Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Deuteronomium 16

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 16

Deuteronomy 16:1

OVER DE DRIE GROTE FEESTEN.

I. Deuteronomy 16:1-Deuteronomy 16:17. Terwijl Mozes tot nu toe vooral over de godsdienstige inrichtingen sprak, die betrekking hebben op zijn uitgangspunt- n plaats voor de eredienst (Deuteronomy 12:1) - komt hij bij het einde van zijn rede over het godsdienstig kerkelijk leven, tot de vermelding van de drie grote hoofdfeesten (Paas-, Pinkster- en Loofhuttenfeest). Zij moeten het volk jaarlijks driemaal vergaderen bij het middenpunt het heiligdom; worden zij op de juiste wijze gehouden, dan zat dit ook in andere opzichten een heilzame invloed oefenen op het godsdienstig kerkelijk leven van Israël.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 16

Deuteronomy 16:1

OVER DE DRIE GROTE FEESTEN.

I. Deuteronomy 16:1-Deuteronomy 16:17. Terwijl Mozes tot nu toe vooral over de godsdienstige inrichtingen sprak, die betrekking hebben op zijn uitgangspunt- n plaats voor de eredienst (Deuteronomy 12:1) - komt hij bij het einde van zijn rede over het godsdienstig kerkelijk leven, tot de vermelding van de drie grote hoofdfeesten (Paas-, Pinkster- en Loofhuttenfeest). Zij moeten het volk jaarlijks driemaal vergaderen bij het middenpunt het heiligdom; worden zij op de juiste wijze gehouden, dan zat dit ook in andere opzichten een heilzame invloed oefenen op het godsdienstig kerkelijk leven van Israël.

Vers 1

1. Neemt waar, 1) onderscheidt door een groot feest, de maand Abib, alzo, dat gij van de 14 en 21 dag, zoals reeds vroeger omschreven is (Exodus 12:1-Exodus 12:27, Exodus 12:43-Exodus 12:49; Exodus 13:3-Exodus 13:10 Leviticus 23:5-Leviticus 23:14 Numbers 28:16-Numbers 28:25 ) de HEERE; uw God, Pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de HEERE, uw God, uit Egypte gevoerd bij nacht (Exodus 12:29-Exodus 12:42,Exodus 12:51).

1) In het laatste gedeelte van het voorgaande hoofdstuk heeft Mozes gesproken over de offermaaltijden. Uit dit oogpunt beschouwt hij nu ook de drie grote feesten. Vandaar dat hij met stilzwijgen voorbij gaat, wat reeds vroeger, omtrent deze feesten is verordend en nu Israël meer bepaalt bij de offermaaltijden, welke op die feesten door het Verbondsvolk moesten worden gehouden..

Vers 1

1. Neemt waar, 1) onderscheidt door een groot feest, de maand Abib, alzo, dat gij van de 14 en 21 dag, zoals reeds vroeger omschreven is (Exodus 12:1-Exodus 12:27, Exodus 12:43-Exodus 12:49; Exodus 13:3-Exodus 13:10 Leviticus 23:5-Leviticus 23:14 Numbers 28:16-Numbers 28:25 ) de HEERE; uw God, Pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de HEERE, uw God, uit Egypte gevoerd bij nacht (Exodus 12:29-Exodus 12:42,Exodus 12:51).

1) In het laatste gedeelte van het voorgaande hoofdstuk heeft Mozes gesproken over de offermaaltijden. Uit dit oogpunt beschouwt hij nu ook de drie grote feesten. Vandaar dat hij met stilzwijgen voorbij gaat, wat reeds vroeger, omtrent deze feesten is verordend en nu Israël meer bepaalt bij de offermaaltijden, welke op die feesten door het Verbondsvolk moesten worden gehouden..

Vers 2

2. Dan zult gij de HEERE, uw God, het Pascha 1) slachten, niet alleen het Paaslam, maar ook bijzondere dankoffers, die gij behalve de door de wet voorgeschreven (Leviticus 23:8 Numbers 28:19, ), brengen wilt (Numbers 29:39 ), schapen en runderen, in de plaats, die de HEERE verkiezen zal, om zijnnaam aldaar te doen wonen.

1) Onder Pascha wordt niet alleen verstaan, het eigenlijke Paaslam, maar ook de bijzondere dankoffers, vroeger voorgeschreven. Immers dit blijkt uit Deuteronomy 16:3, waar gezegd wordt, dat zij gedurende zeven dagen het zouden eten, en daarop of daarbij ongezuurde broden. Het eigenlijke Paaslam werd aan de avond van de 14de dag van de maand gegeten. Hierdoor wordt ook opgehelderd, hetgeen de Apostel Johannes zegt ten opzichte van de joden, toen zij de Heer en Zaligmaker naar Pilatus hadden gebracht, dat zij niet in het rechthuis gingen, opdat zij niet verontreinigd werden, maar opdat zij het Pascha mochten eten (John 18:28). Het Paaslam hadden zij toch de vorige avond reeds gegeten. Met dit Pascha wordt dan ook bedoeld, de Paasoffers, bestaande uit schapen en runderen..

Vers 2

2. Dan zult gij de HEERE, uw God, het Pascha 1) slachten, niet alleen het Paaslam, maar ook bijzondere dankoffers, die gij behalve de door de wet voorgeschreven (Leviticus 23:8 Numbers 28:19, ), brengen wilt (Numbers 29:39 ), schapen en runderen, in de plaats, die de HEERE verkiezen zal, om zijnnaam aldaar te doen wonen.

1) Onder Pascha wordt niet alleen verstaan, het eigenlijke Paaslam, maar ook de bijzondere dankoffers, vroeger voorgeschreven. Immers dit blijkt uit Deuteronomy 16:3, waar gezegd wordt, dat zij gedurende zeven dagen het zouden eten, en daarop of daarbij ongezuurde broden. Het eigenlijke Paaslam werd aan de avond van de 14de dag van de maand gegeten. Hierdoor wordt ook opgehelderd, hetgeen de Apostel Johannes zegt ten opzichte van de joden, toen zij de Heer en Zaligmaker naar Pilatus hadden gebracht, dat zij niet in het rechthuis gingen, opdat zij niet verontreinigd werden, maar opdat zij het Pascha mochten eten (John 18:28). Het Paaslam hadden zij toch de vorige avond reeds gegeten. Met dit Pascha wordt dan ook bedoeld, de Paasoffers, bestaande uit schapen en runderen..

