2 Koningen 18:22

Gereviseerde Leidse Vertaling

En als gij tot mij zegt: Op den Heer onzen god, vertrouwen wij--is hij het niet, wiens hoogten en altaren Hizkia heeft weggedaan, terwijl hij tot Juda en Jeruzalem zeide: Voor dit altaar, te Jeruzalem, zult gij aanbidden?

Parallel Translations

Gereviseerde Lutherse Vertaling
Of zo gij tot mij zeggen wilt: Wij verlaten ons op den Heer, onzen God: --is Hij het dan niet, wiens hoogten en altaren Hizka heeft weggedaan, en gezegd tot Juda en Jeruzalem: Voor dit altaar, dat te Jeruzalem is, zult gij aanbidden?

Staten Vertaling
Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op den HEERE, onzen God; is Hij die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen heeft, en tot Juda en tot Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u buigen te Jeruzalem?

Bible Verse Review
  from Treasury of Scripure Knowledge

We trust: 2 Kings 18:5, Daniel 3:15, Matthew 27:43

whose high places: 2 Kings 18:4, 2 Chronicles 31:1, 2 Chronicles 32:12, Isaiah 36:7, 1 Corinthians 2:15

Reciprocal: Numbers 23:1 - seven altars Joshua 22:29 - to build 1 Kings 3:3 - only he 1 Kings 22:43 - the high 2 Kings 18:19 - What confidence 2 Kings 18:30 - make you 2 Kings 21:3 - the high places 1 Chronicles 22:1 - and this is the altar 2 Chronicles 15:8 - the altar of the Lord 2 Chronicles 30:14 - altars

Gill's Notes on the Bible

:-

Barnes' Notes on the Bible

The destruction of numerous shrines and altars where Yahweh had been worshipped 2 Kings 18:4 seemed to the Rab-shakeh conduct calculated not to secure the favor, but to call forth the anger, of the god. At any rate, it was conduct which he knew had been distasteful to many of Hezekiah’s subjects.

Clarke's Notes on the Bible

Verse 2 Kings 18:22. Whose high places and whose altars Hezekiah hath taken away — This was artfully malicious. Many of the people sacrificed to Jehovah on the high places; Hezekiah had removed them, (2 Kings 18:4), because they were incentives to idolatry: Rab-shakeh insinuates that by so doing he had offended Jehovah, deprived the people of their religious rights, and he could neither expect the blessing of God nor the cooperation of the people.