the Week of Proper 10 / Ordinary 15
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 29:14
Bible Study Resources
Concordances:
- Nave'sDictionaries:
- EastonEncyclopedias:
- InternationalParallel Translations
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="jer.29.1" class="versetxt"> Dit is de inhoud van den brief, gezonden door den profeet Jeremia uit Jeruzalem aan de oudsten onder de ballingen, de priesters, de profeten en het ganse volk, door Nebukadnesar uit Jeruzalem naar Babel weggevoerd, na het vertrek uit Jeruzalem van koning Jechonja en de koningin-moeder, de kamerlingen en al de vorsten van Juda en Jeruzalem, de handwerkslieden en de slotenmakers; hij gaf dien mede aan Eleaza, den zoon van Sjafan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die door Sedekia, den koning van Juda, naar Babel tot Nebukadnesar, den koning van Babel, gezonden waren: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god, aan al de ballingen die ik uit Jeruzalem naar Babel heb weggevoerd: Bouwt huizen, en bewoont ze; legt tuinen aan, en eet er de vruchten van; neemt vrouwen, en verwekt zonen en dochteren; neemt ook voor uw zonen vrouwen en geeft uw dochters aan mannen, opdat zij zonen en dochters baren; en vermenigvuldigt u aldaar, neemt in aantal niet af. En behartigt het welzijn der stad waarheen ik u heb weggevoerd, en bidt voor haar tot den Heer; want bij haar welvaart zult gij welvaren. Want zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Laten de profeten die in uw midden zijn en uw waarzeggers u niet misleiden, en geeft geen gehoor aan de dromen die gij droomt; want leugens profeteren zij u in mijn naam; ik heb hen niet gezonden, spreekt de Heer. 23.jer.nl.lie.ot.map 029:011 23.jer.nl.lie.ot.map 029:012 23.jer.nl.lie.ot.map 029:013 23.jer.nl.lie.ot.map 029:014 23.jer.nl.lie.ot.map 029:015 Zo toch zegt de Heer van den koning die zit op Davids troon, en van al het volk dat in deze stad woont, uw broeders die niet met u als ballingen zijn heengegaan; zo zegt de Heer der heirscharen: Zie, ik laat op hen los het zwaard, den honger en de pest, en ik zal hen gelijkstellen met de walgelijke vijgen, die te slecht zijn om te eten; ik zal hen achtervolgen met het zwaard, den honger en de pest, hen maken ten speelbal voor alle koninkrijken der aarde, tot een verwensching, een voorwerp van ontzetting, gesis en versmading onder alle volken werwaarts ik hen zal hebben weggedreven; omdat zij niet geluisterd hebben naar mijn woorden, spreekt de Heer, als ik onverdroten mijn dienaren de profeten tot hen zond. Maar gij, ballingen die ik uit Jeruzalem naar Babel heb weggezonden, hoort allen 's Heeren woord! (29-10) Zo toch zegt de Heer: Eerst wanneer zeventig jaren voor Babel verlopen zijn zal ik naar u omzien, en aan u mijn belofte gestanddoen u herwaarts terug te brengen. (29-11) Want ik weet zelf, welke gedachten ik aangaande u koester, spreekt de Heer, gedachten van vrede, en niet van onheil: u te geven een toekomst en een goede hoop. (29-12) Gij zult mij aanroepen, en heengaan en tot mij bidden, en ik zal u verhoren; (29-13) gij zult mij zoeken en mij vinden, indien gij van ganser harte naar mij vraagt. (29-14) Ja ik zal mij door u laten vinden, zegt de Heer, uw lot wenden, u herzamelen uit alle volkeren en alle plaatsen waarheen ik u heb weggedreven, spreekt de Heer, en u terugbrengen naar de plaats van waar ik u heb weggevoerd. (29-15) Wat betreft uw zeggen: De Heer heeft ons in Babel profeten doen opstaan --zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god, van Achab, den zoon van Kolaja, en van Sedekia, den zoon van Maazeja, die u in mijn naam leugen profeteren: Zie, ik lever hen over aan Nebukadresar, den koning van Babel, die hen voor uw ogen zal verslaan. En aan hen zal bij al de ballingen van Juda in Babel de vervloeking ontleend worden: De Heer doe u het lot ondergaan van Sedekia en Achab, die door den koning van Babel aan het vuur zijn geroosterd-- omdat zij een dwaasheid in Israel hebben begaan: overspel bedreven met de vrouwen hunner naasten en een woord in mijn naam gesproken dat ik hun niet had opgedragen. --Ik weet het en ben er getuige van, spreekt de Heer. En tot Sjemaja, den Nehelamiet, zult gij zeggen: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Omdat gij op eigen gezag aan het ganse volk te Jeruzalem, aan den priester Sefanja, den zoon van Maazeja, en aan de andere priesters een brief hebt gezonden, van dezen inhoud: De Heer heeft u tot priester aangesteld in de plaats van den priester Jojada om opziener in den tempel te zijn en elken razenden en profeterenden mens in het blok en den halskraag te zetten. Waarom zijt gij dan niet tegen Jeremia van Anathoth, die bij u profeteert, opgetreden? Immers heeft hij ons in Babel de boodschap gezonden: Het zal nog lang duren; bouwt huizen en woont er in; legt tuinen aan en eet er de vruchten van. De priester Sefanja nu las dezen brief den profeet Jeremia voor. Toen kwam het woord des Heeren tot Jeremia: Zend aan al de ballingen de boodschap: Zo zegt de Heer aangaande Sjemaja den Nehelamiet: Omdat Sjemaja u geprofeteerd heeft, terwijl ik hem niet gezonden heb, en hij u op leugen heeft doen vertrouwen, daarom zegt de Heer aldus: Zie, ik straf Sjemaja, den Nehelamiet, en zijn kroost: niemand der zijnen zal in het midden van dit volk wonen, en hij zal het goede niet aanschouwen dat ik mijn volk zal schenken, spreekt de Heer; omdat hij afval van den Heer heeft gepredikt.
En Ik zal van ulieden gevonden worden, spreekt de HEERE, en Ik zal uw gevangenis wenden, en u vergaderen uit al de volken, en uit al de plaatsen, waarhenen Ik u gedreven heb, spreekt de HEERE; en Ik zal u wederbrengen tot de plaats, van waar Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren.
Bible Verse Review
from Treasury of Scripure Knowledge
I will be: Deuteronomy 4:7, 1 Chronicles 28:9, 2 Chronicles 15:12-15, Psalms 32:6, Psalms 46:1, Isaiah 45:19, Isaiah 55:6, Romans 10:20
and I will turn: Jeremiah 16:14, Jeremiah 16:15, Jeremiah 23:3-8, Jeremiah 24:5-7, Jeremiah 30:3, Jeremiah 30:10, Jeremiah 31:8-14, Jeremiah 32:37-44, Jeremiah 33:7-26, Jeremiah 46:27, Jeremiah 46:28, Jeremiah 50:4, Jeremiah 50:5, Jeremiah 50:19, Jeremiah 50:20, Jeremiah 50:33, Jeremiah 50:34, Jeremiah 51:10, Psalms 126:1, Psalms 126:4, Ezekiel 11:16-20, Ezekiel 34:1-31, Ezekiel 36:1 - Ezekiel 39:29, Amos 9:14, Micah 4:12, Zephaniah 3:20
Reciprocal: Deuteronomy 30:3 - then the Psalms 107:3 - gathered Isaiah 14:1 - set Jeremiah 8:3 - in all Jeremiah 30:18 - Behold Jeremiah 31:16 - they Ezekiel 37:21 - General Joel 3:1 - when Zephaniah 2:7 - turn Hebrews 11:6 - diligently
Gill's Notes on the Bible
And I will be found of you, saith the Lord,.... As he is; when his favour is shown, his presence is enjoyed, and the blessing sought for is obtained:
and I will turn away your captivity; this designs the captivity of Jeconiah, or of the Jews that were carried captive with him; and which had its accomplishment when the Jews returned to their own land, upon the edict of Cyrus:
and I will gather you from all the nations, and from all the places whither I have driven you, saith the Lord; for though the greatest part might be carried to Babylon, and continue there; yet others might be removed or moved into other countries; and besides, this may respect their brethren who should come into captivity, and return with them at the end of the seventy years; for the expressions are very large and general:
and I will bring you again into the place whence I caused you to be carried away captive; that is, Jerusalem, and the land of Judea; though the Vulgate Latin version renders it,
"and I will make you to return from the place to which I have caused you to go captive;''
meaning Babylon. The sense comes to the same; but the common rendering is most agreeable to the Hebrew text.
Barnes' Notes on the Bible
Turn away your captivity - Or, “restore your prosperity.”
Clarke's Notes on the Bible
Verse Jeremiah 29:14. I will gather you from all the nations — A quotation from Deuteronomy 30:3, and see also Deuteronomy 4:7.