Vers 3

3. Gij zult echter niets gedesemds, niet alleen bij de Paasmaaltijd en de offers, maar ook op het feest eten; zeven dagen, na elkaar, zult gij ongezuurde broden hierop eten, een brood, dat zich (zie "Exodus 12:38) door zijn gebrekkige toebereiding en minder aangename smaak onderscheidt als brood van ellende 1) (want in de haast, zonder dat men u tijd liet om het gekneedde deeg behoorlijk te doorzuren en gereed te maken voor de reis, zijt gij uit Egypte vertrokken); daarom zult gij op elkpaasfeest ongezuurde broden eten, zoals in die tijd, opdat gij gedenkt aan de dag van uw vertrek uit Egypte, al de dagen van uw leven. 1) Daar zij door dit symbool herinnerd werden, dat zij uit de aanwezige nood haastig waren uitgevoerd, daarom scherpt Mozes hen zo dikwijls het verbod van het gedesemde in. Maar dit wordt nu alzo uitgedrukt, opdat de ellende in hun geheugen zou worden teruggeroepen, waaruit zij waren gerukt. Want, wanneer hen zelfs geen tijd, om het brood te bereiden, werd overgelaten, dan moesten zij wel door grote bezwaren gedrukt zijn geweest. Daarom wordt het brood hier genoemd, het brood van ellende, opdat de wijze van bevrijding de genade van God des te meer zou verheffen..

Volgens de joodse schrijvers brak de vader het ongedesemde brood, gaf aan ieder van de aanzittenden een stuk en sprak: "Dit is het brood van ellende, dat uw vaderen in Egypte hebben gegeten." Ongetwijfeld heeft: dit is, de betekenis van: dit vertoont..

3. Gij zult echter niets gedesemds, niet alleen bij de Paasmaaltijd en de offers, maar ook op het feest eten; zeven dagen, na elkaar, zult gij ongezuurde broden hierop eten, een brood, dat zich (zie "Exodus 12:38) door zijn gebrekkige toebereiding en minder aangename smaak onderscheidt als brood van ellende 1) (want in de haast, zonder dat men u tijd liet om het gekneedde deeg behoorlijk te doorzuren en gereed te maken voor de reis, zijt gij uit Egypte vertrokken); daarom zult gij op elkpaasfeest ongezuurde broden eten, zoals in die tijd, opdat gij gedenkt aan de dag van uw vertrek uit Egypte, al de dagen van uw leven.

1) Daar zij door dit symbool herinnerd werden, dat zij uit de aanwezige nood haastig waren uitgevoerd, daarom scherpt Mozes hen zo dikwijls het verbod van het gedesemde in. Maar dit wordt nu alzo uitgedrukt, opdat de ellende in hun geheugen zou worden teruggeroepen, waaruit zij waren gerukt. Want, wanneer hen zelfs geen tijd, om het brood te bereiden, werd overgelaten, dan moesten zij wel door grote bezwaren gedrukt zijn geweest. Daarom wordt het brood hier genoemd, het brood van ellende, opdat de wijze van bevrijding de genade van God des te meer zou verheffen..

Volgens de joodse schrijvers brak de vader het ongedesemde brood, gaf aan ieder van de aanzittenden een stuk en sprak: "Dit is het brood van ellende, dat uw vaderen in Egypte hebben gegeten." Ongetwijfeld heeft: dit is, de betekenis van: dit vertoont..

Vers 3

3. Gij zult echter niets gedesemds, niet alleen bij de Paasmaaltijd en de offers, maar ook op het feest eten; zeven dagen, na elkaar, zult gij ongezuurde broden hierop eten, een brood, dat zich (zie "Exodus 12:38) door zijn gebrekkige toebereiding en minder aangename smaak onderscheidt als brood van ellende 1) (want in de haast, zonder dat men u tijd liet om het gekneedde deeg behoorlijk te doorzuren en gereed te maken voor de reis, zijt gij uit Egypte vertrokken); daarom zult gij op elkpaasfeest ongezuurde broden eten, zoals in die tijd, opdat gij gedenkt aan de dag van uw vertrek uit Egypte, al de dagen van uw leven. 1) Daar zij door dit symbool herinnerd werden, dat zij uit de aanwezige nood haastig waren uitgevoerd, daarom scherpt Mozes hen zo dikwijls het verbod van het gedesemde in. Maar dit wordt nu alzo uitgedrukt, opdat de ellende in hun geheugen zou worden teruggeroepen, waaruit zij waren gerukt. Want, wanneer hen zelfs geen tijd, om het brood te bereiden, werd overgelaten, dan moesten zij wel door grote bezwaren gedrukt zijn geweest. Daarom wordt het brood hier genoemd, het brood van ellende, opdat de wijze van bevrijding de genade van God des te meer zou verheffen..

Volgens de joodse schrijvers brak de vader het ongedesemde brood, gaf aan ieder van de aanzittenden een stuk en sprak: "Dit is het brood van ellende, dat uw vaderen in Egypte hebben gegeten." Ongetwijfeld heeft: dit is, de betekenis van: dit vertoont..

3. Gij zult echter niets gedesemds, niet alleen bij de Paasmaaltijd en de offers, maar ook op het feest eten; zeven dagen, na elkaar, zult gij ongezuurde broden hierop eten, een brood, dat zich (zie "Exodus 12:38) door zijn gebrekkige toebereiding en minder aangename smaak onderscheidt als brood van ellende 1) (want in de haast, zonder dat men u tijd liet om het gekneedde deeg behoorlijk te doorzuren en gereed te maken voor de reis, zijt gij uit Egypte vertrokken); daarom zult gij op elkpaasfeest ongezuurde broden eten, zoals in die tijd, opdat gij gedenkt aan de dag van uw vertrek uit Egypte, al de dagen van uw leven.

1) Daar zij door dit symbool herinnerd werden, dat zij uit de aanwezige nood haastig waren uitgevoerd, daarom scherpt Mozes hen zo dikwijls het verbod van het gedesemde in. Maar dit wordt nu alzo uitgedrukt, opdat de ellende in hun geheugen zou worden teruggeroepen, waaruit zij waren gerukt. Want, wanneer hen zelfs geen tijd, om het brood te bereiden, werd overgelaten, dan moesten zij wel door grote bezwaren gedrukt zijn geweest. Daarom wordt het brood hier genoemd, het brood van ellende, opdat de wijze van bevrijding de genade van God des te meer zou verheffen..

Volgens de joodse schrijvers brak de vader het ongedesemde brood, gaf aan ieder van de aanzittenden een stuk en sprak: "Dit is het brood van ellende, dat uw vaderen in Egypte hebben gegeten." Ongetwijfeld heeft: dit is, de betekenis van: dit vertoont..

Vers 7

7. Dan zult gij het koken (letterlijk gaar maken, d.i. aan het spit braden, Exodus 12:9), en eten in de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, terwijl gij de avond tot na middernacht in de open lucht bij het heiligdom vertoeft (2 Chronicles 5:13 Isaiah 30:29); daarna, na middernacht, zult u gij ' s morgens keren, de omtrek van het heiligdom, verlaten, en gaan naar uw tenten, 1) of de woning van uw gastvriend.

1) Deze bestemming houdt een nieuw moment in, dat Mozes in betrekking tot de viering van het Paasfeest in het land Kanan voorschrijft, en waardoor hij het voorschrift ten opzichte van het eerste feest in Egypte regelt naar de veranderde toestanden van het volk. In Egypte, waar Israël nog niet tot volk van Jehova was verheven en nog geen heiligdom en geen gemeenschappelijk altaar had, moesten de huizen als offerplaatsen dienen. Met het ophouden van deze noodtoestand moest ook het slachten en eten van het Pascha in de huizen ophouden en ter plaatse van het Heiligdom voor het aangezicht van de Heere plaatsvinden, zoals het ook reeds bij de viering van het Pascha bij Sinaï was gebeurd. Daarmee werd ook stilzwijgend het bestrijken van de deurposten met het bloed opgeheven; omdat het bloed, zoals reeds bij Sinaï was gebeurd, als offerbloed, aan het altaar moest worden gesprenkeld..

Vers 7

7. Dan zult gij het koken (letterlijk gaar maken, d.i. aan het spit braden, Exodus 12:9), en eten in de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, terwijl gij de avond tot na middernacht in de open lucht bij het heiligdom vertoeft (2 Chronicles 5:13 Isaiah 30:29); daarna, na middernacht, zult u gij ' s morgens keren, de omtrek van het heiligdom, verlaten, en gaan naar uw tenten, 1) of de woning van uw gastvriend.

1) Deze bestemming houdt een nieuw moment in, dat Mozes in betrekking tot de viering van het Paasfeest in het land Kanan voorschrijft, en waardoor hij het voorschrift ten opzichte van het eerste feest in Egypte regelt naar de veranderde toestanden van het volk. In Egypte, waar Israël nog niet tot volk van Jehova was verheven en nog geen heiligdom en geen gemeenschappelijk altaar had, moesten de huizen als offerplaatsen dienen. Met het ophouden van deze noodtoestand moest ook het slachten en eten van het Pascha in de huizen ophouden en ter plaatse van het Heiligdom voor het aangezicht van de Heere plaatsvinden, zoals het ook reeds bij de viering van het Pascha bij Sinaï was gebeurd. Daarmee werd ook stilzwijgend het bestrijken van de deurposten met het bloed opgeheven; omdat het bloed, zoals reeds bij Sinaï was gebeurd, als offerbloed, aan het altaar moest worden gesprenkeld..

Vers 8

8. Zes dagen zult gij nog daarna ongezuurde broden eten; en op de zevende dag, zoals op de eerste (Leviticus 23:6, Numbers 28:18,Numbers 28:25 ), is een verbodsdag (letterlijk ene weerhouding, Azereth), deHEERE, uw God; dan, zult gij geen werk doen. 1)

1) De grote reden, waarom Israëls feesten hier nogmaals genoemd worden, is blijkbaar de herinnering, dat zij niet thuis, maar in de plaats van het heiligdom gevierd moeten worden. Daarom worden alleen die feesten genoemd, waarop alle mannelijke personen voor de Heere moesten verschijnen, terwijl Mozes de andere (Numbers 28:1, 29) niet noemt. Opmerkelijk is bij de beschrijving van het Paasfeest, dat Mozes zich het vergaderde volk voorstelt als wonende in tenten om het heiligdom. Zo was het geweest bij de tweede viering om de Sinaï (Numbers 9:1); later, vooral na de tijd van de Babylonische ballingschap werd het echter een gewoonte, dat de feestreiziger bij vrienden, die in Jeruzalem woonden, hun intrek namen, en daar het feest vierden; zij gaven dan aan hun gastvriend de huid van het geslachte lam en de gebruikte aarde vaten. Dit was een terugkeren tot de eerste feestviering, toen het Pascha nog doorgaans het karakter van een huiselijk feest droeg..

Vers 8

8. Zes dagen zult gij nog daarna ongezuurde broden eten; en op de zevende dag, zoals op de eerste (Leviticus 23:6, Numbers 28:18,Numbers 28:25 ), is een verbodsdag (letterlijk ene weerhouding, Azereth), deHEERE, uw God; dan, zult gij geen werk doen. 1)

1) De grote reden, waarom Israëls feesten hier nogmaals genoemd worden, is blijkbaar de herinnering, dat zij niet thuis, maar in de plaats van het heiligdom gevierd moeten worden. Daarom worden alleen die feesten genoemd, waarop alle mannelijke personen voor de Heere moesten verschijnen, terwijl Mozes de andere (Numbers 28:1, 29) niet noemt. Opmerkelijk is bij de beschrijving van het Paasfeest, dat Mozes zich het vergaderde volk voorstelt als wonende in tenten om het heiligdom. Zo was het geweest bij de tweede viering om de Sinaï (Numbers 9:1); later, vooral na de tijd van de Babylonische ballingschap werd het echter een gewoonte, dat de feestreiziger bij vrienden, die in Jeruzalem woonden, hun intrek namen, en daar het feest vierden; zij gaven dan aan hun gastvriend de huid van het geslachte lam en de gebruikte aarde vaten. Dit was een terugkeren tot de eerste feestviering, toen het Pascha nog doorgaans het karakter van een huiselijk feest droeg..

Vers 9

9. Zeven weken zult gij u na het gevierde paasfeest tellen, naar het bevel (Leviticus 23:15); vanaf dat men met de sikkel begint in het staande koren, wanneer men door de aanbieding van de eerstelings-handvol op de 16de Abib de oogst geopend heeft, zult gij de zeven weken beginnen te tellen.

Vers 9

9. Zeven weken zult gij u na het gevierde paasfeest tellen, naar het bevel (Leviticus 23:15); vanaf dat men met de sikkel begint in het staande koren, wanneer men door de aanbieding van de eerstelings-handvol op de 16de Abib de oogst geopend heeft, zult gij de zeven weken beginnen te tellen.

Vers 10

10. Daarna zult gij de HEERE, uw God, het feest van de weken, het pinksterfeest houden; het zal een vrijwillige schatting van uw hand zijn, dat gij behalve de nieuwe spijsoffers (Leviticus 23:16), en de andere feestoffers (Numbers 28:27), die door degehele gemeente gegeven worden, geven zult, naar dat u de HEERE, uw God, zal gezegend hebben. 1)

1) Zij moesten de Heere een offerande toebrengen, een vrijwillige schatting van hun hand, die van hen als een schatting aan hun Souvereine Heer en Eigenaar gevorderd werd, Wie alles toekwam, hetgeen zij bezaten, en nochthans wordt het een vrijwillige schatting genoemd, omdat de Wet de hoeveelheid niet bepaalde, maar aan een ieders edelmoedigheid werd overgelaten hoeveel hij offeren wilde, en daarom wordt het genoemd een vrijwillig offer. Het was een dankbare erkentenis voor Gods goedheid jegens hen in het zegenen van het gewas van hun granen, waar de oogst thans geëindigd was, daar moest de offerande geëvenredigd zijn waarnaar de Heere God hen gezegend had. Waar God mild zaait, daar verwacht Hij ook mild te zullen maaien..

Vers 10

10. Daarna zult gij de HEERE, uw God, het feest van de weken, het pinksterfeest houden; het zal een vrijwillige schatting van uw hand zijn, dat gij behalve de nieuwe spijsoffers (Leviticus 23:16), en de andere feestoffers (Numbers 28:27), die door degehele gemeente gegeven worden, geven zult, naar dat u de HEERE, uw God, zal gezegend hebben. 1)

1) Zij moesten de Heere een offerande toebrengen, een vrijwillige schatting van hun hand, die van hen als een schatting aan hun Souvereine Heer en Eigenaar gevorderd werd, Wie alles toekwam, hetgeen zij bezaten, en nochthans wordt het een vrijwillige schatting genoemd, omdat de Wet de hoeveelheid niet bepaalde, maar aan een ieders edelmoedigheid werd overgelaten hoeveel hij offeren wilde, en daarom wordt het genoemd een vrijwillig offer. Het was een dankbare erkentenis voor Gods goedheid jegens hen in het zegenen van het gewas van hun granen, waar de oogst thans geëindigd was, daar moest de offerande geëvenredigd zijn waarnaar de Heere God hen gezegend had. Waar God mild zaait, daar verwacht Hij ook mild te zullen maaien..

Vers 11

11. En gij zult, terwijl gij van deze vrijwillige gave een offermaaltijd bereidt, vrolijk zijn voor het aangezicht van de Heere, uw God, gij en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is, en de vreemdeling, en de wees, en de weduwe, die in het midden van u zijn; in de plaats, die de HEERE, uw God, zal verkiezen, om zijn naam aldaar te doen wonen.

Vers 11

11. En gij zult, terwijl gij van deze vrijwillige gave een offermaaltijd bereidt, vrolijk zijn voor het aangezicht van de Heere, uw God, gij en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht, en uw dienstmaagd, en de Leviet, die in uw poorten is, en de vreemdeling, en de wees, en de weduwe, die in het midden van u zijn; in de plaats, die de HEERE, uw God, zal verkiezen, om zijn naam aldaar te doen wonen.

Vers 12

12. En gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte; 1) nu echter heeft de Heere, uw God, u verlost, u een goed en vruchtbaar land gegeven, en de rijke zegen van de oogst, waarvan gij een vrijwillige gave afzondert; dat zal uw hart gewillig en bereid maken, en gij zult deze instellingen houden en doen en v r alles ook de behoeftigen in uw vreugde doen delen.

1) Daarom herinnert God hen weer aan de verlossing uit Egypte, opdat het Israël een grote zaak zou zijn, dat het in het eigen land, verlost van de slavernij, vrijuit de Heere een feest zou kunnen vieren. Wat zou het hun een grote zaak zijn geweest, indien zij in Egypte n ogenblik slechts de hand van de drijver niet hadden gevoeld, welnu, wil de Heere zeggen, waar gij nu van die hand bevrijd zijt, daar is het uw roeping, u te verblijden over de grote genade, u geschied..

Vers 12

12. En gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte; 1) nu echter heeft de Heere, uw God, u verlost, u een goed en vruchtbaar land gegeven, en de rijke zegen van de oogst, waarvan gij een vrijwillige gave afzondert; dat zal uw hart gewillig en bereid maken, en gij zult deze instellingen houden en doen en v r alles ook de behoeftigen in uw vreugde doen delen.

1) Daarom herinnert God hen weer aan de verlossing uit Egypte, opdat het Israël een grote zaak zou zijn, dat het in het eigen land, verlost van de slavernij, vrijuit de Heere een feest zou kunnen vieren. Wat zou het hun een grote zaak zijn geweest, indien zij in Egypte n ogenblik slechts de hand van de drijver niet hadden gevoeld, welnu, wil de Heere zeggen, waar gij nu van die hand bevrijd zijt, daar is het uw roeping, u te verblijden over de grote genade, u geschied..

Vers 13

13. Het feest van de loofhutten zult gij u zeven dagen houden, van de 15de dag van de maand Tisri tot en met de 21ste (Leviticus 23:34), als gij geheel zult hebben ingezameld de vrucht van het veld van uw dorsvloeren van uw wijn- en olijfpers.

Vers 13

13. Het feest van de loofhutten zult gij u zeven dagen houden, van de 15de dag van de maand Tisri tot en met de 21ste (Leviticus 23:34), als gij geheel zult hebben ingezameld de vrucht van het veld van uw dorsvloeren van uw wijn- en olijfpers.

Vers 14

14. En gij zult bij de maaltijd van het bijzonder offer vrolijk zijn op uw feest, gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht en uw dienstmaagd, en de Leviet, en de vreemdeling, en de wees, en de weduwe, die in uw poortenzijn, want deze allen moeten ook op het feest tot uw maaltijden genodigd worden.

Vers 14

14. En gij zult bij de maaltijd van het bijzonder offer vrolijk zijn op uw feest, gij, en uw zoon, en uw dochter, en uw dienstknecht en uw dienstmaagd, en de Leviet, en de vreemdeling, en de wees, en de weduwe, die in uw poortenzijn, want deze allen moeten ook op het feest tot uw maaltijden genodigd worden.

Vers 15

15. Zeven dagen zult gij de HEERE, uw God, feesthouden, in de plaats, die de HEERE, verkiezen zal; want de HEERE, uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al het werk van uw handen; daarom zult gij immers op dit hoofdfeest met uitbundige blijdschap vrolijk zijn 1) (zie "Leviticus 23:43).

1) Het is de wil van God, dat Zijn volk een welgemoed, vrijwillig volk zij. Indien zij, die onder de wet waren, voor het aangezicht van God moesten vrolijk zijn, veel meer dan moesten wij, die onder de genadige bedeling van het Evangelie leven, ons verheugen, moetende wij niet alleen, zoals hier, vrolijk zijn op onze feesten, maar ook altijd verblijd zijn en ons in de Heere verblijden te allen tijde..

Als het slot van de feesten wordt het Loofhuttenfeest vooral gekenmerkt door de omstandigheid, dat de priesters, volgens Numbers 29:12, verplicht waren, in deze tijd buitengewoon veel offerdamp, d.i. huldiging en verzoeningsgebed, te laten opstijgen: 70 varren moesten gedurende 7 dagen geofferd worden. Het profetische van deze Sabbatviering moest bij dit alles bijzonder duidelijk zijn. God, die in het verloop van het jaar deze voleindiging wilde, moest haar ook willen in het verloop van grotere tijdperken, ja, aan het einde van de gehele tijd (Zechariah 4:16). Nu mag voorzeker ook de Christen op de rust en de vreugde van het einde zien (Hebrews 4:9); maar onder de Nieuwe Bedeling wordt toch niet door feesten afgebeeld, wat men nog ontvangen moet. Onze feesten hebben betrekking op hetgeen reeds gegeven is, en slechts genomen behoeft te worden; het zijn geen feesten van de zevende, maar van de eerste dag. Het was daarom noodzakelijk, dat het Loofhuttenfeest prijs gegeven werd. Ons hoogste feest mag niet aan het einde, maar aan het begin herinneren, want het heil, dat ons aangeboden wordt, werkt juist in zijn aanvang, de menswording van Gods Zoon, zowel de hoogste bewondering als de hoogste feestvreugde..

Vers 15

15. Zeven dagen zult gij de HEERE, uw God, feesthouden, in de plaats, die de HEERE, verkiezen zal; want de HEERE, uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al het werk van uw handen; daarom zult gij immers op dit hoofdfeest met uitbundige blijdschap vrolijk zijn 1) (zie "Leviticus 23:43).

1) Het is de wil van God, dat Zijn volk een welgemoed, vrijwillig volk zij. Indien zij, die onder de wet waren, voor het aangezicht van God moesten vrolijk zijn, veel meer dan moesten wij, die onder de genadige bedeling van het Evangelie leven, ons verheugen, moetende wij niet alleen, zoals hier, vrolijk zijn op onze feesten, maar ook altijd verblijd zijn en ons in de Heere verblijden te allen tijde..

Als het slot van de feesten wordt het Loofhuttenfeest vooral gekenmerkt door de omstandigheid, dat de priesters, volgens Numbers 29:12, verplicht waren, in deze tijd buitengewoon veel offerdamp, d.i. huldiging en verzoeningsgebed, te laten opstijgen: 70 varren moesten gedurende 7 dagen geofferd worden. Het profetische van deze Sabbatviering moest bij dit alles bijzonder duidelijk zijn. God, die in het verloop van het jaar deze voleindiging wilde, moest haar ook willen in het verloop van grotere tijdperken, ja, aan het einde van de gehele tijd (Zechariah 4:16). Nu mag voorzeker ook de Christen op de rust en de vreugde van het einde zien (Hebrews 4:9); maar onder de Nieuwe Bedeling wordt toch niet door feesten afgebeeld, wat men nog ontvangen moet. Onze feesten hebben betrekking op hetgeen reeds gegeven is, en slechts genomen behoeft te worden; het zijn geen feesten van de zevende, maar van de eerste dag. Het was daarom noodzakelijk, dat het Loofhuttenfeest prijs gegeven werd. Ons hoogste feest mag niet aan het einde, maar aan het begin herinneren, want het heil, dat ons aangeboden wordt, werkt juist in zijn aanvang, de menswording van Gods Zoon, zowel de hoogste bewondering als de hoogste feestvreugde..

Vers 16

16. Driemaal in het jaar zal alles, wat mannelijk onder u 1) is, voor het aangezicht van de HEERE, uw God, verschijnen, in de plaats, die Hij verkiezen zal (Exodus 23:17; Exodus 34:23); op het feest van deongezuurde broden (Deuteronomy 16:1-Deuteronomy 16:8), en op het feest van de weken (Deuteronomy 16:9-Deuteronomy 16:12), en op het feest van de loofhutten (Deuteronomy 16:13-Deuteronomy 16:15); maar het zal niet met lege handen, niet zonder offergaven, voor het aangezicht van de HEERE verschijnen, 2) (Exodus 23:15; Exodus 34:20) wie dit deed, zou immers de rijkdom van zijn God en het recht van zijn Heer verloochenen.

1) De vrouwen behoefden niet, maar mochten toch mee gaan (1 Samuel 1:3,1 Samuel 1:21 Luke 2:21, )

Evenzo verloochent een Christen zonder deugd de kracht van Christus en van de Heilige Geest (2 Peter 1:8).

2) God was niet onredelijk in Zijn eis; laat een ieder slechts geven, waartoe hij in staat is, niets meer werd geëist en verwacht. Dezelfde regel is nog steeds het richtsnoer van de weldadigheid. Zij, die naar hun vermogen geven, zullen een welgevallen bij God trekken, maar zij, die boven hun vermogen geven, worden dubbel ere waardig geacht 2 Corinthiers. 8:3), gelijk de arme weduwe gaf alle de leeftocht die zij had (Luke 21:4)

Vers 16

16. Driemaal in het jaar zal alles, wat mannelijk onder u 1) is, voor het aangezicht van de HEERE, uw God, verschijnen, in de plaats, die Hij verkiezen zal (Exodus 23:17; Exodus 34:23); op het feest van deongezuurde broden (Deuteronomy 16:1-Deuteronomy 16:8), en op het feest van de weken (Deuteronomy 16:9-Deuteronomy 16:12), en op het feest van de loofhutten (Deuteronomy 16:13-Deuteronomy 16:15); maar het zal niet met lege handen, niet zonder offergaven, voor het aangezicht van de HEERE verschijnen, 2) (Exodus 23:15; Exodus 34:20) wie dit deed, zou immers de rijkdom van zijn God en het recht van zijn Heer verloochenen.

1) De vrouwen behoefden niet, maar mochten toch mee gaan (1 Samuel 1:3,1 Samuel 1:21 Luke 2:21, )

Evenzo verloochent een Christen zonder deugd de kracht van Christus en van de Heilige Geest (2 Peter 1:8).

2) God was niet onredelijk in Zijn eis; laat een ieder slechts geven, waartoe hij in staat is, niets meer werd geëist en verwacht. Dezelfde regel is nog steeds het richtsnoer van de weldadigheid. Zij, die naar hun vermogen geven, zullen een welgevallen bij God trekken, maar zij, die boven hun vermogen geven, worden dubbel ere waardig geacht 2 Corinthiers. 8:3), gelijk de arme weduwe gaf alle de leeftocht die zij had (Luke 21:4)

Vers 17

17. Een ieder brengt integendeel, naar de gave van zijn hand, naar het vermogen, dat hem gegeven is (Deuteronomy 16:10), naar de zegen van de HEERE, uw God, die Hij u gegeven heeft (Luke 12:48).

VERPLICHTING, VERKIEZING EN AMBT VAN RECHTERS, VOORAL VAN EEN KONING.

II. Deuteronomy 16:18-Deuteronomy 16:17:20. Verder (zie Deuteronomy 12:1) regelt Mozes de staatkundige betrekkingen van Israël. Hij verordent tot nauwkeurige bediening van het recht in de verschillende plaatsen de aanstelling van rechters en ambtslieden, die in het vervolg de geringere twistzaken beslechten moeten, terwijl voor de moeilijke rechtsgedingen, die hij zelf voorheen beslist had, in de plaats van het heiligdom een hoogst gerechtshof zou ingesteld worden. Vervolgens geeft hij een koningswet, met het oog op de tijd, waarin Israël zelf behoefte zou voelen aan de benoeming van een koning, zoals de naburige volken.

Vers 17

17. Een ieder brengt integendeel, naar de gave van zijn hand, naar het vermogen, dat hem gegeven is (Deuteronomy 16:10), naar de zegen van de HEERE, uw God, die Hij u gegeven heeft (Luke 12:48).

VERPLICHTING, VERKIEZING EN AMBT VAN RECHTERS, VOORAL VAN EEN KONING.

II. Deuteronomy 16:18-Deuteronomy 16:17:20. Verder (zie Deuteronomy 12:1) regelt Mozes de staatkundige betrekkingen van Israël. Hij verordent tot nauwkeurige bediening van het recht in de verschillende plaatsen de aanstelling van rechters en ambtslieden, die in het vervolg de geringere twistzaken beslechten moeten, terwijl voor de moeilijke rechtsgedingen, die hij zelf voorheen beslist had, in de plaats van het heiligdom een hoogst gerechtshof zou ingesteld worden. Vervolgens geeft hij een koningswet, met het oog op de tijd, waarin Israël zelf behoefte zou voelen aan de benoeming van een koning, zoals de naburige volken.

Vers 18

18. Rechters, 1)zoals sedert lang (Deuteronomy 1:9) op Jethro's raad (Exodus 18:13) onder u aangesteld zijn, en ambtslieden (zie "Exodus 5:10"; Deuteronomy 1:15), die hun als schrijvers en ondergeschikte beambten ter zijdestaan, zult gij, wanneer gij in het beloofde land gekomen, en in verschillende plaatselijke gemeenten verdeeld zijt, zodat de tegenwoordige vorm van de rechtspleging veranderd moet worden, u stellen in al uw poorten, of steden, die de HEERE, uw God, u geven zal; en wel onder uw stammen; 2) op dezelfde wijze als in Deuteronomy 1:13, zult gij hen kiezen, en door uw oversten laten inwijden, dat zij het volk richten met een gericht van de gerechtigheid.

1) Ik breng deze plaats tot de bijvoegselen van het vijfde gebod, omdat, indien het God behaagt, dat er rechters over het volk zijn, om het te besturen, daaruit volgt, dat men aan hun wetten en besluiten gehoorzaam moet zijn. Alzo wordt de vaderlijke macht daartoe tot hen uitgestrekt. Overigens, opdat het volk zich des te gewilliger aan de rechters zou onderwerpen, herinnert God, dat het menselijk geslacht anders niet in stand kan worden gehouden. Daarom het publieke nut, omdat overigens het bewind van de Magistraat hatelijk zou zijn, maakt dit juist aangenaam en beminnelijk. Maar ofschoon het niet aan allen gegeven is, rechters uit te kiezen, omdat God het uitverkoren volk met dit voorrecht heeft verwaardigd, toch beveelt God over het algemeen deze politieke orde, omdat Hij aanduidt, dat de menselijke maatschappij niet anders kan blijven bestaan, dan indien Hij autoriteit aan de wettig gekozen bestuurders toestaat, om de rechtspraak uit te oefenen. Hetzij daarom de Magistraat door de stem van het volk is verkozen, hetzij hij op ene andere manier is ingesteld, laten wij hieruit leren, dat zij als dienaren van God noodzakelijk zijn, opdat zij allen onder het juk van de wet houden..

Naast de oudsten, d.i. voornaamste hoofden van de stammen, geslachten, vaderlijke huizen en families, die ook verder een zeker aanzien in hun kring behouden, en, om zo te spreken, een overheidscollege vormen moesten, dat de burgers van stam, stad of dorp vertegenwoordigt, de gemeenschappelijke belangen bezorgt, en de orde in de gezinnen en geslachten bewaren moet (Deuteronomy 19:12; Deuteronomy 21:2-Deuteronomy 21:9; Deuteronomy 22:15,Deuteronomy 22:18; Deuteronomy 25:7, Joshua 20:4; Joshua 24:31 Ruth 4:2; 1 Kings 21:8, Jeremiah 26:16, Judith 10:1 ), stelt Mozes hier de plaatselijke of mindere rechtbanken in voor de steden. Zij moeten het eindvonnis vellen over alle twistpunten, die uit de wet gemakkelijker beslist kunnen worden, en de schuldigen straffen. Voor alle ingewikkelde rechtsgevallen echter, in welke Mozes tot nu toe uitspraak gedaan had wordt (Deuteronomy 17:8) een hoog gerechtshof ingezet, dat zijn zetel heeft in de plaats van het heiligdom, en uit priesters en rechters bestaat, met de Hogepriester en een wereldlijke opperrechter aan het hoofd. De mindere rechtbanken vervangen dus de plaats van de rechters over duizend, honderd, enz., zoals het hooggerechtshof de taak van Mozes overneemt. In Deuteronomy 19:16, is een bijzonder geval meegedeeld, dat daar behandeld moet worden. Door deze inrichting wordt de handhaving van het recht aan de gemeente opgedragen, die als heilig volk van de Heere plicht en roeping heeft, om het boze uit haar midden weg te doen; zij oefent echter de rechtspleging door gekozene en aangestelde rechters, in deze moeten weer hun ambt openlijk vervullen, op de ruime plaats in de poorten. Hoevele personen zo'n mindere rechtbank vormen wordt niet gezegd, maar het aantal werd waarschijnlijk berekend naar de grootte van de bevolking. Over deze instellingen in de tijd van Jezus Christus, zie Mt 5:22

2) In het Hebreeuws Lischbatka. De LXX kata fulav. De vertaling is dan ook beter: naar uw stammen, of stamsgewijs. De toestand van het volk veranderde enigszins als het in Kanan zou komen. Hadden zij tot nu toe rechters en ambtslieden gehad over duizenden en honderden, waar zij in vaste steden zouden wonen, moest nu ook iedere plaats deze hebben, die het recht spraken. In al uw poorten, omdat in de poorten het recht gesproken werd. De ambtslieden waren zoveel als de secretarissen van de rechters. Het Hebreeuwse woord betekent dan ook eigenlijk schrijver..

Vers 18

18. Rechters, 1)zoals sedert lang (Deuteronomy 1:9) op Jethro's raad (Exodus 18:13) onder u aangesteld zijn, en ambtslieden (zie "Exodus 5:10"; Deuteronomy 1:15), die hun als schrijvers en ondergeschikte beambten ter zijdestaan, zult gij, wanneer gij in het beloofde land gekomen, en in verschillende plaatselijke gemeenten verdeeld zijt, zodat de tegenwoordige vorm van de rechtspleging veranderd moet worden, u stellen in al uw poorten, of steden, die de HEERE, uw God, u geven zal; en wel onder uw stammen; 2) op dezelfde wijze als in Deuteronomy 1:13, zult gij hen kiezen, en door uw oversten laten inwijden, dat zij het volk richten met een gericht van de gerechtigheid.

1) Ik breng deze plaats tot de bijvoegselen van het vijfde gebod, omdat, indien het God behaagt, dat er rechters over het volk zijn, om het te besturen, daaruit volgt, dat men aan hun wetten en besluiten gehoorzaam moet zijn. Alzo wordt de vaderlijke macht daartoe tot hen uitgestrekt. Overigens, opdat het volk zich des te gewilliger aan de rechters zou onderwerpen, herinnert God, dat het menselijk geslacht anders niet in stand kan worden gehouden. Daarom het publieke nut, omdat overigens het bewind van de Magistraat hatelijk zou zijn, maakt dit juist aangenaam en beminnelijk. Maar ofschoon het niet aan allen gegeven is, rechters uit te kiezen, omdat God het uitverkoren volk met dit voorrecht heeft verwaardigd, toch beveelt God over het algemeen deze politieke orde, omdat Hij aanduidt, dat de menselijke maatschappij niet anders kan blijven bestaan, dan indien Hij autoriteit aan de wettig gekozen bestuurders toestaat, om de rechtspraak uit te oefenen. Hetzij daarom de Magistraat door de stem van het volk is verkozen, hetzij hij op ene andere manier is ingesteld, laten wij hieruit leren, dat zij als dienaren van God noodzakelijk zijn, opdat zij allen onder het juk van de wet houden..

Naast de oudsten, d.i. voornaamste hoofden van de stammen, geslachten, vaderlijke huizen en families, die ook verder een zeker aanzien in hun kring behouden, en, om zo te spreken, een overheidscollege vormen moesten, dat de burgers van stam, stad of dorp vertegenwoordigt, de gemeenschappelijke belangen bezorgt, en de orde in de gezinnen en geslachten bewaren moet (Deuteronomy 19:12; Deuteronomy 21:2-Deuteronomy 21:9; Deuteronomy 22:15,Deuteronomy 22:18; Deuteronomy 25:7, Joshua 20:4; Joshua 24:31 Ruth 4:2; 1 Kings 21:8, Jeremiah 26:16, Judith 10:1 ), stelt Mozes hier de plaatselijke of mindere rechtbanken in voor de steden. Zij moeten het eindvonnis vellen over alle twistpunten, die uit de wet gemakkelijker beslist kunnen worden, en de schuldigen straffen. Voor alle ingewikkelde rechtsgevallen echter, in welke Mozes tot nu toe uitspraak gedaan had wordt (Deuteronomy 17:8) een hoog gerechtshof ingezet, dat zijn zetel heeft in de plaats van het heiligdom, en uit priesters en rechters bestaat, met de Hogepriester en een wereldlijke opperrechter aan het hoofd. De mindere rechtbanken vervangen dus de plaats van de rechters over duizend, honderd, enz., zoals het hooggerechtshof de taak van Mozes overneemt. In Deuteronomy 19:16, is een bijzonder geval meegedeeld, dat daar behandeld moet worden. Door deze inrichting wordt de handhaving van het recht aan de gemeente opgedragen, die als heilig volk van de Heere plicht en roeping heeft, om het boze uit haar midden weg te doen; zij oefent echter de rechtspleging door gekozene en aangestelde rechters, in deze moeten weer hun ambt openlijk vervullen, op de ruime plaats in de poorten. Hoevele personen zo'n mindere rechtbank vormen wordt niet gezegd, maar het aantal werd waarschijnlijk berekend naar de grootte van de bevolking. Over deze instellingen in de tijd van Jezus Christus, zie Mt 5:22

2) In het Hebreeuws Lischbatka. De LXX kata fulav. De vertaling is dan ook beter: naar uw stammen, of stamsgewijs. De toestand van het volk veranderde enigszins als het in Kanan zou komen. Hadden zij tot nu toe rechters en ambtslieden gehad over duizenden en honderden, waar zij in vaste steden zouden wonen, moest nu ook iedere plaats deze hebben, die het recht spraken. In al uw poorten, omdat in de poorten het recht gesproken werd. De ambtslieden waren zoveel als de secretarissen van de rechters. Het Hebreeuwse woord betekent dan ook eigenlijk schrijver..

Vers 19

19. Gij, geheel Israël, zult, in deze door u zelf aangestelde rechters en ambtslieden het gericht niet buigen, gij zult het aangezicht niet kennen, ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblind de ogen van de wijzen, en verkeert de woorden van de rechtvaardigen (Deuteronomy 1:17 Exodus 23:6-Exodus 23:8 Leviticus 19:15 ).

Vers 19

19. Gij, geheel Israël, zult, in deze door u zelf aangestelde rechters en ambtslieden het gericht niet buigen, gij zult het aangezicht niet kennen, ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblind de ogen van de wijzen, en verkeert de woorden van de rechtvaardigen (Deuteronomy 1:17 Exodus 23:6-Exodus 23:8 Leviticus 19:15 ).

Vers 20

20. Gerechtigheid, gerechtigheid 1) zult gij najagen, opdat gij leeft en erfelijk bezit het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal, en niet door zijn oordelen verdreven wordt.

1) De herhaling van het woord gerechtigheid dient, om de rechters op het hart te drukken, dat zij gerechtigheid en niets anders dan gerechtigheid zouden spreken, dat zij niet anders dan recht zouden doen, en nimmer onrecht plegen..

Vers 20

20. Gerechtigheid, gerechtigheid 1) zult gij najagen, opdat gij leeft en erfelijk bezit het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal, en niet door zijn oordelen verdreven wordt.

1) De herhaling van het woord gerechtigheid dient, om de rechters op het hart te drukken, dat zij gerechtigheid en niets anders dan gerechtigheid zouden spreken, dat zij niet anders dan recht zouden doen, en nimmer onrecht plegen..

Vers 21

21. 1) Gij zult u daarom geen bos 2) planten van enig geboomte (andere vertaling: geen boom als Aschra oprichten) bij het altaar van de HEERE, uw God, dat gij u, naar het voorschrift (Exodus 20:24) maken zult, om daarop uw slachtoffers te offeren, want indien gij ookbedoelt, om zodoende niet de Kananitische Astoreth, maar de Heere, uw God, te vereren, wil toch de Heere van dergelijke inrichtingen niets weten, die aan het Heiligdom ontleend zijn, en tot het Heiligdom voeren.

1) Wij weten, dat de heidense volken heilige bomen hadden, zodat bijna geen enkele godsverering goed tot haar recht kon komen, zonder de schaduw van de bomen. Daarom, opdat geen gelijkheid met dit algemeen gebruik de zuivere dienst van God zou verontreinigen, wordt dit verbod gegeven. Deze verkiezing heeft daarom dit doel, dat de joden alle bijkomstigheden, bij de godsdienstige handelingen, zouden vluchten, opdat niet, indien zij enige van de gewoonten van de heidenen zouden nabij komen, er een verkeerde vermenging zou plaats hebben. Verder, hoe noodzakelijk dit verbod was, blijkt wel uit de vurige naijver waarvan wijd en zijd in de heilige geschiedenis sprake is. Want nauwelijks is er n tijd geweest, waarin zij zich vrijgehouden hebben van buitensporigheden. Niet zonder reden hebben Jesaja en Jeremia hun verweten, dat zij onder alle groene bomen gehoereerd hebben..

In dit vers en in de volgende, ook die van Deuteronomy 17:1, worden enige voorbeelden van gerechtzaken aangegeven en de wijze, waarop deze ten uitvoer moesten worden gebracht..

2) De vertaling van de zeventig en de Vulgata hebben het Hebreeuwse woord Aschera overal in het Oude Testament door "bos" vertaald (Exodus 34:13 Deuteronomy 7:5, ); evenals onze Statenvertaling. De uitdrukking wijst echter op houten zuilen, waardoor Astarte, de vrouwelijke natuurgodheid van de Kananieten afgebeeld werd, en die bijna altijd naast een altaar van Bal stonden, om de dienst van beide goden met elkaar te verbinden. Bal (Syr. Beël, Chald. Bel, Grieks Belos, Lat. Belus) is de mannelijke hoofdgod bij alle volken van Voor-Azië. Hij werd onder verschillende namen (Bal-Berith, Judges 8:33; Judges 9:4,Judges 9:46; Bal-Peor, Numbers 25:1, en Bal-Zebub 2 Kings 1:2,2 Kings 1:16 ) vereerd, waarom ook menigmaal in het meervoud van de Balim of de Bals gesproken wordt (Judges 2:11; Judges 3:7; Judges 8:13; Judges 10:10; 1 Samuel 7:4; 1 Samuel 12:10), en is de zonnegod, in wie het heidendom de telende of voortplantende natuur in plaats van de Schepper vereerde. De dienst van dezen god verenigde wreedheid en wellust, zoals we bij Numbers 25:5 opmerkten, en was doorgaans verbonden met de verering van Astarte, de godin van de maan, waarin de vrouwelijke of ontvangende natuurkracht verheerlijkt werd. In het enkelvoud draagt zij de naam Asthoreth (1 Kon.11:5,33), in het meervoud naar de verschillende vormen van de voorstelling Astharoth (Judges 2:13), en niet zelden worden deze met de Balim genoemd (1 Samuel 7:8; 1 Samuel 12:10). Ook deze dienst was door ontucht gekenmerkt. In de tempels van de godin werden gewijden (Hebreeuws Kedeschim, Genesis 38:15) onderhouden, die zich tot haar eer prostitueerden, en wel onder tenten, die zij zelf vervaardigd hadden (2 Kings 23:7). Waar echter geen tempels waren, vervaardigde men zuilen uit het hout van de Tamariskus (zie Ex 16:14), die aan deze godin gewijd was, en plantte bossen in de rondte, om zo een verborgen plaats voor de afschuwelijke daden van ontucht te hebben. Zelfs de kinderen van Israël schijnen later het Tamariskenbos van Abraham bij Ber-sba (Genesis 21:3) en het door Jakob geheiligde Bethel (Genesis 28:19; Genesis 35:6) tot dit doel gebruikt te hebben (Amos 5:5; Amos 8:14). Wij zien hieruit hoe noodzakelijk het bevel was, om deze Aschera's te vernietigen en het oprichten van nieuwe te verbieden. Zoals nu de Astaroth houten zuilen hadden, zo hadden de Balim stenen zuilen, die hen zinnebeeldig voorstelden. Het volgende vers wijst hierop..

Vers 21

21. 1) Gij zult u daarom geen bos 2) planten van enig geboomte (andere vertaling: geen boom als Aschra oprichten) bij het altaar van de HEERE, uw God, dat gij u, naar het voorschrift (Exodus 20:24) maken zult, om daarop uw slachtoffers te offeren, want indien gij ookbedoelt, om zodoende niet de Kananitische Astoreth, maar de Heere, uw God, te vereren, wil toch de Heere van dergelijke inrichtingen niets weten, die aan het Heiligdom ontleend zijn, en tot het Heiligdom voeren.

1) Wij weten, dat de heidense volken heilige bomen hadden, zodat bijna geen enkele godsverering goed tot haar recht kon komen, zonder de schaduw van de bomen. Daarom, opdat geen gelijkheid met dit algemeen gebruik de zuivere dienst van God zou verontreinigen, wordt dit verbod gegeven. Deze verkiezing heeft daarom dit doel, dat de joden alle bijkomstigheden, bij de godsdienstige handelingen, zouden vluchten, opdat niet, indien zij enige van de gewoonten van de heidenen zouden nabij komen, er een verkeerde vermenging zou plaats hebben. Verder, hoe noodzakelijk dit verbod was, blijkt wel uit de vurige naijver waarvan wijd en zijd in de heilige geschiedenis sprake is. Want nauwelijks is er n tijd geweest, waarin zij zich vrijgehouden hebben van buitensporigheden. Niet zonder reden hebben Jesaja en Jeremia hun verweten, dat zij onder alle groene bomen gehoereerd hebben..

In dit vers en in de volgende, ook die van Deuteronomy 17:1, worden enige voorbeelden van gerechtzaken aangegeven en de wijze, waarop deze ten uitvoer moesten worden gebracht..

2) De vertaling van de zeventig en de Vulgata hebben het Hebreeuwse woord Aschera overal in het Oude Testament door "bos" vertaald (Exodus 34:13 Deuteronomy 7:5, ); evenals onze Statenvertaling. De uitdrukking wijst echter op houten zuilen, waardoor Astarte, de vrouwelijke natuurgodheid van de Kananieten afgebeeld werd, en die bijna altijd naast een altaar van Bal stonden, om de dienst van beide goden met elkaar te verbinden. Bal (Syr. Beël, Chald. Bel, Grieks Belos, Lat. Belus) is de mannelijke hoofdgod bij alle volken van Voor-Azië. Hij werd onder verschillende namen (Bal-Berith, Judges 8:33; Judges 9:4,Judges 9:46; Bal-Peor, Numbers 25:1, en Bal-Zebub 2 Kings 1:2,2 Kings 1:16 ) vereerd, waarom ook menigmaal in het meervoud van de Balim of de Bals gesproken wordt (Judges 2:11; Judges 3:7; Judges 8:13; Judges 10:10; 1 Samuel 7:4; 1 Samuel 12:10), en is de zonnegod, in wie het heidendom de telende of voortplantende natuur in plaats van de Schepper vereerde. De dienst van dezen god verenigde wreedheid en wellust, zoals we bij Numbers 25:5 opmerkten, en was doorgaans verbonden met de verering van Astarte, de godin van de maan, waarin de vrouwelijke of ontvangende natuurkracht verheerlijkt werd. In het enkelvoud draagt zij de naam Asthoreth (1 Kon.11:5,33), in het meervoud naar de verschillende vormen van de voorstelling Astharoth (Judges 2:13), en niet zelden worden deze met de Balim genoemd (1 Samuel 7:8; 1 Samuel 12:10). Ook deze dienst was door ontucht gekenmerkt. In de tempels van de godin werden gewijden (Hebreeuws Kedeschim, Genesis 38:15) onderhouden, die zich tot haar eer prostitueerden, en wel onder tenten, die zij zelf vervaardigd hadden (2 Kings 23:7). Waar echter geen tempels waren, vervaardigde men zuilen uit het hout van de Tamariskus (zie Ex 16:14), die aan deze godin gewijd was, en plantte bossen in de rondte, om zo een verborgen plaats voor de afschuwelijke daden van ontucht te hebben. Zelfs de kinderen van Israël schijnen later het Tamariskenbos van Abraham bij Ber-sba (Genesis 21:3) en het door Jakob geheiligde Bethel (Genesis 28:19; Genesis 35:6) tot dit doel gebruikt te hebben (Amos 5:5; Amos 8:14). Wij zien hieruit hoe noodzakelijk het bevel was, om deze Aschera's te vernietigen en het oprichten van nieuwe te verbieden. Zoals nu de Astaroth houten zuilen hadden, zo hadden de Balim stenen zuilen, die hen zinnebeeldig voorstelden. Het volgende vers wijst hierop..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-16.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile