Lectionary Calendar
Friday, May 24th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

1 Samuël 16

1 De Heer zeide tot Samuel: Hoelang zult gij rouw dragen over Saul, terwijl ik hem te min geacht heb om koning te zijn over Israel? Vul uw hoorn met olie en ga op reis; ik zend u tot Izai, den Bethlehemiet; want ik heb mij uit zijn zonen een koning uitgelezen.2 Maar Samuel zeide: Hoe zou ik gaan? Als Saul het hoort, doodt hij mij. Hierop zeide de Heer: Gij moet een koe medenemen en zeggen: Ik kom om aan den Heer te offeren.3 Nodig dan Izai tot het offermaal; dan zal ik u doen weten wat gij doen moet, en gij zult mij zalven hem dien ik u zeggen zal.4 Samuel deed wat de Heer hem gezegd had. En toen hij te Bethlehem kwam, gingen de oudsten der stad hem ontsteld tegemoet en vroegen: Is uw komst vrede?5 Hij antwoordde: Ja. Ik kom om aan den Heer te offeren. Heiligt u en weest heden vrolijk met mij. Hij heiligde Izai en zijn zonen en nodigde hen aan het offermaal.

6 Toen zij nu binnenkwamen en hij Eliab zag, dacht hij: Hier staat zeker des Heeren gezalfde voor hem!7 Doch de Heer zeide tot Samuel: Let niet op zijn voorkomen en zijn hooge gestalte; want ik acht hem te min; God toch ziet niet zoals de mens ziet; de mens ziet op het uiterlijk, maar de Heer ziet op het hart.8 Toen riep Izai Abinadab en stelde hem aan Samuel voor; maar hij zeide: Ook dezen heeft de Heer niet uitverkoren.9 Nu stelde Izai Sjamma voor; maar hij zeide: Ook dezen heeft de Heer niet uitverkoren.10 Zo stelde Izai zijn zeven zonen aan Samuel voor; maar Samuel zeide: De Heer heeft geen van dezen uitverkoren.11 Hierop zeide Samuel tot Izai: Zijn dit al de jongelieden? En hij hernam: De jongste ontbreekt nog; die weidt de kudde. En Samuel zeide tot Izai: Laat hem halen; want wij zullen niet aan tafel gaan voordat hij hier is.12 Toen liet hij hem halen. Hij nu was blozend en had fraaie ogen en een flink voorkomen. En de Heer zeide: Sta op, zalf hem; want hij is het.13 Toen nam Samuel den hoorn met olie en zalfde hem te midden van zijn broeders. Van dien dag af en voortaan kwam de geest des Heeren op David en bleef op hem. En Samuel stond op en ging naar Rama.

14 De geest des Heeren was van Saul geweken en een boze geest, door den Heer gezonden, maakte hem onrustig.15 Daarom zeiden Sauls dienaren tot hem: Zie eens, een boze geest der godheid verontrust u;16 onze heer bevele slechts, en de dienaren die voor u staan zullen iemand zoeken die bekwaam is de citer te bespelen. Als dan een boze geest der godheid op u is, zal hij met zijn hand in het speeltuig grijpen en zult gij beter worden.17 Saul zeide tot zijn dienaren: Ziet dan voor mij uit naar iemand die schoon kan spelen, en brengt hem tot mij.18 Hierop antwoordde een der knechten: Ik heb eens een zoon gezien van Izai, den Bethlehemiet, ervaren in het spelen, heldhaftig, geoefend in den krijg, welsprekend, welgebouwd, en de Heer is met hem.19 Toen zond Saul boden tot Izai met den last: Zend mij uw zoon David, die bij de kudde is.20 Hierop nam Izai een ezel, legde daarop een vracht brood een zak wijn en een geitebokje, en gaf dit aan zijn zoon David voor Saul mede.21 Zo kwam David bij Saul en stond voor hem; ja, toen deze hem zeer liefkreeg, werd hij zijn wapendrager22 en liet Saul aan Izai zeggen: Laat David mij blijven dienen; want hij heeft gunst in mijn oog gevonden.23 En telkens als een boze geest der godheid op hem was, nam David de citer en speelde er op; dan kreeg Saul verademing: hij werd beter, en de boze geest week van hem.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile