Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 11

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Verzen 1-4

De torenbouw van Babel


In deze tijd zijn er volgens sommigen ongeveer dertigduizend mensen op aarde. Ze zijn nog allemaal bij elkaar. Samen trekken ze op naar het oosten. Het is de richting waarin Kaïn vertrok (Gn 4:16; vgl. Gn 3:23-24). Het is de richting die hier spreekt van het verlaten van God. In het oosten vinden ze een laagte, dat spreekt hier van gemakzucht. Abraham zoekt later het gebergte (Gn 12:8), dat spreekt ervan dicht bij God te willen zijn.

De laagte ligt in het land Sinear. Daar ligt de oorsprong van Babel (Gn 10:8-10) en de afgoderij (Zc 5:5-11). Hier willen de mensen een gezamenlijke krachtsinspanning leveren: ze willen een stad bouwen met een toren die als brug dient om daarmee de hemel te bereiken. Er lijkt belangstelling te zijn voor God.

Het is opmerkelijk dat de eerste bouwers van steden, zowel in de oude wereld (Gn 4:17) als hier in de nieuwe wereld, geen mannen zijn van het beste karakter of de beste naam. Tenten zijn de woning van hen die God vrezen, terwijl de eerste steden worden gebouwd door hen die tegen Hem rebelleren en van Hem afvallen. We zien dat ook hier. De mensen willen die stad met de toren bouwen tot hun eigen eer en naam. Ze willen zich een naam maken op aarde. Ze bouwen ook met zelfgemaakte stenen. Dit staat tegenover Gods handelen. God doet alles tot eer van Zijn eigen Naam (Js 63:12; 14; Jr 32:20).

Het materiaal dat zij gebruiken, kleiblokken, is uit klei van de aarde vervaardigd en daarom broos en kwetsbaar. Het past bij de mens in zijn aardse, broze bestaan (Jb 33:6). Omdat de mens zich dat niet bewust is, waagt hij het een dergelijk bouwwerk neer te zetten. God bouwt Zijn stad met heel ander materiaal: edelstenen (Js 54:11-12; Op 21:18-21). Zijn geestelijk huis bouwt Hij met levende stenen (1Pt 2:5).

Wat hier gebeurt, is de hedendaagse christenheid ten voeten uit. De naamchristenen willen meegeteld worden, ze willen dat er met hun mening rekening wordt gehouden in politieke vraagstukken en besluitvorming. En hebben ze niet geweldige namen in hun geschiedenis om zich op te beroemen, theologen van naam? Maar een grote naam hebben op aarde betekent niet automatisch dat die naam ook in de hemel staat opgeschreven. Bij de bouw van de stad en de toren van Babel is het in elk geval een streven naar eenheid en macht. Dit is wat we in de oecumenische beweging, het eenheidsstreven van de kerken onder aanvoering van de rooms-katholieke kerk, het geestelijke Babylon, werkelijkheid zien worden.

Verzen 1-4

De torenbouw van Babel


In deze tijd zijn er volgens sommigen ongeveer dertigduizend mensen op aarde. Ze zijn nog allemaal bij elkaar. Samen trekken ze op naar het oosten. Het is de richting waarin Kaïn vertrok (Gn 4:16; vgl. Gn 3:23-24). Het is de richting die hier spreekt van het verlaten van God. In het oosten vinden ze een laagte, dat spreekt hier van gemakzucht. Abraham zoekt later het gebergte (Gn 12:8), dat spreekt ervan dicht bij God te willen zijn.

De laagte ligt in het land Sinear. Daar ligt de oorsprong van Babel (Gn 10:8-10) en de afgoderij (Zc 5:5-11). Hier willen de mensen een gezamenlijke krachtsinspanning leveren: ze willen een stad bouwen met een toren die als brug dient om daarmee de hemel te bereiken. Er lijkt belangstelling te zijn voor God.

Het is opmerkelijk dat de eerste bouwers van steden, zowel in de oude wereld (Gn 4:17) als hier in de nieuwe wereld, geen mannen zijn van het beste karakter of de beste naam. Tenten zijn de woning van hen die God vrezen, terwijl de eerste steden worden gebouwd door hen die tegen Hem rebelleren en van Hem afvallen. We zien dat ook hier. De mensen willen die stad met de toren bouwen tot hun eigen eer en naam. Ze willen zich een naam maken op aarde. Ze bouwen ook met zelfgemaakte stenen. Dit staat tegenover Gods handelen. God doet alles tot eer van Zijn eigen Naam (Js 63:12; 14; Jr 32:20).

Het materiaal dat zij gebruiken, kleiblokken, is uit klei van de aarde vervaardigd en daarom broos en kwetsbaar. Het past bij de mens in zijn aardse, broze bestaan (Jb 33:6). Omdat de mens zich dat niet bewust is, waagt hij het een dergelijk bouwwerk neer te zetten. God bouwt Zijn stad met heel ander materiaal: edelstenen (Js 54:11-12; Op 21:18-21). Zijn geestelijk huis bouwt Hij met levende stenen (1Pt 2:5).

Wat hier gebeurt, is de hedendaagse christenheid ten voeten uit. De naamchristenen willen meegeteld worden, ze willen dat er met hun mening rekening wordt gehouden in politieke vraagstukken en besluitvorming. En hebben ze niet geweldige namen in hun geschiedenis om zich op te beroemen, theologen van naam? Maar een grote naam hebben op aarde betekent niet automatisch dat die naam ook in de hemel staat opgeschreven. Bij de bouw van de stad en de toren van Babel is het in elk geval een streven naar eenheid en macht. Dit is wat we in de oecumenische beweging, het eenheidsstreven van de kerken onder aanvoering van de rooms-katholieke kerk, het geestelijke Babylon, werkelijkheid zien worden.

Verzen 5-9

De spraakverwarring


Het antwoord van God op dit streven laat niet lang op zich wachten. De mensen hebben tegen elkaar gezegd: “Kom, laten wij …“ (Gn 11:3-4). In Gn 11:7 zegt de HEERE: “Kom, laten Wij …“ “Wij” is de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Om de mens als het ware in Zijn overwegingen te betrekken komt de HEERE naar beneden om kennis te nemen van hun werken. Het is om de mens te overtuigen van wat Hij als de Alwetende weet. Na Zijn conclusie spreekt God recht. Hij velt het vonnis en voltrekt het ook. Hij doet dat niet door een nieuwe zondvloed of het openen van de aarde, maar door een spraakverwarring.

Door het oordeel van de spraakverwarring veroorzaakt God een breuk in het gezamenlijke streven van de mens. Een groot en machtig bolwerk wordt geslecht. De spraakverwarring wordt opgeheven op de Pinksterdag (Hd 2:1-11), als de Heilige Geest wordt uitgestort. Door de doop met de Geest ontstaat er een eenheid die naar Gods gedachten is. Deze eenheid, de eenheid van Gods gemeente, is gebaseerd op het werk van Christus als het Lam. Christus zal daarvoor de eer ontvangen uit de mond van hen die Hij voor God met Zijn bloed heeft gekocht “uit elk geslacht en taal en volk en natie” (Op 5:9; Rm 15:6). In het vrederijk zal er ook weer een eenheid onder de volken op aarde zijn in het dienen van God (Zf 3:9-10).

De niet afgebouwde stad krijgt de naam “Babel”, dat betekent ‘verwarring’. Deze stad wordt de leidende macht in de wereld. Het is een concentratie van goddeloze machten. Tegelijk wordt duidelijk dat de eenheid die is nagestreefd en die door de mens als macht is gezien, door God met een spraakverwarring wordt geoordeeld. Wat zij met hun streven hebben willen voorkomen, verstrooiing (Gn 11:4), is precies wat door Gods oordeel gebeurt.

Hiermee is de vertelling van de vroege geschiedenis van de mens op aarde tot een passend slot gekomen. Ze beschrijft hoe de geslachten van de aarde hopeloos verstrooid zijn geworden en ronddolen op aarde, zonder uitzicht. De oplossing komt in het volgende gedeelte. Uit de verstrooide volken vormt God een volk dat het kanaal van Zijn genade zal worden. God rekent nog niet af met het menselijk geslacht. Het volgende gedeelte bereidt ons voor op Gods werk voor en met Zijn volk.

Verzen 5-9

De spraakverwarring


Het antwoord van God op dit streven laat niet lang op zich wachten. De mensen hebben tegen elkaar gezegd: “Kom, laten wij …“ (Gn 11:3-4). In Gn 11:7 zegt de HEERE: “Kom, laten Wij …“ “Wij” is de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Om de mens als het ware in Zijn overwegingen te betrekken komt de HEERE naar beneden om kennis te nemen van hun werken. Het is om de mens te overtuigen van wat Hij als de Alwetende weet. Na Zijn conclusie spreekt God recht. Hij velt het vonnis en voltrekt het ook. Hij doet dat niet door een nieuwe zondvloed of het openen van de aarde, maar door een spraakverwarring.

Door het oordeel van de spraakverwarring veroorzaakt God een breuk in het gezamenlijke streven van de mens. Een groot en machtig bolwerk wordt geslecht. De spraakverwarring wordt opgeheven op de Pinksterdag (Hd 2:1-11), als de Heilige Geest wordt uitgestort. Door de doop met de Geest ontstaat er een eenheid die naar Gods gedachten is. Deze eenheid, de eenheid van Gods gemeente, is gebaseerd op het werk van Christus als het Lam. Christus zal daarvoor de eer ontvangen uit de mond van hen die Hij voor God met Zijn bloed heeft gekocht “uit elk geslacht en taal en volk en natie” (Op 5:9; Rm 15:6). In het vrederijk zal er ook weer een eenheid onder de volken op aarde zijn in het dienen van God (Zf 3:9-10).

De niet afgebouwde stad krijgt de naam “Babel”, dat betekent ‘verwarring’. Deze stad wordt de leidende macht in de wereld. Het is een concentratie van goddeloze machten. Tegelijk wordt duidelijk dat de eenheid die is nagestreefd en die door de mens als macht is gezien, door God met een spraakverwarring wordt geoordeeld. Wat zij met hun streven hebben willen voorkomen, verstrooiing (Gn 11:4), is precies wat door Gods oordeel gebeurt.

Hiermee is de vertelling van de vroege geschiedenis van de mens op aarde tot een passend slot gekomen. Ze beschrijft hoe de geslachten van de aarde hopeloos verstrooid zijn geworden en ronddolen op aarde, zonder uitzicht. De oplossing komt in het volgende gedeelte. Uit de verstrooide volken vormt God een volk dat het kanaal van Zijn genade zal worden. God rekent nog niet af met het menselijk geslacht. Het volgende gedeelte bereidt ons voor op Gods werk voor en met Zijn volk.

Verzen 10-26

Nakomelingen van Sem tot Terah


Het geslachtsregister van Sem wordt gegeven. Hieruit blijkt dat de nakomelingen van Sem ten slotte ook in afgoderij zijn verzonken (Jz 24:2). Dan roept de HEERE Abram. Om zijn roeping en zijn persoon gaat het in dit geslachtsregister en de volgende hoofdstukken. Gods antwoord op de bouw van de stad en de toren van Babel is het oordeel van de spraakverwarring. Vervolgens gaat God nu een man, Abram, roepen die als een hemelsgezinde man door Hem naar een land wordt gebracht waar hij voor Gods aangezicht mag wonen.

Als alles in afgoderij is verzonken, maakt God naar Zijn belofte daaraan niet een einde door een nieuw oordeel. Hij laat de volken op hun eigen wegen gaan (Hd 14:16) en begint met Abram iets nieuws. God gaat met de roeping van Abram ons een beginsel bijbrengen dat van grote betekenis is: afzondering van het kwaad. God gaat dat aan Abram leren, stap voor stap. Dat wil Hij ook ons leren, stap voor stap.

Verzen 10-26

Nakomelingen van Sem tot Terah


Het geslachtsregister van Sem wordt gegeven. Hieruit blijkt dat de nakomelingen van Sem ten slotte ook in afgoderij zijn verzonken (Jz 24:2). Dan roept de HEERE Abram. Om zijn roeping en zijn persoon gaat het in dit geslachtsregister en de volgende hoofdstukken. Gods antwoord op de bouw van de stad en de toren van Babel is het oordeel van de spraakverwarring. Vervolgens gaat God nu een man, Abram, roepen die als een hemelsgezinde man door Hem naar een land wordt gebracht waar hij voor Gods aangezicht mag wonen.

Als alles in afgoderij is verzonken, maakt God naar Zijn belofte daaraan niet een einde door een nieuw oordeel. Hij laat de volken op hun eigen wegen gaan (Hd 14:16) en begint met Abram iets nieuws. God gaat met de roeping van Abram ons een beginsel bijbrengen dat van grote betekenis is: afzondering van het kwaad. God gaat dat aan Abram leren, stap voor stap. Dat wil Hij ook ons leren, stap voor stap.

Verzen 27-32

Terah en Abram


Uit Gn 11:31 blijkt dat Terah, de vader van Abram, het initiatief neemt om naar Kanaän te vertrekken. God is echter niet aan Terah, maar aan Abram verschenen in Ur van de Chaldeeën: “De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij in Mesopotamië was, voordat hij woonde in Haran, en zei tot hem: ’Ga uit uw land en uw familie en kom in het land dat Ik u zal wijzen’. Toen vertrok hij uit [het] land van [de] Chaldeeën en ging in Haran wonen. En nadat zijn vader was gestorven, bracht Hij hem vandaar over in dit land waarin u nu woont” (Hd 7:2-4).

God heeft Abram de opdracht gegeven zijn familie te verlaten en naar Kanaän te gaan. Het lijkt erop dat de familiebinding nog te groot is om volledig gehoor te geven aan de roep van God. Dit lijkt te worden bevestigd door het verblijf of beter oponthoud van Abram in Haran. Dat is nog steeds niet Kanaän. Abram gaat naar Kanaän, wanneer zijn vader Terah in Haran is gestorven. Dan pas is hij vrij om te gaan.

Deze les moeten wij allemaal leren. Als het gaat om de stem van de Heer in ons leven, mogen familiebanden geen belemmering vormen om aan die stem gehoorzaam te zijn. Dan moeten wij daar los van komen, ‘eraan sterven’, de dood daarop leren toepassen, zodat die banden geen verhindering zijn voor het gaan van de weg die de Heer wil dat we gaan. De Heer Jezus zegt: “Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn broers en zijn zusters, ja, zelfs ook zijn eigen leven, kan hij Mijn discipel niet zijn” (Lk 14:26).

Verzen 27-32

Terah en Abram


Uit Gn 11:31 blijkt dat Terah, de vader van Abram, het initiatief neemt om naar Kanaän te vertrekken. God is echter niet aan Terah, maar aan Abram verschenen in Ur van de Chaldeeën: “De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij in Mesopotamië was, voordat hij woonde in Haran, en zei tot hem: ’Ga uit uw land en uw familie en kom in het land dat Ik u zal wijzen’. Toen vertrok hij uit [het] land van [de] Chaldeeën en ging in Haran wonen. En nadat zijn vader was gestorven, bracht Hij hem vandaar over in dit land waarin u nu woont” (Hd 7:2-4).

God heeft Abram de opdracht gegeven zijn familie te verlaten en naar Kanaän te gaan. Het lijkt erop dat de familiebinding nog te groot is om volledig gehoor te geven aan de roep van God. Dit lijkt te worden bevestigd door het verblijf of beter oponthoud van Abram in Haran. Dat is nog steeds niet Kanaän. Abram gaat naar Kanaän, wanneer zijn vader Terah in Haran is gestorven. Dan pas is hij vrij om te gaan.

Deze les moeten wij allemaal leren. Als het gaat om de stem van de Heer in ons leven, mogen familiebanden geen belemmering vormen om aan die stem gehoorzaam te zijn. Dan moeten wij daar los van komen, ‘eraan sterven’, de dood daarop leren toepassen, zodat die banden geen verhindering zijn voor het gaan van de weg die de Heer wil dat we gaan. De Heer Jezus zegt: “Als iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader, zijn moeder, zijn vrouw, zijn kinderen, zijn broers en zijn zusters, ja, zelfs ook zijn eigen leven, kan hij Mijn discipel niet zijn” (Lk 14:26).

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Genesis 11". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/genesis-11.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
adsFree icon
Ads FreeProfile