Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Jesaja 4

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 4

Isaiah 4:1. 1. En de hoogmoed der dochter Zions, met wie nu vele mannen boeleren, zal met ene onnatuurlijke zelfverlaging eindigen, te dien dage zullen zeven vrouwen een, den eersten man, die haar maar in handen komt, aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, van de op den man rustende verplichting zijne vrouw te voeden en te kleden (Exodus 21:10), zullen wij afstand doen, laat ons alleenlijk naar uwen naam genoemd worden, voor uwe vrouwen doorgaan, neem onze smaadheid, dat wij ongehuwd zijn (Isaiah 54:4) van ons weg.

Bemerkt gij den toorn sterker dan de taal kan uitdrukken? Aanschouwt gij de allerbangste straf en foltering? Ziet gij de hardste slavernij? Daaruit kunt gij tot de schandelijkheid der zonde besluiten; want een goedertieren God zou niet zo zwaar tuchtigen, zo niet de zonde, die de tuchtroede noodzakelijk maakt, nog vreeslijker ware. Dit vers past nog geheel bij het vorige hoofdstuk. Gevolg van de zware oordelen Gods zal zijn, dat het mannelijk geslacht zeer sterk verminderd zal worden. En daarom zouden zeven vrouwen tegelijk n man niet vragen, maar aangrijpen, niet loslaten, om van haar de smaadheid van den ongehuwden staat weg te nemen, terwijl zij tevens geheel de orde van zaken omkeren. Want niet alleen dat een man aanzoek doet om de hand ener vrouw, maar hij is ook volgens goddelijke ordinantiën verplicht te zorgen voor het voedsel en het deksel zijner vrouw. Maar deze vrouwen keren de orde geheel om. Niet zij worden gevraagd, maar zij vragen. Niet voor haar wordt gezorgd maar zij willen voor zich zelf zorgen, indien zij maar naar dien man mogen genoemd worden. Of ook die begeerte in verband stond met de Messiasverwachting is niet zeker.

PROFETIE VAN CHRISTUS. III. Isaiah 4:2-Isaiah 4:6. Met dit slot keert de rede des profeten tot het aanvangspunt terug. Nadat de massa in Israël met alles, waarop zij zo trots was, is uitgedelgd, zal voor het overblijvende, in het oordeel staande gebleven gedeelte van Gods volk, de dan verschijnende Messias, `t voorwerp van rechtmatigen trots zijn. Wat uit dit Gods oordeel behouden blijft, zal ene gemeente van heiligen zijn, waarvan ieder op zich zelf aan de roeping van Israël beantwoordt. Alle smaadheid is van Jeruzalem afgewend, zij is van alle bloedvlekken gereinigd; de Geest des Heren werkt oordelend en heiligend in hare inwoners, en over iedere plaats aan den berg Zion en over alle feestelijke samenkomsten der nieuwe gemeente, legert zich de leidende en beschermende wolk, wier rook (damp) des nachts in vlammend vuur overgaat.

"Een deel des volks wordt van den ondergang gered, maar uit eigen recht kan het zich niet verheffen tot een nieuw, van zonde en schuld gereinigd leven; de Goddelijke heiligheid zelf moet op nieuw van Boven scheppen, en uit hare zuivere bron komt de Spreukenit van Jehova voort, dien ons de profeet eerst in `t vervolg in de volle heiligheid van Zijn Wezen voor ogen stelt. Hier toont hij ons, slechts voorbij zwevend, Zijne glansrijke gestalte. " 2. Te dien, vroeger (Isaiah 3:18, Isaiah 4:1) reeds voorgestelden dage 1), wanneer Israël door het Godsgericht gewand en gezuiverd is, zal des HEEREN SPRUIT, die naar Zijn hemelsen oorsprong uit God is (Zechariah 3:8; Zechariah 6:12), zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, 2) en de vrucht der aarde, hij, die naar zijn aards-menselijken oorsprong uit het beloofde land zelf voortkomt 3), tot voortreflijkheid en tot versiering degenen, die als het uit Gods gericht behouden overblijfsel, het ontkomen zullen in Israël, in plaats dat men, gelijk nu, aan de kinderen der vreemden zijn behagen toont (zie Isaiah 2:6,.

1) Gelijk de profeet tot nu toe de verschillende oordelen over Israël, ja, die over de ganse wereld als ene rechterlijke daad beschouwd heeft, zo doet hij nu ook verder met de verwezenlijking van al Gods beloften, de vervulling van alle behoeften, de bevrediging van alle verlangens, waarvan het menselijk hart zo vol is. 2) In de vorige verzen is gezegd, waarop Israël zich beroemde, welke de heerlijkheid en sierlijkheid van Israël was, nl. al wat door God, den Heere vervloekt was, welnu we hebben hier de tegenstelling. Als Israël als door vuur gelouterd zal zijn, en de Heere de verlossing uit Zion zal doen komen, den rechtvaardigen Spreukenit zal verwekt hebben, dan zal deze Israël tot sieraad en tot heiligheid zijn, dan zal bij den Heere gezocht en gevonden worden, al wat de verloste nodig heeft tot zaligheid. Maar dan zal niet alleen, de Heere, de rechtvaardige Spreukenit, voorwerpelijk, maar ook onderwerpelijk worden genoten, dan zal het geestelijk Israël de zegeningen op geestelijk gebied inzonderheid genieten, zoals ook voorspeld wordt in het laatste gedeelte van dit vers. 3) Deze tweeledige voorstelling van Hem, die te komen staat, duidt aan zijn tweeledigen oorsprong: Hij komt van Jehova en toch ook weer van de aarde, daar Hij uit Israël voortkomt. In de taal van `t N. Testament zeggen wij: Des Heren Spreukenit, tevens de vrucht der aarde, is het tarwegraan, dat de wereld verlossende Liefde op Goeden Vrijdag in de aarde wierp, het tarwegraan, dat op den Paaszondag begint uit de aarde te spruiten en omhoog te groeien; het tarwegraan, welke gulden halm op Hemelvaartsdag hemelwaarts stijgt; het tarwegraan, welke duizendvoudige aren op den Pinksterdag zich naar de aarde neigen en de zaadkorrels vallen laat, waaruit de heilige kerk geboren wordt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 4

Isaiah 4:1. 1. En de hoogmoed der dochter Zions, met wie nu vele mannen boeleren, zal met ene onnatuurlijke zelfverlaging eindigen, te dien dage zullen zeven vrouwen een, den eersten man, die haar maar in handen komt, aangrijpen, zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen zullen wij bekleed zijn, van de op den man rustende verplichting zijne vrouw te voeden en te kleden (Exodus 21:10), zullen wij afstand doen, laat ons alleenlijk naar uwen naam genoemd worden, voor uwe vrouwen doorgaan, neem onze smaadheid, dat wij ongehuwd zijn (Isaiah 54:4) van ons weg.

Bemerkt gij den toorn sterker dan de taal kan uitdrukken? Aanschouwt gij de allerbangste straf en foltering? Ziet gij de hardste slavernij? Daaruit kunt gij tot de schandelijkheid der zonde besluiten; want een goedertieren God zou niet zo zwaar tuchtigen, zo niet de zonde, die de tuchtroede noodzakelijk maakt, nog vreeslijker ware. Dit vers past nog geheel bij het vorige hoofdstuk. Gevolg van de zware oordelen Gods zal zijn, dat het mannelijk geslacht zeer sterk verminderd zal worden. En daarom zouden zeven vrouwen tegelijk n man niet vragen, maar aangrijpen, niet loslaten, om van haar de smaadheid van den ongehuwden staat weg te nemen, terwijl zij tevens geheel de orde van zaken omkeren. Want niet alleen dat een man aanzoek doet om de hand ener vrouw, maar hij is ook volgens goddelijke ordinantiën verplicht te zorgen voor het voedsel en het deksel zijner vrouw. Maar deze vrouwen keren de orde geheel om. Niet zij worden gevraagd, maar zij vragen. Niet voor haar wordt gezorgd maar zij willen voor zich zelf zorgen, indien zij maar naar dien man mogen genoemd worden. Of ook die begeerte in verband stond met de Messiasverwachting is niet zeker.

PROFETIE VAN CHRISTUS. III. Isaiah 4:2-Isaiah 4:6. Met dit slot keert de rede des profeten tot het aanvangspunt terug. Nadat de massa in Israël met alles, waarop zij zo trots was, is uitgedelgd, zal voor het overblijvende, in het oordeel staande gebleven gedeelte van Gods volk, de dan verschijnende Messias, `t voorwerp van rechtmatigen trots zijn. Wat uit dit Gods oordeel behouden blijft, zal ene gemeente van heiligen zijn, waarvan ieder op zich zelf aan de roeping van Israël beantwoordt. Alle smaadheid is van Jeruzalem afgewend, zij is van alle bloedvlekken gereinigd; de Geest des Heren werkt oordelend en heiligend in hare inwoners, en over iedere plaats aan den berg Zion en over alle feestelijke samenkomsten der nieuwe gemeente, legert zich de leidende en beschermende wolk, wier rook (damp) des nachts in vlammend vuur overgaat.

"Een deel des volks wordt van den ondergang gered, maar uit eigen recht kan het zich niet verheffen tot een nieuw, van zonde en schuld gereinigd leven; de Goddelijke heiligheid zelf moet op nieuw van Boven scheppen, en uit hare zuivere bron komt de Spreukenit van Jehova voort, dien ons de profeet eerst in `t vervolg in de volle heiligheid van Zijn Wezen voor ogen stelt. Hier toont hij ons, slechts voorbij zwevend, Zijne glansrijke gestalte. " 2. Te dien, vroeger (Isaiah 3:18, Isaiah 4:1) reeds voorgestelden dage 1), wanneer Israël door het Godsgericht gewand en gezuiverd is, zal des HEEREN SPRUIT, die naar Zijn hemelsen oorsprong uit God is (Zechariah 3:8; Zechariah 6:12), zijn tot sieraad en tot heerlijkheid, 2) en de vrucht der aarde, hij, die naar zijn aards-menselijken oorsprong uit het beloofde land zelf voortkomt 3), tot voortreflijkheid en tot versiering degenen, die als het uit Gods gericht behouden overblijfsel, het ontkomen zullen in Israël, in plaats dat men, gelijk nu, aan de kinderen der vreemden zijn behagen toont (zie Isaiah 2:6,.

1) Gelijk de profeet tot nu toe de verschillende oordelen over Israël, ja, die over de ganse wereld als ene rechterlijke daad beschouwd heeft, zo doet hij nu ook verder met de verwezenlijking van al Gods beloften, de vervulling van alle behoeften, de bevrediging van alle verlangens, waarvan het menselijk hart zo vol is. 2) In de vorige verzen is gezegd, waarop Israël zich beroemde, welke de heerlijkheid en sierlijkheid van Israël was, nl. al wat door God, den Heere vervloekt was, welnu we hebben hier de tegenstelling. Als Israël als door vuur gelouterd zal zijn, en de Heere de verlossing uit Zion zal doen komen, den rechtvaardigen Spreukenit zal verwekt hebben, dan zal deze Israël tot sieraad en tot heiligheid zijn, dan zal bij den Heere gezocht en gevonden worden, al wat de verloste nodig heeft tot zaligheid. Maar dan zal niet alleen, de Heere, de rechtvaardige Spreukenit, voorwerpelijk, maar ook onderwerpelijk worden genoten, dan zal het geestelijk Israël de zegeningen op geestelijk gebied inzonderheid genieten, zoals ook voorspeld wordt in het laatste gedeelte van dit vers. 3) Deze tweeledige voorstelling van Hem, die te komen staat, duidt aan zijn tweeledigen oorsprong: Hij komt van Jehova en toch ook weer van de aarde, daar Hij uit Israël voortkomt. In de taal van `t N. Testament zeggen wij: Des Heren Spreukenit, tevens de vrucht der aarde, is het tarwegraan, dat de wereld verlossende Liefde op Goeden Vrijdag in de aarde wierp, het tarwegraan, dat op den Paaszondag begint uit de aarde te spruiten en omhoog te groeien; het tarwegraan, welke gulden halm op Hemelvaartsdag hemelwaarts stijgt; het tarwegraan, welke duizendvoudige aren op den Pinksterdag zich naar de aarde neigen en de zaadkorrels vallen laat, waaruit de heilige kerk geboren wordt.

Vers 3

3. En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Zion, en de overgelatene in Jeruzalem naar de verkiezing der genade (Romans 11:5), over wie reeds (Deuteronomy 30:1) gesproken is en in dit geschrift nog dikwijls zal gesproken worden (Isaiah 10:20, Isaiah 11:11, Isaiah 11:16; Isaiah 28:5), zal heilig geheten worden, van de wereld en hare wegen afgezonderd, een iegelijk, die geschreven is ten leven te Jeruzalem, 1) die in het Boek dergenen, die uit Jeruzalem ten eeuwigen leven verordineerd zijn, staat aangetekend (Acts 13:48. Romans 8:29. Exodus 32:32).

1) God zelven zal als door tekens, wanneer de verdorde takken van Jeruzalem worden afgesneden, voor Zich een heilig zaad bewaren, hetwelk als Zijn volk en eigendom bij de Kerk zal blijven, en zijne Heilige gemeente helpen uitmaken. Want Hij zal het erfdeel zijns Zoons niet laten varen, en Zijn volk niet geheel afsnijden, daar zullen er altijd nog enigen overblijven, en dit is het overblijfsel, naar de verkiezing der genade, gelijk Paulus het noemt, die van God zijn voorgekend, tot leven en gesteld tot zaligheid en onuitwisbaar in het Boek des Levens aangeschreven, en beveiligd vooraf, bewaard in den dag zelfs des kwaads.

Vers 3

3. En het zal geschieden, dat de overgeblevene in Zion, en de overgelatene in Jeruzalem naar de verkiezing der genade (Romans 11:5), over wie reeds (Deuteronomy 30:1) gesproken is en in dit geschrift nog dikwijls zal gesproken worden (Isaiah 10:20, Isaiah 11:11, Isaiah 11:16; Isaiah 28:5), zal heilig geheten worden, van de wereld en hare wegen afgezonderd, een iegelijk, die geschreven is ten leven te Jeruzalem, 1) die in het Boek dergenen, die uit Jeruzalem ten eeuwigen leven verordineerd zijn, staat aangetekend (Acts 13:48. Romans 8:29. Exodus 32:32).

1) God zelven zal als door tekens, wanneer de verdorde takken van Jeruzalem worden afgesneden, voor Zich een heilig zaad bewaren, hetwelk als Zijn volk en eigendom bij de Kerk zal blijven, en zijne Heilige gemeente helpen uitmaken. Want Hij zal het erfdeel zijns Zoons niet laten varen, en Zijn volk niet geheel afsnijden, daar zullen er altijd nog enigen overblijven, en dit is het overblijfsel, naar de verkiezing der genade, gelijk Paulus het noemt, die van God zijn voorgekend, tot leven en gesteld tot zaligheid en onuitwisbaar in het Boek des Levens aangeschreven, en beveiligd vooraf, bewaard in den dag zelfs des kwaads.

Vers 4

4. Als de Heere, om hen, die heilig zullen genaamd worden, ook werkelijk te heiligen, zal afgewassen hebben den drek der dochters van Zion, de onder haren pralenden opschik (Isaiah 3:16) verborgen zedelijke onreinheid, en de bloedschulden van Jeruzalem, welke hare oversten door de (Isaiah 3:14) geschetste behandeling van armen en ellendigen over haar brachten, zal verdreven hebben uit hun midden, zodat zij uitgedelgd en voor goed verdwenen zijn door den Heiligen Geest des oordeels, en door den Heiligen Geest der uitbranding; 1) door den Geest die overtuigen (John 16:18) en een vuur ontsteken zal (Matthew 3:11).

1) Er wordt niet hier gesproken van de reiniging door het bloed der verzoening, maar van de zuivering en reiniging van den drek en de bloedschuld door den Geest des oordeels en der branding, dat wil zeggen, door den Geest die scheiding maakt tussen zonde en gerechtigheid. De Profeet spreekt hier van de gevolgen der oordelen Gods over de zonde, welke niet Jehova, de HEERE, de Verbonds-God, maar de Heere, de Albeheerser van zijn volk zal zenden. Eerst zullen de oordelen hun werk doen, het onreine uitroeien en het heilige van het onheilige afzonderen en dan treedt Israël's God op als Jehova, als de God des verbonds, die Zijn volk een God der genade en der bescherming zal wezen. Dan zal de Kerk, gereinigd en hervormd, niet langer aan besmetting worden blootgesteld, maar door den Heere op bijzondere wijze bewaard, geleid en bestuurd worden zoals de volgende verzen aangeven.

Vers 4

4. Als de Heere, om hen, die heilig zullen genaamd worden, ook werkelijk te heiligen, zal afgewassen hebben den drek der dochters van Zion, de onder haren pralenden opschik (Isaiah 3:16) verborgen zedelijke onreinheid, en de bloedschulden van Jeruzalem, welke hare oversten door de (Isaiah 3:14) geschetste behandeling van armen en ellendigen over haar brachten, zal verdreven hebben uit hun midden, zodat zij uitgedelgd en voor goed verdwenen zijn door den Heiligen Geest des oordeels, en door den Heiligen Geest der uitbranding; 1) door den Geest die overtuigen (John 16:18) en een vuur ontsteken zal (Matthew 3:11).

1) Er wordt niet hier gesproken van de reiniging door het bloed der verzoening, maar van de zuivering en reiniging van den drek en de bloedschuld door den Geest des oordeels en der branding, dat wil zeggen, door den Geest die scheiding maakt tussen zonde en gerechtigheid. De Profeet spreekt hier van de gevolgen der oordelen Gods over de zonde, welke niet Jehova, de HEERE, de Verbonds-God, maar de Heere, de Albeheerser van zijn volk zal zenden. Eerst zullen de oordelen hun werk doen, het onreine uitroeien en het heilige van het onheilige afzonderen en dan treedt Israël's God op als Jehova, als de God des verbonds, die Zijn volk een God der genade en der bescherming zal wezen. Dan zal de Kerk, gereinigd en hervormd, niet langer aan besmetting worden blootgesteld, maar door den Heere op bijzondere wijze bewaard, geleid en bestuurd worden zoals de volgende verzen aangeven.

Vers 5

5. En de HEERE, gelijk Hij eenmaal het Israël uit den tijd der Egyptische verlossing des daags in ene rookwolk en des nachts in een vuurkolom geleid en beschermd heeft (Exodus 13:21, Exodus 14:19), zal ook voor het Israël uit den aanstaanden verlossingstijd over alle woning, iedere plaats van den berg Zions, en over alle plaatsen, waar de nieuwe Godsgemeente hare vergaderingen houdt tot feestviering, dus niet maar alleen over de plaats van het Allerheilige, gelijk in het Oude Verbond (Exodus 40:34), maar over den gansen berg, die in zijn geheel tot het heilige der heiligen geworden is, scheppen ene wolk des daags, en enen rook, ene rookwolk en den glans eens vlammenden vuurs des nachts, als teken Zijner bestendige tegenwoordigheid; want over alles wat heerlijk is, de ganse gemeente, die dan in hare afzonderlijke delen zo heerlijk voor God zijn zal, zal deze wolk- en vuurkolom ene beschutting wezen.

Vers 5

5. En de HEERE, gelijk Hij eenmaal het Israël uit den tijd der Egyptische verlossing des daags in ene rookwolk en des nachts in een vuurkolom geleid en beschermd heeft (Exodus 13:21, Exodus 14:19), zal ook voor het Israël uit den aanstaanden verlossingstijd over alle woning, iedere plaats van den berg Zions, en over alle plaatsen, waar de nieuwe Godsgemeente hare vergaderingen houdt tot feestviering, dus niet maar alleen over de plaats van het Allerheilige, gelijk in het Oude Verbond (Exodus 40:34), maar over den gansen berg, die in zijn geheel tot het heilige der heiligen geworden is, scheppen ene wolk des daags, en enen rook, ene rookwolk en den glans eens vlammenden vuurs des nachts, als teken Zijner bestendige tegenwoordigheid; want over alles wat heerlijk is, de ganse gemeente, die dan in hare afzonderlijke delen zo heerlijk voor God zijn zal, zal deze wolk- en vuurkolom ene beschutting wezen.

Vers 6

6. En daar zal ene hut, woning, tabernakel Gods (Revelation 1:3) zijn tot ene schaduw des daags tegen de hitte van aanvechting en ellende, en tot ene toevlucht en tot ene verberging tegen den vloed en vergen den regen 2), tegen vervolging en verdrukking.

Deze bij dag door ene wolk- en bij nacht door ene vuurkolom overschaduwde berg Zion is geen andere dan de berg des huizes van Jehova, die "wat al hoogten zich verheffen, allen berg zal overtreffen, " tot welken de volken opgaan. En dit inwendig heilige, uitwendig zo heerlijke Jeruzalem is geen ander dan dat, waarvan eenmaal het woord van Jehova in deze gehele wereld zal uitgaan (Isaiah 2:2). Welk Jeruzalem is dat? Is het `t Jeruzalem der aardse heerlijkheid van Gods volk (Revelation 1:1; of is het `t Jeruzalem van den nieuwen hemel en de nieuwe aarde (Revelation 0:1 v.)? Het juiste antwoord is: beide. God zelf de heerlijkheid van de kerk blijvende zal er als een vurige muur om wezen, die ondoordringbaar en onverwinbaar zal blijven. De genade van God wordt ook voor dezulken een uitstekende heerlijkheid en zij die dezelve hebben, worden door de kracht Gods als in ene sterkte en vastheid van geloof en waarheid bewaard. De Heere wil hiermede niet alleen zeggen, dat Hij zijn volk zal bewaren, maar het vuur zal ook zijn tot afschrik voor de vijanden, zodat zij het volk Gods niet geheel en al zullen overweldigen. Dit is alle eeuwen door bevestigd, ook dan als het scheen dat de vijand geheel de overhand zou behouden en de kerk van Christus vernietigen. Dit zal waarheid blijken te zijn aan het einde der eeuwen. Diep gaande noden kunnen nog verschrikken, de zoon des verderfs moge nog al zijn kracht inspannen om te vernietigen, maar de poorten der hel zullen Gods Kerk niet overweldigen. 2) De profeet is werkelijk voornemens de heilige stad in hare op het eindgericht volgende eeuwige schoonheid te schetsen, maar in deze beschouwing worden het tijdelijke en het eeuwige, het hier weer opgebouwde en het hemelse Jeruzalem tot n. Het is toch aan het O. Testament eigen, het tijdelijke en het eeuwige zijn als ene doorlopende lijn te beschouwen; en eerst het N. Testament trekt ene kruislijn, welke tijd en eeuwigheid scheidt. De N. Testamentische profetie spreekt, gelijk wij zien in de laatste hoofdstukken der Openbaring, ook nog wel in aardse beelden over het hemelse, maar toch met dit onderscheid, dat nu, nadat die kruislijn getrokken is, de in `t O. Testament nog verzwegen eis gesteld is, al die beelden aan dit leven ontleend, op het eeuwige toe te passen, en de eeuwige werkelijkheden te onderscheiden van de tijdelijke vormen.

Vers 6

6. En daar zal ene hut, woning, tabernakel Gods (Revelation 1:3) zijn tot ene schaduw des daags tegen de hitte van aanvechting en ellende, en tot ene toevlucht en tot ene verberging tegen den vloed en vergen den regen 2), tegen vervolging en verdrukking.

Deze bij dag door ene wolk- en bij nacht door ene vuurkolom overschaduwde berg Zion is geen andere dan de berg des huizes van Jehova, die "wat al hoogten zich verheffen, allen berg zal overtreffen, " tot welken de volken opgaan. En dit inwendig heilige, uitwendig zo heerlijke Jeruzalem is geen ander dan dat, waarvan eenmaal het woord van Jehova in deze gehele wereld zal uitgaan (Isaiah 2:2). Welk Jeruzalem is dat? Is het `t Jeruzalem der aardse heerlijkheid van Gods volk (Revelation 1:1; of is het `t Jeruzalem van den nieuwen hemel en de nieuwe aarde (Revelation 0:1 v.)? Het juiste antwoord is: beide. God zelf de heerlijkheid van de kerk blijvende zal er als een vurige muur om wezen, die ondoordringbaar en onverwinbaar zal blijven. De genade van God wordt ook voor dezulken een uitstekende heerlijkheid en zij die dezelve hebben, worden door de kracht Gods als in ene sterkte en vastheid van geloof en waarheid bewaard. De Heere wil hiermede niet alleen zeggen, dat Hij zijn volk zal bewaren, maar het vuur zal ook zijn tot afschrik voor de vijanden, zodat zij het volk Gods niet geheel en al zullen overweldigen. Dit is alle eeuwen door bevestigd, ook dan als het scheen dat de vijand geheel de overhand zou behouden en de kerk van Christus vernietigen. Dit zal waarheid blijken te zijn aan het einde der eeuwen. Diep gaande noden kunnen nog verschrikken, de zoon des verderfs moge nog al zijn kracht inspannen om te vernietigen, maar de poorten der hel zullen Gods Kerk niet overweldigen. 2) De profeet is werkelijk voornemens de heilige stad in hare op het eindgericht volgende eeuwige schoonheid te schetsen, maar in deze beschouwing worden het tijdelijke en het eeuwige, het hier weer opgebouwde en het hemelse Jeruzalem tot n. Het is toch aan het O. Testament eigen, het tijdelijke en het eeuwige zijn als ene doorlopende lijn te beschouwen; en eerst het N. Testament trekt ene kruislijn, welke tijd en eeuwigheid scheidt. De N. Testamentische profetie spreekt, gelijk wij zien in de laatste hoofdstukken der Openbaring, ook nog wel in aardse beelden over het hemelse, maar toch met dit onderscheid, dat nu, nadat die kruislijn getrokken is, de in `t O. Testament nog verzwegen eis gesteld is, al die beelden aan dit leven ontleend, op het eeuwige toe te passen, en de eeuwige werkelijkheden te onderscheiden van de tijdelijke vormen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-4.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile