Lectionary Calendar
Friday, May 17th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Deuteronomium 4

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 4

Deuteronomy 4:1.

VERMANING TOT GEHOORZAAMHEID AAN DE WET.

I. Deuteronomy 4:1-Deuteronomy 4:40. Nadat Mozes aldus nogmaals aan het volk herinnerd heeft, welke gunstbewijzen God heeft geschonken, vermaant hij tot trouwe en gemoedelijke vervulling van de wet, want van het volbrengen van de geboden hangen niet slechts dood en leven af, maar daarin bestaat ook Israëls wijsheid en grootheid boven de volken van de aarde. Bovenal echter moeten de Israëlieten echter waken tegen afgoderij en beeldendienst. Die afval toch zal gestraft worden door verstrooiing onder de heidenen, en indien ook bij oprechte bekering en verootmoediging de wederaanneming van Gods zijde zeker is, toch moet de rijkdom van de genade en voorrechten die Israël bij de uittocht uit Egypte en bij de wetgeving van Sinaï boven alle volken ontvangen heeft, voldoende kracht oefenen, om de kennis en de ware dienst van de enige God bij het volk te bewaren.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 4

Deuteronomy 4:1.

VERMANING TOT GEHOORZAAMHEID AAN DE WET.

I. Deuteronomy 4:1-Deuteronomy 4:40. Nadat Mozes aldus nogmaals aan het volk herinnerd heeft, welke gunstbewijzen God heeft geschonken, vermaant hij tot trouwe en gemoedelijke vervulling van de wet, want van het volbrengen van de geboden hangen niet slechts dood en leven af, maar daarin bestaat ook Israëls wijsheid en grootheid boven de volken van de aarde. Bovenal echter moeten de Israëlieten echter waken tegen afgoderij en beeldendienst. Die afval toch zal gestraft worden door verstrooiing onder de heidenen, en indien ook bij oprechte bekering en verootmoediging de wederaanneming van Gods zijde zeker is, toch moet de rijkdom van de genade en voorrechten die Israël bij de uittocht uit Egypte en bij de wetgeving van Sinaï boven alle volken ontvangen heeft, voldoende kracht oefenen, om de kennis en de ware dienst van de enige God bij het volk te bewaren.

Vers 1

1. Nu dan, 1)Israël! daar gij zovele gunstbewijzen van de Heere, uw God ontvangen hebt, hoor: 2) naar de a) instellingen en naar de rechten, 3) die ik u leer, thans nog eenmaal voorstel met het doel, dat gij tracht dienovereenkomstig te doen, opdat gij door het vaste voornemen, om deze wet te onderhouden, leeft, en daarheen binnenkomt, en erft het land, dat de HEERE, de God van uw vaderen, u geeft.

a)Leviticus 19:37; Leviticus 20:8; Leviticus 22:31

1) Hij vraagt van het volk bezonnenheid, waardoor zij leren God te dienen. Want het beginsel van goed en gelukkig te leven is: te houden, wat God behaagt. Daarom vangt Mozes daarmee aan, terwijl hij hen beveelt, nauwkeurig te letten op de regels, die uit de wet voortvloeien. Vervolgens, vermaant hij hen, dat zij door heel hun leven bewijzen, dat zij naar eis in de kennis van de wet vooruitkomen. De belofte, welke hij erbij voegt, wekt hen op, door de hoop op de erfenis, tot een vrijwillige gehoorzaamheid. Het voornaamste stuk is, dat zij niets bijdoen en niets afdoen van de kennis van de zuivere wet. Want niets kan gebeuren, of de mens moet allereerst afstand doen van eigen zin en mening en vervolgens voor alle vreemde bijmengsels de oren sluiten. Want niemand wordt gehouden voor leerling van de wet, dan wie uit haar het verstand heeft ontvangen. Daarom is het, alsof God beval, dat zij met Zijn voorschriften tevreden zouden zijn, omdat zij niet anders de wet zouden bewaren, dan indien zij aan haar onderricht een volstrekt gezag zouden toestaan. Waaruit volgt, dat eerst zij God gehoorzamen, die slechts aan Zijn gezag zich overgeven en Zijn eer aan de wet geven; die niets vreemds, aan hun eigen gevoel ontleend, toelaten. Een in het oog vallende plaats, waardoor openlijk wordt veroordeeld, al wat door het verstand van de mens kan uitgedacht worden in betrekking tot de dienst van God..

Met dit nu dan gaat Mozes over, om hen de wetten en instellingen van God in te scherpen. Hij heeft hen gewezen op de voorrechten, welke zij ontvingen, op de straffen, welke God had toegepast. Zal het volk nu een gezegend volk zijn, zullen de straffen uitblijven, dan heeft Israël de rechten en instellingen van God te onderhouden, omdat Hij ze geboden heeft en omdat zij uit dankbaarheid daartoe geroepen zijn..

2) Zoals in het Nieuwe Testament "horen" het eerste is, dat van de mens geëist wordt (Romans 10:17), zo wordt dit ook in het Oude Testament voorgeschreven; want ook hier is een positieve godsdienst een openbaring van God..

3) Een gebod is datgene, wat de mens wordt opgelegd, een recht hetgeen hem toekomt; onder beide uitdrukkingen verenigt Mozes hier en elders de door hem geopenbaarde wet, die immers ook beiden, plichten en rechten bevat. Niet zelden worden hier nog de algemene uitdrukkingen "wetten" of "getuigenissen" bijgevoegd (Deuteronomy 6:1,Deuteronomy 6:17,Deuteronomy 6:23; Deuteronomy 7:11), die de geboden en rechten als openbaringen van de wil van de Heere voorstellen..

Vers 1

1. Nu dan, 1)Israël! daar gij zovele gunstbewijzen van de Heere, uw God ontvangen hebt, hoor: 2) naar de a) instellingen en naar de rechten, 3) die ik u leer, thans nog eenmaal voorstel met het doel, dat gij tracht dienovereenkomstig te doen, opdat gij door het vaste voornemen, om deze wet te onderhouden, leeft, en daarheen binnenkomt, en erft het land, dat de HEERE, de God van uw vaderen, u geeft.

a)Leviticus 19:37; Leviticus 20:8; Leviticus 22:31

1) Hij vraagt van het volk bezonnenheid, waardoor zij leren God te dienen. Want het beginsel van goed en gelukkig te leven is: te houden, wat God behaagt. Daarom vangt Mozes daarmee aan, terwijl hij hen beveelt, nauwkeurig te letten op de regels, die uit de wet voortvloeien. Vervolgens, vermaant hij hen, dat zij door heel hun leven bewijzen, dat zij naar eis in de kennis van de wet vooruitkomen. De belofte, welke hij erbij voegt, wekt hen op, door de hoop op de erfenis, tot een vrijwillige gehoorzaamheid. Het voornaamste stuk is, dat zij niets bijdoen en niets afdoen van de kennis van de zuivere wet. Want niets kan gebeuren, of de mens moet allereerst afstand doen van eigen zin en mening en vervolgens voor alle vreemde bijmengsels de oren sluiten. Want niemand wordt gehouden voor leerling van de wet, dan wie uit haar het verstand heeft ontvangen. Daarom is het, alsof God beval, dat zij met Zijn voorschriften tevreden zouden zijn, omdat zij niet anders de wet zouden bewaren, dan indien zij aan haar onderricht een volstrekt gezag zouden toestaan. Waaruit volgt, dat eerst zij God gehoorzamen, die slechts aan Zijn gezag zich overgeven en Zijn eer aan de wet geven; die niets vreemds, aan hun eigen gevoel ontleend, toelaten. Een in het oog vallende plaats, waardoor openlijk wordt veroordeeld, al wat door het verstand van de mens kan uitgedacht worden in betrekking tot de dienst van God..

Met dit nu dan gaat Mozes over, om hen de wetten en instellingen van God in te scherpen. Hij heeft hen gewezen op de voorrechten, welke zij ontvingen, op de straffen, welke God had toegepast. Zal het volk nu een gezegend volk zijn, zullen de straffen uitblijven, dan heeft Israël de rechten en instellingen van God te onderhouden, omdat Hij ze geboden heeft en omdat zij uit dankbaarheid daartoe geroepen zijn..

2) Zoals in het Nieuwe Testament "horen" het eerste is, dat van de mens geëist wordt (Romans 10:17), zo wordt dit ook in het Oude Testament voorgeschreven; want ook hier is een positieve godsdienst een openbaring van God..

3) Een gebod is datgene, wat de mens wordt opgelegd, een recht hetgeen hem toekomt; onder beide uitdrukkingen verenigt Mozes hier en elders de door hem geopenbaarde wet, die immers ook beiden, plichten en rechten bevat. Niet zelden worden hier nog de algemene uitdrukkingen "wetten" of "getuigenissen" bijgevoegd (Deuteronomy 6:1,Deuteronomy 6:17,Deuteronomy 6:23; Deuteronomy 7:11), die de geboden en rechten als openbaringen van de wil van de Heere voorstellen..

Vers 2

2. a) Gij zult, want uw roeping is dienaars en niet meesters van het Woord te zijn, te gehoorzamen als degenen die niet boven, maar onder de wet staan, tot dit woord, dat ik u gebied, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen opdat gij bewaart de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied.

a)Deuteronomy 12:32 Proverbs 30:6 Jeremiah 26:2 Revelation 2:18

Dit woord bindt de geest van de mensen, maar niet de Geest van God, die vrij bleef om door Zijn werking ook verder de openbaring van God te ontwikkelen en mee te delen. Opmerkelijk is het echter, dat hier voor Israël het eerst genoemd wordt het verbod van iets "toe te doen". Die bedorven gezindheid, welke het inwendige vergeet, en zich slechts op het uitwendig voorkomen toelegt, die een eigenwillige godsdienst oefent, omdat zij de ware Godsvrucht van hart mist, is om de schijn van heiligheid het meest gevaarlijk voor de mens en voor zijn naaste. Ook Christus had tegenover de Farizeeën meer te strijden dan tegenover de Sadduceeën.

Bij de wet iets toevoegen, is te doen wat de wet verbiedt; die verminderen is na te laten wat zij beveelt.

Vers 2

2. a) Gij zult, want uw roeping is dienaars en niet meesters van het Woord te zijn, te gehoorzamen als degenen die niet boven, maar onder de wet staan, tot dit woord, dat ik u gebied, niet toedoen, ook daarvan niet afdoen opdat gij bewaart de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied.

a)Deuteronomy 12:32 Proverbs 30:6 Jeremiah 26:2 Revelation 2:18

Dit woord bindt de geest van de mensen, maar niet de Geest van God, die vrij bleef om door Zijn werking ook verder de openbaring van God te ontwikkelen en mee te delen. Opmerkelijk is het echter, dat hier voor Israël het eerst genoemd wordt het verbod van iets "toe te doen". Die bedorven gezindheid, welke het inwendige vergeet, en zich slechts op het uitwendig voorkomen toelegt, die een eigenwillige godsdienst oefent, omdat zij de ware Godsvrucht van hart mist, is om de schijn van heiligheid het meest gevaarlijk voor de mens en voor zijn naaste. Ook Christus had tegenover de Farizeeën meer te strijden dan tegenover de Sadduceeën.

Bij de wet iets toevoegen, is te doen wat de wet verbiedt; die verminderen is na te laten wat zij beveelt.

Vers 3

3. Uw ogen hebben gezien, wat God om Bal-Peor gedaan heeft, 1) opdat gij het afschuwelijke en verderfelijke van zijn dienst zou inzien; want elke man, die Bal-Peor navolgde, die heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u weggedaan (Numbers 25:1-Numbers 25:15 Joshua 22:17 ).

1) Mozes haalt deze geschiedenis aan, omdat zij het volk nog vers in het geheugen ligt. D r heeft Israël gezien, hoe zij, die de dienst van God voor de dienst van de afgoden hadden prijsgegeven, zijn omgekomen en hoe daartegen de trouwe dienaren van de Heere in het leven zijn behouden en nu gereed staan Kanan te veroveren..

Vers 3

3. Uw ogen hebben gezien, wat God om Bal-Peor gedaan heeft, 1) opdat gij het afschuwelijke en verderfelijke van zijn dienst zou inzien; want elke man, die Bal-Peor navolgde, die heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u weggedaan (Numbers 25:1-Numbers 25:15 Joshua 22:17 ).

1) Mozes haalt deze geschiedenis aan, omdat zij het volk nog vers in het geheugen ligt. D r heeft Israël gezien, hoe zij, die de dienst van God voor de dienst van de afgoden hadden prijsgegeven, zijn omgekomen en hoe daartegen de trouwe dienaren van de Heere in het leven zijn behouden en nu gereed staan Kanan te veroveren..

Vers 4

4. Gij daarentegen, die de HEERE, uw God, aanhing, en u niet met de afgoderij en ontucht van de anderen bezoedelt hebt, gij zijt heden allen nog in leven. 5. Ziet, ik heb u geleerd de instellingen en rechten, zoals de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden van het land, waar gij naartoe gaat, om het te erven.

Vers 4

4. Gij daarentegen, die de HEERE, uw God, aanhing, en u niet met de afgoderij en ontucht van de anderen bezoedelt hebt, gij zijt heden allen nog in leven. 5. Ziet, ik heb u geleerd de instellingen en rechten, zoals de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden van het land, waar gij naartoe gaat, om het te erven.

Vers 6

6. Behoudt ze1) dan en doet ze, de geboden die ik u meegedeeld heb; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn; dat zal u een roem van grote wijsheid en diep inzicht bereiden voor de ogen van de volken, die al deze instellingen horen en uw onberispelijke wandel naar dit richtsnoer zien zullen, en zeggen: Dit grote volk alleen is een wijs en verstandig volk.

1) Opdat zij des te vuriger zich zouden aangorden, om de wet te bewaren en in die ijver standvastiger zouden voortgaan, herinnert hij hen, dat niets hun beter en meer gewenst zou zijn. Want God wordt niet naar eis gediend, tenzij met een volvaardig gemoed en met een vrijwillige gehoorzaamheid, welke meer door zachtheid wordt opgewekt, dan door kracht en geweld afgedwongen. Wanneer nu allen daarin zoeken uit te munten, dan zegt hij, dat dit de zeer grote voortreffelijkheid van Israël zal zijn, dat zij God tot wetgever en leermeester hebben. Indien iemand opwerpt, dat door twee bewijsmiddelen wordt weerlegd, wat hij zegt, nl. omdat de wet van God aan alle niet-Israëlitische volken onbekend was, vervolgen, omdat daar de vorm, om God te dienen, was voorgeschreven en de gehele joodse Godsdienst niet slechts werd veracht, maar ook gehaat, dan antwoord ik, dat hier de andere volken niet zo maar tot rechters en scheidslieden worden aangesteld, maar dat de woorden aldus zijn op te vatten: Indien men was gekomen tot de juiste kennis, er dan geen volk onder de hemel zou zijn, dat zich met u zou durven vergelijken, laat staan zich hoger dan u schatten. Want uit de vergelijking zelf konden zij te weten komen, tot wat een hoge trap van waardigheid God u heeft opgevoerd..

Vers 6

6. Behoudt ze1) dan en doet ze, de geboden die ik u meegedeeld heb; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn; dat zal u een roem van grote wijsheid en diep inzicht bereiden voor de ogen van de volken, die al deze instellingen horen en uw onberispelijke wandel naar dit richtsnoer zien zullen, en zeggen: Dit grote volk alleen is een wijs en verstandig volk.

1) Opdat zij des te vuriger zich zouden aangorden, om de wet te bewaren en in die ijver standvastiger zouden voortgaan, herinnert hij hen, dat niets hun beter en meer gewenst zou zijn. Want God wordt niet naar eis gediend, tenzij met een volvaardig gemoed en met een vrijwillige gehoorzaamheid, welke meer door zachtheid wordt opgewekt, dan door kracht en geweld afgedwongen. Wanneer nu allen daarin zoeken uit te munten, dan zegt hij, dat dit de zeer grote voortreffelijkheid van Israël zal zijn, dat zij God tot wetgever en leermeester hebben. Indien iemand opwerpt, dat door twee bewijsmiddelen wordt weerlegd, wat hij zegt, nl. omdat de wet van God aan alle niet-Israëlitische volken onbekend was, vervolgen, omdat daar de vorm, om God te dienen, was voorgeschreven en de gehele joodse Godsdienst niet slechts werd veracht, maar ook gehaat, dan antwoord ik, dat hier de andere volken niet zo maar tot rechters en scheidslieden worden aangesteld, maar dat de woorden aldus zijn op te vatten: Indien men was gekomen tot de juiste kennis, er dan geen volk onder de hemel zou zijn, dat zich met u zou durven vergelijken, laat staan zich hoger dan u schatten. Want uit de vergelijking zelf konden zij te weten komen, tot wat een hoge trap van waardigheid God u heeft opgevoerd..

Vers 7

7. a) Want welk groot volk is er meer in de wijde wereld, dat de goden, die het vereert, zo nabij zijn als de HEERE, onze God bij ons is, en Zich in ons midden openbaart, zo dikwijls wij Hem aanroepen? Roepen zij niet in de nood tevergeefs hun valse en nietige afgoden aan?

a)Deuteronomy 26:19

Vers 7

7. a) Want welk groot volk is er meer in de wijde wereld, dat de goden, die het vereert, zo nabij zijn als de HEERE, onze God bij ons is, en Zich in ons midden openbaart, zo dikwijls wij Hem aanroepen? Roepen zij niet in de nood tevergeefs hun valse en nietige afgoden aan?

a)Deuteronomy 26:19

Vers 8

8. En welk groot volk is er, dat zo rechtvaardige instellingen en rechten heeft, 1)als deze gehele wet is, die ik heden voor uw aangezicht geef? (Psalms 147:19, Psalms 119:98,Psalms 119:99).

1) Dit woord van Mozes is door de geschiedenis bevestigd, zij het ook een waarheid, dat Israël menigmaal het voorwerp geweest is van bespotting en als het voorbeeld van dwaasheid is voorgesteld (Tacit. Annal. XXI; Esther. 3:8 Genesis 21:3 ). Niet slechts de wijsheid van Salomo was een oorzaak van verbazing voor de koningin van Scheba (1 Kings 10:4), maar de Goddelijke waarheid, die aan Israël in de wet geopenbaard was, had ook voor de diep voelende harten in de heidenwereld zoveel aantrekkelijks, dat b.v. de Griekse wijsgeer Aristotoles aan dit volk een wijsgerig karakter toekende en de Perzen vele beginselen van de joodsen Godsdienst overnamen. Bovendien is het algemeen bekend, dat, toen na een korte bloeitijd het verval en de ontbinding van de heidense godsdiensten een aanvang nam, duizenden, die bevrediging van de behoeften van het hart zochten, als Proselieten tot het Jodendom toetraden (zie Leviticus 17:9) Het recht wortelt in God. Waar Gods Woord in ere is en Zijn dienst wordt onderhouden, daar zullen de instellingen ook in overeenstemming gebracht worden met Zijn woord en getuigenis. Afval van God brengt altijd mee, een buigen van het recht..

Vers 8

8. En welk groot volk is er, dat zo rechtvaardige instellingen en rechten heeft, 1)als deze gehele wet is, die ik heden voor uw aangezicht geef? (Psalms 147:19, Psalms 119:98,Psalms 119:99).

1) Dit woord van Mozes is door de geschiedenis bevestigd, zij het ook een waarheid, dat Israël menigmaal het voorwerp geweest is van bespotting en als het voorbeeld van dwaasheid is voorgesteld (Tacit. Annal. XXI; Esther. 3:8 Genesis 21:3 ). Niet slechts de wijsheid van Salomo was een oorzaak van verbazing voor de koningin van Scheba (1 Kings 10:4), maar de Goddelijke waarheid, die aan Israël in de wet geopenbaard was, had ook voor de diep voelende harten in de heidenwereld zoveel aantrekkelijks, dat b.v. de Griekse wijsgeer Aristotoles aan dit volk een wijsgerig karakter toekende en de Perzen vele beginselen van de joodsen Godsdienst overnamen. Bovendien is het algemeen bekend, dat, toen na een korte bloeitijd het verval en de ontbinding van de heidense godsdiensten een aanvang nam, duizenden, die bevrediging van de behoeften van het hart zochten, als Proselieten tot het Jodendom toetraden (zie Leviticus 17:9) Het recht wortelt in God. Waar Gods Woord in ere is en Zijn dienst wordt onderhouden, daar zullen de instellingen ook in overeenstemming gebracht worden met Zijn woord en getuigenis. Afval van God brengt altijd mee, een buigen van het recht..

Vers 9

9. Alleen wacht u, opdat gij de vrees voor de Heere niet verlaat, en bovenal het hoofdgebod, dat tegen alle afgoderij en beeldendienst gericht is (Exodus 20:2-Exodus 20:6) niet overtreedt, en bewaart uw ziel wel, 1) dat gij niet vergeet de dingen, die uw ogen bij de bekendmaking van de geboden (Exodus. 19-24) gezien hebben, en dat zij, nl. deze verpletterende gebeurtenissen niet van uw hart wijken, al de dagen van uw leven, en gij zult ze a) aan uw kinderen en uw kindskinderen bekend maken. 2)

a) Deuteronomy 6:7; Deuteronomy 11:19

1) Mozes heeft hier niet op het oog die algemene waakzaamheid, maar dat innerlijk wachthouden en die nauwkeurige zorg, dat zij niet iets uit zorgeloosheid zouden nalaten te doen..

2) Niet alleen moesten zij met een tedere zorg wakende zijn, om wat zij hadden gezien, te bewaren, maar zij moesten het ook hun kinderen en kindskinderen meedelen, opdat de kennis zo ver mogelijk zou worden verbreid. Immers, dan moest er bij geheel het Israëlitische volk een heilige eerbied zijn en een heilige vrees voor de Heere God.

Vers 9

9. Alleen wacht u, opdat gij de vrees voor de Heere niet verlaat, en bovenal het hoofdgebod, dat tegen alle afgoderij en beeldendienst gericht is (Exodus 20:2-Exodus 20:6) niet overtreedt, en bewaart uw ziel wel, 1) dat gij niet vergeet de dingen, die uw ogen bij de bekendmaking van de geboden (Exodus. 19-24) gezien hebben, en dat zij, nl. deze verpletterende gebeurtenissen niet van uw hart wijken, al de dagen van uw leven, en gij zult ze a) aan uw kinderen en uw kindskinderen bekend maken. 2)

a) Deuteronomy 6:7; Deuteronomy 11:19

1) Mozes heeft hier niet op het oog die algemene waakzaamheid, maar dat innerlijk wachthouden en die nauwkeurige zorg, dat zij niet iets uit zorgeloosheid zouden nalaten te doen..

2) Niet alleen moesten zij met een tedere zorg wakende zijn, om wat zij hadden gezien, te bewaren, maar zij moesten het ook hun kinderen en kindskinderen meedelen, opdat de kennis zo ver mogelijk zou worden verbreid. Immers, dan moest er bij geheel het Israëlitische volk een heilige eerbied zijn en een heilige vrees voor de Heere God.

Vers 10

10. Ten dage dat gij voor het aangezicht van de HEERE, uw God, aan Horeb stond, toen de HEERE tot mij zei: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen die zij opde aardbodem zullen leven, en zij zullen ze hun kinderen leren (Exodus 19:17).

Vers 10

10. Ten dage dat gij voor het aangezicht van de HEERE, uw God, aan Horeb stond, toen de HEERE tot mij zei: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen die zij opde aardbodem zullen leven, en zij zullen ze hun kinderen leren (Exodus 19:17).

Vers 11

11. En gij naderde 1) en stond beneden die berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan het midden van de hemel, tot in de ruimte van de wolkenhemel, die zich om de bergtop gelegerd had; er was duisternis, wolken en donkerheid).

1) Ook deze uitbreidende mededeling diende tot goedkeuring van de zaak zelf, nl. dat Mozes niet anders dan heraut en dienaar van God was geweest, omdat de berg ten aanschouwe van het gehele volk brandde, zodat het openbaar werd, dat God uit het midden van het vuur sprak. Dat hij zegt, dat zij slechts de stem hadden gehoord, maar geen gedaante hadden gezien, kan bij wijze van tegemoetkoming aangenomen worden. Alzo zouden de twee delen van de zin als een tegenstelling te lezen zijn, nl. ofschoon geen gedaante verscheen, nochthans was de stem hun oren binnengedrongen. Maar ik verklaar, dat dit daar gezegd is, opdat des te vaster zou betuigd worden, dat die stem die van God is geweest, door een sterfelijk mens niet kon uitgesproken worden. Want op geen enkele kunstige manier zou iemand van de mensen zich kunnen verbergen, of de mond van de spreker hadden zij kunnen zien, zij, die zonder een uitwendig orgaan, de stem uit het vuur hoorden voortkomen.. 12. Zo sprak de HEERE tot u uit het midden van het vuur; gij hoorde de stem, het geluid van de woorden; maar gij zaagt geen gelijkenis, 1) geen gedaante van Hem, de Heere, behalve de stem.

1) Ook dit is geheel in overeenstemming met het meegedeelde in Exodus 24:1. Een gedaante van God is door niemand gezien, ook niet door Mozes. Wat deze heeft aanschouwd, was de openbaring van Gods heerlijkheid, voor zover hij deze kon verdragen, of zoals het ook wel eens is uitgedrukt: "een zichtbaar worden van de heerlijkheid van de onzichtbare God.".

Vers 11

11. En gij naderde 1) en stond beneden die berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan het midden van de hemel, tot in de ruimte van de wolkenhemel, die zich om de bergtop gelegerd had; er was duisternis, wolken en donkerheid).

1) Ook deze uitbreidende mededeling diende tot goedkeuring van de zaak zelf, nl. dat Mozes niet anders dan heraut en dienaar van God was geweest, omdat de berg ten aanschouwe van het gehele volk brandde, zodat het openbaar werd, dat God uit het midden van het vuur sprak. Dat hij zegt, dat zij slechts de stem hadden gehoord, maar geen gedaante hadden gezien, kan bij wijze van tegemoetkoming aangenomen worden. Alzo zouden de twee delen van de zin als een tegenstelling te lezen zijn, nl. ofschoon geen gedaante verscheen, nochthans was de stem hun oren binnengedrongen. Maar ik verklaar, dat dit daar gezegd is, opdat des te vaster zou betuigd worden, dat die stem die van God is geweest, door een sterfelijk mens niet kon uitgesproken worden. Want op geen enkele kunstige manier zou iemand van de mensen zich kunnen verbergen, of de mond van de spreker hadden zij kunnen zien, zij, die zonder een uitwendig orgaan, de stem uit het vuur hoorden voortkomen.. 12. Zo sprak de HEERE tot u uit het midden van het vuur; gij hoorde de stem, het geluid van de woorden; maar gij zaagt geen gelijkenis, 1) geen gedaante van Hem, de Heere, behalve de stem.

1) Ook dit is geheel in overeenstemming met het meegedeelde in Exodus 24:1. Een gedaante van God is door niemand gezien, ook niet door Mozes. Wat deze heeft aanschouwd, was de openbaring van Gods heerlijkheid, voor zover hij deze kon verdragen, of zoals het ook wel eens is uitgedrukt: "een zichtbaar worden van de heerlijkheid van de onzichtbare God.".

Vers 13

13. Toen verkondigde Hij u Zijn verbond de wet, die uw Verbondsplichten regelde, dat Hij u gebood te doen; de tien woorden 1) (Exodus 20:2-Exodus 20:17) en schreef ze daarna, toen Hij met mij gesproken had (Exodus 31:18), op twee stenen tafelen.

1) De tien woorden. Niet omdat de wet enkel uit weinige woorden heeft bestaan, die later door Mozes zijn uitgebreid, maar, omdat woord hier opgevat moet worden in de zin van gebod. Wat God spreekt en als openbaring van Zijn wil bekend maakt, is gebod, omdat Hij de Souvereine God is..

Vers 13

13. Toen verkondigde Hij u Zijn verbond de wet, die uw Verbondsplichten regelde, dat Hij u gebood te doen; de tien woorden 1) (Exodus 20:2-Exodus 20:17) en schreef ze daarna, toen Hij met mij gesproken had (Exodus 31:18), op twee stenen tafelen.

1) De tien woorden. Niet omdat de wet enkel uit weinige woorden heeft bestaan, die later door Mozes zijn uitgebreid, maar, omdat woord hier opgevat moet worden in de zin van gebod. Wat God spreekt en als openbaring van Zijn wil bekend maakt, is gebod, omdat Hij de Souvereine God is..

Vers 14

14. Ook gebood mij de HEERE op dezelfde tijd, dat ik u instellingen en rechten leren zou (Exodus 20:22-Exodus 23:33), opdat gij die deed in dat land, waarnaar gij doortrekt, om dat te erven.

Vers 14

14. Ook gebood mij de HEERE op dezelfde tijd, dat ik u instellingen en rechten leren zou (Exodus 20:22-Exodus 23:33), opdat gij die deed in dat land, waarnaar gij doortrekt, om dat te erven.

Vers 15

15. Wacht u dan wel voor uw zielen, opdat gij niet tot afgoderij en beeldendienst vervalt; want gij hebt geen gelijkenis van God gezien ten dage dat de HEERE op Horeb uit het midden van het vuur tot u sprak, zodat God ook niet in de vorm van een beeld voorgesteld kan worden.

Vers 15

15. Wacht u dan wel voor uw zielen, opdat gij niet tot afgoderij en beeldendienst vervalt; want gij hebt geen gelijkenis van God gezien ten dage dat de HEERE op Horeb uit het midden van het vuur tot u sprak, zodat God ook niet in de vorm van een beeld voorgesteld kan worden.

Vers 16

16. Opdat gij u niet verderft, niet zo verkeerd handelt als de heidenen (Romans 1:22), en maakt u iets gesnedens, 1) de gelijkenis van enig beeld van God, de gedaante van man of vrouw.

1) DaarGod zich niet in ene gestalte had geopenbaard, geen gelijkenis van God was gezien, daarom mocht ook Israël geen beeld of gelijkenis maken van God. God wil naar de aard van Zijn Wezen en in overeenstemming met Zijn Heilig Zijn vereerd en gediend worden..

Vers 16

16. Opdat gij u niet verderft, niet zo verkeerd handelt als de heidenen (Romans 1:22), en maakt u iets gesnedens, 1) de gelijkenis van enig beeld van God, de gedaante van man of vrouw.

1) DaarGod zich niet in ene gestalte had geopenbaard, geen gelijkenis van God was gezien, daarom mocht ook Israël geen beeld of gelijkenis maken van God. God wil naar de aard van Zijn Wezen en in overeenstemming met Zijn Heilig Zijn vereerd en gediend worden..

Vers 17

17. De gedaante van enig beest, dat op de aarde is; de gedaante van enige gevleugelde vogel, die door de hemel vliegt.

Vers 17

17. De gedaante van enig beest, dat op de aarde is; de gedaante van enige gevleugelde vogel, die door de hemel vliegt.

Vers 18

18. De gedaante van iets, dat op de aardbodem kruipt, kleinere landdieren; de gedaante van enige vis, die in het water is onder de aarde, in de wateren, die lager liggen dan de aarde.

Vers 18

18. De gedaante van iets, dat op de aardbodem kruipt, kleinere landdieren; de gedaante van enige vis, die in het water is onder de aarde, in de wateren, die lager liggen dan de aarde.

Vers 19

19. Dat gij ook uw ogen niet, met de begeerte om een in uw schatting voldoend beeld of gelijkenis van God te vinden, opheft naar de hemel en aanziet de zon, en de maan en de sterren, het gehele heer van de hemel; en wordt aangedreven,1) tot bewondering weggesleept, door de majesteit en heerlijkheid van deze hemellichamen, dat gij u van de oneindig heerlijker en majestueuzer Schepper afkeert, en u voor die buigt, en hen dient, die de HEERE, uw God, aan alle volken onder de gehele hemel heeft uitgedeeld,2) d.i. niet tot aanbidding, want de heidenwereld heeft haar goden niet van God ontvangen, maar door de zonde genomen.

1) Daarom, opdat de Israëlieten des te beter zouden erkennen, hoe verkeerd het is, God te zoeken in de aardse dingen, of in de natuurkrachten van de wereld, of in de verderfelijke stof, bepaalt hij hen met opzet er bij, dat zij zelfs niet bij de hemelse creaturen moesten blijven staan; omdat Gods Majesteit hoger is dan de zon, maan en alle sterren. Verder toont hij openlijk de ongerijmdheid aan, indien zij de dienst van God op de sterren overdroegen, welke bestemd waren, volgens het bevel van God, te dienen. Want wat hij zegt, dat God hen aan alle volken heeft uitgedeeld, is bij wijze van aanschouwelijk voorstellen van zaken aan te merken, alsof Hij had gezegd, dat de zon een dienaar en de maan een dienstmaagd tegelijk met alle sterren was. Evenwel met dit woord wordt eigenlijk geprezen de bewonderenswaardige Voorzienigheid Gods in haar veelvuldige zorg en onderhoud en verschillende verrichtingen. Want de zon beschijnt nu niet op hetzelfde ogenblik alle delen van de aarde, of verwarmt die. Vervolgens, op het ene ogenblik wijkt zij weer van ons, op het andere ogenblik komt zij ons naderbij. Ook de maan heeft haar omloop. Nu eens ontstaan er sterren, dan weer verdwijnen zij, naarmate de hemel zich verstelt. Ik sla over de trage voortgang van de planeten. Welnu, wat de opgang van de sterren aangaat, de ene streek is vochtiger, de andere droger, de ene ervaart meer warmte, de andere meer kou. Deze verscheidenheid wordt door Mozes terecht verdeling genoemd. Als misdaad van bijgeloof stelt hij voor, indien de Joden aan de sterren goddelijke eer zouden bewijzen, die ook door de heidense volken werden gediend. Want wat is onwaardiger, dan dat kinderen van God aanbidders van de zon zijn, die de gehele wereld dient. Waaruit opnieuw volgt, dat hoe meer waardigheid en voortreffelijkheid er is bij de schepselen zelf, de mensen des te schandelijker ondankbaar zijn, indien zij hen, door hen te dienen, als met buit versieren, terwijl Hij juist heeft gewild, dat zij hen door hun nuttigheid, zouden dienen..

2) J.Marsham besluit uit deze woorden, dat Mozes gezien heeft het bijgeloof van de Egyptenaren, zodat hij gezegd heeft, dat zij met het juk van Egypte ook die verfoeilijke afgoderij moesten afschudden. Hij meent, dat Mozes (Deuteronomy 4:16) gezien heeft op de geheiligde runderen, van welke de mannelijke aan Osiris, de vrouwelijke aan Isis gewijd waren, in Deuteronomy 4:17 de aanbidding van honden en katten, zoals die van Thebe en Saïs ook schapen, die van Mender bokken, en anderen wolven en beren geëerd hebben. Bij de vogels zal hij gedacht hebben aan de valk en de vogel Ibis, terwijl de Thebers in het bijzonder de arend dienden; in Deuteronomy 4:18 op het wijden van de slangen aan Jupiter in de nabijheid van Thebe en de aanbidding van krokodil en rivierpaard. De dienst van zon, maan en sterren hadden de Egyptenaars met alle andere volken gemeen..

Vers 19

19. Dat gij ook uw ogen niet, met de begeerte om een in uw schatting voldoend beeld of gelijkenis van God te vinden, opheft naar de hemel en aanziet de zon, en de maan en de sterren, het gehele heer van de hemel; en wordt aangedreven,1) tot bewondering weggesleept, door de majesteit en heerlijkheid van deze hemellichamen, dat gij u van de oneindig heerlijker en majestueuzer Schepper afkeert, en u voor die buigt, en hen dient, die de HEERE, uw God, aan alle volken onder de gehele hemel heeft uitgedeeld,2) d.i. niet tot aanbidding, want de heidenwereld heeft haar goden niet van God ontvangen, maar door de zonde genomen.

1) Daarom, opdat de Israëlieten des te beter zouden erkennen, hoe verkeerd het is, God te zoeken in de aardse dingen, of in de natuurkrachten van de wereld, of in de verderfelijke stof, bepaalt hij hen met opzet er bij, dat zij zelfs niet bij de hemelse creaturen moesten blijven staan; omdat Gods Majesteit hoger is dan de zon, maan en alle sterren. Verder toont hij openlijk de ongerijmdheid aan, indien zij de dienst van God op de sterren overdroegen, welke bestemd waren, volgens het bevel van God, te dienen. Want wat hij zegt, dat God hen aan alle volken heeft uitgedeeld, is bij wijze van aanschouwelijk voorstellen van zaken aan te merken, alsof Hij had gezegd, dat de zon een dienaar en de maan een dienstmaagd tegelijk met alle sterren was. Evenwel met dit woord wordt eigenlijk geprezen de bewonderenswaardige Voorzienigheid Gods in haar veelvuldige zorg en onderhoud en verschillende verrichtingen. Want de zon beschijnt nu niet op hetzelfde ogenblik alle delen van de aarde, of verwarmt die. Vervolgens, op het ene ogenblik wijkt zij weer van ons, op het andere ogenblik komt zij ons naderbij. Ook de maan heeft haar omloop. Nu eens ontstaan er sterren, dan weer verdwijnen zij, naarmate de hemel zich verstelt. Ik sla over de trage voortgang van de planeten. Welnu, wat de opgang van de sterren aangaat, de ene streek is vochtiger, de andere droger, de ene ervaart meer warmte, de andere meer kou. Deze verscheidenheid wordt door Mozes terecht verdeling genoemd. Als misdaad van bijgeloof stelt hij voor, indien de Joden aan de sterren goddelijke eer zouden bewijzen, die ook door de heidense volken werden gediend. Want wat is onwaardiger, dan dat kinderen van God aanbidders van de zon zijn, die de gehele wereld dient. Waaruit opnieuw volgt, dat hoe meer waardigheid en voortreffelijkheid er is bij de schepselen zelf, de mensen des te schandelijker ondankbaar zijn, indien zij hen, door hen te dienen, als met buit versieren, terwijl Hij juist heeft gewild, dat zij hen door hun nuttigheid, zouden dienen..

2) J.Marsham besluit uit deze woorden, dat Mozes gezien heeft het bijgeloof van de Egyptenaren, zodat hij gezegd heeft, dat zij met het juk van Egypte ook die verfoeilijke afgoderij moesten afschudden. Hij meent, dat Mozes (Deuteronomy 4:16) gezien heeft op de geheiligde runderen, van welke de mannelijke aan Osiris, de vrouwelijke aan Isis gewijd waren, in Deuteronomy 4:17 de aanbidding van honden en katten, zoals die van Thebe en Saïs ook schapen, die van Mender bokken, en anderen wolven en beren geëerd hebben. Bij de vogels zal hij gedacht hebben aan de valk en de vogel Ibis, terwijl de Thebers in het bijzonder de arend dienden; in Deuteronomy 4:18 op het wijden van de slangen aan Jupiter in de nabijheid van Thebe en de aanbidding van krokodil en rivierpaard. De dienst van zon, maan en sterren hadden de Egyptenaars met alle andere volken gemeen..

Vers 20

20. Maar u heeft de HEERE, als Zijn dienaren, aangenomen en uit de ijzeroven, waarin gij de gloed van het vuur van de beproeving moest doorstaan, uit Egypte gevoerd; opdat gij Hem tot een a) erfvolk zou zijn, zoals het op deze dagis, zoals gij het ook inderdaad geworden zijt in deze tijd, nu het ogenblik aangebroken is, om het land van de erfenis te betreden.

a) Exodus 19:5 Exodus 19:21. Ook, hoe graag ik met u dit voorrecht zou ontvangen, en het einde van Gods wegen zien, zoals ik de aanvang en de middelen met u doorleefd heb, vertoornde zich de HEERE over mij, om uw woorden (Deuteronomy 1:37); en Hij zwoer, Hij betuigde na mijn (Deuteronomy 3:24) herhaalde dringende bede met beslistheid, dat ik over de Jordaan niet zou gaan, en dat ik niet zou komen in dat goede land, dat de HEERE, uw God, u tot erfenis geven zal.

Vers 20

20. Maar u heeft de HEERE, als Zijn dienaren, aangenomen en uit de ijzeroven, waarin gij de gloed van het vuur van de beproeving moest doorstaan, uit Egypte gevoerd; opdat gij Hem tot een a) erfvolk zou zijn, zoals het op deze dagis, zoals gij het ook inderdaad geworden zijt in deze tijd, nu het ogenblik aangebroken is, om het land van de erfenis te betreden.

a) Exodus 19:5 Exodus 19:21. Ook, hoe graag ik met u dit voorrecht zou ontvangen, en het einde van Gods wegen zien, zoals ik de aanvang en de middelen met u doorleefd heb, vertoornde zich de HEERE over mij, om uw woorden (Deuteronomy 1:37); en Hij zwoer, Hij betuigde na mijn (Deuteronomy 3:24) herhaalde dringende bede met beslistheid, dat ik over de Jordaan niet zou gaan, en dat ik niet zou komen in dat goede land, dat de HEERE, uw God, u tot erfenis geven zal.

Vers 22

22. Want ik zal in dit land, aan de overzijde van de Jordaan, sterven, ik zal over de Jordaan niet gaan; maar gij zult er overgaan en dat goede land erven.

Vers 22

22. Want ik zal in dit land, aan de overzijde van de Jordaan, sterven, ik zal over de Jordaan niet gaan; maar gij zult er overgaan en dat goede land erven.

Vers 23

23. Wacht u, daar gij uit mijn voorbeeld kunt zien, met hoeveel strengheid God de ontrouw bestraft, dat gij het Verbond van de HEERE, uw God, dat Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet; dat gij u een gesneden beeld zou maken, de gelijkenis van iets, in Deuteronomy 4:16-Deuteronomy 4:18 genoemd, dat de HEERE, uw God, u verboden heeft. 1)

1) Helder straalt hierin door en spreekt God het door Mozes uit, dat het dienen van God onder een symbool, en dit is toch in de grond van de zaak de zonde tegen het tweede gebod, een verbreken is van het Verbond, dat de Heere met Israël had opgericht. God wilde geestelijk, op geestelijke wijze, vereerd worden. Daarom had Hij het Verbond opgericht met Zijn volk..

Vers 23

23. Wacht u, daar gij uit mijn voorbeeld kunt zien, met hoeveel strengheid God de ontrouw bestraft, dat gij het Verbond van de HEERE, uw God, dat Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet; dat gij u een gesneden beeld zou maken, de gelijkenis van iets, in Deuteronomy 4:16-Deuteronomy 4:18 genoemd, dat de HEERE, uw God, u verboden heeft. 1)

1) Helder straalt hierin door en spreekt God het door Mozes uit, dat het dienen van God onder een symbool, en dit is toch in de grond van de zaak de zonde tegen het tweede gebod, een verbreken is van het Verbond, dat de Heere met Israël had opgericht. God wilde geestelijk, op geestelijke wijze, vereerd worden. Daarom had Hij het Verbond opgericht met Zijn volk..

Vers 24

24. Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, is heilige liefde die niet slechts verwarmt maar ook verteert, en het weerbarstige aan verderf overgeeft (Deuteronomy 9:3 Hebrews 12:29 ), een ijverig God, jaloers, zodat Hij met strengheid de eer eist, die Hemalleen toekomt (Exodus 20:5).

Vers 24

24. Want de HEERE, uw God, is een verterend vuur, is heilige liefde die niet slechts verwarmt maar ook verteert, en het weerbarstige aan verderf overgeeft (Deuteronomy 9:3 Hebrews 12:29 ), een ijverig God, jaloers, zodat Hij met strengheid de eer eist, die Hemalleen toekomt (Exodus 20:5).

Vers 25

25. Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen gewonnen zult hebben, en in het land, waarheen gij thans gaat, oud geworden zult zijn, 1) en u zult verderven, zoals ik bepaald voorzie, dat niettegenstaande mijn waarschuwingen het geval zal zijn, dat gij gesneden beelden maakt, de gelijkenis van enig ding, en door aanbidding van deze doet, wat kwaad is in de ogen van de HEERE, uw God, om Hem tot toorn te verwekken.

1) Oud zult geworden zijn. Deze uitdrukking sluit in zich een vergeten van de bewijzen van Gods genade, een niet meer gedenken van hetgeen God in vroegere jaren Zijn volk had gedaan. Zoals de oude van dagen dikwijls geen geheugen meer heeft van hetgeen in zijn vroegere en jeugdige jaren heeft plaats gehad, zo zou ook Israël, wanneer het vele jaren in Kanan zou hebben vertoefd, niet meer indachtig zijn aan de vroeger geschonken weldaden..

Vers 25

25. Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen gewonnen zult hebben, en in het land, waarheen gij thans gaat, oud geworden zult zijn, 1) en u zult verderven, zoals ik bepaald voorzie, dat niettegenstaande mijn waarschuwingen het geval zal zijn, dat gij gesneden beelden maakt, de gelijkenis van enig ding, en door aanbidding van deze doet, wat kwaad is in de ogen van de HEERE, uw God, om Hem tot toorn te verwekken.

1) Oud zult geworden zijn. Deze uitdrukking sluit in zich een vergeten van de bewijzen van Gods genade, een niet meer gedenken van hetgeen God in vroegere jaren Zijn volk had gedaan. Zoals de oude van dagen dikwijls geen geheugen meer heeft van hetgeen in zijn vroegere en jeugdige jaren heeft plaats gehad, zo zou ook Israël, wanneer het vele jaren in Kanan zou hebben vertoefd, niet meer indachtig zijn aan de vroeger geschonken weldaden..

Vers 26

26. Zo roep ik heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u, 1) dat gij door de vervulling van de Goddelijke bedreigingen (Leviticus 26:33,Leviticus 26:36,Leviticus 26:38) voorzeker haast zult omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar toe trekt, om dat te erven; gij zult uw dagen daarin niet verlengen, maar geheel verdelgd worden.

1) Hemel en aarde staan niet voor de daarin wonende met verstand begaafde mensen, maar zijn als personen, als levende personen voorgesteld, voor ontvangen indrukken vatbaar en in staat om te spreken, en daarom als getuigen genoemd, welke tegen Israël zou optreden, niet om zijn schuld aan te tonen, maar om te betuigen, dat God, de Heer van de Hemel en de aarde, Zijnerzijds het volk had gewaarschuwd en het, zoals in de gelijkluidende tekst staat (Deuteronomy 30:19) leven en dood tot keuze had voorgelegd, en alzo in Zijn recht stond, wanneer Hij het voor zijn ontrouw strafte..

Vers 26

26. Zo roep ik heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u, 1) dat gij door de vervulling van de Goddelijke bedreigingen (Leviticus 26:33,Leviticus 26:36,Leviticus 26:38) voorzeker haast zult omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar toe trekt, om dat te erven; gij zult uw dagen daarin niet verlengen, maar geheel verdelgd worden.

1) Hemel en aarde staan niet voor de daarin wonende met verstand begaafde mensen, maar zijn als personen, als levende personen voorgesteld, voor ontvangen indrukken vatbaar en in staat om te spreken, en daarom als getuigen genoemd, welke tegen Israël zou optreden, niet om zijn schuld aan te tonen, maar om te betuigen, dat God, de Heer van de Hemel en de aarde, Zijnerzijds het volk had gewaarschuwd en het, zoals in de gelijkluidende tekst staat (Deuteronomy 30:19) leven en dood tot keuze had voorgelegd, en alzo in Zijn recht stond, wanneer Hij het voor zijn ontrouw strafte..

Vers 27

27. En de HEERE zal u a) verstrooien onder de volken; en gij zult nog slechts als een klein volk in getal overblijven onder de heidenen, waarheen de HEERE u leiden zal.

a)Deuteronomy 28:62,Deuteronomy 28:64

Vers 27

27. En de HEERE zal u a) verstrooien onder de volken; en gij zult nog slechts als een klein volk in getal overblijven onder de heidenen, waarheen de HEERE u leiden zal.

a)Deuteronomy 28:62,Deuteronomy 28:64

Vers 28

28. En aldaar zult gij tot straf wegens de beeldendienst, waarmee gij de Heere, uw God, vertoornd hebt, door Hem overgegeven worden aan de meest grove en onzinnige afgoderij; gij zult goden dienen, zoals de heidenen aanbidden, die handwerk van de mens zijn, hout en steen, die niet zien, noch horen, noch eten, noch ruiken 1) (Psalms 115:4-Psalms 115:7; Psalms 135:15 Isaiah 44:12, )

1) Wanneer men eerst de God van de openbaring verlaten heeft, moet men ook spoedig de God van de rede en verbeeldingskracht prijsgeven; Hij moet plaats maken voor lagere machten, die voor het op de troon verheven ik meer aantrekkelijkheid bezitten, in tijden van verlichting zelfs voor Atheïsme en Materialisme.

Vers 28

28. En aldaar zult gij tot straf wegens de beeldendienst, waarmee gij de Heere, uw God, vertoornd hebt, door Hem overgegeven worden aan de meest grove en onzinnige afgoderij; gij zult goden dienen, zoals de heidenen aanbidden, die handwerk van de mens zijn, hout en steen, die niet zien, noch horen, noch eten, noch ruiken 1) (Psalms 115:4-Psalms 115:7; Psalms 135:15 Isaiah 44:12, )

1) Wanneer men eerst de God van de openbaring verlaten heeft, moet men ook spoedig de God van de rede en verbeeldingskracht prijsgeven; Hij moet plaats maken voor lagere machten, die voor het op de troon verheven ik meer aantrekkelijkheid bezitten, in tijden van verlichting zelfs voor Atheïsme en Materialisme.

Vers 29

29. Dan zult gij, door de beproeving toebereid voor het horen van de roepstemmen van God, van daar de HEERE, uw God, zoeken, en vinden; als gij Hem zoeken zult met uwgehele hart en met uw gehele ziel.

Vers 29

29. Dan zult gij, door de beproeving toebereid voor het horen van de roepstemmen van God, van daar de HEERE, uw God, zoeken, en vinden; als gij Hem zoeken zult met uwgehele hart en met uw gehele ziel.

Vers 30

30. Wanneer gij namelijk in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen, die komen zullen in het laatste van de dagen, 1) dan zult gij terugeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn en Hij zal, overeenkomstig Zijn belofte (Leviticus 26:40), Zich weer over u ontfermen.

1) Bij de woorden: in het laatste van de dagen ziet Mozes over de tijden van de Assyrische en Babylonische ballingschap heen, en omvat Israëls straf in haar geheel, zoals zij nog in onze tijden aanwezig is. Uit Romans 11:23, blijkt dan verder, dat ook de belofte van Israëls bekering en wederaanneming nog een schonere vervulling zal hebben, dan in de terugkeer uit Babel gegeven is..

Angst en droefenissen worden ons toegezonden, om ons aan te zetten en op te wakkeren tot het zoeken van God, doch het is Zijn bijzonder genadewerk, indien deze op onze harten behoorlijk werken en tot hun rechte eind gebracht worden. Wanneer u al deze dingen zullen treffen, dan zult gij terugkeren tot de Heere, uw God, nadat gij zult gezien hebben, welk groot kwaad over u gekomen zij, omdat gij van Hem afgeweken was. (Daniël9:12).

Vers 30

30. Wanneer gij namelijk in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen, die komen zullen in het laatste van de dagen, 1) dan zult gij terugeren tot de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzaam zijn en Hij zal, overeenkomstig Zijn belofte (Leviticus 26:40), Zich weer over u ontfermen.

1) Bij de woorden: in het laatste van de dagen ziet Mozes over de tijden van de Assyrische en Babylonische ballingschap heen, en omvat Israëls straf in haar geheel, zoals zij nog in onze tijden aanwezig is. Uit Romans 11:23, blijkt dan verder, dat ook de belofte van Israëls bekering en wederaanneming nog een schonere vervulling zal hebben, dan in de terugkeer uit Babel gegeven is..

Angst en droefenissen worden ons toegezonden, om ons aan te zetten en op te wakkeren tot het zoeken van God, doch het is Zijn bijzonder genadewerk, indien deze op onze harten behoorlijk werken en tot hun rechte eind gebracht worden. Wanneer u al deze dingen zullen treffen, dan zult gij terugkeren tot de Heere, uw God, nadat gij zult gezien hebben, welk groot kwaad over u gekomen zij, omdat gij van Hem afgeweken was. (Daniël9:12).

Vers 31

31. Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God, zoals Hij zelf bij de heerlijke openbaring, die ik ontvangen heb, getuigde (Exodus 34:6); Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het Verbond 1) van uw vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten. 1)Barmhartig en genadig omwille van het Verbond. Ook hier als overal in de Heilige Schrift komt het zo duidelijk uit, dat God het Verbond gedenkt, en dat, wanneer Hij genadig is, het is, om het Verbond, dat Hij met de vaderen heeft opgericht..

Vers 31

31. Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God, zoals Hij zelf bij de heerlijke openbaring, die ik ontvangen heb, getuigde (Exodus 34:6); Hij zal u niet verlaten, noch u verderven; en Hij zal het Verbond 1) van uw vaderen, dat Hij hun gezworen heeft, niet vergeten. 1)Barmhartig en genadig omwille van het Verbond. Ook hier als overal in de Heilige Schrift komt het zo duidelijk uit, dat God het Verbond gedenkt, en dat, wanneer Hij genadig is, het is, om het Verbond, dat Hij met de vaderen heeft opgericht..

Vers 32

32. Want, 1)opdat gij door eigen ervaring overtuigd wordt, hoe barmhartig en trouw de Heere, uw God, is en hoezeer hij steeds Zijn genade aan u verheerlijkt heeft, vraag toch naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van die dag af, dat God de mens op de aarde geschapen heeft; en vraag van het ene einde van de hemel tot het andere einde van de hemel, raadpleeg daarom de geschiedenis van alle volken en tijden, of zo'n groot ding gebeurd 2) of gehoord zij als dit.

1) Met dit want verbindt Mozes het vorige: Want de Heere, uw God, is een barmhartig God, om daarmee in het licht te stellen, hoe dit volk niet alleen door de scherpte van de wet zich moet laten drijven tot gehoorzaamheid aan God, maar ook, hoe de veelvuldige bewijzen van Gods genade en goedertierenheid het moet dwingen, om Zijn Woord gehoor te geven..

2) Mozes doet hier een beroep op de geschiedenis van de mensheid en wekt zijn volk op, om die geschiedenis na te gaan, sedert de dagen van de schepping, en dan te zien, of er ooit een volk is geweest, dat zo begenadigd is geworden, als het volk Israël..

Vers 32

32. Want, 1)opdat gij door eigen ervaring overtuigd wordt, hoe barmhartig en trouw de Heere, uw God, is en hoezeer hij steeds Zijn genade aan u verheerlijkt heeft, vraag toch naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van die dag af, dat God de mens op de aarde geschapen heeft; en vraag van het ene einde van de hemel tot het andere einde van de hemel, raadpleeg daarom de geschiedenis van alle volken en tijden, of zo'n groot ding gebeurd 2) of gehoord zij als dit.

1) Met dit want verbindt Mozes het vorige: Want de Heere, uw God, is een barmhartig God, om daarmee in het licht te stellen, hoe dit volk niet alleen door de scherpte van de wet zich moet laten drijven tot gehoorzaamheid aan God, maar ook, hoe de veelvuldige bewijzen van Gods genade en goedertierenheid het moet dwingen, om Zijn Woord gehoor te geven..

2) Mozes doet hier een beroep op de geschiedenis van de mensheid en wekt zijn volk op, om die geschiedenis na te gaan, sedert de dagen van de schepping, en dan te zien, of er ooit een volk is geweest, dat zo begenadigd is geworden, als het volk Israël..

Vers 33

33. Of een volk gehoord heeft 1) de stem van God, sprekende uit het midden van het vuur, zoals gij op de Sinaï gehoord hebt, en door Zijn ontoegankelijke heiligheid en majesteit niet verteerd maar levend zij gebleven?

1) De grootheid en buitengewone voortreffelijkheid van de zaak, welke hij het naast in herinnering brengt, wijst hij nu meer openlijk aan, nl. dat zij de stem van God, sprekende uit het vuur, hebben gehoord. Want weliswaar, dat eertijds door vele voorstellingen de bijgelovigheden van het volk zijn bevestigd, maar onder de lasten, welke de arme mensen uit eigen beweging meenden op zich te moeten nemen, is er niets, wat dit wonder nabijkomt. Verscheidenen hebben zich laten bedriegen; zo maar is geloof gehecht aan gesprekken, welke men had uitgeflapt; hier echter wordt niet gehandeld over klakkeloos weg verspreide geruchten, noch over een droomgezicht van n man, maar Mozes brengt hier voort, meer dan zevenhonderdduizend ooggetuigen, aan wie zeker en duidelijk de glorie van God is verschenen. En daarom voegt hij erbij, dat God nooit hetzelfde ondernomen heeft; omdat hij dit geheel enig voorbeeld heeft gegeven, om Zijn wet voor alle eeuwen groot te maken. Evenwel, in dit vers roert hij niet alleen de bekendmaking van de wet aan, maar de gehele loop van hun bevrijding, omdat hij in het algemeen de bewijzen en tekenen ervan noemt. Hij zegt, dat zij als volk uit het midden van een volk zijn aangenomen, omdat Hij de nakomelingen van Abraham, die door Egypte waren verspreid en als het ware in haar boeien waren gekluisterd, als een verborgen en onaanzienlijk gedeelte van een zeer beroemd volk door Zijn onvergelijkelijke macht heeft uitgevoerd, van welke zaak nergens meer een voorbeeld wordt gevonden..

Vers 33

33. Of een volk gehoord heeft 1) de stem van God, sprekende uit het midden van het vuur, zoals gij op de Sinaï gehoord hebt, en door Zijn ontoegankelijke heiligheid en majesteit niet verteerd maar levend zij gebleven?

1) De grootheid en buitengewone voortreffelijkheid van de zaak, welke hij het naast in herinnering brengt, wijst hij nu meer openlijk aan, nl. dat zij de stem van God, sprekende uit het vuur, hebben gehoord. Want weliswaar, dat eertijds door vele voorstellingen de bijgelovigheden van het volk zijn bevestigd, maar onder de lasten, welke de arme mensen uit eigen beweging meenden op zich te moeten nemen, is er niets, wat dit wonder nabijkomt. Verscheidenen hebben zich laten bedriegen; zo maar is geloof gehecht aan gesprekken, welke men had uitgeflapt; hier echter wordt niet gehandeld over klakkeloos weg verspreide geruchten, noch over een droomgezicht van n man, maar Mozes brengt hier voort, meer dan zevenhonderdduizend ooggetuigen, aan wie zeker en duidelijk de glorie van God is verschenen. En daarom voegt hij erbij, dat God nooit hetzelfde ondernomen heeft; omdat hij dit geheel enig voorbeeld heeft gegeven, om Zijn wet voor alle eeuwen groot te maken. Evenwel, in dit vers roert hij niet alleen de bekendmaking van de wet aan, maar de gehele loop van hun bevrijding, omdat hij in het algemeen de bewijzen en tekenen ervan noemt. Hij zegt, dat zij als volk uit het midden van een volk zijn aangenomen, omdat Hij de nakomelingen van Abraham, die door Egypte waren verspreid en als het ware in haar boeien waren gekluisterd, als een verborgen en onaanzienlijk gedeelte van een zeer beroemd volk door Zijn onvergelijkelijke macht heeft uitgevoerd, van welke zaak nergens meer een voorbeeld wordt gevonden..

Vers 34

34. Of: of God verzocht, met betrekking tot een ander volk de proef genomen heeft te gaan in een vijandelijk land, om zich een volk uit het midden van een machtig volk aan te nemen, door verzoekingen, door tekenen, en door wonderen, en door strijd, en door een sterke hand, en door een uitgestrekte arm, en met grote verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God, u voor uw ogen in Egypte gedaan heeft, toen Hij Farao op de proef stelde, of hij de eis van uw vrijlating gewillig zou vervullen, daarna door tekenenen wonderen hem dwong, vervolgens bij de Rode Zee zijn tegenstander werd, en eindelijk door een sterke hand en uitgestrekte arm en onder vreselijke oordelen u van zijn macht bevrijd heeft?

Vers 34

34. Of: of God verzocht, met betrekking tot een ander volk de proef genomen heeft te gaan in een vijandelijk land, om zich een volk uit het midden van een machtig volk aan te nemen, door verzoekingen, door tekenen, en door wonderen, en door strijd, en door een sterke hand, en door een uitgestrekte arm, en met grote verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God, u voor uw ogen in Egypte gedaan heeft, toen Hij Farao op de proef stelde, of hij de eis van uw vrijlating gewillig zou vervullen, daarna door tekenenen wonderen hem dwong, vervolgens bij de Rode Zee zijn tegenstander werd, en eindelijk door een sterke hand en uitgestrekte arm en onder vreselijke oordelen u van zijn macht bevrijd heeft?

Vers 35

35. U is het getoond, opdat gij weet, dat de HEERE die God 1) is; er is niemand meera) God dan Hij alleen.

a)Deuteronomy 32:39 Jeremiah 45:5; Jeremiah 18:22 Mark 12:29,Mark 12:32

1) Hier niet: opdat gij weet, dat God de Heere is, maar: opdat gij weet, dat de Heere die God is, nl. die Majesteit en sterkte, Wiens arm niet is verkort om te helpen. Op de Almacht en Kracht van de Heere wordt Israël hier gewezen, opdat het moge weten, wat het aan zijn Verbondsgod heeft..

Vers 35

35. U is het getoond, opdat gij weet, dat de HEERE die God 1) is; er is niemand meera) God dan Hij alleen.

a)Deuteronomy 32:39 Jeremiah 45:5; Jeremiah 18:22 Mark 12:29,Mark 12:32

1) Hier niet: opdat gij weet, dat God de Heere is, maar: opdat gij weet, dat de Heere die God is, nl. die Majesteit en sterkte, Wiens arm niet is verkort om te helpen. Op de Almacht en Kracht van de Heere wordt Israël hier gewezen, opdat het moge weten, wat het aan zijn Verbondsgod heeft..

Vers 36

36. Van de hemel heeft Hij daarna in tien woorden, die door Hem zelf, zonder mijn tussenkomst tot u gesproken werden (Exodus 20:1) u Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen en een heilzame eerbied voor Zijn wezen enwerken in te boezemen (Exodus. 20:18-20); en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien, waarmee Hij op de berg neerdaalde (Exodus 19:18); en gij hebt Zijn woorden uit het midden van het vuur gehoord. 1)

1) Men vraagt, hoe deze twee dingen kunnen samenvallen, terwijl zij toch met elkaar schijnen te strijden: dat de stem van God uit de hemel en uit het midden van het vuur is gehoord. Ik antwoord, dat Mozes eenvoudig heeft geleerd, dat de stem, welke uit het vuur tot de oren van het volk klonk, zulke zekere kentekenen droeg, dat het vaststond, dat zij uit de hemel kwam..

Vers 36

36. Van de hemel heeft Hij daarna in tien woorden, die door Hem zelf, zonder mijn tussenkomst tot u gesproken werden (Exodus 20:1) u Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen en een heilzame eerbied voor Zijn wezen enwerken in te boezemen (Exodus. 20:18-20); en op de aarde heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien, waarmee Hij op de berg neerdaalde (Exodus 19:18); en gij hebt Zijn woorden uit het midden van het vuur gehoord. 1)

1) Men vraagt, hoe deze twee dingen kunnen samenvallen, terwijl zij toch met elkaar schijnen te strijden: dat de stem van God uit de hemel en uit het midden van het vuur is gehoord. Ik antwoord, dat Mozes eenvoudig heeft geleerd, dat de stem, welke uit het vuur tot de oren van het volk klonk, zulke zekere kentekenen droeg, dat het vaststond, dat zij uit de hemel kwam..

Vers 37

37. En omdat Hij uw vaderen liefhad, 1) en hun nageslacht na hen2) verkoren had, zo a) heeft Hij u voor Zijn aangezicht 3)door Zijn grote kracht uit Egypte gevoerd.

a)Exodus 13:3,Exodus 13:9,Exodus 13:14

1) De liefde, hier bedoeld, is de gunst, die voortvloeit uit de vrije goedertierenheid van God, welke alle persoonlijke waardigheid buitensluit..

2) Hun nageslacht na hen. Dit kan betekenen, dat de Heere Abraham en zijn nageslacht heeft uitverkoren, of ook, dat Hij Israël, om het Verbond met Abraham opgericht, heeft begenadigd. Beide betekenissen komen op hetzelfde uit..

3) In het Hebreeuws Bephanaw. De LXX vertaalt autov, zelf. De Statenvertaling geeft: Voor Zijn aangezicht. Dit moet echter zijn: door Zijn aangezicht, d.w.z. door zichzelf, of zelf, in eigen persoon. Het volgende, door Zijn grote kracht, is dan bijstelling bij, door Zijn aangezicht.. 38. Om volken, die groter en machtiger waren dan gij, voor uw aangezicht uit de bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u hun land tot erfenis gaf, als het op deze dag is, want gij zijt nu reeds tot aan de Jordaan voortgedrongen, en hebt de koningen Sihon te Hesbon en Og te Bazan overwonnen en hun land veroverd.

Vers 37

37. En omdat Hij uw vaderen liefhad, 1) en hun nageslacht na hen2) verkoren had, zo a) heeft Hij u voor Zijn aangezicht 3)door Zijn grote kracht uit Egypte gevoerd.

a)Exodus 13:3,Exodus 13:9,Exodus 13:14

1) De liefde, hier bedoeld, is de gunst, die voortvloeit uit de vrije goedertierenheid van God, welke alle persoonlijke waardigheid buitensluit..

2) Hun nageslacht na hen. Dit kan betekenen, dat de Heere Abraham en zijn nageslacht heeft uitverkoren, of ook, dat Hij Israël, om het Verbond met Abraham opgericht, heeft begenadigd. Beide betekenissen komen op hetzelfde uit..

3) In het Hebreeuws Bephanaw. De LXX vertaalt autov, zelf. De Statenvertaling geeft: Voor Zijn aangezicht. Dit moet echter zijn: door Zijn aangezicht, d.w.z. door zichzelf, of zelf, in eigen persoon. Het volgende, door Zijn grote kracht, is dan bijstelling bij, door Zijn aangezicht.. 38. Om volken, die groter en machtiger waren dan gij, voor uw aangezicht uit de bezitting te verdrijven; om u in te brengen, dat Hij u hun land tot erfenis gaf, als het op deze dag is, want gij zijt nu reeds tot aan de Jordaan voortgedrongen, en hebt de koningen Sihon te Hesbon en Og te Bazan overwonnen en hun land veroverd.

Vers 39

39. Zo zult gij heden weten, uit de daden van de Heere erkennen, en in uw hart hervatten, opnemen en bewaren, dat de HEERE, die God is, boven in de hemel, en onder op de aarde Joshua 2:11), en niemand meer.

Vers 39

39. Zo zult gij heden weten, uit de daden van de Heere erkennen, en in uw hart hervatten, opnemen en bewaren, dat de HEERE, die God is, boven in de hemel, en onder op de aarde Joshua 2:11), en niemand meer.

Vers 40

40. En gij zult u door die kennis laten bewegen, om te houden Zijn instellingen en Zijn geboden, die ik u heden gebied; opdat het u en uw kinderen na u wel ga, en opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE, uw God, u geeft voor altijd. 1)

1) Ook: zie Exodus 20:12. Slotsom is, dat zij niet te verontschuldigen zouden zijn, indien zij gehoorzaamheid weigerden aan de wet, waarvan zij wisten, dat zij afkomstig was van God; omdat zij meer dan onnozel moesten zijn, indien niet de Majesteit van God, welke door zovele bewijzen bekend was geworden en openbaar, bij hen eerbied voor haar verwekte. En opdat zij het onderwijs, dat door een sterfelijk mens werd voorgelicht, niet minder zouden achten, bekende hij hen wel, dat hij een dienaar is, maar dat hij toch niets voortbrengt, dan wat hij van God heeft ontvangen..

II. Deuteronomy 4:41-Deuteronomy 4:43. Terwijl Mozes na deze eerste toespraak een ogenblik zijn rede afbreekt, toont hij v r de aanvang van de volgende toespraak in zijn voorbeeld, hoe nauwkeurig de geboden van de Heere vervuld moeten worden, en noemt in overeenstemming met Gods bevel (Numbers 35:6,Numbers 35:14) drie steden ten oosten van de Jordaan als plaatsen van toevlucht voor hen, die zonder opzet een doodslag bedreven hebben.

Vers 40

40. En gij zult u door die kennis laten bewegen, om te houden Zijn instellingen en Zijn geboden, die ik u heden gebied; opdat het u en uw kinderen na u wel ga, en opdat gij de dagen verlengt in het land, dat de HEERE, uw God, u geeft voor altijd. 1)

1) Ook: zie Exodus 20:12. Slotsom is, dat zij niet te verontschuldigen zouden zijn, indien zij gehoorzaamheid weigerden aan de wet, waarvan zij wisten, dat zij afkomstig was van God; omdat zij meer dan onnozel moesten zijn, indien niet de Majesteit van God, welke door zovele bewijzen bekend was geworden en openbaar, bij hen eerbied voor haar verwekte. En opdat zij het onderwijs, dat door een sterfelijk mens werd voorgelicht, niet minder zouden achten, bekende hij hen wel, dat hij een dienaar is, maar dat hij toch niets voortbrengt, dan wat hij van God heeft ontvangen..

II. Deuteronomy 4:41-Deuteronomy 4:43. Terwijl Mozes na deze eerste toespraak een ogenblik zijn rede afbreekt, toont hij v r de aanvang van de volgende toespraak in zijn voorbeeld, hoe nauwkeurig de geboden van de Heere vervuld moeten worden, en noemt in overeenstemming met Gods bevel (Numbers 35:6,Numbers 35:14) drie steden ten oosten van de Jordaan als plaatsen van toevlucht voor hen, die zonder opzet een doodslag bedreven hebben.

Vers 41

41. Toen zonderde Mozes drie steden af, aan deze zijde van de Jordaan, tegen de opgang van de zon.

Vers 41

41. Toen zonderde Mozes drie steden af, aan deze zijde van de Jordaan, tegen de opgang van de zon.

Vers 42

42. Opdat daarheen, voor de vervolgende bloedwreker, vluchtte de doodslager, die zijn naaste onwetende, zonder te vermoeden of te willen, dat zijn daad dergelijke gevolgen zou hebben (Numbers 35:22, Deuteronomy 19:4, ), doodslaat, die hij van gisteren en eergisteren niet haatte; dat hij in een van deze steden vluchtte, en daar bleef tot de dood van de Hogepriester, onder wiens bestuur de doodslag plaatsvond, en in leven bleef, door de vervolger niet gedood zou worden.

Vers 42

42. Opdat daarheen, voor de vervolgende bloedwreker, vluchtte de doodslager, die zijn naaste onwetende, zonder te vermoeden of te willen, dat zijn daad dergelijke gevolgen zou hebben (Numbers 35:22, Deuteronomy 19:4, ), doodslaat, die hij van gisteren en eergisteren niet haatte; dat hij in een van deze steden vluchtte, en daar bleef tot de dood van de Hogepriester, onder wiens bestuur de doodslag plaatsvond, en in leven bleef, door de vervolger niet gedood zou worden.

Vers 43

43. Bezer, in de woestijn, in het effen land, op de uitgestrekte weidevlakten van het Amoritisch hoogland (Deuteronomy 3:10), voor de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, of Ramoth Mizpa Joshua 13:26), zes uur ten westen van Rabbath Ammon, voor de Gadieten, en Golan in Bazan, voor de Manassieten Joshua 20:1).

III. Deuteronomy 4:44- Deuteronomy 4:5:33. Na een uitvoerige inleiding volgt thans de prediking van de wet, die Mozes in zijn tweede toespraak tot Israël hield. Met het oog op hun hoge waarde, als grondslag van het verbond van de Heere met Zijn volk, herhaalt hij de tien geboden, herinnert aan alles, wat bij die gelegenheid gebeurde, en verbindt daarmee de vermaning, om alle geboden van God met getrouwheid te bewaren en met nauwgezetheid te onderhouden.

Vers 43

43. Bezer, in de woestijn, in het effen land, op de uitgestrekte weidevlakten van het Amoritisch hoogland (Deuteronomy 3:10), voor de Rubenieten; en Ramoth in Gilead, of Ramoth Mizpa Joshua 13:26), zes uur ten westen van Rabbath Ammon, voor de Gadieten, en Golan in Bazan, voor de Manassieten Joshua 20:1).

III. Deuteronomy 4:44- Deuteronomy 4:5:33. Na een uitvoerige inleiding volgt thans de prediking van de wet, die Mozes in zijn tweede toespraak tot Israël hield. Met het oog op hun hoge waarde, als grondslag van het verbond van de Heere met Zijn volk, herhaalt hij de tien geboden, herinnert aan alles, wat bij die gelegenheid gebeurde, en verbindt daarmee de vermaning, om alle geboden van God met getrouwheid te bewaren en met nauwgezetheid te onderhouden.

Vers 44

44. Dit, hetgeen in Deuteronomy 5:1-26 volgt, is nu de wet, die Mozes de kinderen van Israël, nogmaals tot ernstige behartiging, voorstelde.

Vers 44

44. Dit, hetgeen in Deuteronomy 5:1-26 volgt, is nu de wet, die Mozes de kinderen van Israël, nogmaals tot ernstige behartiging, voorstelde.

Vers 45

45. Dit zijn de getuigenissen en de instellingen en de rechten, die Mozes, bij herhaling, sprak tot de kinderen van Israël, als zij uit Egypte waren vertrokken.1)

1) Met deze woorden wijst Mozes aan, dat, wat hij nu het volk verkondigde, niets anders was dan de wet, aan Israël, kort na de uittocht, bij Horeb gegeven, en dat, wat hij nu sprak en verder zou spreken moest dienen, om de wet nader te verklaren en aan te vullen naar de behoeften van de gewijzigde tijdsomstandigheden. In het volgende vers wordt de plaats aangeduid, waar deze rede van Mozes is uitgesproken..

Vers 45

45. Dit zijn de getuigenissen en de instellingen en de rechten, die Mozes, bij herhaling, sprak tot de kinderen van Israël, als zij uit Egypte waren vertrokken.1)

1) Met deze woorden wijst Mozes aan, dat, wat hij nu het volk verkondigde, niets anders was dan de wet, aan Israël, kort na de uittocht, bij Horeb gegeven, en dat, wat hij nu sprak en verder zou spreken moest dienen, om de wet nader te verklaren en aan te vullen naar de behoeften van de gewijzigde tijdsomstandigheden. In het volgende vers wordt de plaats aangeduid, waar deze rede van Mozes is uitgesproken..

Vers 46

46. Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, de koning van de Amorieten, die te Hesbon woonde, welke Mozes a) sloeg,en de kinderen van Israël, als zij uit Egypte waren vertrokken.

a) Numbers 21:24 Deuteronomy 1:4

Vers 46

46. Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, de koning van de Amorieten, die te Hesbon woonde, welke Mozes a) sloeg,en de kinderen van Israël, als zij uit Egypte waren vertrokken.

a) Numbers 21:24 Deuteronomy 1:4

Vers 47

47. En zijn land in bezitting genomen hadden; daartoe het land van a) Og, koning van Bazan, twee koningen van de Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen de opgang van de zon.

a) Numbers 21:33 Deuteronomy 2:3

Vers 47

47. En zijn land in bezitting genomen hadden; daartoe het land van a) Og, koning van Bazan, twee koningen van de Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren, tegen de opgang van de zon.

a) Numbers 21:33 Deuteronomy 2:3

Vers 48

48. Van Aroër af, dat aan de oever van de beek Arnon is, tot aan de berg Sion 1) welke is Hermon.

1) De naam Sion, die niet verward moet worden met de naam van een van de bergen, waarop later Jeruzalem gebouwd werd, en Davids paleis stond (Psalms 133:3), is een Hebreeuwse aanduiding (de hoog verhevene) van de door de Israëlieten reeds gevonden naam "Hermon", die later algemeen in gebruik bleef, zodat de benaming Sion slechts hier voorkomt..

Vers 48

48. Van Aroër af, dat aan de oever van de beek Arnon is, tot aan de berg Sion 1) welke is Hermon.

1) De naam Sion, die niet verward moet worden met de naam van een van de bergen, waarop later Jeruzalem gebouwd werd, en Davids paleis stond (Psalms 133:3), is een Hebreeuwse aanduiding (de hoog verhevene) van de door de Israëlieten reeds gevonden naam "Hermon", die later algemeen in gebruik bleef, zodat de benaming Sion slechts hier voorkomt..

Vers 49

49. En al het vlakke veld, de gehele dalvlakte aan deze zijde van de Jordaan, naar het Oosten, tot aan de zee van het vlakke veld (de Dode Zee) onder Asdoth-Pisga (Deuteronomy 1:4,Deuteronomy 1:5; Deuteronomy 3:8-Deuteronomy 3:17).

Vers 49

49. En al het vlakke veld, de gehele dalvlakte aan deze zijde van de Jordaan, naar het Oosten, tot aan de zee van het vlakke veld (de Dode Zee) onder Asdoth-Pisga (Deuteronomy 1:4,Deuteronomy 1:5; Deuteronomy 3:8-Deuteronomy 3:17).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-4.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile