exodus 2:20. Zo zal God de vriendelijkheid belonen, die te eniger tijd aan Zijn kinderen wordt bewezen, zij, die dit doen, zullen hun loon geenszins verliezen. Mozes wist spoedig de achting en genegenheid van deze vorst van Midian te verwerven, die hem in zijn huis nam, en hem na verloop van tijd zijn dochter ten huwelijk gaf, Exodus 2:21. Zij baarde Mozes een zoon, die hij Gersom noemde, d.i. een vreemdeling aldaar, Exodus 2:22, opdat, zo God hem ooit een eigen huis gaf, hij het land in gedachte zou houden, waarin hij een vreemdeling is geweest. Deze vestiging nu van Mozes in Midian was door Gods voorzienigheid bestemd:

A. Om hem voor het tegenwoordige te beschutten. God zal ten dage van hun benauwdheid een schuilplaats vinden voor Zijn volk, ja Hij zelf zal hun ten schuilplaats wezen en hen beveiligen, hetzij onder de hemel of in de hemel. Maar:

B. Het was ook bedoeld om hem toe te bereiden voor het grote werk, waartoe hij bestemd was. Zijn wijze van leven in Midian, waar hij de kudde hoedde van zijn schoonvader, (er zelf geen hebbende om te hoeden) zal hem nuttig zijn:

a. Om hem te harden tegen armoede en ontbering, ten einde te leren gebrek te lijden, zowel als overvloed te hebben. God zal hen, die Hij van plan is te verhogen, eerst vernederen.

b. Om hem te wennen aan nadenken en stille beoefening van Godsvrucht. Egypte heeft hem opgevoed om een geleerde, een beschaafd man, een staatsman en krijgsman te zijn, al welke begaafdheden hem later nuttig en van dienst zullen zijn, doch een ding ontbrak hem nog, waaraan het hof van Egypte hem niet kon helpen. Hij, die alles door Goddelijke openbaring zal hebben te doen, moet door langdurige ervaring weten wat het is, om een leven van gemeenschap met God te leiden, en hiervoor zal de eenzaamheid en de afzondering van het leven van een schaapherder in Midian zeer bevorderlijk zijn. Door zijn vroeger leven was hij toebereid om te heersen in Jeshurun, maar door zijn later leven werd hij toebereid om met God te spreken op de berg Horeb, in welke omgeving hij veel van zijn tijd doorbracht. Zij, die weten wat het is om alleen te zijn met God in heilige oefening van de Godsvrucht, zijn bekend met heerlijker genietingen, dan Mozes ooit aan het hof van Farao gesmaakt heeft.

Verzen 16-22

Exodus 2:16-22

Mozes krijgt hier een vestiging in Midian, zoals zijn vader Jakob er een in Syrië had gekregen, Genesis 29:2 en verv. En beide voorbeelden behoren ons aan te moedigen om op Gods voorzienigheid te vertrouwen en haar leiding te volgen. Gebeurtenissen, die van weinig belang en zuiver toevallig schijnen zullen later blijken door Gods wijsheid beraamd te zijn tot heilrijke doeleinden en van grote gevolgen voor Zijn volk. Een toevallig voorval van korte duur heeft soms de grootste en gelukkigste wending in iemands leven gebracht.

1. Ten opzichte van de zeven dochters van Rehuel, de priester, of overste, van Midian valt op te merken:

1. Dat zij nederig en zeer ijverig waren, volgens de gewoonte van het land kwamen zij om water te putten voor de kudde van haar vader Exodus 2:16. Indien haar vader een overste, of vorst, was, dan leert ons dit dat zelfs zij, die van een hoge geboorte zijn, tot de aanzienlijken behoren van hun land, zich toch met de een of andere nuttige werkzaamheid moeten bezighouden, en wat hun hand te doen vindt, moeten doen met al hun macht. Luiheid is niemand tot eer. Indien haar vader een priester was, dan leert ons dit dat zeker kinderen van leraren voorbeelden moeten zijn van nederigheid en ijverigheid.

2. Zij waren zedig en bescheiden en wilden deze Egyptische vreemdeling niet vragen om mee naar huis te gaan, hoewel hij een mooie man en een voornaam hoveling was voordat haar vader om hem zond. Zedigheid is het sieraad van deze sekse.

II. Betreffende Mozes, hij werd voor een Egyptenaar aangezien, Exodus 2:19, en vreemdelingen moeten zich zulke vergissingen laten begaan, maar het is opmerkelijk:

1. Hoe bereid hij was de dochters van Rehuel te helpen om water te putten voor haar kudden. Hoewel opgevoed tot geleerdheid en aan een hof, wist hij toch zijn handen te gebruiken voor zulk werk, als dit nodig was, ook heeft hij van de Egyptenaren niet geleerd schaapherders te verachten. Zij, die een wetenschappelijke opleiding gehad hebben, behoren toch geen vreemdelingen te zijn voor handenarbeid want zij weten niet hoe zij in de weg van de Voorzienigheid er toe gebracht kunnen worden, om voor zichzelf te moeten werken, of welke gelegenheid God hun kan geven om voor anderen van dienst te kunnen zijn. Deze jonge vrouwen schijnen tegenstand ontmoet te hebben bij haar werk, meer dan waartegen zij en haar helpsters bestand waren, de herders van een naburige vorst, zoals sommigen denken, of wel enige lediglopers, die zich herders noemden, dreven ze vandaar. Maar Mozes, hoewel hij in ellendige omstandigheden verkeerde en het hem droevig te moede was, stond op en verloste ze, en na haar van de herders bevrijd te hebben hielp hij haar om de kudden te drenken. Dit deed hij niet alleen uit beleefdheid voor de dochters van Rehuel (hoewel ook dit erg keurig voor hem was) maar omdat hij, waar hij zich ook bevond,

a. Het beminde om gerechtigheid te doen en ter verdediging op te treden van hen, aan wie hij onrecht zag geschieden wat iedereen behoort te doen voorzoveel dit in zijn vermogen is.

b. Omdat hij het beminde goed te doen. Overal, waar wij door Gods voorzienigheid heengeleid worden moeten wij wensen en proberen nuttig te zijn, en als wij het goed niet kunnen doen, dat wij zouden willen, dan moeten wij bereid zijn het goed te doen, dat wij kunnen. En aan wie getrouw is in weinig, zal meer toevertrouwd worden. 2. Hoe goed hij voor zijn dienstvaardigheid beloond werd. Toen de jonge vrouwen haar vader bekendmaakten met de vriendelijkheid die de vreemdeling haar had bewezen, zond hij heen om hem in zijn huis te nodigen, en maakte toen veel werk van hem, Exodus 2:20. Zo zal God de vriendelijkheid belonen, die te eniger tijd aan Zijn kinderen wordt bewezen, zij, die dit doen, zullen hun loon geenszins verliezen. Mozes wist spoedig de achting en genegenheid van deze vorst van Midian te verwerven, die hem in zijn huis nam, en hem na verloop van tijd zijn dochter ten huwelijk gaf, Exodus 2:21. Zij baarde Mozes een zoon, die hij Gersom noemde, d.i. een vreemdeling aldaar, Exodus 2:22, opdat, zo God hem ooit een eigen huis gaf, hij het land in gedachte zou houden, waarin hij een vreemdeling is geweest. Deze vestiging nu van Mozes in Midian was door Gods voorzienigheid bestemd:

A. Om hem voor het tegenwoordige te beschutten. God zal ten dage van hun benauwdheid een schuilplaats vinden voor Zijn volk, ja Hij zelf zal hun ten schuilplaats wezen en hen beveiligen, hetzij onder de hemel of in de hemel. Maar:

B. Het was ook bedoeld om hem toe te bereiden voor het grote werk, waartoe hij bestemd was. Zijn wijze van leven in Midian, waar hij de kudde hoedde van zijn schoonvader, (er zelf geen hebbende om te hoeden) zal hem nuttig zijn:

a. Om hem te harden tegen armoede en ontbering, ten einde te leren gebrek te lijden, zowel als overvloed te hebben. God zal hen, die Hij van plan is te verhogen, eerst vernederen.

b. Om hem te wennen aan nadenken en stille beoefening van Godsvrucht. Egypte heeft hem opgevoed om een geleerde, een beschaafd man, een staatsman en krijgsman te zijn, al welke begaafdheden hem later nuttig en van dienst zullen zijn, doch een ding ontbrak hem nog, waaraan het hof van Egypte hem niet kon helpen. Hij, die alles door Goddelijke openbaring zal hebben te doen, moet door langdurige ervaring weten wat het is, om een leven van gemeenschap met God te leiden, en hiervoor zal de eenzaamheid en de afzondering van het leven van een schaapherder in Midian zeer bevorderlijk zijn. Door zijn vroeger leven was hij toebereid om te heersen in Jeshurun, maar door zijn later leven werd hij toebereid om met God te spreken op de berg Horeb, in welke omgeving hij veel van zijn tijd doorbracht. Zij, die weten wat het is om alleen te zijn met God in heilige oefening van de Godsvrucht, zijn bekend met heerlijker genietingen, dan Mozes ooit aan het hof van Farao gesmaakt heeft.

Verzen 23-25

Exodus 2:23-25

Hier is:

1. De voortduring van Israëls slavernij in Egypte, Exodus 2:23. Het vermoorden van hun kinderen heeft waarschijnlijk niet voortgeduurd, dit deel van hun verdrukking had slechts plaats in het tijdperk van Mozes' geboorte, en diende er als kenmerk van. De Egyptenaren namen nu genoegen met hun toeneming, daar zij bemerkten dat Egypte verrijkt werd door hun arbeid, en nu zij hun tot slaven waren, bekommerden zij zich niet om hun aantal. Zij waren er dus alleen op bedacht om hen allen aan de arbeid te houden, en van hun arbeid zoveel mogelijk voordeel te trekken. Als de ene Farao stierf, stond een ander op in zijn plaats, die zich door dezelfde grondbeginselen liet leiden, en even wreed was voor Israël als zijn voorgangers. Was er soms een weinig verslapping, weldra was de strengheid weer even hard als ooit tevoren, en daar Israël waarschijnlijk meer toenam naarmate het meer verdrukt werd, werd het, hoe meer het toenam, ook zoveel te meer verdrukt. Soms laat God het toe, dat de roede van de goddelozen lang en zwaar drukt op de rechtvaardigen. Indien Mozes in Midian ooit was begonnen te denken, hoeveel beter zijn toestand zou zijn, als hij onder de hovelingen was gebleven, dan heeft hij ook moeten denken, hoeveel erger hij geweest zou zijn, indien hij het lot van zijn broeders had gedeeld. Het was een grote vermindering van staat voor hem om schapen te hoeden in Midian, maar het was toch beter dan tichelstenen te maken in Egypte. Het nadenken over de beproevingen van onze broeders moet ons helpen om tevreden te zijn onder onze eigen beproeving.

2. De inleiding tot hun eindelijke verlossing.

a. Zij "zuchtten en schreeuwden", Exodus 2:23. Eindelijk begonnen zij nu eens in hun benauwdheid aan God te denken, zich van de afgoden, die zij gediend hadden, Ezechiël 20:8, af te wenden en tot Hem weer te keren. Tot nu toe hadden zij zich verbitterd tegen de werktuigen van hun benauwdheid, maar God was niet in al hun gedachten. "En die huichelachtig zijn, leggen toorn op, zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.", Job 36:13. Maar eer God hen ontbond, heeft Hij het hun in het hart gegeven om tot Hem te roepen, zoals dit verklaard wordt in Numbers 20:16. Het is een teken dat God tot ons komt met verlossing, als Hij ons hart neigt en bekwaam maakt om tot Hem te roepen.

b. God hoorde, Exodus 2:24, Exodus 2:25. De Naam van God is hier met nadruk geplaatst voor vier verschillende uitdrukkingen om een vriendelijk voornemen omtrent hen aan te duiden.

Ten eerste. "God hoorde hun gekerm", dat is: Hij heeft doen blijken dat Hij acht gaf op hun klagen. Het gekerm van de verdrukten roept luid in de oren van de rechtvaardige God, van Wien de wrake is, speciaal het gekerm van Gods geestelijk Israël. Hij kent de lasten, waaronder zij zuchten, en de zegeningen waarnaar zij zuchten, en dat door deze zuchtingen de gezegende Geest in hen bidt.

Ten tweede. "God gedacht aan Zijn verbond", dat Hij scheen vergeten te hebben, maar waaraan Hij steeds gedachtig is. Hierop had God het oog, en niet op enigerlei verdienste van hen, in wat Hij voor hen deed. Zie Leviticus 26:42.

Ten derde. "God zag de kinderen Israëls aan". Mozes zag hen aan, en had medelijden met hen, Exodus 2:11,, maar nu zag God hen aan, en hielp hen. Ten vierde. "God kende hen", kende hen als de Zijnen. Die veelvuldige herhaling van de Naam van God hier geeft te kennen dat wij nu iets groots hebben te verwachten "Opus Deo dignum. Een werk, Gode waardig." Zijn ogen, die de gehele aarde doorlopen zijn nu op Israël gevestigd om zich sterk te betonen, zich tot hun behoeve als God te tonen.

Verzen 23-25

Exodus 2:23-25

Hier is:

1. De voortduring van Israëls slavernij in Egypte, Exodus 2:23. Het vermoorden van hun kinderen heeft waarschijnlijk niet voortgeduurd, dit deel van hun verdrukking had slechts plaats in het tijdperk van Mozes' geboorte, en diende er als kenmerk van. De Egyptenaren namen nu genoegen met hun toeneming, daar zij bemerkten dat Egypte verrijkt werd door hun arbeid, en nu zij hun tot slaven waren, bekommerden zij zich niet om hun aantal. Zij waren er dus alleen op bedacht om hen allen aan de arbeid te houden, en van hun arbeid zoveel mogelijk voordeel te trekken. Als de ene Farao stierf, stond een ander op in zijn plaats, die zich door dezelfde grondbeginselen liet leiden, en even wreed was voor Israël als zijn voorgangers. Was er soms een weinig verslapping, weldra was de strengheid weer even hard als ooit tevoren, en daar Israël waarschijnlijk meer toenam naarmate het meer verdrukt werd, werd het, hoe meer het toenam, ook zoveel te meer verdrukt. Soms laat God het toe, dat de roede van de goddelozen lang en zwaar drukt op de rechtvaardigen. Indien Mozes in Midian ooit was begonnen te denken, hoeveel beter zijn toestand zou zijn, als hij onder de hovelingen was gebleven, dan heeft hij ook moeten denken, hoeveel erger hij geweest zou zijn, indien hij het lot van zijn broeders had gedeeld. Het was een grote vermindering van staat voor hem om schapen te hoeden in Midian, maar het was toch beter dan tichelstenen te maken in Egypte. Het nadenken over de beproevingen van onze broeders moet ons helpen om tevreden te zijn onder onze eigen beproeving.

2. De inleiding tot hun eindelijke verlossing.

a. Zij "zuchtten en schreeuwden", Exodus 2:23. Eindelijk begonnen zij nu eens in hun benauwdheid aan God te denken, zich van de afgoden, die zij gediend hadden, Ezechiël 20:8, af te wenden en tot Hem weer te keren. Tot nu toe hadden zij zich verbitterd tegen de werktuigen van hun benauwdheid, maar God was niet in al hun gedachten. "En die huichelachtig zijn, leggen toorn op, zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.", Job 36:13. Maar eer God hen ontbond, heeft Hij het hun in het hart gegeven om tot Hem te roepen, zoals dit verklaard wordt in Numbers 20:16. Het is een teken dat God tot ons komt met verlossing, als Hij ons hart neigt en bekwaam maakt om tot Hem te roepen.

b. God hoorde, Exodus 2:24, Exodus 2:25. De Naam van God is hier met nadruk geplaatst voor vier verschillende uitdrukkingen om een vriendelijk voornemen omtrent hen aan te duiden.

Ten eerste. "God hoorde hun gekerm", dat is: Hij heeft doen blijken dat Hij acht gaf op hun klagen. Het gekerm van de verdrukten roept luid in de oren van de rechtvaardige God, van Wien de wrake is, speciaal het gekerm van Gods geestelijk Israël. Hij kent de lasten, waaronder zij zuchten, en de zegeningen waarnaar zij zuchten, en dat door deze zuchtingen de gezegende Geest in hen bidt.

Ten tweede. "God gedacht aan Zijn verbond", dat Hij scheen vergeten te hebben, maar waaraan Hij steeds gedachtig is. Hierop had God het oog, en niet op enigerlei verdienste van hen, in wat Hij voor hen deed. Zie Leviticus 26:42.

Ten derde. "God zag de kinderen Israëls aan". Mozes zag hen aan, en had medelijden met hen, Exodus 2:11,, maar nu zag God hen aan, en hielp hen. Ten vierde. "God kende hen", kende hen als de Zijnen. Die veelvuldige herhaling van de Naam van God hier geeft te kennen dat wij nu iets groots hebben te verwachten "Opus Deo dignum. Een werk, Gode waardig." Zijn ogen, die de gehele aarde doorlopen zijn nu op Israël gevestigd om zich sterk te betonen, zich tot hun behoeve als God te tonen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-2.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile