Lectionary Calendar
Tuesday, June 11th, 2024
the Week of Proper 5 / Ordinary 10
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 34

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 34

Isaiah 34:1.

GODS TOORN EN GERICHT OVER ALLE VIJANDEN DER KERK.

In gelijke verhouding als Isaiah 13:1-27 tot Isaiah 7:1-12, staan Isaiah 34:1, 35 tot Isaiah 28:1-33. In het voor ons liggende Hoofdstuk breidt zich voor den profeet het gericht over Assur tot een gericht uit over de volken in het algemeen; daarmee verenigt zich vervolgens in het volgende Hoofdstuk een blik op de zaligheid, die dan voor altijd en eeuwig door de gemeente wordt ondervonden, welke van alle leed is vrij geworden en triumfeert.

I. Isaiah 34:1-Isaiah 34:17. De profeet kondigt vooreerst aan, hoe het eindgericht over alle heidenen en de volken, die het Gods rijk vijandig zijn, aan alle ook de grootste volken, en aan al hun heerlijkheid een einde maakt in bloed en ontzetting, hetwelk in Israëls nijdig en hatelijk broedervolk Edom nader wordt voorgesteld (Isaiah 34:1-Isaiah 34:15). Vervolgens vraagt hij, dat, wanneer de tijd der vervulling zal gekomen zijn, van hetgeen hij voorzegd heeft, zij, die den tijd beleven, in het boek des Heeren, de Heilige Schrift zullen nazien, om zich te overtuigen, hoe nauwkeurig en volledig het nu gebeurde met het eens door den Geest Gods geprofeteerde overeenstemt. (Isaiah 34:16, Isaiah 34:17).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 34

Isaiah 34:1.

GODS TOORN EN GERICHT OVER ALLE VIJANDEN DER KERK.

In gelijke verhouding als Isaiah 13:1-27 tot Isaiah 7:1-12, staan Isaiah 34:1, 35 tot Isaiah 28:1-33. In het voor ons liggende Hoofdstuk breidt zich voor den profeet het gericht over Assur tot een gericht uit over de volken in het algemeen; daarmee verenigt zich vervolgens in het volgende Hoofdstuk een blik op de zaligheid, die dan voor altijd en eeuwig door de gemeente wordt ondervonden, welke van alle leed is vrij geworden en triumfeert.

I. Isaiah 34:1-Isaiah 34:17. De profeet kondigt vooreerst aan, hoe het eindgericht over alle heidenen en de volken, die het Gods rijk vijandig zijn, aan alle ook de grootste volken, en aan al hun heerlijkheid een einde maakt in bloed en ontzetting, hetwelk in Israëls nijdig en hatelijk broedervolk Edom nader wordt voorgesteld (Isaiah 34:1-Isaiah 34:15). Vervolgens vraagt hij, dat, wanneer de tijd der vervulling zal gekomen zijn, van hetgeen hij voorzegd heeft, zij, die den tijd beleven, in het boek des Heeren, de Heilige Schrift zullen nazien, om zich te overtuigen, hoe nauwkeurig en volledig het nu gebeurde met het eens door den Geest Gods geprofeteerde overeenstemt. (Isaiah 34:16, Isaiah 34:17).

Vers 1

1. Nadert, alle gij Heidenen! om te horen, en gij volken! luistert toe, wat ik vervolgens u heb mede te delen, wat u allen en ieder van u in `t bijzonder aangaat in hun verhouding tot de gemeente des Heeren; de aarde hore, en hare volheid, alle hare bewoners, de wereld en al wat daaruit voortkomt, daar de gehele aardse schepping mede het gericht over de volken moet doorstaan.

1) Hier komt ons ene voorzegging voor, wegens des Heeren oorlogen, die wij weten, dat zij zo rechtvaardig als altoos voorspoedig zijn. God beschermt deze wereld als Zijn schepsel en bevordert derzelver belangen, zolang zij de Zijnen voorstaat, doch bestrijdt haar, zodra zij zich aan den dienst van den Satan toewijdt.

Vers 1

1. Nadert, alle gij Heidenen! om te horen, en gij volken! luistert toe, wat ik vervolgens u heb mede te delen, wat u allen en ieder van u in `t bijzonder aangaat in hun verhouding tot de gemeente des Heeren; de aarde hore, en hare volheid, alle hare bewoners, de wereld en al wat daaruit voortkomt, daar de gehele aardse schepping mede het gericht over de volken moet doorstaan.

1) Hier komt ons ene voorzegging voor, wegens des Heeren oorlogen, die wij weten, dat zij zo rechtvaardig als altoos voorspoedig zijn. God beschermt deze wereld als Zijn schepsel en bevordert derzelver belangen, zolang zij de Zijnen voorstaat, doch bestrijdt haar, zodra zij zich aan den dienst van den Satan toewijdt.

Vers 2

2. Want, dit is de hoofdinhoud mijner mededeling, de verbolgenheid des HEEREN is over al de Heidenen, en Hij wil aan dien toorn zijnen loop laten, en grimmigheid over al hun heir, Hij heeft hen verbannen 1), den vloek der vernietiging op hen gelegd, Hij heeft ze ter slachting overgegeven.

1) Verbannen, in den zin van, met den ban geslagen, d. i. ter vernietiging prijs gegeven. Vandaar dat er ook onmiddellijk volgt, ter slachting overgegeven. Dit laatste staat met het verbannen in het nauwste verband. Als de Heere God iemand of iets ter verbanning overgeeft, met den ban treft, dan wordt zulk een persoon of zulk een zaak vernietigd.

Vers 2

2. Want, dit is de hoofdinhoud mijner mededeling, de verbolgenheid des HEEREN is over al de Heidenen, en Hij wil aan dien toorn zijnen loop laten, en grimmigheid over al hun heir, Hij heeft hen verbannen 1), den vloek der vernietiging op hen gelegd, Hij heeft ze ter slachting overgegeven.

1) Verbannen, in den zin van, met den ban geslagen, d. i. ter vernietiging prijs gegeven. Vandaar dat er ook onmiddellijk volgt, ter slachting overgegeven. Dit laatste staat met het verbannen in het nauwste verband. Als de Heere God iemand of iets ter verbanning overgeeft, met den ban treft, dan wordt zulk een persoon of zulk een zaak vernietigd.

Vers 3

3. En hun verslagenen ten gevolge dier slachting zullen niet begraven (Isaiah 14:19) maar weggeworpen worden, en van hun dode lichamen zal hun stank opgaan, en de bergen zullen smelten van hun bloed, 1) zij zullen er door overstroomd en week gemaakt worden (vgl. Revelation 4:20). 1) Het land, zo vreeslijk zou de verwoesting zijn, stond van het bloed der mensen zo doordrongen en doorweekt te worden, als van den regen, en het stof, het dorre en droge zand zou door het vet der verslagenen, als door ene gewone mesting, vet gemaakt worden. Deze uitdrukkingen zijn bij wijze van vergroting gebezigd, gelijk die in de Gezichten van den Apostel Johannes (Revelation 4:20), en worden gebezigd, om dies te vreeslijker voor onze uitwendige zinnen voor te komen, want men ijst en beeft en schrikt toch op het horen van zulk een allervreeslijkst bloedbad, of plenging van mensenbloed; en deze zegswijzen zijn hier zeer gepast om de vreeslijkheid des Goddelijken toorns uit te drukken.

Vers 3

3. En hun verslagenen ten gevolge dier slachting zullen niet begraven (Isaiah 14:19) maar weggeworpen worden, en van hun dode lichamen zal hun stank opgaan, en de bergen zullen smelten van hun bloed, 1) zij zullen er door overstroomd en week gemaakt worden (vgl. Revelation 4:20). 1) Het land, zo vreeslijk zou de verwoesting zijn, stond van het bloed der mensen zo doordrongen en doorweekt te worden, als van den regen, en het stof, het dorre en droge zand zou door het vet der verslagenen, als door ene gewone mesting, vet gemaakt worden. Deze uitdrukkingen zijn bij wijze van vergroting gebezigd, gelijk die in de Gezichten van den Apostel Johannes (Revelation 4:20), en worden gebezigd, om dies te vreeslijker voor onze uitwendige zinnen voor te komen, want men ijst en beeft en schrikt toch op het horen van zulk een allervreeslijkst bloedbad, of plenging van mensenbloed; en deze zegswijzen zijn hier zeer gepast om de vreeslijkheid des Goddelijken toorns uit te drukken.

Vers 4

4. En al het heir der hemelen, de gehele menigte der sterren zal uitteren, daar met dit laatste gericht over alle volken tevens het einde aller dingen komt, en de hemelen zelf, waaraan zon, maan en sterren stonden, zullen toegerold worden gelijk een boek, dat uitgelezen is, en al hun sterren-heir zal als in een ogenblik afvallen, gelijk een blad van den wijnstok afvalt, wanneer het door een zachten wind aangeraakt, op de aarde valt en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom (Matthew 24:29. Openbaring :12-14).

Vers 4

4. En al het heir der hemelen, de gehele menigte der sterren zal uitteren, daar met dit laatste gericht over alle volken tevens het einde aller dingen komt, en de hemelen zelf, waaraan zon, maan en sterren stonden, zullen toegerold worden gelijk een boek, dat uitgelezen is, en al hun sterren-heir zal als in een ogenblik afvallen, gelijk een blad van den wijnstok afvalt, wanneer het door een zachten wind aangeraakt, op de aarde valt en gelijk een vijg afvalt van den vijgeboom (Matthew 24:29. Openbaring :12-14).

Vers 5

5. Want, dit is de reden van zulke vreselijke tonelen als hier worden voorgesteld, Mijn zwaard is dronken geworden in den hemel, 1) spreekt de Heere. Nadat het zwaard Mijns toorns zo lang heeft moeten rusten, hoewel het van verlangen verteerd werd, om zijn bloedig werk op aarde aan de misdadigers en de verachters te verrichten, is het nu door den toorn des Almachtigen van daar genomen. Ziet, het zal in zijne woede tot slachting ten oordeel nederdalen in de eerste plaats op Edom 2) (Genesis 27:40) (om hier in plaats van alle andere volken, die als vijanden tegenover de theokratische gemeente staan, datgene te noemen, hetwelk, hoewel Israëls broedervolk toch van den beginne af Israëls hater geweest is tot nu toe, en waarin alle vijandschap en vervolging haar toppunt heeft bereikt), en op het volk, dat Ik verbannen heb, op dit aan vloek en vernietiging overgegeven volk.

1) Dit zwaard is zowel het zwaard des rechts als der straffende macht Gods. Zo lang heeft de vijand zich tegen Hem en Zijn volk gekant en verheven, zolang Zijn toorn getart, zolang Zijn geduld op de proef gesteld, dat het zwaard dronken is geworden, en nu zich schrikkelijke keert en keren zal tegen Zijne tegenstanders.

Gelijk de Cherub met het vlammend zwaard zich keerde tegen den mens, dewijl hij Gods verbond had verbroken, alzo zou nu niet een Cherub, een dienstknecht Gods, maar de Heere zelf Zijn zwaard doen neerkomen op Zijne vijanden. Voor den eersten mens was er nog genade te hopen, voor Gods vijanden niet.

2) Edom vertegenwoordigt hier alle machten, die vijandelijk overstaan tegen de Gemeente Gods.

Vers 5

5. Want, dit is de reden van zulke vreselijke tonelen als hier worden voorgesteld, Mijn zwaard is dronken geworden in den hemel, 1) spreekt de Heere. Nadat het zwaard Mijns toorns zo lang heeft moeten rusten, hoewel het van verlangen verteerd werd, om zijn bloedig werk op aarde aan de misdadigers en de verachters te verrichten, is het nu door den toorn des Almachtigen van daar genomen. Ziet, het zal in zijne woede tot slachting ten oordeel nederdalen in de eerste plaats op Edom 2) (Genesis 27:40) (om hier in plaats van alle andere volken, die als vijanden tegenover de theokratische gemeente staan, datgene te noemen, hetwelk, hoewel Israëls broedervolk toch van den beginne af Israëls hater geweest is tot nu toe, en waarin alle vijandschap en vervolging haar toppunt heeft bereikt), en op het volk, dat Ik verbannen heb, op dit aan vloek en vernietiging overgegeven volk.

1) Dit zwaard is zowel het zwaard des rechts als der straffende macht Gods. Zo lang heeft de vijand zich tegen Hem en Zijn volk gekant en verheven, zolang Zijn toorn getart, zolang Zijn geduld op de proef gesteld, dat het zwaard dronken is geworden, en nu zich schrikkelijke keert en keren zal tegen Zijne tegenstanders.

Gelijk de Cherub met het vlammend zwaard zich keerde tegen den mens, dewijl hij Gods verbond had verbroken, alzo zou nu niet een Cherub, een dienstknecht Gods, maar de Heere zelf Zijn zwaard doen neerkomen op Zijne vijanden. Voor den eersten mens was er nog genade te hopen, voor Gods vijanden niet.

2) Edom vertegenwoordigt hier alle machten, die vijandelijk overstaan tegen de Gemeente Gods.

Vers 6

6. Het zwaard des HEEREN is, terwijl Hij thans Zijn vonnis volvoert, vol van bloed ten gevolge der grote menigte, die Hij geslacht heeft, het is vet geworden van smeer, van het vet der doorstokenen, van het bloed der lammeren en der bokken, van het smeer der nieren van de rammen, d. i. van het bloed en vet der slachtofferen uit het gewone volk; want de a) HEERE heeft een slachtoffer te Bozra (Numbers 20:17), en ene grote slachting in het overige land der Edomieten. 1)

a) Isaiah 63:1, Isaiah 63:2.

1) De offeranden waren ingericht tot Gods ere en om te doen zien, hoezeer Hij de zonde haatte, en voldoening er voor begeerde, en dat niets dan bloed haar bij Hem verzoenen kon. En dus werd deze slachting alhier aangericht, opdat de toorn van God geopenbaard mocht worden van den hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid des mensen, en vooral om hun goddeloosheid en het boosaardig en vijandig vervolgen van Gods volk. Bij grote offers werden somwijlen honderden van slachtbeesten te gelijk geofferd en derzelver bloed voor het altaar des Heeren uitgestort en dus zou het ook zijn is den dag van des Heeren wraak.

Vers 6

6. Het zwaard des HEEREN is, terwijl Hij thans Zijn vonnis volvoert, vol van bloed ten gevolge der grote menigte, die Hij geslacht heeft, het is vet geworden van smeer, van het vet der doorstokenen, van het bloed der lammeren en der bokken, van het smeer der nieren van de rammen, d. i. van het bloed en vet der slachtofferen uit het gewone volk; want de a) HEERE heeft een slachtoffer te Bozra (Numbers 20:17), en ene grote slachting in het overige land der Edomieten. 1)

a) Isaiah 63:1, Isaiah 63:2.

1) De offeranden waren ingericht tot Gods ere en om te doen zien, hoezeer Hij de zonde haatte, en voldoening er voor begeerde, en dat niets dan bloed haar bij Hem verzoenen kon. En dus werd deze slachting alhier aangericht, opdat de toorn van God geopenbaard mocht worden van den hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid des mensen, en vooral om hun goddeloosheid en het boosaardig en vijandig vervolgen van Gods volk. Bij grote offers werden somwijlen honderden van slachtbeesten te gelijk geofferd en derzelver bloed voor het altaar des Heeren uitgestort en dus zou het ook zijn is den dag van des Heeren wraak.

Vers 7

7. En de eenhoornen (zie bij Deuteronomy 33:17 en Job. 39:9) zullen bij deze algemene slachting met hen, met de lammeren, bokken en rammen, afgaan, onder de slagen van het zwaard vallen, en de varren met de stieren, namelijk de groten en voornamen en rijken in Edom, en hun land zal doordronken zijn van het bloed, en hun stof, hun land, zal van het smeer vet gemaakt worden; de maaltijd, die het zwaard aanricht, zal zo rijkelijk zijn, dat ook aarde en stof van het Edomietische land van bloed en vet tot overdaad toe verzadigd worden, even als het zwaard zelf. (Isaiah 34:6).

Vers 7

7. En de eenhoornen (zie bij Deuteronomy 33:17 en Job. 39:9) zullen bij deze algemene slachting met hen, met de lammeren, bokken en rammen, afgaan, onder de slagen van het zwaard vallen, en de varren met de stieren, namelijk de groten en voornamen en rijken in Edom, en hun land zal doordronken zijn van het bloed, en hun stof, hun land, zal van het smeer vet gemaakt worden; de maaltijd, die het zwaard aanricht, zal zo rijkelijk zijn, dat ook aarde en stof van het Edomietische land van bloed en vet tot overdaad toe verzadigd worden, even als het zwaard zelf. (Isaiah 34:6).

Vers 8

8. Want het zal zijn de dag der wraak des HEEREN, een jaar der vergeldingen, om Zions twistzaak, 1) aan Zions tegenpartijders; wat Hij uit lankmoedigheid tot hiertoe verzuimd heeft, haalt Hij thans weer ruimschoots in (vgl. Deuteronomy 32:41).

1) Hieruit blijkt weer zo duidelijk mogelijk, dat al wat de vijanden der Kerk tot haar ondergang beramen of ten uitvoer brengen, tot hun eigen schade en verderf uitloopt.

De Heere is niet een ledig toeschouwer van hetgeen Gods kinderen wordt aangedaan, of wat men Zijn Kerk in het algemeen aandoet.

Als de Heere op Zijn rechterstoel zich zet en Zijn toorn openbaart, ondervinden de vijanden het schrikkelijke er van.

God heeft wel geduld, omdat Hij eeuwig is, maar eindelijk openbaart Hij zich toch als een grimmig Wreker, om de twistzaak Zijns volks uit te richten.

Vers 8

8. Want het zal zijn de dag der wraak des HEEREN, een jaar der vergeldingen, om Zions twistzaak, 1) aan Zions tegenpartijders; wat Hij uit lankmoedigheid tot hiertoe verzuimd heeft, haalt Hij thans weer ruimschoots in (vgl. Deuteronomy 32:41).

1) Hieruit blijkt weer zo duidelijk mogelijk, dat al wat de vijanden der Kerk tot haar ondergang beramen of ten uitvoer brengen, tot hun eigen schade en verderf uitloopt.

De Heere is niet een ledig toeschouwer van hetgeen Gods kinderen wordt aangedaan, of wat men Zijn Kerk in het algemeen aandoet.

Als de Heere op Zijn rechterstoel zich zet en Zijn toorn openbaart, ondervinden de vijanden het schrikkelijke er van.

God heeft wel geduld, omdat Hij eeuwig is, maar eindelijk openbaart Hij zich toch als een grimmig Wreker, om de twistzaak Zijns volks uit te richten.

Vers 9

9. En hun beken, de beken in het land van deze door den ban getroffen Edomieten, zullen in pek verkeerd worden, gelijk weleer met het dicht daarbij gelegene dal Siddims geschied is (Genesis 19:25), en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal hun land tot brandend pek worden.

Vers 9

9. En hun beken, de beken in het land van deze door den ban getroffen Edomieten, zullen in pek verkeerd worden, gelijk weleer met het dicht daarbij gelegene dal Siddims geschied is (Genesis 19:25), en hun stof in zwavel; ja, hun aarde zal hun land tot brandend pek worden.

Vers 10

10. Het zal een beeld worden van den vurigen poel, die van zwavel brandt (Openb 19:3, 20. 20:10), het zal des nachts of des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal zijn rook a) (Isaiah 34:9) opgaan; van geslacht tot geslacht zal het woest zijn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden zal niemand daar doorgaan. (Revelation 4:11). De profeet bedoelt wel in de eerste plaats, dat het geografische land Edom zal getroffen worden door dat gericht Gods, dat in beelden en kleuren is voorgesteld, ontleend aan de natuurlijke ligging der Dode zee en de vulkanische gesteldheid; maar dit gericht stelt dat van alle volken en bijzondere personen voor, wier gezindheid en verhouding jegens de gemeente van Jehova Edomietisch is.

Vers 10

10. Het zal een beeld worden van den vurigen poel, die van zwavel brandt (Openb 19:3, 20. 20:10), het zal des nachts of des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal zijn rook a) (Isaiah 34:9) opgaan; van geslacht tot geslacht zal het woest zijn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden zal niemand daar doorgaan. (Revelation 4:11). De profeet bedoelt wel in de eerste plaats, dat het geografische land Edom zal getroffen worden door dat gericht Gods, dat in beelden en kleuren is voorgesteld, ontleend aan de natuurlijke ligging der Dode zee en de vulkanische gesteldheid; maar dit gericht stelt dat van alle volken en bijzondere personen voor, wier gezindheid en verhouding jegens de gemeente van Jehova Edomietisch is.

Vers 11

11. Maar a) de roerdomp, de pelikaan (Deuteronomy 14:17), en de nachtuil beter, de egel (Isaiah 14:23) zullen het erflijk bezitten, en de schuifuit, een roofvogel der wildernis, de grote uil en de raaf zal daarin wonen (Isaiah 13:21.); want Hij zal een richtsnoer der woestigheid over hen trekken, en een richtlood der ledigheid, 1) zodat het tot denzelfden toestand terugkeert, in welken de aarde zich bij het begin der schepping bevond (Genesis 1:2).

a) Isaiah 13:21, Isaiah 13:22. Zephaniah 2:14. Revelation 8:2.

1) Hiermede wil de Heere zeggen, dat Hij met de uiterste nauwkeurigheid en naar de strengste eisen het werk (hier bij een gebouw vergeleken) der vernietiging en der ledigmaking zal uitvoeren en voltooien. De straf zal volkomen zijn, aan de verwoesting zal niets ontbreken.

Vers 11

11. Maar a) de roerdomp, de pelikaan (Deuteronomy 14:17), en de nachtuil beter, de egel (Isaiah 14:23) zullen het erflijk bezitten, en de schuifuit, een roofvogel der wildernis, de grote uil en de raaf zal daarin wonen (Isaiah 13:21.); want Hij zal een richtsnoer der woestigheid over hen trekken, en een richtlood der ledigheid, 1) zodat het tot denzelfden toestand terugkeert, in welken de aarde zich bij het begin der schepping bevond (Genesis 1:2).

a) Isaiah 13:21, Isaiah 13:22. Zephaniah 2:14. Revelation 8:2.

1) Hiermede wil de Heere zeggen, dat Hij met de uiterste nauwkeurigheid en naar de strengste eisen het werk (hier bij een gebouw vergeleken) der vernietiging en der ledigmaking zal uitvoeren en voltooien. De straf zal volkomen zijn, aan de verwoesting zal niets ontbreken.

Vers 12

12. Alsdan is het oude rijk der Edomieten met zijn v r-Israëlietisch koningschap (Genesis 36:31) voor altijd weg. Hun edelen (doch zij zijn er niet, daar zij allen door het zwaard vernield zijn) zullen zij tot het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn, zodat er ene allerverderflijkste regeringloosheid bestaat; alzo zal hij het fysische woest en ledig (Isaiah 34:11) ook een ethisch ledig en woest op het gebied van den Staat komen.

Vers 12

12. Alsdan is het oude rijk der Edomieten met zijn v r-Israëlietisch koningschap (Genesis 36:31) voor altijd weg. Hun edelen (doch zij zijn er niet, daar zij allen door het zwaard vernield zijn) zullen zij tot het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn, zodat er ene allerverderflijkste regeringloosheid bestaat; alzo zal hij het fysische woest en ledig (Isaiah 34:11) ook een ethisch ledig en woest op het gebied van den Staat komen.

Vers 13

13. En in hun paleizen, de woningen der vroeger zo trotse en pronkzieke vorsten van Edom (Genesis 36:40) zullen doornen opgaan, netelen en distels in hun vestingen, en het woest gewordene dezer paleizen en vestingen zal ene woning der draken der wilde honden zijn, ene zaal, een wel toe gericht vertrek voor de jongen der struisen (Isaiah 13:21 v.).

Vers 13

13. En in hun paleizen, de woningen der vroeger zo trotse en pronkzieke vorsten van Edom (Genesis 36:40) zullen doornen opgaan, netelen en distels in hun vestingen, en het woest gewordene dezer paleizen en vestingen zal ene woning der draken der wilde honden zijn, ene zaal, een wel toe gericht vertrek voor de jongen der struisen (Isaiah 13:21 v.).

Vers 14

14. En de wilde dieren der woestijnen zullen de wilde dieren der eilanden daar ontmoeten, 1) roofdieren, uit verschillende landstreken, zullen zich daar ophouden, en de duivel 2) zal zijnen metgezel toeroepen: ook zal het nachtgedierte 3) zich aldaar nederzetten, en het zal ene rustplaats voor zich vinden.

1) Onder de wilde dieren der woestijn, hebben we waarschijnlijk de lossen of lynxen te verstaan, en onder de dieren der eilanden de sjakals of jakhalzen.

2) Het woord schirim betekent gewoonlijk bokken (Genesis 37:31. Leviticus 4:23), het wordt ook vertaald door "saters, " die de ouden voor monsterachtige wezens hielden, welke zich in bossen en woestijnen ophielden, half bok en half mens. Soms wordt het ook gebruikt van de duivelen, die de oude afgodendienaars aanbaden. Vergel. Matthew 12:43. Revelation 18:2. 3) Het woord Lilith komt alleen hier voor en schijnt een nachtraaf te zijn of, volgens v. d. Palm, de drekvogel. Volgens het Joodse verhaal is het een vrouwelijk nachtspook, ene schone vrouw die bijzonder kinderen vervolgt en doodt.

Nog is er leven in Edom, meer welk ene karikatuur van hetgeen het geweest is! Daar weer Edoms vorsten den nieuwen koning uitriepen, roepen saters elkaar tot den dans, en daar, waar koningen en vorsten in hun paleizen en lustsloten sliepen, daar heeft Lilith, die het liefst daar in, waar het gruwzaamste is, als na een lang zoeken de beste en gemakkelijkste rustplaats gevonden.

Vers 14

14. En de wilde dieren der woestijnen zullen de wilde dieren der eilanden daar ontmoeten, 1) roofdieren, uit verschillende landstreken, zullen zich daar ophouden, en de duivel 2) zal zijnen metgezel toeroepen: ook zal het nachtgedierte 3) zich aldaar nederzetten, en het zal ene rustplaats voor zich vinden.

1) Onder de wilde dieren der woestijn, hebben we waarschijnlijk de lossen of lynxen te verstaan, en onder de dieren der eilanden de sjakals of jakhalzen.

2) Het woord schirim betekent gewoonlijk bokken (Genesis 37:31. Leviticus 4:23), het wordt ook vertaald door "saters, " die de ouden voor monsterachtige wezens hielden, welke zich in bossen en woestijnen ophielden, half bok en half mens. Soms wordt het ook gebruikt van de duivelen, die de oude afgodendienaars aanbaden. Vergel. Matthew 12:43. Revelation 18:2. 3) Het woord Lilith komt alleen hier voor en schijnt een nachtraaf te zijn of, volgens v. d. Palm, de drekvogel. Volgens het Joodse verhaal is het een vrouwelijk nachtspook, ene schone vrouw die bijzonder kinderen vervolgt en doodt.

Nog is er leven in Edom, meer welk ene karikatuur van hetgeen het geweest is! Daar weer Edoms vorsten den nieuwen koning uitriepen, roepen saters elkaar tot den dans, en daar, waar koningen en vorsten in hun paleizen en lustsloten sliepen, daar heeft Lilith, die het liefst daar in, waar het gruwzaamste is, als na een lang zoeken de beste en gemakkelijkste rustplaats gevonden.

Vers 15

15. Daar zal de wilde meerle 1) (liever de pijlslang) nestelen en hare eieren leggen, en hare jongen uitbikken, uitbroeien, en onder hare schaduw, hare bescherming, vergaderen; ook zullen aldaar de gieren, die zozeer de gezelligheid beminnen, doch een groten stank van zich geven, met elkaar verzameld worden. Zo geschikt voor hun behoeften vinden deze dieren dat land, zo ongestoord het oponthoud aldaar, dat zij voortaan zich daar verenigen, daar en nergens anders verblijfplaats houden.

1) De pijl en springslang, in Afrika en Arabië te huis behorende, pleegt pijlsnel van bomen of van enige andere schuilplaats op mensen en dieren toe te snellen en ze dodelijk te wonden.

In het Hebreeën kippoos. Onze Staten-Overzetters vertalen het woord door: wilde meerle, maar tekenen ook aan, dat men nog niet weet welk dier hier bedoelt wordt. Het is echter de pijl- of springslang, de arabische kiffosa. Het woord is afgeleid van een werkwoord, hetwelk zich te samentrekken betekent, dewijl het dier zich eerst samentrekt om dan den aanval te doen, om als een pijl voort te schieten.

Vers 15

15. Daar zal de wilde meerle 1) (liever de pijlslang) nestelen en hare eieren leggen, en hare jongen uitbikken, uitbroeien, en onder hare schaduw, hare bescherming, vergaderen; ook zullen aldaar de gieren, die zozeer de gezelligheid beminnen, doch een groten stank van zich geven, met elkaar verzameld worden. Zo geschikt voor hun behoeften vinden deze dieren dat land, zo ongestoord het oponthoud aldaar, dat zij voortaan zich daar verenigen, daar en nergens anders verblijfplaats houden.

1) De pijl en springslang, in Afrika en Arabië te huis behorende, pleegt pijlsnel van bomen of van enige andere schuilplaats op mensen en dieren toe te snellen en ze dodelijk te wonden.

In het Hebreeën kippoos. Onze Staten-Overzetters vertalen het woord door: wilde meerle, maar tekenen ook aan, dat men nog niet weet welk dier hier bedoelt wordt. Het is echter de pijl- of springslang, de arabische kiffosa. Het woord is afgeleid van een werkwoord, hetwelk zich te samentrekken betekent, dewijl het dier zich eerst samentrekt om dan den aanval te doen, om als een pijl voort te schieten.

Vers 16

16. Zoekt nu gij, die de vervulling van deze mijne profetie beleeft, in het boek des HEEREN, waarvan zij werkelijk een gedeelte is, en leest, wat ik van allen, die in Edom wonen, gezegd heb; niet een van deze zal er feilen, het ene noch het andere zal men missen; want mijn mond zelf, door den Heere bestuurd, heeft het geboden, en waar Hij het woord uitspreekt (Genesis 1:3) daar is het er, waar Hij gebiedt, daar staat het (Psalms 33:9) en Zijn Geest zelf, waardoor mij alle dingen naar Zijn plan tot het verlangde doel weet te leiden, zal ze samenbrengen, alle de dingen, die te voren van de eenzaamheid en de verschrikking genoemd zijn.

Gods alwetendheid, waardoor Hem alle verledene, tegenwoordige en toekomende dingen als in n opslag worden vertoond, komt in de Schrift dikwijls voor, alsof het was een gedenkboek, waarin alles in nette orde is beschreven (Isaiah 30:8; Isaiah 65:6. Deuteronomy 32:34. Psalms 56:9. Daniel 7:10. Malachi 3:16). In dezer voege wil Jesaja zeggen, deze profetie is een register van het noodlot der Edomieten (Isaiah 34:6), en een ieder, die in volgende tijden de uitkomst wil vergelijken met deze profetie, zal bevinden dat al de omstandigheden hier voorzegd, juist vervuld zijn.

Op zodanige wijze wil ons de man Gods te kennen geven, dat zijne woorden niet poëtisch maar profetisch te verstaan zijn. 17. Want Hij zelf heeft, na dat alles samengebracht te hebben, voor hen voor de dieren het lot geworpen, om op gelijke wijze het gehele land onder de vreselijke, demonische bevolking te verdelen, gelijk Kanan door het lot onder de kinderen Israël's verdeeld is (Joshua 14:2), en Zijne hand heeft het hun uitgedeeld met het richtsnoer, hoever zij zullen wonen, gelijk Hij het bij de mensen gedaan heeft (Acts 17:26); tot in der eeuwigheid zullen zij dat erfelijk bezitten, van geslacht tot geslacht zullen zij daarin wonen; want wanneer de Heer God zelf tot in bijzonderheden zulk een nieuwen toestand vormt van recht en bezitting, wie zal dan nog aan verandering denken?

Een voorspel der vervulling kwam over Edoms gebergte, na de catastrofe van Jeruzalem (Malachi 1:2-Malachi 1:5); het heeft zich sedert dien tijd nooit weer tot de vroegere ontwikkeling verheven en wemelt van slangen; slechts wilde kraaien en arenden en grote menigten van den kattavogel maken de woeste hoogten en onvruchtbare bergvlakten levendig. Maar de laatste vervulling, waarop Isaiah 34:16 doelt, is nog te verwachten en zal de woonplaats treffen van hen, die op geestelijke wijze tot den kring der vijanden van Jehova (Jezus) en Zijne gemeente behoren, waarvan het oude Edom slechts het door den profeet voorgestelde centrum is.

Het Zion en Jeruzalem Gods mag eens verwoest worden, of geweest zijn, het wist zich toch uit zijne puinhopen te herstellen, totdat het plaats maakte voor het Jeruzalem van het N. Testament, hetwelk hoezeer ook verlaagd en vernederd, toch herbouwd zal worden, totdat het eens zal plaats maken voor het hemelse Jeruzalem. Doch de vijanden van de Kerk, van God zullen voor altoos met een eeuwige verwoesting gestraft, en hun gedachtenis van de aarde uitgeroeid worden.

Vers 16

16. Zoekt nu gij, die de vervulling van deze mijne profetie beleeft, in het boek des HEEREN, waarvan zij werkelijk een gedeelte is, en leest, wat ik van allen, die in Edom wonen, gezegd heb; niet een van deze zal er feilen, het ene noch het andere zal men missen; want mijn mond zelf, door den Heere bestuurd, heeft het geboden, en waar Hij het woord uitspreekt (Genesis 1:3) daar is het er, waar Hij gebiedt, daar staat het (Psalms 33:9) en Zijn Geest zelf, waardoor mij alle dingen naar Zijn plan tot het verlangde doel weet te leiden, zal ze samenbrengen, alle de dingen, die te voren van de eenzaamheid en de verschrikking genoemd zijn.

Gods alwetendheid, waardoor Hem alle verledene, tegenwoordige en toekomende dingen als in n opslag worden vertoond, komt in de Schrift dikwijls voor, alsof het was een gedenkboek, waarin alles in nette orde is beschreven (Isaiah 30:8; Isaiah 65:6. Deuteronomy 32:34. Psalms 56:9. Daniel 7:10. Malachi 3:16). In dezer voege wil Jesaja zeggen, deze profetie is een register van het noodlot der Edomieten (Isaiah 34:6), en een ieder, die in volgende tijden de uitkomst wil vergelijken met deze profetie, zal bevinden dat al de omstandigheden hier voorzegd, juist vervuld zijn.

Op zodanige wijze wil ons de man Gods te kennen geven, dat zijne woorden niet poëtisch maar profetisch te verstaan zijn. 17. Want Hij zelf heeft, na dat alles samengebracht te hebben, voor hen voor de dieren het lot geworpen, om op gelijke wijze het gehele land onder de vreselijke, demonische bevolking te verdelen, gelijk Kanan door het lot onder de kinderen Israël's verdeeld is (Joshua 14:2), en Zijne hand heeft het hun uitgedeeld met het richtsnoer, hoever zij zullen wonen, gelijk Hij het bij de mensen gedaan heeft (Acts 17:26); tot in der eeuwigheid zullen zij dat erfelijk bezitten, van geslacht tot geslacht zullen zij daarin wonen; want wanneer de Heer God zelf tot in bijzonderheden zulk een nieuwen toestand vormt van recht en bezitting, wie zal dan nog aan verandering denken?

Een voorspel der vervulling kwam over Edoms gebergte, na de catastrofe van Jeruzalem (Malachi 1:2-Malachi 1:5); het heeft zich sedert dien tijd nooit weer tot de vroegere ontwikkeling verheven en wemelt van slangen; slechts wilde kraaien en arenden en grote menigten van den kattavogel maken de woeste hoogten en onvruchtbare bergvlakten levendig. Maar de laatste vervulling, waarop Isaiah 34:16 doelt, is nog te verwachten en zal de woonplaats treffen van hen, die op geestelijke wijze tot den kring der vijanden van Jehova (Jezus) en Zijne gemeente behoren, waarvan het oude Edom slechts het door den profeet voorgestelde centrum is.

Het Zion en Jeruzalem Gods mag eens verwoest worden, of geweest zijn, het wist zich toch uit zijne puinhopen te herstellen, totdat het plaats maakte voor het Jeruzalem van het N. Testament, hetwelk hoezeer ook verlaagd en vernederd, toch herbouwd zal worden, totdat het eens zal plaats maken voor het hemelse Jeruzalem. Doch de vijanden van de Kerk, van God zullen voor altoos met een eeuwige verwoesting gestraft, en hun gedachtenis van de aarde uitgeroeid worden.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 34". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-34.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile