Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jakobus 3

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JAKOBUS 3

De apostel bestraft hier meesterachtigheid en een aanmatigend misbruik van de tong, en toont aan hoe nuttig en voordelig het is die te betomen, omdat zij zoveel macht heeft om onheil te stichten. Zij, die den godsdienst belijden, moeten voor alles hun tong in toom houden, James 3:1. De ware wijsheid maakt de mensen zacht en tegenstanders van strijd en afgunst, en kan daardoor gemakkelijk onderscheiden worden van de wijsheid, die aards en huichelachtig is, James 3:13.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JAKOBUS 3

De apostel bestraft hier meesterachtigheid en een aanmatigend misbruik van de tong, en toont aan hoe nuttig en voordelig het is die te betomen, omdat zij zoveel macht heeft om onheil te stichten. Zij, die den godsdienst belijden, moeten voor alles hun tong in toom houden, James 3:1. De ware wijsheid maakt de mensen zacht en tegenstanders van strijd en afgunst, en kan daardoor gemakkelijk onderscheiden worden van de wijsheid, die aards en huichelachtig is, James 3:13.

Verzen 1-12

Jakobus 3:1-12

Het vorige hoofdstuk heeft aangetoond hoe onprofijtelijk en dood het geloof zonder de werken is. Dit wordt duidelijk gestaafd door hetgeen in dit hoofdstuk gezegd wordt van hetgeen zulk een geloof is, wel dood, maar toch instaat om de mensen waanwijs en heerszuchtig te maken in gedrag en omgang. Zij, die het meest geneigd zijn tot een geloof als dat, hetwelk in het vorige hoofdstuk veroordeeld wordt, zijn het meest blootgesteld aan de verleiding tot de zonden met de tong, die in dit hoofdstuk worden veroordeeld. En inderdaad, ook de besten hebben behoefte aan waarschuwingen tegen heerszuchtig, vitachtig en verkeerd gebruik van de tong. Ons wordt dus geleerd:

I. Onze tong niet gebruiken om anderen te overheersen. Zijt niet vele meesters, mijne broeders, enz., James 3:1. Deze woorden verbieden ons niet om te doen wat in ons vermogen is om anderen te leiden en te besturen in den weg van hun plicht, of op Christelijke wijze te bestraffen over hetgeen in hen verkeerd is, maar wij moeten niet spreken en handelen als dezulken, die voortdurend anderen de les lezen. Wij moeten anderen geen voorschriften geven alsof onze inzichten de enige zijn, waarnaar alle andere mensen zich te regelen hebben, want God geeft verscheidene gaven aan de mensen en verwacht van ieder hunner overeenkomstig het licht, dat Hij geeft. Weest daarom niet vele meesters, (of, volgens anderen onderwijzers), geeft uzelven niet het voorkomen van onderwijzers, lastgevers en rechters, maar spreekt liever met de nederigheid en in den geest van leerlingen, bestraft niet iedereen alsof allen naar uw maatstaf moeten handelen en beoordeeld worden. Daarop wordt met twee redenen aangedrongen.

1. Zij, die zich zelven opwerpen tot rechters en tuchtmeesters, zullen te meerder oordeel ontvangen. Ons oordelen van anderen zal slechts ons eigen oordeel des te nauwkeuriger en gestrenger maken, Matthew 7:1, Matthew 7:2. Zij, die begerig zijn om de verkeerdheden van anderen te ontdekken, en aanmatigend om een oordeel over hen uit te spreken, moeten verwachten dat God even ver zal gaan in het opmerken van hetgeen zij verkeerds zeggen en doen.

2. Een andere reden om zulk meesterachtig gedrag jegens anderen na te laten, is dat wij allen zondaren zijn. Wij struikelen allen in vele, James 3:2. Dachten wij meer aan onze eigen vergissingen en overtredingen, dan zouden wij minder geneigd zijn om anderen te oordelen. Terwijl wij zeer gestreng zijn tegen hetgeen wij in anderen afkeurenswaard achten, letten wij niet op het vele in ons, dat anderen zeer verkeerd noemen. Zelfrechtvaardigers zijn gewoonlijk zelfbedriegers. Wij staan allen schuldig voor God, en zij, die vallen over zwakheden en gebreken van anderen, denken meestal weinig over hetgeen in hen zelven verkeerd is. Zelfs kunnen hun meesterachtige houding en vittende tongen blijken erger te zijn dan de gebreken, die zij in anderen veroordelen. Laat ons dus leren gestreng te zijn in het oordeel over ons zelven, maar mild in onze beoordelingen van anderen.

II. Ons wordt geleerd onze tongen te betomen, ten einde ons daardoor volmaakte en oprechte mensen te betonen, die volkomen zelfbeheersing hebben. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in toom te houden. Hier ligt in opgesloten dat hij, wiens geweten verontrust wordt door de zonden der tong en die er daarom tegen waakt, een oprecht man is en blijk geeft van ware genade. Maar aan den anderen kant, indien iemand den schijn heeft van godsdienstig te zijn (gelijk in het eerste hoofdstuk is uiteengezet) en zijn tong niet in toom houdt, hoe schoon zijn belijdenis ook zijn moge, diens godsdienst is ijdel. Voorts, hij die niet in woorden struikelt, zal daardoor niet slechts bewijs geven van een oprecht Christen te zijn, maar een zeer gevorderd Christen. Want de wijsheid en de genade, die hem in staat stellen zijn tong te beheersen, zullen hem bekwamen om al zijn daden te regeren. Dit wordt ons door twee vergelijkingen toegelicht.

1. Het regeren en leiden van al de bewegingen van een paard, door het gebit dat hem in den mond gelegd is. Ziet, wij leggen den paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen, en wij leiden daarmee hun gehele lichaam om, James 3:3. Er is veel beestachtige wildheid en moedwil in ons. Deze openbaren zich dikwijls door de tong, die daarom moet gebreideld worden. Ik zei: ik zal mijne wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijne tong, ik zal mijn tong met een breidel bewaren terwijl de goddeloze nog tegenover mij is, Psalms 39:2. Hoe vlugger en levendiger de tong is, des te meer moeten wij dus zorg dragen haar te beheersen. Anders zal een onbekeerde tong hen, die haar niet in bedwang kunnen houden, meesleuren, zoals een ongetemd en onhandelbaar paard met zijn rijder wegholt of hem afwerpt. Daarom moeten beslistheid en waakzaamheid, onder den invloed van Gods genade, de tong breidelen, dan zullen alle bewegingen en daden van het lichaam gemakkelijk geleid en beheerd worden.

2. Het besturen van een schip door de rechte behandeling van het roer. Ziet ook de schepen, hoewel zij zo groot zijn en van harde winden gedreven, zij worden omgewend van een zeer klein roer, waarheen ook de begeerte des stuurders wil. Alzo is ook de tong een klein lid en roemt nochtans grote dingen, James 3:4, James 3:5. Gelijk het roer een zeer klein onderdeel van het schip is, zo is de tong een zeer klein lid van het lichaam, maar het rechte bestuur van het roer leidt en keert het schip zoals het den schipper behaagt, en het rechte gebruik van de tong is in grote mate het beheren van den gehelen mens. Deze vergelijkingen zijn zeer schoon, zij tonen hoe dingen van kleinen omvang groot nut kunnen hebben. En hieruit moeten wij leren, dat wij het rechte gebruik van onze tongen goed moeten bestuderen, want, al zijn ze kleine dingen, zij kunnen ontzaglijk veel goeds en veel kwaads doen.

III. Daarom wordt ons geleerd een ongebreidelde tong als een van de grootste en gevaarlijkste kwaden te vrezen. Zij wordt vergeleken bij den klein vuur, geplaatst in de nabijheid van een groten hoop brandstof, dat spoedig alles in vlam zet en verteert. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. De tong is ook een vuur, een wereld van ongerechtigheid enz., James 3:5, James 3:6. Er is zulk een overvloed van zonde in de tong, dat zij een wereld van ongerechtigheid genoemd wordt. Hoeveel besmetting veroorzaakt zij! Hoe vele en vreeslijke branden worden door haar gesticht! Alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet. In de zonden der tong schuilt veel bezoedeling en besmetting. Daarom zegt Salomo: Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen, Ecclesiastes 5:5. Vuile hartstochten worden gestreeld, gekoesterd en geliefkoosd door dit ongebreidelde lid. Soms wordt het gehele lichaam door de tong in zonde en schuld getrokken. De strikken, waarin de mensen dikwijls door de tong verward raken, zijn ondraaglijk voor hen zelven en verwoestend voor anderen.

Zij ontsteekt het rad onzer geboorte. De zaken der mensheid en van de gehele maatschappij worden dikwijls in verwarring gebracht en in vlam gezet door de tongen der mensen. Sommigen lezen hier: al onze geslachten worden door de tong in brand gestoken. Er is geen eeuw in de wereld, geen levenstoestand, bijzonder of openbaar, die daarvan geen voorbeelden oplevert. En wordt ontstoken van de hel. De hel is meer bezig in het brandend-houden van het vuur der tong dan de meeste mensen vermoeden. De tongen der mensen worden soms ontvlamd door duivelse verzoekingen en dienen dan tot duivelse doeleinden. De duivel wordt uitdrukkelijk genoemd een leugenaar, een moordenaar, een beschuldiger der broederen, en indien de mensentongen op een van die manieren gebruikt worden, dan zijn zij ontstoken door de hel. De Heilige Geest daalde eens neer in de gedaante van verdeelde tongen als van vuur, Acts 2:1.. En waar de tong zo wordt geleid en bezield door vuur van den hemel, daar bewerkt zij goede gedachten, heilige aandoeningen en brandende godsvrucht. Maar wanneer zij door vuur uit de hel wordt ontstoken, dan is er, als in alle ongewettigde hitte, misdadige woede en haat, dingen die de voornemens van den duivel zeer begunstigen. Zijt ge dus bevreesd voor vlammen en brand, wees dan bevreesd voor twist, verwijten, lasteringen, leugens en al wat het vuur van den toorn kan ontsteken in de zielen van anderen en in uw eigen ziel.

IV. Nu wordt ons aangetoond hoe buitengewoon moeilijk het is de tong te beheersen.

Alle natuur, beide der wilde dieren en der vogelen, beide der kruipende en der zeedieren, wordt getemd en is getemd geweest van de menselijke natuur, maar de tong kan geen mens temmen, James 3:7, James 3:8. Alsof de apostel zei: "Leeuwen en de wildste beesten, paarden, kamelen, en de dieren van de geweldigste kracht, worden getemd en beheerst door de mensen, evenzo vogels, niettegenstaande hun wildheid en vlugheid, en ofschoon hun vleugels hen voortdurend buiten ons bereik kunnen brengen, zelfs slangen, ongeacht haar venijn en haar listigheid, kunnen gewend en schadeloos gemaakt worden, de zeedieren zijn door de mensen genomen en hun dienstbaar gemaakt. En deze schepselen werden niet alleen door wonderkracht getemd of onderworpen, zoals de leeuwen voor Daniël kropen in plaats van hem te verscheuren, en zoals de raven Elia brood brachten, of de walvis Jona door de diepten der zee naar het droge voerde, maar hier wordt gesproken van iets zeer gewoons, zij zijn door de menselijke natuur getemd en worden nog getemd. Maar de tong is erger dan die alle, zij kan niet getemd worden door de macht en de kunst, waardoor die dieren te temmen zijn. Niemand kan de tong temmen zonder bovennatuurlijke genade en hulp. De bedoeling van den apostel is niet het als iets onmogelijks voor te stellen, maar als iets buitengewoon moeilijks, waartoe grote waakzaamheid, inspanning en gebed vereist worden om het goed te doen. En soms is dat alles vergeefs: Zij is een onbedwinglijk kwaad, vol van dodelijk venijn. Woeste beesten kunnen binnen zekere grenzen gehouden worden, zij kunnen bestuurd worden naar zekere regelen, zelfs slangen kunnen zo gewend worden dat ze met al haar vergif geen schade doen, maar de tong is instaat alle banden en regelen te verbreken, en bij alle gelegenheden haar vergif uit te spuwen, niettegenstaande alle mogelijke voorzorg. Men moet haar dus niet alleen bewaken, en oppassen en beheersen als een ongetemd beest van schadelijken en vergiftigen aard, maar met nog veel meer zorg en moeite, ten einde de boosaardige losbarstingen en uitwerkselen van de tong te voorkomen.

V. De apostel vermaant ons om te denken aan het gebruik, dat wij van de tong maken in den godsdienst en in het vereren van God, en door die overweging teruggehouden te worden van vloeken, veroordelen en alle andere kwaad, dat met de tong bedreven wordt. Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods gemaakt zijn. Uit dezelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijne broeders, alzo niet geschieden, James 3:9, James 3:10. Hoe ongerijmd is het dat zij, die hun tongen gebruiken om God te verheerlijken en aan te roepen, haar ook gebruiken zouden om te vervloeken en te lasteren! Indien wij God als onzen Vader aanroepen, moet dat ons leren allen, die Zijne gelijkenis dragen, vriendelijk te behandelen en te verdragen. De tong, die zich met eerbied tot het goddelijk Wezen wendt, kan niet, zonder de grootste onstandvastigheid, zich tegen Zijn medeschepselen richten met beledigende taal. Van de seraphim, die God prijzen, wordt gezegd dat zij geen oordeel van lastering durven voortbrengen. En de mensen smaden hen, die niet alleen Gods gelijkenis dragen in hun natuurlijke hoedanigheden, maar door de genade Gods in het Evangelie naar Zijn beeld vernieuwd zijn. Dat is de schandelijkste tegenspraak van al onze voorgewende verering van het hoogste Wezen. Dit moet alzo niet geschieden, en het zou zeker niet geschieden, indien men steeds aan die tegenspraak dacht. De godsvrucht is in al haar openbaringen veroordeeld, indien er geen liefde is. Die tong veroordeelt zich zelve, die voorgeeft de volmaaktheden Gods te aanbidden en alle dingen aan Hem toe te vertrouwen, en onderwijl zelfs godvrezende mensen vervloekt, die niet juist dezelfde woorden en uitdrukkingen gebruiken als zij. Ten einde deze gedachte goed in te scherpen, toont de apostel aan hoe monsterachtig het zou zijn wanneer op ander gebied dezelfde oorzaak tegenstrijdige uitwerkingen zou hebben. Zo iets wordt niet in de natuur gevonden, en kan ook niet in de genade bestaan. Welt ook een fontein uit eenzelfde ader het zoet en het bitter? Kan ook, mijne broeders, een vijgenboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Alzo kan geen fontein zout en zoet water voortbrengen, James 3:11, James 3:12. Oprechte godsvrucht laat geen tegenstrijdigheden toe, en een waarlijk godvrezend man kan ze niet gedogen in zijn woorden of daden. Hoeveel zonden zouden voorkomen worden, voor hoeveel boosheid zouden de mensen bewaard blijven, indien zij dit gedachten en zich zelven altijd gelijk bleven!

Verzen 1-12

Jakobus 3:1-12

Het vorige hoofdstuk heeft aangetoond hoe onprofijtelijk en dood het geloof zonder de werken is. Dit wordt duidelijk gestaafd door hetgeen in dit hoofdstuk gezegd wordt van hetgeen zulk een geloof is, wel dood, maar toch instaat om de mensen waanwijs en heerszuchtig te maken in gedrag en omgang. Zij, die het meest geneigd zijn tot een geloof als dat, hetwelk in het vorige hoofdstuk veroordeeld wordt, zijn het meest blootgesteld aan de verleiding tot de zonden met de tong, die in dit hoofdstuk worden veroordeeld. En inderdaad, ook de besten hebben behoefte aan waarschuwingen tegen heerszuchtig, vitachtig en verkeerd gebruik van de tong. Ons wordt dus geleerd:

I. Onze tong niet gebruiken om anderen te overheersen. Zijt niet vele meesters, mijne broeders, enz., James 3:1. Deze woorden verbieden ons niet om te doen wat in ons vermogen is om anderen te leiden en te besturen in den weg van hun plicht, of op Christelijke wijze te bestraffen over hetgeen in hen verkeerd is, maar wij moeten niet spreken en handelen als dezulken, die voortdurend anderen de les lezen. Wij moeten anderen geen voorschriften geven alsof onze inzichten de enige zijn, waarnaar alle andere mensen zich te regelen hebben, want God geeft verscheidene gaven aan de mensen en verwacht van ieder hunner overeenkomstig het licht, dat Hij geeft. Weest daarom niet vele meesters, (of, volgens anderen onderwijzers), geeft uzelven niet het voorkomen van onderwijzers, lastgevers en rechters, maar spreekt liever met de nederigheid en in den geest van leerlingen, bestraft niet iedereen alsof allen naar uw maatstaf moeten handelen en beoordeeld worden. Daarop wordt met twee redenen aangedrongen.

1. Zij, die zich zelven opwerpen tot rechters en tuchtmeesters, zullen te meerder oordeel ontvangen. Ons oordelen van anderen zal slechts ons eigen oordeel des te nauwkeuriger en gestrenger maken, Matthew 7:1, Matthew 7:2. Zij, die begerig zijn om de verkeerdheden van anderen te ontdekken, en aanmatigend om een oordeel over hen uit te spreken, moeten verwachten dat God even ver zal gaan in het opmerken van hetgeen zij verkeerds zeggen en doen.

2. Een andere reden om zulk meesterachtig gedrag jegens anderen na te laten, is dat wij allen zondaren zijn. Wij struikelen allen in vele, James 3:2. Dachten wij meer aan onze eigen vergissingen en overtredingen, dan zouden wij minder geneigd zijn om anderen te oordelen. Terwijl wij zeer gestreng zijn tegen hetgeen wij in anderen afkeurenswaard achten, letten wij niet op het vele in ons, dat anderen zeer verkeerd noemen. Zelfrechtvaardigers zijn gewoonlijk zelfbedriegers. Wij staan allen schuldig voor God, en zij, die vallen over zwakheden en gebreken van anderen, denken meestal weinig over hetgeen in hen zelven verkeerd is. Zelfs kunnen hun meesterachtige houding en vittende tongen blijken erger te zijn dan de gebreken, die zij in anderen veroordelen. Laat ons dus leren gestreng te zijn in het oordeel over ons zelven, maar mild in onze beoordelingen van anderen.

II. Ons wordt geleerd onze tongen te betomen, ten einde ons daardoor volmaakte en oprechte mensen te betonen, die volkomen zelfbeheersing hebben. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in toom te houden. Hier ligt in opgesloten dat hij, wiens geweten verontrust wordt door de zonden der tong en die er daarom tegen waakt, een oprecht man is en blijk geeft van ware genade. Maar aan den anderen kant, indien iemand den schijn heeft van godsdienstig te zijn (gelijk in het eerste hoofdstuk is uiteengezet) en zijn tong niet in toom houdt, hoe schoon zijn belijdenis ook zijn moge, diens godsdienst is ijdel. Voorts, hij die niet in woorden struikelt, zal daardoor niet slechts bewijs geven van een oprecht Christen te zijn, maar een zeer gevorderd Christen. Want de wijsheid en de genade, die hem in staat stellen zijn tong te beheersen, zullen hem bekwamen om al zijn daden te regeren. Dit wordt ons door twee vergelijkingen toegelicht.

1. Het regeren en leiden van al de bewegingen van een paard, door het gebit dat hem in den mond gelegd is. Ziet, wij leggen den paarden tomen in de monden, opdat zij ons zouden gehoorzamen, en wij leiden daarmee hun gehele lichaam om, James 3:3. Er is veel beestachtige wildheid en moedwil in ons. Deze openbaren zich dikwijls door de tong, die daarom moet gebreideld worden. Ik zei: ik zal mijne wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijne tong, ik zal mijn tong met een breidel bewaren terwijl de goddeloze nog tegenover mij is, Psalms 39:2. Hoe vlugger en levendiger de tong is, des te meer moeten wij dus zorg dragen haar te beheersen. Anders zal een onbekeerde tong hen, die haar niet in bedwang kunnen houden, meesleuren, zoals een ongetemd en onhandelbaar paard met zijn rijder wegholt of hem afwerpt. Daarom moeten beslistheid en waakzaamheid, onder den invloed van Gods genade, de tong breidelen, dan zullen alle bewegingen en daden van het lichaam gemakkelijk geleid en beheerd worden.

2. Het besturen van een schip door de rechte behandeling van het roer. Ziet ook de schepen, hoewel zij zo groot zijn en van harde winden gedreven, zij worden omgewend van een zeer klein roer, waarheen ook de begeerte des stuurders wil. Alzo is ook de tong een klein lid en roemt nochtans grote dingen, James 3:4, James 3:5. Gelijk het roer een zeer klein onderdeel van het schip is, zo is de tong een zeer klein lid van het lichaam, maar het rechte bestuur van het roer leidt en keert het schip zoals het den schipper behaagt, en het rechte gebruik van de tong is in grote mate het beheren van den gehelen mens. Deze vergelijkingen zijn zeer schoon, zij tonen hoe dingen van kleinen omvang groot nut kunnen hebben. En hieruit moeten wij leren, dat wij het rechte gebruik van onze tongen goed moeten bestuderen, want, al zijn ze kleine dingen, zij kunnen ontzaglijk veel goeds en veel kwaads doen.

III. Daarom wordt ons geleerd een ongebreidelde tong als een van de grootste en gevaarlijkste kwaden te vrezen. Zij wordt vergeleken bij den klein vuur, geplaatst in de nabijheid van een groten hoop brandstof, dat spoedig alles in vlam zet en verteert. Ziet, een klein vuur, hoe groten hoop houts het aansteekt. De tong is ook een vuur, een wereld van ongerechtigheid enz., James 3:5, James 3:6. Er is zulk een overvloed van zonde in de tong, dat zij een wereld van ongerechtigheid genoemd wordt. Hoeveel besmetting veroorzaakt zij! Hoe vele en vreeslijke branden worden door haar gesticht! Alzo is de tong onder onze leden gesteld, welke het gehele lichaam besmet. In de zonden der tong schuilt veel bezoedeling en besmetting. Daarom zegt Salomo: Laat uw mond niet toe, dat hij uw vlees zou doen zondigen, Ecclesiastes 5:5. Vuile hartstochten worden gestreeld, gekoesterd en geliefkoosd door dit ongebreidelde lid. Soms wordt het gehele lichaam door de tong in zonde en schuld getrokken. De strikken, waarin de mensen dikwijls door de tong verward raken, zijn ondraaglijk voor hen zelven en verwoestend voor anderen.

Zij ontsteekt het rad onzer geboorte. De zaken der mensheid en van de gehele maatschappij worden dikwijls in verwarring gebracht en in vlam gezet door de tongen der mensen. Sommigen lezen hier: al onze geslachten worden door de tong in brand gestoken. Er is geen eeuw in de wereld, geen levenstoestand, bijzonder of openbaar, die daarvan geen voorbeelden oplevert. En wordt ontstoken van de hel. De hel is meer bezig in het brandend-houden van het vuur der tong dan de meeste mensen vermoeden. De tongen der mensen worden soms ontvlamd door duivelse verzoekingen en dienen dan tot duivelse doeleinden. De duivel wordt uitdrukkelijk genoemd een leugenaar, een moordenaar, een beschuldiger der broederen, en indien de mensentongen op een van die manieren gebruikt worden, dan zijn zij ontstoken door de hel. De Heilige Geest daalde eens neer in de gedaante van verdeelde tongen als van vuur, Acts 2:1.. En waar de tong zo wordt geleid en bezield door vuur van den hemel, daar bewerkt zij goede gedachten, heilige aandoeningen en brandende godsvrucht. Maar wanneer zij door vuur uit de hel wordt ontstoken, dan is er, als in alle ongewettigde hitte, misdadige woede en haat, dingen die de voornemens van den duivel zeer begunstigen. Zijt ge dus bevreesd voor vlammen en brand, wees dan bevreesd voor twist, verwijten, lasteringen, leugens en al wat het vuur van den toorn kan ontsteken in de zielen van anderen en in uw eigen ziel.

IV. Nu wordt ons aangetoond hoe buitengewoon moeilijk het is de tong te beheersen.

Alle natuur, beide der wilde dieren en der vogelen, beide der kruipende en der zeedieren, wordt getemd en is getemd geweest van de menselijke natuur, maar de tong kan geen mens temmen, James 3:7, James 3:8. Alsof de apostel zei: "Leeuwen en de wildste beesten, paarden, kamelen, en de dieren van de geweldigste kracht, worden getemd en beheerst door de mensen, evenzo vogels, niettegenstaande hun wildheid en vlugheid, en ofschoon hun vleugels hen voortdurend buiten ons bereik kunnen brengen, zelfs slangen, ongeacht haar venijn en haar listigheid, kunnen gewend en schadeloos gemaakt worden, de zeedieren zijn door de mensen genomen en hun dienstbaar gemaakt. En deze schepselen werden niet alleen door wonderkracht getemd of onderworpen, zoals de leeuwen voor Daniël kropen in plaats van hem te verscheuren, en zoals de raven Elia brood brachten, of de walvis Jona door de diepten der zee naar het droge voerde, maar hier wordt gesproken van iets zeer gewoons, zij zijn door de menselijke natuur getemd en worden nog getemd. Maar de tong is erger dan die alle, zij kan niet getemd worden door de macht en de kunst, waardoor die dieren te temmen zijn. Niemand kan de tong temmen zonder bovennatuurlijke genade en hulp. De bedoeling van den apostel is niet het als iets onmogelijks voor te stellen, maar als iets buitengewoon moeilijks, waartoe grote waakzaamheid, inspanning en gebed vereist worden om het goed te doen. En soms is dat alles vergeefs: Zij is een onbedwinglijk kwaad, vol van dodelijk venijn. Woeste beesten kunnen binnen zekere grenzen gehouden worden, zij kunnen bestuurd worden naar zekere regelen, zelfs slangen kunnen zo gewend worden dat ze met al haar vergif geen schade doen, maar de tong is instaat alle banden en regelen te verbreken, en bij alle gelegenheden haar vergif uit te spuwen, niettegenstaande alle mogelijke voorzorg. Men moet haar dus niet alleen bewaken, en oppassen en beheersen als een ongetemd beest van schadelijken en vergiftigen aard, maar met nog veel meer zorg en moeite, ten einde de boosaardige losbarstingen en uitwerkselen van de tong te voorkomen.

V. De apostel vermaant ons om te denken aan het gebruik, dat wij van de tong maken in den godsdienst en in het vereren van God, en door die overweging teruggehouden te worden van vloeken, veroordelen en alle andere kwaad, dat met de tong bedreven wordt. Door haar loven wij God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, die naar de gelijkenis Gods gemaakt zijn. Uit dezelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijne broeders, alzo niet geschieden, James 3:9, James 3:10. Hoe ongerijmd is het dat zij, die hun tongen gebruiken om God te verheerlijken en aan te roepen, haar ook gebruiken zouden om te vervloeken en te lasteren! Indien wij God als onzen Vader aanroepen, moet dat ons leren allen, die Zijne gelijkenis dragen, vriendelijk te behandelen en te verdragen. De tong, die zich met eerbied tot het goddelijk Wezen wendt, kan niet, zonder de grootste onstandvastigheid, zich tegen Zijn medeschepselen richten met beledigende taal. Van de seraphim, die God prijzen, wordt gezegd dat zij geen oordeel van lastering durven voortbrengen. En de mensen smaden hen, die niet alleen Gods gelijkenis dragen in hun natuurlijke hoedanigheden, maar door de genade Gods in het Evangelie naar Zijn beeld vernieuwd zijn. Dat is de schandelijkste tegenspraak van al onze voorgewende verering van het hoogste Wezen. Dit moet alzo niet geschieden, en het zou zeker niet geschieden, indien men steeds aan die tegenspraak dacht. De godsvrucht is in al haar openbaringen veroordeeld, indien er geen liefde is. Die tong veroordeelt zich zelve, die voorgeeft de volmaaktheden Gods te aanbidden en alle dingen aan Hem toe te vertrouwen, en onderwijl zelfs godvrezende mensen vervloekt, die niet juist dezelfde woorden en uitdrukkingen gebruiken als zij. Ten einde deze gedachte goed in te scherpen, toont de apostel aan hoe monsterachtig het zou zijn wanneer op ander gebied dezelfde oorzaak tegenstrijdige uitwerkingen zou hebben. Zo iets wordt niet in de natuur gevonden, en kan ook niet in de genade bestaan. Welt ook een fontein uit eenzelfde ader het zoet en het bitter? Kan ook, mijne broeders, een vijgenboom olijven voortbrengen, of een wijnstok vijgen? Alzo kan geen fontein zout en zoet water voortbrengen, James 3:11, James 3:12. Oprechte godsvrucht laat geen tegenstrijdigheden toe, en een waarlijk godvrezend man kan ze niet gedogen in zijn woorden of daden. Hoeveel zonden zouden voorkomen worden, voor hoeveel boosheid zouden de mensen bewaard blijven, indien zij dit gedachten en zich zelven altijd gelijk bleven!

Verzen 12-18

Jakobus 3:12-18

De hiervoren veroordeelde zonden komen meestal voort uit de verbeelding, dat men wijzer en met meer kennis toegerust is dan andere mensen, en daarom toont de apostel in deze verzen het onderscheid aan tussen hen, die voorwenden wijs te zijn, en hen, die het in waarheid zijn, en tussen de wijsheid, die van beneden (uit de aarde en uit de hel) is, en die, welke van boven is.

I. Wij hebben hier de voorstelling van de ware wijsheid, met haar onderscheidende kenmerken en vruchten. Wie is wijs en verstandig onder u? Die bewijze uit zijn goeden wandel zijne werken in zachtmoedige wijsheid, James 3:13. Een waarlijk wijs man is een zeer verstandig man, hij zal nooit verlangen naar den naam van wijs te zijn zonder een goeden voorraad van kennis te kunnen tonen, en hij zal nooit zich zelven enigszins hoog schatten alleen omdat hij kennis heeft, wanneer hij de wijsheid mist om die kennis goed aan te wenden en te gebruiken. Die beide dingen gaan samen om ware wijsheid te vormen: wie is wijs en verstandig? Waar iemand in dat gelukkige geval verkeert, zal men de volgende vruchten zien.

1. Een goeden wandel. Wanneer wij wijzer zijn dan anderen, dan zal dat openbaar worden door het goed-zijn van onzen wandel, en niet door zijn ruwheid en ijdelheid. Woorden, die leren, en genezen, en goed doen, zijn de kentekenen van wijsheid, niet woorden, die groot vertoon maken, nadeel doen, en ons zelven of anderen kwaad berokkenen.

2. De ware wijsheid is kenbaar aan haar werken. De wandel, hier bedoeld, bepaalt zich niet tot woorden, maar omvat `s mensen gehelen wandel, daarom wordt er gezegd, laat hem zijn goeden wandel door zijn werken betonen. De ware wijsheid ligt niet in goede beschouwingen of bespiegelingen, maar in goede en nuttige daden. Hij, die goed denkt en goed praat, wordt in den zin der Schrift niet wijs genoemd, tenzij hij ook goed leeft en handelt.

3. De ware wijsheid wordt gekend aan de zachtmoedigheid van geest en gemoed. Laat hem die betonen met zachtmoedigheid. Het is een groot bewijs van wijsheid wanneer men voorzichtig zijn eigen toorn breidelt en geduldig den toorn van anderen verdraagt. En gelijk de wijsheid zich openbaart in zachtmoedigheid, zo is de zachtmoedigheid de grote vriendin van de wijsheid, want niets verhindert zozeer de rechtmatige waardering, het degelijk oordeel en de onpartijdigheid van inzicht, die nodig zijn om wijs te handelen, als de hartstocht. Wanneer wij zacht en kalm zijn, dan zijn wij het best instaat om naar reden te horen en redelijk te spreken. Wijsheid brengt zachtmoedigheid voort en zachtmoedigheid vermeerdert wijsheid.

II. Hun, die van een tegenovergesteld karakter zijn, wordt hier alle eer ontnomen, en hun wijsheid wordt hier tentoongesteld in al haar snoeverij en voortbrengselen. Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid, James 3:14. Doe u voor zoals ge wilt, houd uzelven voor nog zo wijs, toch hebt ge overvloedig reden om op te houden met uzelven te verheerlijken, indien gij de liefde en den vrede omstoot en plaats geeft aan nijd en twist. Uw ijver voor de waarheid, uw rechtzinnigheid, uw roem op meerdere kennis dan anderen hebben, zij zullen allen een schande voor het Christendom en een openlijke tegenspraak daarvan zijn, indien gij ze alleen gebruikt om anderen hatelijk te maken en uw spijt en hartstochten tegen hen den teugel te vieren. Lieg dus niet tegen de waarheid. 1. Nijd en twist zijn het tegenovergestelde van zachtmoedigheid en wijsheid. Het hart is de zetel van beide, maar nijd en wijsheid kunnen niet tegelijk in hetzelfde hart wonen. Heilige ijver en bittere nijd zijn even verschillend van elkaar, als de lichtglans van de seraphim en het vuur der hel.

2. De volgorde der dingen wordt hier voorgesteld. Nijd gaat voorop en maakt twistgierigheid, de twist beproeft zich te verontschuldigen door ijdele eer en leugen, en daaruit ontstaat verwarring en alle boze handel. Zij, die leven in kwaadheid, nijd en twist, leven in verwarring, en zijn blootgesteld aan de verzoeking tot allen bozen handel. Zulke onordelijkheden veroorzaken vele verzoekingen en versterken die, en brengen veel schuld over den mens. De ene zonde baart de andere, en men kan zich niet voorstellen hoeveel kwaad er uit ontstaat, daar is alle boze handel. En zou men roemen in een wijsheid, die zulke gevolgen heeft? Dat kan niet zonder het Christendom voor leugenachtig te verklaren, en voor te geven dat wijsheid is hetgeen er niets mee te maken heeft. Want merk op:

3. Vanwaar die wijsheid komt. Zij is niet de wijsheid, die van boven afkomt, maar zij stijgt op van beneden, en, om het duidelijk te zeggen, zij is aards, natuurlijk, duivels, James 3:15. Zij komt voort uit aardse beginselen, handelt door aardse beweegredenen, en dient alleen voor aardse bedoelingen. Zij is zinnelijk, streelt het vlees, geeft gelegenheid om de lusten en begeerlijkheden des vlezes te voldoen. Of, volgens het oorspronkelijke woord, zij is psuchik, dierlijk of menselijk, bloot de werking van de natuurlijke reden, zonder enig bovennatuurlijk licht. En zij is duivels, die wijsheid is de wijsheid der duivelen (om onrust te verwekken en leed te berokkenen). Zij wordt ingegeven door de duivelen, wier verdoemenis uit den hoogmoed ontstond, 1 Timothy 3:6, en die in andere plaatsen der Schrift vermeld worden om hun toorn, als de verklagers der broederen. En daarom zullen zij, die met zulke wijsheid ingenomen zijn, ten slotte onder het oordeel der duivelen vallen.

III. Thans wordt ons voorgehouden het lieflijk beeld van de wijsheid, die van boven is, ten voeten uit getekend en gesteld tegenover de wijsheid die van beneden is. Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver enz., James 3:17 en 18. Merk op: Ware wijsheid is Gods gave. Zij wordt niet verkregen door omgang met mensen, niet door de kennis der wereld, zoals sommigen zeggen, maar zij komt van boven. Zij heeft verscheidene bestanddelen.

1. Zij is zuiver, zij heeft geen bijmenging van beginselen en bedoelingen, die haar zouden verlagen, zij is vrij van onreinheid en bezoedelingen, laat geen bekende zonde toe, maar tracht naar heiligheid in hart en leven.

2. Zij is vreedzaam. Vrede volgt op zuiverheid en is van haar afhankelijk. Zij, die waarlijk wijs zijn, doen wat zij kunnen om den vrede te bewaren, opdat die niet verbroken worde, en om vrede te maken, waar die verstoord is. De hemelse wijsheid maakt de mensen, in den staat, in het gezin, in de gemeenten, in de maatschappij, overal, vreedzaam.

3. Zij is bescheiden, zij staat niet op haar uiterste recht in zaken van eigendom, zij zegt in zaken van tucht geen ding ruw, zij is niet heftig bij verschil in mening, door eigen inzien hoog te verheffen boven het gevoelen van anderen, zij is niet ruw en overheersend in den omgang of hard en wreed van gemoed. De bescheidenheid staat lijnrecht tegenover dat alles.

4. De hemelse wijsheid is gezeggelijk, eupeiths, zij is voor overreding vatbaar, wil leren wat goed en wat verkeerd is. Er bestaat een gezeglijkheid, die zwak en zondig is, maar het is geen afkeurenswaardige gezeglijkheid wanneer wij ons buigen onder de overreding van Gods Woord, en van alle rechtvaardige en redelijke raadgevingen of verzoeken van onze medeschepselen, ook niet wanneer wij tegenspraak opgeven, omdat daar grondige reden voor gegeven wordt en er een goed doel mede bereikt wordt.

5. Zij is vol van barmhartigheid en goede vruchten, innerlijk geneigd tot al wat goed en vriendelijk is, zowel om hen te helpen die in nood zijn als hun te vergeven, die haar beledigd hebben, en te handelen ten goede van anderen waar ook de gelegenheid zich opdoet.

6. De hemelse wijsheid is niet partijdig oordelende. Het oorspronkelijke woord adiakritos betekent eigenlijk: zij is zonder achterdocht, vrij van vooroordeel, maakt geen ongewettigd onderscheid in het gedrag jegens verschillende personen. Men kan ook lezen: zonder krakelen. Zij handelt niet uit sektarisme, zij redetwist niet bloot voor de zaak van een partij, zij veroordeelt anderen niet alleen omdat ze van haar in opvatting verschillen. De wijste mensen zijn het minst-geschikt om bestraffers te zijn.

7. De wijsheid, die van boven is, is ongeveinsd. Zij heeft geen vermomming en geen misleiding. Zij kan niet vervallen in de handelwijzen van hen, die de wereld voor wijs houdt, en die alleen listig en sluw zijn, maar zij is oprecht en openhartig, gestadig, zich zelven-gelijk-blijvend. O mochten gij en ik altijd door die wijsheid geleid worden, dat we met Paulus mochten zeg dat onze wandel is niet met vleselijke wijsheid, maar in eenvoudigheid en godzalige oprechtheid door de genade Gods. En eindelijk: de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen, die vrede maken. En hetgeen in vrede gezaaid wordt zal een oogst van vreugde opleveren. Laat anderen de vruchten inzamelen van strijd en twist, en al de voordelen voor zich zelven, die ze zich daarvan voorstellen, maar laat ons voortgaan vreedzaam het zaad der rechtvaardigheid te zaaien, en wij kunnen er staat op maken dat onze arbeid niet verloren zal zijn. Want het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en verheuging voor de oprechten van harte, het werk der gerechtigheid zal vrede zijn en de uitwerking der rechtvaardigheid gerustheid en zekerheid eeuwiglijk.

Verzen 12-18

Jakobus 3:12-18

De hiervoren veroordeelde zonden komen meestal voort uit de verbeelding, dat men wijzer en met meer kennis toegerust is dan andere mensen, en daarom toont de apostel in deze verzen het onderscheid aan tussen hen, die voorwenden wijs te zijn, en hen, die het in waarheid zijn, en tussen de wijsheid, die van beneden (uit de aarde en uit de hel) is, en die, welke van boven is.

I. Wij hebben hier de voorstelling van de ware wijsheid, met haar onderscheidende kenmerken en vruchten. Wie is wijs en verstandig onder u? Die bewijze uit zijn goeden wandel zijne werken in zachtmoedige wijsheid, James 3:13. Een waarlijk wijs man is een zeer verstandig man, hij zal nooit verlangen naar den naam van wijs te zijn zonder een goeden voorraad van kennis te kunnen tonen, en hij zal nooit zich zelven enigszins hoog schatten alleen omdat hij kennis heeft, wanneer hij de wijsheid mist om die kennis goed aan te wenden en te gebruiken. Die beide dingen gaan samen om ware wijsheid te vormen: wie is wijs en verstandig? Waar iemand in dat gelukkige geval verkeert, zal men de volgende vruchten zien.

1. Een goeden wandel. Wanneer wij wijzer zijn dan anderen, dan zal dat openbaar worden door het goed-zijn van onzen wandel, en niet door zijn ruwheid en ijdelheid. Woorden, die leren, en genezen, en goed doen, zijn de kentekenen van wijsheid, niet woorden, die groot vertoon maken, nadeel doen, en ons zelven of anderen kwaad berokkenen.

2. De ware wijsheid is kenbaar aan haar werken. De wandel, hier bedoeld, bepaalt zich niet tot woorden, maar omvat `s mensen gehelen wandel, daarom wordt er gezegd, laat hem zijn goeden wandel door zijn werken betonen. De ware wijsheid ligt niet in goede beschouwingen of bespiegelingen, maar in goede en nuttige daden. Hij, die goed denkt en goed praat, wordt in den zin der Schrift niet wijs genoemd, tenzij hij ook goed leeft en handelt.

3. De ware wijsheid wordt gekend aan de zachtmoedigheid van geest en gemoed. Laat hem die betonen met zachtmoedigheid. Het is een groot bewijs van wijsheid wanneer men voorzichtig zijn eigen toorn breidelt en geduldig den toorn van anderen verdraagt. En gelijk de wijsheid zich openbaart in zachtmoedigheid, zo is de zachtmoedigheid de grote vriendin van de wijsheid, want niets verhindert zozeer de rechtmatige waardering, het degelijk oordeel en de onpartijdigheid van inzicht, die nodig zijn om wijs te handelen, als de hartstocht. Wanneer wij zacht en kalm zijn, dan zijn wij het best instaat om naar reden te horen en redelijk te spreken. Wijsheid brengt zachtmoedigheid voort en zachtmoedigheid vermeerdert wijsheid.

II. Hun, die van een tegenovergesteld karakter zijn, wordt hier alle eer ontnomen, en hun wijsheid wordt hier tentoongesteld in al haar snoeverij en voortbrengselen. Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid, James 3:14. Doe u voor zoals ge wilt, houd uzelven voor nog zo wijs, toch hebt ge overvloedig reden om op te houden met uzelven te verheerlijken, indien gij de liefde en den vrede omstoot en plaats geeft aan nijd en twist. Uw ijver voor de waarheid, uw rechtzinnigheid, uw roem op meerdere kennis dan anderen hebben, zij zullen allen een schande voor het Christendom en een openlijke tegenspraak daarvan zijn, indien gij ze alleen gebruikt om anderen hatelijk te maken en uw spijt en hartstochten tegen hen den teugel te vieren. Lieg dus niet tegen de waarheid. 1. Nijd en twist zijn het tegenovergestelde van zachtmoedigheid en wijsheid. Het hart is de zetel van beide, maar nijd en wijsheid kunnen niet tegelijk in hetzelfde hart wonen. Heilige ijver en bittere nijd zijn even verschillend van elkaar, als de lichtglans van de seraphim en het vuur der hel.

2. De volgorde der dingen wordt hier voorgesteld. Nijd gaat voorop en maakt twistgierigheid, de twist beproeft zich te verontschuldigen door ijdele eer en leugen, en daaruit ontstaat verwarring en alle boze handel. Zij, die leven in kwaadheid, nijd en twist, leven in verwarring, en zijn blootgesteld aan de verzoeking tot allen bozen handel. Zulke onordelijkheden veroorzaken vele verzoekingen en versterken die, en brengen veel schuld over den mens. De ene zonde baart de andere, en men kan zich niet voorstellen hoeveel kwaad er uit ontstaat, daar is alle boze handel. En zou men roemen in een wijsheid, die zulke gevolgen heeft? Dat kan niet zonder het Christendom voor leugenachtig te verklaren, en voor te geven dat wijsheid is hetgeen er niets mee te maken heeft. Want merk op:

3. Vanwaar die wijsheid komt. Zij is niet de wijsheid, die van boven afkomt, maar zij stijgt op van beneden, en, om het duidelijk te zeggen, zij is aards, natuurlijk, duivels, James 3:15. Zij komt voort uit aardse beginselen, handelt door aardse beweegredenen, en dient alleen voor aardse bedoelingen. Zij is zinnelijk, streelt het vlees, geeft gelegenheid om de lusten en begeerlijkheden des vlezes te voldoen. Of, volgens het oorspronkelijke woord, zij is psuchik, dierlijk of menselijk, bloot de werking van de natuurlijke reden, zonder enig bovennatuurlijk licht. En zij is duivels, die wijsheid is de wijsheid der duivelen (om onrust te verwekken en leed te berokkenen). Zij wordt ingegeven door de duivelen, wier verdoemenis uit den hoogmoed ontstond, 1 Timothy 3:6, en die in andere plaatsen der Schrift vermeld worden om hun toorn, als de verklagers der broederen. En daarom zullen zij, die met zulke wijsheid ingenomen zijn, ten slotte onder het oordeel der duivelen vallen.

III. Thans wordt ons voorgehouden het lieflijk beeld van de wijsheid, die van boven is, ten voeten uit getekend en gesteld tegenover de wijsheid die van beneden is. Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver enz., James 3:17 en 18. Merk op: Ware wijsheid is Gods gave. Zij wordt niet verkregen door omgang met mensen, niet door de kennis der wereld, zoals sommigen zeggen, maar zij komt van boven. Zij heeft verscheidene bestanddelen.

1. Zij is zuiver, zij heeft geen bijmenging van beginselen en bedoelingen, die haar zouden verlagen, zij is vrij van onreinheid en bezoedelingen, laat geen bekende zonde toe, maar tracht naar heiligheid in hart en leven.

2. Zij is vreedzaam. Vrede volgt op zuiverheid en is van haar afhankelijk. Zij, die waarlijk wijs zijn, doen wat zij kunnen om den vrede te bewaren, opdat die niet verbroken worde, en om vrede te maken, waar die verstoord is. De hemelse wijsheid maakt de mensen, in den staat, in het gezin, in de gemeenten, in de maatschappij, overal, vreedzaam.

3. Zij is bescheiden, zij staat niet op haar uiterste recht in zaken van eigendom, zij zegt in zaken van tucht geen ding ruw, zij is niet heftig bij verschil in mening, door eigen inzien hoog te verheffen boven het gevoelen van anderen, zij is niet ruw en overheersend in den omgang of hard en wreed van gemoed. De bescheidenheid staat lijnrecht tegenover dat alles.

4. De hemelse wijsheid is gezeggelijk, eupeiths, zij is voor overreding vatbaar, wil leren wat goed en wat verkeerd is. Er bestaat een gezeglijkheid, die zwak en zondig is, maar het is geen afkeurenswaardige gezeglijkheid wanneer wij ons buigen onder de overreding van Gods Woord, en van alle rechtvaardige en redelijke raadgevingen of verzoeken van onze medeschepselen, ook niet wanneer wij tegenspraak opgeven, omdat daar grondige reden voor gegeven wordt en er een goed doel mede bereikt wordt.

5. Zij is vol van barmhartigheid en goede vruchten, innerlijk geneigd tot al wat goed en vriendelijk is, zowel om hen te helpen die in nood zijn als hun te vergeven, die haar beledigd hebben, en te handelen ten goede van anderen waar ook de gelegenheid zich opdoet.

6. De hemelse wijsheid is niet partijdig oordelende. Het oorspronkelijke woord adiakritos betekent eigenlijk: zij is zonder achterdocht, vrij van vooroordeel, maakt geen ongewettigd onderscheid in het gedrag jegens verschillende personen. Men kan ook lezen: zonder krakelen. Zij handelt niet uit sektarisme, zij redetwist niet bloot voor de zaak van een partij, zij veroordeelt anderen niet alleen omdat ze van haar in opvatting verschillen. De wijste mensen zijn het minst-geschikt om bestraffers te zijn.

7. De wijsheid, die van boven is, is ongeveinsd. Zij heeft geen vermomming en geen misleiding. Zij kan niet vervallen in de handelwijzen van hen, die de wereld voor wijs houdt, en die alleen listig en sluw zijn, maar zij is oprecht en openhartig, gestadig, zich zelven-gelijk-blijvend. O mochten gij en ik altijd door die wijsheid geleid worden, dat we met Paulus mochten zeg dat onze wandel is niet met vleselijke wijsheid, maar in eenvoudigheid en godzalige oprechtheid door de genade Gods. En eindelijk: de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen, die vrede maken. En hetgeen in vrede gezaaid wordt zal een oogst van vreugde opleveren. Laat anderen de vruchten inzamelen van strijd en twist, en al de voordelen voor zich zelven, die ze zich daarvan voorstellen, maar laat ons voortgaan vreedzaam het zaad der rechtvaardigheid te zaaien, en wij kunnen er staat op maken dat onze arbeid niet verloren zal zijn. Want het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en verheuging voor de oprechten van harte, het werk der gerechtigheid zal vrede zijn en de uitwerking der rechtvaardigheid gerustheid en zekerheid eeuwiglijk.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op James 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/james-3.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile