Lectionary Calendar
Saturday, May 25th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Job 41

1 (40-20) Kunt gij den leviathan optrekken met den vishaak, en zijne tong met een strik vatten?2 (40-21) Kunt gij hem een haak in den neus slaan, en met ene lans hem de kaken doorboren?3 (40-22) Meent gij, dat hij u veel smeken zal of u vleien?4 (40-23) Meent gij, dat hij een verbond met u zal maken, dat gij hem altoos tot een knecht zoudt mogen hebben?5 (40-24) Kunt gij met hem spelen als met een vogel, of hem binden tot spel uwer jonge dochters?6 (40-25) Meent gij, dat de metgezellen hem in stukken zullen snijden, opdat hij onder de kooplieden verdeeld worde?7 (40-26) Kunt gij met spiesen zijne huid vullen, en met vishaken zijn hoofd?8 (40-27) Als gij uwe hand aan hem slaat, zo denk, dat het een strijd is dien gij niet zult uitvoeren.9 (40-28) Zie, de hoop omtrent hem zal missen; en als hij iemand in het gezicht krijgt, dan schiet hij heen.10 (41-1) Niemand is zo stout, die hem durft tergen, wie is het dan, die voor Mij zou kunnen bestaan?

11 (41-2) Wie heeft Mij te voren iets gedaan, dat Ik het hem vergelde? Het is het mijne wat onder alle hemelen is.12 (41-3) Daarenboven moet Ik nu zeggen, hoe groot, hoe machtig en welgeschapen hij is.13 (41-4) Wie kan zijn kleed ontdekken? En wie durft het wagen hem tussen de tanden te grijpen?14 (41-5) Wie kan de kinnebakken zijns aangezichts opendoen? Verschrikkelijk staan zijne tanden rondom.15 (41-6) Zijne trotse schubben zijn als vaste schilden, vast en nauw in elkander gesloten.16 (41-7) De ene raakt aan de andere, dat geen wind er tussen kan komen.17 (41-8) De ene is gehecht aan de andere, en zij houden zich samen en zijn onscheidbaar.18 (41-9) Zijn niezen glinstert als een licht; zijne ogen zijn als de oogleden des dageraads.19 (41-10) Uit zijnen mond komen fakkels, en vurige vonken schieten er uit.20 (41-11) Uit zijnen neus gaat rook als van hete potten en ketels.21 (41-12) Zijn adem is als ene brandende kool, en uit zijnen mond gaan vlammen.22 (41-13) In zijn hals woont de sterkte en voor hem uit huppelt de angst.23 (41-14) De ledematen van zijn vlees hangen aan elkander, en houden vast aan hem, dat hij niet vervallen kan.24 (41-15) Zijn hart is zo hard als een steen, en vast als een stuk van den ondersten molensteen.25 (41-16) Als hij zich verheft, dan ontzetten zich de sterken; en als hij doorbrekt, dan is er geen genade.26 (41-17) Als men hem raakt met het zwaard, dan roert hij zich niet; of met de lans, speer of spies.27 (41-18) Hij acht ijzer als stro, en koper als verrot hout.28 (41-19) Geen pijl zal hem verjagen, de slingerstenen zijn hem als stoppels.29 (41-20) Den hamer acht hij als stoppels, en hij spot met het drillen der lans.30 (41-21) Onder hem liggen scherpe stenen; en hij schiet over de scherpe klippen heen als over slijk.31 (41-22) Hij maakt, dat de diepe zee ziedt als een pot, en hij roert het door elkander, gelijk men zalf mengt.32 (41-23) Hij maakt den weg achter zich als een licht, hij maakt de diepte geheel grijs.33 (41-24) Op het land is niets met hem te vergelijken; hij is gemaakt om zonder vrees te zijn.34 (41-25) Hij veracht al wat hoog is; hij is een koning over alle trotse dieren.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile