Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Markus 10

1 En hij stond van daar op, en kwam in de streken van Juda, door het Overjordaanse; en het volk ging wederom bij menigte tot hem, en, gelijk het zijne gewoonte was, leerde hij hen wederom.2 En de Farizen traden tot hem en vraagden hem of een man zich scheiden mocht van zijne vrouw; en zij verzochten hem daarmede.3 Hij nu antwoordde en zeide tot hen: Wat heeft Mozes u geboden?4 Zij zeiden: Mozes heeft toegelaten een scheidbrief te schrijven en zich te scheiden.5 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Vanwege de hardheid uwer harten heeft hij u zulk een gebod geschreven:6 maar van het begin der schepping heeft God hen man en vrouw gemaakt.7 "Daarom zal een mens zijnen vader en zijne moeder verlaten, en zijne vrouw aanhangen,8 en die twee zullen n vlees zijn". Zo zijn zij nu niet meer twee, maar n vlees.9 Wat dan God te zamen heeft gevoegd, zal de mens niet scheiden.10 En in huis vraagden zijne jongeren hem wederom daarover.11 En hij zeide tot hen: Wie zich van zijne vrouw afscheidt en ene andere trouwt, die doet overspel tegen haar.12 En indien ene vrouw zich afscheidt van haren man en met een ander trouwt, die doet overspel.

13 En zij brachten kinderen tot hem, opdat hij ze zou aanraken; maar de jongeren bestraften degenen, die hen brachten.14 Maar toen Jezus dat zag, werd hij misnoegd, en zeide tot hen: Laat de kinderen tot mij komen, en weert hen niet; want derzulken is het rijk Gods.15 Voorwaar, ik zeg u: Wie het rijk Gods niet ontvangt als een kind, zal er niet inkomen.16 En hij omhelsde hen, legde de handen op hen en zegende hen.

17 En toen hij uitgegaan was op den weg, liep er een tot hem, knielde voor hem, en vraagde hem: Goede Meester, wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven berve?18 En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij mij goed? Niemand is goed dan de enige God.19 Gij weet immers de geboden wel: "Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis spreken; gij zult niemand bedriegen; eer uwen vader en uwe moeder".20 Doch hij antwoordde en zeide tot hem: Meester, dit alles heb ik onderhouden, van mijn jeugd af.21 En Jezus zag hem aan, had hem lief, en zeide tot hem: En ding ontbreekt u: ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het den armen, zo zult gij een schat in den hemel hebben; en kom, volg mij, en neem het kruis op u.22 Maar hij werd bedroefd over dat woord, en ging treurig weg; want hij had vele goederen.23 En Jezus zag in het rond, en zeide tot zijne jongeren: Hoe bezwaarlijk zullen de rijken in het rijk Gods komen!24 En de jongeren ontzetten zich over zijne woorden. Maar Jezus antwoordde wederom en zeide tot hen: Kinderen, hoe bezwaarlijk is het, dat degenen, die hun vertrouwen op rijkdom stellen, in het rijk Gods komen!25 Het is lichter, dat een kameel door een naaldenoog ga, dan dat een rijke in het rijk Gods komt.26 Maar zij ontzetten zich nog veel meer, en zeiden onder elkander: Wie kan dan zalig worden?27 Doch Jezus zag hen aan, en zeide: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alles is mogelijk bij God.28 Toen zeide Petrus tot hem: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd.29 Jezus antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u: Er is niemand, indien hij verlaat huis, of broeders of zusters, of vader of moeder, of vrouw of kinderen, of akkers, om mijnentwil en om des evangelies wil,30 die niet honderdvoudig ontvangt, nu in dezen tijd huizen, en broeders en zusters, en moeders en kinderen, en akkers, onder vervolgingen, en in de toekomende wereld het eeuwige leven.31 Maar velen, die de eersten zijn, zullen de laatsten zijn, en die de laatsten zijn, zullen de eersten zijn.

32 En zij waren op weg, opgaande naar Jeruzalem; en Jezus ging Vr hen, en zij ontzetten zich, volgden hem, en waren bevreesd. En hij nam de twaalve weder tot zich, en begon hun te zeggen wat hem overkomen zou:33 Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en des Mensen Zoon zal overgeleverd worden aan de Hogepriesters en Schriftgeleerden, en zij zullen hem ter dood veroordelen, en aan de heidenen overleveren;34 die zullen hem bespotten, geeselen, bespuwen en doden, en ten derden dage zal hij opstaan.35 Toen kwamen tot hem Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedes, en zeiden: Meester, wij wensten, dat gij ons deedt hetgeen wij bidden zullen.36 En hij zeide tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik u doen zal?37 Zij zeiden tot hem: Geef ons, dat wij zitten de een aan uwe rechter hand en de ander aan uwe linkerhand, in uwe heerlijkheid.38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet wat gij bidt. Kunt gij den kelk drinken, dien ik drink, en u laten dopen met den doop, met welken ik gedoopt word?39 Zij zeiden tot hem: ja, wij kunnen het. Doch Jezus zeide tot hen: Gij kunt wel den kelk drinken, dien ik drink, en gedoopt worden met den doop, met welken ik gedoopt word;40 maar het zitten aan mijne rechter hand en aan mijne linkerhand staat bij mij niet te geven, maar is voor wien het bereid is.41 En toen de tien dit hoorden, werden zij misnoegd op Jakobus en Johannes.42 Maar Jezus riep hen, en zeide tot hen: Gij weet, dat de wereldlijke vorsten heersen, en de groten onder hen macht hebben.43 Doch zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, die zal uw dienaar zijn;44 en wie onder u de voornaamste wil worden, die zal aller knecht zijn.45 Want ook des Mensen Zoon is niet gekomen, opdat hij zich late dienen, maar opdat hij diene en zijn leven geve tot een losprijs voor velen.

46 En zij kwamen te Jericho. En toen hij uit Jericho ging, hij en zijne jongeren en een grote schare, toen zat een blinde, Bartims, de zoon van Tims, aan den weg, en bedelde.47 En toen hij hoorde, dat het Jezus van Nazaret was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, gij zoon Davids, ontferm u over mij!48 En velen bedreigden hem, opdat hij zou zwijgen; maar hij riep veel meer: Gij zoon Davids, ontferm u over mij!49 En Jezus stond stil, en zeide, dat men hem roepen zou. En zij riepen den blinde, en zeiden tot hem: Heb goeden moed, sta op, hij roept u.50 En hij wierp zijn kleed van zich, stond op, en kwam tot Jezus.51 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat wilt gij, dat ik u doen zal? De blinde zeide tot hem: Rabboni, dat ik ziende worde.52 En Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw geloof heeft u geholpen. En terstond werd hij ziende, en volgde hem op den weg.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile