Lectionary Calendar
Friday, May 24th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jesaja 5

1 Kom, laat mij zingen van mijn vriend, het lied van mijn vriend en zijn wijngaard! Mijn vriend bezit een wijngaard op een zeer vetten heuvel;2 hij omheinde hem en zuiverde hem van stenen, beplantte hem met keurige wijnstokken; hij bouwde een toren daarin, ook hieuw hij een perskuip er in uit. En hij verwachtte dat hij druiven zou voortbrengen; maar hij bracht ontuig voort:3 Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, doet uitspraak tussen mij en mijn wijngaard.4 Wat was nog aan mijn wijngaard te doen dat ik er niet aan deed? waarom bracht hij dan, terwijl ik druiven van hem wachtte, ontuig voort?5 Welaan, laat mij u doen weten, wat ik met mijn wijngaard ga doen! Wegnemen zijn omtuining, zodat hij afgeweid, gaten breken in zijn muur, zodat hij vertrapt wordt.6 Ik zal hem tot een wildernis maken: besnoeid noch omgespit zal hij worden; met doornen en distelen zal hij begroeid zijn; en den wolken zal ik verbieden hem te beregenen.7 De wijngaard van den Heer der heirscharen toch is het huis Israel, en zijn lusthof zijn de mannen van Juda; hij verwachtte recht, en zie, het was slecht, rechtsbetrachting, en zie, het was rechtsverkrachting.

8 Wee hun die huis bij huis voegen, akker aan akker trekken; totdat er geen plaats meer is, en gij--alleen in het land zijt gevestigd!9 Te mijnen aanhoren heeft de Heer der heirscharen gezworen: Voorwaar, veel huizen zullen in puin storten, grote en prachtige zonder bewoners zijn;10 want tien morgen wijnland zal een vat opbrengen, en een ton zaaikoorn slechts een maat; (5-17) lammeren zullen er weiden als in een woestijn, rammen de droge streken afgrazen.11 Wee hun die des morgens vroeg jagen naar drank, en tot laat in den avond zich verhitten door wijn,12 die met citer en luit, tamboerijn en fluit hun drinkgelag houden, maar op 's Heeren daden geen achtslaan, naar zijner handen werk niet omzien!13 Dies gaat mijn volk door zijn onverstand in ballingschap, zijn zijn aanzienlijken uitgemergeld van honger, versmacht zijn menigte van dorst.14 Dies zet het dodenrijk zijn kaken wijd open, spert het zijn muil bovenmatig op, en daarin daalt neer haar luister en gewoel, haar gedruis en wie in haar dartelt.15 Zo wordt de mens terneergebogen en de man kleingemaakt, en worden de ogen der hovaardigen vernederd;16 terwijl de Heer der heirscharen zijn hoogheid openbaart in de rechtspraak, de heilige God zich heilig betoont door gerechtigheid.17 22.isa.nl.lie.ot.map005:018 Wee hun die het strafgericht aan koorden der valsheid tot zich trekken, als aan wagenzelen het zondenloon!

19 die zeggen: Hij moge zich haasten, zijn werk bespoedigen, opdat wij het zien! laat naderen en komen de raadslag van Israels Heilige, opdat wij er kennis mee maken!20 Wee hun die het kwade goed noemen, en het goede kwaad, die de duisternis voor licht doen doorgaan, en het licht voor duisternis, die het bittere voor zoet uitgeven, en het zoete voor bitter!21 Wee hun die wijs zijn in eigen oog, in eigen schatting verstandig!22 Wee hun die helden zijn in het wijndrinken, en dapperen in het mengen van sterken drank!23 die voor geschenken den schuldige in het gelijk stellen, en hem die het recht aan zijn zijde heeft zijn recht onthouden!24 Dies zal, evenals een vuurvlam kaf verteert, en brandend stro ineenzinkt, hun wortel als molm worden, hun bloem als poeder verstuiven; omdat zij het gebod van den Heer der heirscharen verworpen, het woord van Israels Heilige versmaad hebben.25 Daarom is 's Heeren toorn tegen zijn volk ontstoken, heeft hij zijn hand er tegen uitgestrekt; hij slaat het, zodat de bergen beven, en hun lijken als vuilnis midden op de straat liggen. Met dat al is zijn toorn niet afgewend, zijn hand nog steeds uitgestrekt.26 Hij zal een banier opheffen voor een volk uit de verte, het fluitend roepen van het einde der aarde. Zie, weldra komt het met vluggen tred;27 er is geen vermoeide onder, noch een die struikelt; het sluimert noch slaapt; de gordel om zijn lenden wordt niet losgemaakt, de riem van zijn schoeisel niet ontgespt.28 Zijn pijlen zijn gescherpt en al zijn bogen gespannen; de hoeven zijner paarden zijn steenhard, zijn raderen als een wervelwind.29 Zijn gegrom gelijkt op dat der leeuwin, hij gromt als de jonge leeuwen; hij brult, grijpt zijn prooi, bergt haar, en niemand ontrukt ze hem.30 Hij zal te dien dage over hem brullen als het brullen der zee; hij slaat het oog op den grond, en zie, duisternis der benauwdheid, door welker nevelen het licht verdonkerd werd.

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="isa.5.1" class="versetxt">1 Kom, laat mij zingen van mijn vriend, het lied van mijn vriend en zijn wijngaard! Mijn vriend bezit een wijngaard op een zeer vetten heuvel;2 hij omheinde hem en zuiverde hem van stenen, beplantte hem met keurige wijnstokken; hij bouwde een toren daarin, ook hieuw hij een perskuip er in uit. En hij verwachtte dat hij druiven zou voortbrengen; maar hij bracht ontuig voort:3 Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, doet uitspraak tussen mij en mijn wijngaard.4 Wat was nog aan mijn wijngaard te doen dat ik er niet aan deed? waarom bracht hij dan, terwijl ik druiven van hem wachtte, ontuig voort?5 Welaan, laat mij u doen weten, wat ik met mijn wijngaard ga doen! Wegnemen zijn omtuining, zodat hij afgeweid, gaten breken in zijn muur, zodat hij vertrapt wordt.6 Ik zal hem tot een wildernis maken: besnoeid noch omgespit zal hij worden; met doornen en distelen zal hij begroeid zijn; en den wolken zal ik verbieden hem te beregenen.7 De wijngaard van den Heer der heirscharen toch is het huis Israel, en zijn lusthof zijn de mannen van Juda; hij verwachtte recht, en zie, het was slecht, rechtsbetrachting, en zie, het was rechtsverkrachting.

8 Wee hun die huis bij huis voegen, akker aan akker trekken; totdat er geen plaats meer is, en gij--alleen in het land zijt gevestigd!9 Te mijnen aanhoren heeft de Heer der heirscharen gezworen: Voorwaar, veel huizen zullen in puin storten, grote en prachtige zonder bewoners zijn;10 want tien morgen wijnland zal een vat opbrengen, en een ton zaaikoorn slechts een maat; (5-17) lammeren zullen er weiden als in een woestijn, rammen de droge streken afgrazen.11 Wee hun die des morgens vroeg jagen naar drank, en tot laat in den avond zich verhitten door wijn,12 die met citer en luit, tamboerijn en fluit hun drinkgelag houden, maar op 's Heeren daden geen achtslaan, naar zijner handen werk niet omzien!13 Dies gaat mijn volk door zijn onverstand in ballingschap, zijn zijn aanzienlijken uitgemergeld van honger, versmacht zijn menigte van dorst.14 Dies zet het dodenrijk zijn kaken wijd open, spert het zijn muil bovenmatig op, en daarin daalt neer haar luister en gewoel, haar gedruis en wie in haar dartelt.15 Zo wordt de mens terneergebogen en de man kleingemaakt, en worden de ogen der hovaardigen vernederd;16 terwijl de Heer der heirscharen zijn hoogheid openbaart in de rechtspraak, de heilige God zich heilig betoont door gerechtigheid.17 22.isa.nl.lie.ot.map005:018 Wee hun die het strafgericht aan koorden der valsheid tot zich trekken, als aan wagenzelen het zondenloon!

19 die zeggen: Hij moge zich haasten, zijn werk bespoedigen, opdat wij het zien! laat naderen en komen de raadslag van Israels Heilige, opdat wij er kennis mee maken!20 Wee hun die het kwade goed noemen, en het goede kwaad, die de duisternis voor licht doen doorgaan, en het licht voor duisternis, die het bittere voor zoet uitgeven, en het zoete voor bitter!21 Wee hun die wijs zijn in eigen oog, in eigen schatting verstandig!22 Wee hun die helden zijn in het wijndrinken, en dapperen in het mengen van sterken drank!23 die voor geschenken den schuldige in het gelijk stellen, en hem die het recht aan zijn zijde heeft zijn recht onthouden!24 Dies zal, evenals een vuurvlam kaf verteert, en brandend stro ineenzinkt, hun wortel als molm worden, hun bloem als poeder verstuiven; omdat zij het gebod van den Heer der heirscharen verworpen, het woord van Israels Heilige versmaad hebben.25 Daarom is 's Heeren toorn tegen zijn volk ontstoken, heeft hij zijn hand er tegen uitgestrekt; hij slaat het, zodat de bergen beven, en hun lijken als vuilnis midden op de straat liggen. Met dat al is zijn toorn niet afgewend, zijn hand nog steeds uitgestrekt.26 Hij zal een banier opheffen voor een volk uit de verte, het fluitend roepen van het einde der aarde. Zie, weldra komt het met vluggen tred;27 er is geen vermoeide onder, noch een die struikelt; het sluimert noch slaapt; de gordel om zijn lenden wordt niet losgemaakt, de riem van zijn schoeisel niet ontgespt.28 Zijn pijlen zijn gescherpt en al zijn bogen gespannen; de hoeven zijner paarden zijn steenhard, zijn raderen als een wervelwind.29 Zijn gegrom gelijkt op dat der leeuwin, hij gromt als de jonge leeuwen; hij brult, grijpt zijn prooi, bergt haar, en niemand ontrukt ze hem.30 Hij zal te dien dage over hem brullen als het brullen der zee; hij slaat het oog op den grond, en zie, duisternis der benauwdheid, door welker nevelen het licht verdonkerd werd.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile