Lectionary Calendar
Friday, May 17th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Deuteronomium 25

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 25

Deuteronomy 25:1.

ENIGE AFDELINGEN VAN HET RECHTSWEZEN.

I. Deuteronomy 25:1-Deuteronomy 25:19. De bepalingen over lijfstraffen, over het te houden gedrag ook met betrekking tot werkdieren (Deuteronomy 25:4), over de handhaving van het leviraats-huwelijk (Deuteronomy 25:5-Deuteronomy 25:10) moeten de liefdeloosheid en onrechtvaardigheid onder het volk van God voorkomen: aan dit laatste knoopt zich een vervolg aan over de bestraffing van schaamteloze misstappen van de vrouwelijke sexe (Deuteronomy 25:11,Deuteronomy 25:12) en een tweede over de gerechtigheid in maat en gewicht. Hoezeer echter Israël in zijn betrekking jegens de naaste de liefde moet laten heersen, en dit zelfs bij vreemden en vijanden, mag zulke liefde toch niet ontaarden in zwakheid en verdraagzame toegevendheid jegens de openbare goddeloosheid; daarna volgt op deze bepalingen een herinnering aan datgene hoe Gods volk, wanneer het tot rust zal gekomen zijn, met Amalek moet handelen (Deuteronomy 25:17-Deuteronomy 25:19).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 25

Deuteronomy 25:1.

ENIGE AFDELINGEN VAN HET RECHTSWEZEN.

I. Deuteronomy 25:1-Deuteronomy 25:19. De bepalingen over lijfstraffen, over het te houden gedrag ook met betrekking tot werkdieren (Deuteronomy 25:4), over de handhaving van het leviraats-huwelijk (Deuteronomy 25:5-Deuteronomy 25:10) moeten de liefdeloosheid en onrechtvaardigheid onder het volk van God voorkomen: aan dit laatste knoopt zich een vervolg aan over de bestraffing van schaamteloze misstappen van de vrouwelijke sexe (Deuteronomy 25:11,Deuteronomy 25:12) en een tweede over de gerechtigheid in maat en gewicht. Hoezeer echter Israël in zijn betrekking jegens de naaste de liefde moet laten heersen, en dit zelfs bij vreemden en vijanden, mag zulke liefde toch niet ontaarden in zwakheid en verdraagzame toegevendheid jegens de openbare goddeloosheid; daarna volgt op deze bepalingen een herinnering aan datgene hoe Gods volk, wanneer het tot rust zal gekomen zijn, met Amalek moet handelen (Deuteronomy 25:17-Deuteronomy 25:19).

Vers 1

1. Wanneer1) er tussen mensen twist zal zijn, en zij tot het gerecht a) zullen toetreden; dat zij hen richten, dat zij in hun twist beslissen, zo zullen zij de rechtvaardige, hem, die gelijk heeft, rechtvaardig spreken, in het gelijkstellen, en de onrechtvaardige verdoemen; hem, die in het ongelijk is, veroordelen. b)

a) Exodus 16:18, b) Exodus 23:7 Proverbs 17:15

1) Over de straffen, welke op niet-hoofdzonden waren gesteld, wordt in de eerste drie verzen gehandeld. Indien de schuld niet bewezen kon worden, moest de beschuldigde voor rechtvaardig worden verklaard. In het tegenovergestelde geval echter moest terstond in aanwezigheid van de rechters de straf, na het uitspreken van het vonnis, uitgevoerd worden. Niet meer dan 40 slagen mochten worden gegeven, maar omdat volgens Josefus de geseling plaats had met een touw met drie strengen, en daarom drie slagen voor n werd gegeven, gaf men 40-1= 39, om geen 42 te geven..

Vers 1

1. Wanneer1) er tussen mensen twist zal zijn, en zij tot het gerecht a) zullen toetreden; dat zij hen richten, dat zij in hun twist beslissen, zo zullen zij de rechtvaardige, hem, die gelijk heeft, rechtvaardig spreken, in het gelijkstellen, en de onrechtvaardige verdoemen; hem, die in het ongelijk is, veroordelen. b)

a) Exodus 16:18, b) Exodus 23:7 Proverbs 17:15

1) Over de straffen, welke op niet-hoofdzonden waren gesteld, wordt in de eerste drie verzen gehandeld. Indien de schuld niet bewezen kon worden, moest de beschuldigde voor rechtvaardig worden verklaard. In het tegenovergestelde geval echter moest terstond in aanwezigheid van de rechters de straf, na het uitspreken van het vonnis, uitgevoerd worden. Niet meer dan 40 slagen mochten worden gegeven, maar omdat volgens Josefus de geseling plaats had met een touw met drie strengen, en daarom drie slagen voor n werd gegeven, gaf men 40-1= 39, om geen 42 te geven..

Vers 2

2. En het zal geschieden, indien de onrechtvaardige slagen, tuchtiging, verdiend heeft, dat de rechter hem zal doen neervallen, om dadelijk a) het vonnis aan hem ten uitvoer te laten brengen, en terwijl hij op aarde ligt uitgestrekt, hem doen slaan door de b) ambtslieden in zijn aanwezigheid, naardat het voor zijn ongerechtvaardigheid, genoeg zal zijn in getal, al naarmate hem straf is toegedeeld volgens de maatstaf van zijn misdaden.

a)Deuteronomy 22:18 Numbers 15:36 b)Deuteronomy 16:18

Vers 2

2. En het zal geschieden, indien de onrechtvaardige slagen, tuchtiging, verdiend heeft, dat de rechter hem zal doen neervallen, om dadelijk a) het vonnis aan hem ten uitvoer te laten brengen, en terwijl hij op aarde ligt uitgestrekt, hem doen slaan door de b) ambtslieden in zijn aanwezigheid, naardat het voor zijn ongerechtvaardigheid, genoeg zal zijn in getal, al naarmate hem straf is toegedeeld volgens de maatstaf van zijn misdaden.

a)Deuteronomy 22:18 Numbers 15:36 b)Deuteronomy 16:18

Vers 3

3. Met veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet toedoen, zelfs niet in het ergste geval, waarin geselslagen toegediend worden, opdat niet misschien, zo hij voortvoer hem daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor uw ogen verachtelijk gehouden wordt; door de overmatige tuchtiging in een toestand komt, waarin men de ogen moet afwenden; maar immer moet gij in de strafschuldige ook na de straf uw meemens en broeder zien. Zie over doodstraffen (Leviticus 20:2,Leviticus 20:14). Over lijfstraffen vinden wij, in gevallen, die betrekking hebben op lichaamsverwonding in Exodus 21:23, Leviticus 24:19 Deuteronomium. 19:21 de wedervergelding (jus talionis) ingesteld, maar hierbij is nog niet uitgemaakt, in hoeverre dit letterlijk werd uitgevoerd, of veranderd werd in geldboete (zie Exodus 21:25). Hier nu wordt er de geselstraf bijgevoegd, die op Egyptische manier werd uitgevoerd. De strafschuldige werd namelijk plat op de grond neergelegd, aan handen en voeten vastgebonden en zo met een stok geslagen. Die slagen mochten de 40 niet overschrijden; dit heeft zijn grond in de symbolische betekenis van dit getal (zie Exodus 24:18), maar in het bijzonder op Genesis 7:12. De rabbijnen hebben dit slagental op 40-1 (= 39) slagen voorgesteld 2 Corinthiers 11:24) uit overdreven angst, dat zij bij mistelling de letter van de wet zouden overtreden, en hebben het werkelijk overschrijden van de letter van de wet hiermee gerechtvaardigd, dat zij het slotwoord van het tweede vers bemisfar (= naar het getal) tot het eerste woord van Deuteronomy 25:3 maken dus: "met het getal veertig", en dit met hun spitsvondige uitlegzucht zo verklaard: men mag hem straffen met het getal dat onmiddellijk 40 voorafgaat, dus met 39; afgezien nu nog van deze dwaasheid, wordt hier ook het betekenisvolle, dat in de getalbepaling van 40 gelegen is, prijsgegeven. Naderhand kwamen gevlochten geselriemen van kalfs- en ezelsleer in gebruik, en de misdadiger werd daarmee gegeseld, terwijl hij een voorovergebogene houding moest aannemen (Matthew 10:17; Matthew 23:34 Acts 5:40 ). Ook hierin hebben de rabbijnen voorzien, odmat zij het in de tekst "bikkret" (= straf) niet van Bakar (= aanzien); maar van Bakar (= rundvee) afleiden en dus zeggen zij "geseling zal er geschieden." Volgens Maimonides beval een van de rechters te slaan, de tweede las voor Deuteronomy 28:58; Deuteronomy 29:9 en besloot met Psalm 78:38: "Doch Hij barmhartig zijnde verzoende de ongerechtigheid." Geldstraffen voor diefstal, ontvreemding en sommige gevallen van lichaamsverwonding, of schending van eer werden toegewezen in het voordeel van de beledigde en mochten hoogstens 100 sikkels bedragen (Deuteronomy 22:19); gevangenis daarentegen of ballingschap worden in de Mozaïsche wet, volgens de theocratische grondregel om het boze uit te roeien niet toegepast. Eerst onder de koningen werd gevangenisstraf opgelegd in het bijzonder aan de "naar hun dunken wat al te vrijmoedige profeten (2 Chronicles 6:10 Jeremiah 20:2; Jeremiah 32:2; Jeremiah 37:15 ). Na de ballingschap wordt zij op een lijn gesteld met de overige straffen (Ezra 7:26 Matthew 11:2; Matthew 18:30 Acts 5:18; Acts 8:3 ); van toen af wordt ook ballingschap genoemd (Ezra 7:26)

In deze drie verzen komt zoals overal de uitnemendheid van Israëls wetgeving duidelijk te voorschijn, als verreweg uitmuntende boven alle beschaafde of onbeschaafde wetgevingen van vroeger of later tijd. De vader straft uit liefde het kind, maar martelt het niet. Heeft het kwaad bij iemand de overhand gekregen, het lichaam wordt verdorven, opdat de ziel behouden blijft..

"Het richterambt is een karakter van God, waarvan dikwijls een karakter van de duivel gemaakt wordt.".

Vers 3

3. Met veertig slagen zal hij hem doen slaan, hij zal er niet toedoen, zelfs niet in het ergste geval, waarin geselslagen toegediend worden, opdat niet misschien, zo hij voortvoer hem daarboven met meer slagen te doen slaan, uw broeder dan voor uw ogen verachtelijk gehouden wordt; door de overmatige tuchtiging in een toestand komt, waarin men de ogen moet afwenden; maar immer moet gij in de strafschuldige ook na de straf uw meemens en broeder zien. Zie over doodstraffen (Leviticus 20:2,Leviticus 20:14). Over lijfstraffen vinden wij, in gevallen, die betrekking hebben op lichaamsverwonding in Exodus 21:23, Leviticus 24:19 Deuteronomium. 19:21 de wedervergelding (jus talionis) ingesteld, maar hierbij is nog niet uitgemaakt, in hoeverre dit letterlijk werd uitgevoerd, of veranderd werd in geldboete (zie Exodus 21:25). Hier nu wordt er de geselstraf bijgevoegd, die op Egyptische manier werd uitgevoerd. De strafschuldige werd namelijk plat op de grond neergelegd, aan handen en voeten vastgebonden en zo met een stok geslagen. Die slagen mochten de 40 niet overschrijden; dit heeft zijn grond in de symbolische betekenis van dit getal (zie Exodus 24:18), maar in het bijzonder op Genesis 7:12. De rabbijnen hebben dit slagental op 40-1 (= 39) slagen voorgesteld 2 Corinthiers 11:24) uit overdreven angst, dat zij bij mistelling de letter van de wet zouden overtreden, en hebben het werkelijk overschrijden van de letter van de wet hiermee gerechtvaardigd, dat zij het slotwoord van het tweede vers bemisfar (= naar het getal) tot het eerste woord van Deuteronomy 25:3 maken dus: "met het getal veertig", en dit met hun spitsvondige uitlegzucht zo verklaard: men mag hem straffen met het getal dat onmiddellijk 40 voorafgaat, dus met 39; afgezien nu nog van deze dwaasheid, wordt hier ook het betekenisvolle, dat in de getalbepaling van 40 gelegen is, prijsgegeven. Naderhand kwamen gevlochten geselriemen van kalfs- en ezelsleer in gebruik, en de misdadiger werd daarmee gegeseld, terwijl hij een voorovergebogene houding moest aannemen (Matthew 10:17; Matthew 23:34 Acts 5:40 ). Ook hierin hebben de rabbijnen voorzien, odmat zij het in de tekst "bikkret" (= straf) niet van Bakar (= aanzien); maar van Bakar (= rundvee) afleiden en dus zeggen zij "geseling zal er geschieden." Volgens Maimonides beval een van de rechters te slaan, de tweede las voor Deuteronomy 28:58; Deuteronomy 29:9 en besloot met Psalm 78:38: "Doch Hij barmhartig zijnde verzoende de ongerechtigheid." Geldstraffen voor diefstal, ontvreemding en sommige gevallen van lichaamsverwonding, of schending van eer werden toegewezen in het voordeel van de beledigde en mochten hoogstens 100 sikkels bedragen (Deuteronomy 22:19); gevangenis daarentegen of ballingschap worden in de Mozaïsche wet, volgens de theocratische grondregel om het boze uit te roeien niet toegepast. Eerst onder de koningen werd gevangenisstraf opgelegd in het bijzonder aan de "naar hun dunken wat al te vrijmoedige profeten (2 Chronicles 6:10 Jeremiah 20:2; Jeremiah 32:2; Jeremiah 37:15 ). Na de ballingschap wordt zij op een lijn gesteld met de overige straffen (Ezra 7:26 Matthew 11:2; Matthew 18:30 Acts 5:18; Acts 8:3 ); van toen af wordt ook ballingschap genoemd (Ezra 7:26)

In deze drie verzen komt zoals overal de uitnemendheid van Israëls wetgeving duidelijk te voorschijn, als verreweg uitmuntende boven alle beschaafde of onbeschaafde wetgevingen van vroeger of later tijd. De vader straft uit liefde het kind, maar martelt het niet. Heeft het kwaad bij iemand de overhand gekregen, het lichaam wordt verdorven, opdat de ziel behouden blijft..

"Het richterambt is een karakter van God, waarvan dikwijls een karakter van de duivel gemaakt wordt.".

Vers 4

4. Een os zult gij niet muilbanden met een korf, als hij dorst, als hij door u wordt gebruikt om koren te dorsen, maar gij zult hem in tegendeel vrij zich laten voeden met datgene, waarvoor hij zijn krachten inspant. Nadat men het koren met de sikkel gesneden had (Deuteronomy 16:9; Deuteronomy 23:25), werd het afgesnedene op de armen bijeengedragen (Psalms 129:7), tot schoven saenmgebonden en deze in huis gebracht (Ruth 3:7 Song of Solomon 7:2 ), om dan na het einde van de oogst gedorst te worden. De daarbij gebruikelijke dorsvloeren waren effen vastgestampte plaatsen onder de bloten hemel, gewoonlijk op hoogten aangelegd, opdat de wind hij het wannen het kaf kon mee voeren (Jeremia. 4:11 Hosea 3:3 ). Het dorsen geschiedde f zo dat men op een rij gespannen runderen het koren uit de bolster liet uittreden, f door middel van dorsmachines. Deze laatste bestonden deels uit zware planken met vele inkepingen als ene vijl voorzien, of ook wel met spitse stenen bezet (Dorssleden, Isaiah 28:27); deels uit een kleine wagen met lage getande raders, die met gewicht verzwaard door runderen voortgetrokken werd. Hierbij nu mag de os niet verhinderd worden zich aan het koren te verzadigen. De Oosterlingen nemen ook nu nog dit voorschrift in acht, maar de hedendaagse Christenen in Palestina bekommeren er zich niet om, evenals de Moslims. Zie ook het gebruik, dat Paulus van die tekst maakt in 1 Corinthians 9:9; 1 Corinthians 9:1 Timotheus 5:18..

"Als Mozes, die voor alles zo geweldig aandringt op reinheid en heiligheid van hart, midden onder de gewichtigste wetten het niet te gering schat acht te geven op de strenge behandeling van een dier, zo staat hij werkelijk in het goddelijk middelpunt van de gehele aarde; van dit middelpunt uit gaan rechte lijnen naar alle schepselen.".

Vers 4

4. Een os zult gij niet muilbanden met een korf, als hij dorst, als hij door u wordt gebruikt om koren te dorsen, maar gij zult hem in tegendeel vrij zich laten voeden met datgene, waarvoor hij zijn krachten inspant. Nadat men het koren met de sikkel gesneden had (Deuteronomy 16:9; Deuteronomy 23:25), werd het afgesnedene op de armen bijeengedragen (Psalms 129:7), tot schoven saenmgebonden en deze in huis gebracht (Ruth 3:7 Song of Solomon 7:2 ), om dan na het einde van de oogst gedorst te worden. De daarbij gebruikelijke dorsvloeren waren effen vastgestampte plaatsen onder de bloten hemel, gewoonlijk op hoogten aangelegd, opdat de wind hij het wannen het kaf kon mee voeren (Jeremia. 4:11 Hosea 3:3 ). Het dorsen geschiedde f zo dat men op een rij gespannen runderen het koren uit de bolster liet uittreden, f door middel van dorsmachines. Deze laatste bestonden deels uit zware planken met vele inkepingen als ene vijl voorzien, of ook wel met spitse stenen bezet (Dorssleden, Isaiah 28:27); deels uit een kleine wagen met lage getande raders, die met gewicht verzwaard door runderen voortgetrokken werd. Hierbij nu mag de os niet verhinderd worden zich aan het koren te verzadigen. De Oosterlingen nemen ook nu nog dit voorschrift in acht, maar de hedendaagse Christenen in Palestina bekommeren er zich niet om, evenals de Moslims. Zie ook het gebruik, dat Paulus van die tekst maakt in 1 Corinthians 9:9; 1 Corinthians 9:1 Timotheus 5:18..

"Als Mozes, die voor alles zo geweldig aandringt op reinheid en heiligheid van hart, midden onder de gewichtigste wetten het niet te gering schat acht te geven op de strenge behandeling van een dier, zo staat hij werkelijk in het goddelijk middelpunt van de gehele aarde; van dit middelpunt uit gaan rechte lijnen naar alle schepselen.".

Vers 5

5. Wanneer broeders (in de eigenlijke zin) samenwonen op een plaats en een van hen sterft en geen zoon heeft of liever: zonder kinderen na te laten, zo zal de vrouw van de gestorvene van geen vreemde man, die niet uit de familie is, daar buiten worden: a) haar mans broeder, het eerst volgens recht en plicht, zal tot haar ingaan en haar op deze manier zich tot vrouw nemen en haar de plicht doen van de broeder van een man, haar huwende.

a)Matthew 22:25 Mark 12:19 Luke 20:28

Het trouwen zelf (de huwelijksverbindtenis) vond v r Christus nog geen plaats, maar de echtsluiting werd na voorafgegaan gemeenschappelijk overleg, door de echtelijke samenwoning zelf gesloten; toch geschiedde reeds vroeg de huwelijksvoltrekking door een feestelijke overgave van de bruid van de kant van haar ouders of speelnoten aan de bruidegom (Genesis 29:23) en onder een vrome zegenspreuk (Genesis 24:59 Ruth 4:11 Tob.8:15). Later werd een geschreven contract ondertekend. Over de gebruiken hij de bruiloft, zie Richteren. 4:10

Vers 5

5. Wanneer broeders (in de eigenlijke zin) samenwonen op een plaats en een van hen sterft en geen zoon heeft of liever: zonder kinderen na te laten, zo zal de vrouw van de gestorvene van geen vreemde man, die niet uit de familie is, daar buiten worden: a) haar mans broeder, het eerst volgens recht en plicht, zal tot haar ingaan en haar op deze manier zich tot vrouw nemen en haar de plicht doen van de broeder van een man, haar huwende.

a)Matthew 22:25 Mark 12:19 Luke 20:28

Het trouwen zelf (de huwelijksverbindtenis) vond v r Christus nog geen plaats, maar de echtsluiting werd na voorafgegaan gemeenschappelijk overleg, door de echtelijke samenwoning zelf gesloten; toch geschiedde reeds vroeg de huwelijksvoltrekking door een feestelijke overgave van de bruid van de kant van haar ouders of speelnoten aan de bruidegom (Genesis 29:23) en onder een vrome zegenspreuk (Genesis 24:59 Ruth 4:11 Tob.8:15). Later werd een geschreven contract ondertekend. Over de gebruiken hij de bruiloft, zie Richteren. 4:10

Vers 6

6. En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, die zij zal baren, zal staan in de naam van zijn broeder de gestorvene; deze zal in diens geslachtsregister en bezittingen komen, opdat zijn naam, de naam van de gestorvene, niet uitgedelgd wordt uit Israël.

Ook hier heeft Mozes niet te doen met een nieuwe instelling, maar met de regeling van een reeds bestaand gebruik, het zogenaamd Leviraats- of zwagerhuwelijk, dat men ook hij vele andere volken van de oudheid vindt, en dat daar ten dele gevonden wordt (zie Genesis 38:8). Zij heeft haar natuurlijke aanleiding in een zekere aangeboren behoefte van de tot een onsterfelijk leven geschapen mens, bij wie het geloof aan het eeuwige leven nog niet is ontwikkeld, om zich door de instandhouding van zijn geslacht, door het leven van de zoon, die zijn plaats inneemt, een persoonlijk voortbestaan en zijn naam de onsterfelijkheid te verzekeren. Dit gevoel van behoefte werd door de openbaring onder Israël niet vernietigd, maar veeleer nog daardoor versterkt, dat de vervulling van de aan Abraham gedane goddelijke belofte aan de instandhouding van zijn naam en van zijn zaad was verbonden. De belofte, welke aan Abrahams nageslacht werd gedaan, was van die aard, dat daardoor de Israëlieten naar hun godsdienstige begrippen het verwekken van kinderen niet alleen als een door God gewild en God welgevallig werk moest voorkomen, maar dat ook de voorvaderlijke gewoonte van hun stamgenoten, om door het voor eigen onvruchtbaarheid in de plaats tredend plichthuwelijk hun naam en geslacht in stand te houden, voor hen de betekenis moest verkrijgen van een middel, om langs die weg aan hun geslacht het aandeel aan de beloofde zegen te waarborgen. Om die reden kon het dan ook in geen geval het oogmerk zijn van de Mozaïsche wet, om deze in het bewustzijn van het volk diep ingewortelde gewoonte met geweld uit te roeien; maar lag het slechts in haar plan haar behoorlijk te beperken, opdat zij de heiliging van de echt, welke de wet zoekt te bevorderen, niet hinderlijk mocht worden. Binnen deze grenzen beperkt, beantwoord het Leviraats-huwelijk niet alleen aan het denkbeeld van het huwelijk, als een verbintenis van reine liefde op wederzijdse genegenheid gegrond; maar zo wordt daardoor ook het algemeen verbod, om zich de vrouw van zijn broeder tot vrouw te nemen, niet opgeheven, maar gaat het veeleer van hetzelfde grondbeginsel uit als deze wet. Terwijl het huwelijk met de schoonzuster, indien de overleden broeder een zoon of kinderen had, wordt verboden, als inbreuk makende op de broederlijke betrekking, wordt het ingeval de gestorvene geen kinderen nalaat, geboden als een liefdeplicht, om het huis van de broeder op te bouwen, om diens geslacht en naam in stand te houden. Door het verbod van het ene wordt het huis (gezin) van de broeder in zijn geheel gehouden; terwijl het gebod van het ander bedoelt, om hieraan een blijvend bestaan te verzekeren. In beide gevallen wordt aan de gestorven broeder eer betoond en de broederlijke liefde als de zedelijke grondslag van zijn huis in acht genomen..

Vers 6

6. En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, die zij zal baren, zal staan in de naam van zijn broeder de gestorvene; deze zal in diens geslachtsregister en bezittingen komen, opdat zijn naam, de naam van de gestorvene, niet uitgedelgd wordt uit Israël.

Ook hier heeft Mozes niet te doen met een nieuwe instelling, maar met de regeling van een reeds bestaand gebruik, het zogenaamd Leviraats- of zwagerhuwelijk, dat men ook hij vele andere volken van de oudheid vindt, en dat daar ten dele gevonden wordt (zie Genesis 38:8). Zij heeft haar natuurlijke aanleiding in een zekere aangeboren behoefte van de tot een onsterfelijk leven geschapen mens, bij wie het geloof aan het eeuwige leven nog niet is ontwikkeld, om zich door de instandhouding van zijn geslacht, door het leven van de zoon, die zijn plaats inneemt, een persoonlijk voortbestaan en zijn naam de onsterfelijkheid te verzekeren. Dit gevoel van behoefte werd door de openbaring onder Israël niet vernietigd, maar veeleer nog daardoor versterkt, dat de vervulling van de aan Abraham gedane goddelijke belofte aan de instandhouding van zijn naam en van zijn zaad was verbonden. De belofte, welke aan Abrahams nageslacht werd gedaan, was van die aard, dat daardoor de Israëlieten naar hun godsdienstige begrippen het verwekken van kinderen niet alleen als een door God gewild en God welgevallig werk moest voorkomen, maar dat ook de voorvaderlijke gewoonte van hun stamgenoten, om door het voor eigen onvruchtbaarheid in de plaats tredend plichthuwelijk hun naam en geslacht in stand te houden, voor hen de betekenis moest verkrijgen van een middel, om langs die weg aan hun geslacht het aandeel aan de beloofde zegen te waarborgen. Om die reden kon het dan ook in geen geval het oogmerk zijn van de Mozaïsche wet, om deze in het bewustzijn van het volk diep ingewortelde gewoonte met geweld uit te roeien; maar lag het slechts in haar plan haar behoorlijk te beperken, opdat zij de heiliging van de echt, welke de wet zoekt te bevorderen, niet hinderlijk mocht worden. Binnen deze grenzen beperkt, beantwoord het Leviraats-huwelijk niet alleen aan het denkbeeld van het huwelijk, als een verbintenis van reine liefde op wederzijdse genegenheid gegrond; maar zo wordt daardoor ook het algemeen verbod, om zich de vrouw van zijn broeder tot vrouw te nemen, niet opgeheven, maar gaat het veeleer van hetzelfde grondbeginsel uit als deze wet. Terwijl het huwelijk met de schoonzuster, indien de overleden broeder een zoon of kinderen had, wordt verboden, als inbreuk makende op de broederlijke betrekking, wordt het ingeval de gestorvene geen kinderen nalaat, geboden als een liefdeplicht, om het huis van de broeder op te bouwen, om diens geslacht en naam in stand te houden. Door het verbod van het ene wordt het huis (gezin) van de broeder in zijn geheel gehouden; terwijl het gebod van het ander bedoelt, om hieraan een blijvend bestaan te verzekeren. In beide gevallen wordt aan de gestorven broeder eer betoond en de broederlijke liefde als de zedelijke grondslag van zijn huis in acht genomen..

Vers 7

7. Maar indien deze man de vrouw van zijn broeder niet bevallen zal te nemen, omdat hij hiertoe geenszins door de wet kan gedwongen worden, daar hier sprake is van een liefdeplicht, wier vervulling onder sommige omstandigheden met tal van zwarigheden verbonden is, zo zal de vrouw van zijn broeder, om ook van haar kant niet langer aan hem gebonden te zijn en een andere man buiten de familie te kunnen huwen, opgaan naar de rechtbank in de poort tot de oudsten, en zeggen: a) De broeder van mijn man weigertzijn broeder een naam te verwekken, zijn geslacht voort te planten in Israël; hij wil mij de plicht van de broeder van een man niet doen.

a) Ruth4:7

De oudsten (zie Deuteronomy 16:17) hielden beslissingen in eenvoudige familiezaken, die geen dieper rechterlijk onderzoek vereisten en meer op het gebied van huishoudkunde dan op dat van rechtspleging thuis behoorden. Zij hadden echter daarbij ook het recht om de schuldige te bestraffen, zelfs met de dood, als ook om de moedwillige doodslager de bloedwreker over te leveren (Deuteronomy 19:12; Deuteronomy 21:18; Deuteronomy 22:13) 8. Dan zullen hem de oudsten van zijn stad roepen, en tot hem spreken, hem vragen of het hem werkelijk ernst is en hij vast besloten is zijn schoonzus niet te huwen; blijft hij dan daarbij staan, en zegt: Het bevalt mij niet haar te nemen.

Vers 7

7. Maar indien deze man de vrouw van zijn broeder niet bevallen zal te nemen, omdat hij hiertoe geenszins door de wet kan gedwongen worden, daar hier sprake is van een liefdeplicht, wier vervulling onder sommige omstandigheden met tal van zwarigheden verbonden is, zo zal de vrouw van zijn broeder, om ook van haar kant niet langer aan hem gebonden te zijn en een andere man buiten de familie te kunnen huwen, opgaan naar de rechtbank in de poort tot de oudsten, en zeggen: a) De broeder van mijn man weigertzijn broeder een naam te verwekken, zijn geslacht voort te planten in Israël; hij wil mij de plicht van de broeder van een man niet doen.

a) Ruth4:7

De oudsten (zie Deuteronomy 16:17) hielden beslissingen in eenvoudige familiezaken, die geen dieper rechterlijk onderzoek vereisten en meer op het gebied van huishoudkunde dan op dat van rechtspleging thuis behoorden. Zij hadden echter daarbij ook het recht om de schuldige te bestraffen, zelfs met de dood, als ook om de moedwillige doodslager de bloedwreker over te leveren (Deuteronomy 19:12; Deuteronomy 21:18; Deuteronomy 22:13) 8. Dan zullen hem de oudsten van zijn stad roepen, en tot hem spreken, hem vragen of het hem werkelijk ernst is en hij vast besloten is zijn schoonzus niet te huwen; blijft hij dan daarbij staan, en zegt: Het bevalt mij niet haar te nemen.

Vers 9

9. Zo zal de vrouw van zijn broeder voor de ogen van de oudsten tot hen toetreden, en zijn schoen van zijn voet uittrekken 1) en spuwen, a) om haar verachting te kennen te geven, in zijn aangezicht, en zal door haar handelwijze, al is het stilzwijgend betuigen en zeggen: Alzo zal die man gedaan worden, hij zal evenzo verachtelijk bejegend worden, die zijn broeders huis niet zal bouwen.

a) Numbers 12:14

1) Door zijn schoen over te geven, deed hij afstand van zijn recht van bloedverwantschap, om voor een ander te wijken, omdat hij, door zich zo slecht te gedragen, jegens de gestorvene, onwaardig was, om enige vrucht van de bloedverwantschap te genieten..

Vers 9

9. Zo zal de vrouw van zijn broeder voor de ogen van de oudsten tot hen toetreden, en zijn schoen van zijn voet uittrekken 1) en spuwen, a) om haar verachting te kennen te geven, in zijn aangezicht, en zal door haar handelwijze, al is het stilzwijgend betuigen en zeggen: Alzo zal die man gedaan worden, hij zal evenzo verachtelijk bejegend worden, die zijn broeders huis niet zal bouwen.

a) Numbers 12:14

1) Door zijn schoen over te geven, deed hij afstand van zijn recht van bloedverwantschap, om voor een ander te wijken, omdat hij, door zich zo slecht te gedragen, jegens de gestorvene, onwaardig was, om enige vrucht van de bloedverwantschap te genieten..

Vers 10

10. En zijn, de zo geschandvlekte naam zal in Israël genoemd worden: het huis van hem, van wie de schoen uitgetrokken is, 1) opdat ook de gemeente van haar kant deelneemt aan de beschimping en verachting van zo iemand, die geweigerd heeft zijn broeder de gebruikelijke liefdeplicht te bewijzen en niemand het snel zou wagen zich eraan te onttrekken.

1) Het vrije betreden en doortrekken van een land of stuk grond is alleen de eigenaar veroorloofd; wanneer daarom in Genesis 13:17 de Heere aan Abraham beveelt het land in de lengte en breedte door te trekken, zo doet Hij hem dit op profetische en zinnebeeldige wijze in bezit nemen, zoals hij er dan ook dadelijk op laat volgen: "aan u zal Ik het geven," gij kunt u nu reeds als eigenaar van het land beschouwen, al duld Ik nog voor een tijd de Kananieten als inwoners. Hiermee verwant is de plaats in Numbers 20:14, waar de Edomieten de kinderen van Israël weigeren "te voet" door hun land te laten trekken, d.i. maar enigszins met hun voetzolen de bodem aan te roeren, omdat zij vreesden, dat deze door verborgen listen zich van het land meester zouden maken, in weerwil van de uitdrukkelijke loochening hiervan. Hieruit ontwikkelde zich het zinnebeeldig gebruik, om bij afstand van bezitsrecht op een stuk land de schoen uit te trekken en die over te geven aan hem, op wie men dit recht overdroeg; daardoor, dat de ander de schoen aannam, verkreeg hij in wettige vorm de zogenaamde "titel van bezit" (Ruth 4:7). Hier nu trekt hij, die zich aan het Leviraats-huwelijk met zijn schoonzuster onttrekt, zichzelf de schoen niet uit, maar hij wordt hem door zijn schoonzuster in aanwezigheid van de oudsten uitgetrokken; hij werd daarmee, op een voor hem onterende wijze uitgesloten van alle rechten op de weduwe en op de erfenis van zijn gestorven broeder. De weduwe heeft nu het volste recht iemand buiten de familie te huwen en het goed van de gestorvene een andere losser aan te brengen (Ruth 4:8). Daar evenwel de Hebreeër alleen in treurige omstandigheden blootshoofds of barrevoets ging (2 Samuel 15:30 Isaiah 20:2 Micah 1:8 ), zo is de naam, die de onwillige van nu aan met zijn gehele familie moet dragen "de barrevoeter" een scheldwoord dat overeenkomst heeft met ons woord "schooier". Een tweede beschimping hem door zijn schoonzuster gedaan, is het spuwen in zijn aangezicht. De Talmoedisten hebben dit willen verzwakken en de woorden op deze manier verklaard: voor zijn aangezicht ter aarde spuwen; maar het meest waarschijnlijk is, dat er bedoeld is, in het aangezicht spuwen..

Dit spuwen in het aangezicht is niet geschied in het geval van Ruth, f omdat de persoon, die weigerde haar te trouwen, geen broeder was van haar overleden man, en daarom minder schande verdiende; f omdat Ruth hem niet tot het uiterste vervolgde, maar vrijwillig toestemde in zijn afstand..

Over het Leviraats-huwelijk hebben wij tot besluit nog aan te merken, dat in vroegere tijd de verplichting daartoe zonder onderscheid op de naaste bloedverwant, in welke familie-betrekking hij ook mocht staan tot de weduwe van een kinderloos gestorven man, opgelegd werd, zoals het eveneens bij de Mongolen een gewoonte was, dat de zoon na zijn vaders dood zijn stiefmoeder huwde; daarom moet het ons niet verwonderen als Thamar (Genesis 38:1) zelfs haar schoonvader nadert, om op behendige wijze zijn bijslaap te verkrijgen. De na-Mozaïsche tijd heeft nu weliswaar in die onbeperkte wijze, waarop Leviraats-huwelijk zelfs de door bloedschande haar gestelde grenzen overschreed, het eerste niet doorgevoerd; maar toch heeft zij zo vastgehouden aan de bestaande volkszeden, dat zij in weerwil van de bestaande wet niet alleen de broeder tot het aangaan van dit huwelijk dwong, maar bij gebreke hiervan iedere naaste verwant tot op die, die als Goël of losser hierdoor de bezitsrechten op het land, dat anders aan een ander vervallen zou, wilde doen gelden (Ruth 2:20). Dat ook ten tijde van het Nieuwe Testament het Leviraats-huwelijk van kracht was, bewijst Matthew 22:23, ja, nog bij de huidige joden bestaat het, althans in het Oosten; bij de Westerse joden evenwel slechts middellijk, omdat aan het huwelijkscontract in de regel een clausule (een voorbehoudende slotbepaling) wordt toegevoegd, dat de verwanten afstand doen van het recht om de weduwe te huwen, zo zij soms zonder kinderen mocht overblijven; anders moet deze een som geld betalen om vrij te worden van de nog levende broeder van de gestorven echtgenoot..

Vers 10

10. En zijn, de zo geschandvlekte naam zal in Israël genoemd worden: het huis van hem, van wie de schoen uitgetrokken is, 1) opdat ook de gemeente van haar kant deelneemt aan de beschimping en verachting van zo iemand, die geweigerd heeft zijn broeder de gebruikelijke liefdeplicht te bewijzen en niemand het snel zou wagen zich eraan te onttrekken.

1) Het vrije betreden en doortrekken van een land of stuk grond is alleen de eigenaar veroorloofd; wanneer daarom in Genesis 13:17 de Heere aan Abraham beveelt het land in de lengte en breedte door te trekken, zo doet Hij hem dit op profetische en zinnebeeldige wijze in bezit nemen, zoals hij er dan ook dadelijk op laat volgen: "aan u zal Ik het geven," gij kunt u nu reeds als eigenaar van het land beschouwen, al duld Ik nog voor een tijd de Kananieten als inwoners. Hiermee verwant is de plaats in Numbers 20:14, waar de Edomieten de kinderen van Israël weigeren "te voet" door hun land te laten trekken, d.i. maar enigszins met hun voetzolen de bodem aan te roeren, omdat zij vreesden, dat deze door verborgen listen zich van het land meester zouden maken, in weerwil van de uitdrukkelijke loochening hiervan. Hieruit ontwikkelde zich het zinnebeeldig gebruik, om bij afstand van bezitsrecht op een stuk land de schoen uit te trekken en die over te geven aan hem, op wie men dit recht overdroeg; daardoor, dat de ander de schoen aannam, verkreeg hij in wettige vorm de zogenaamde "titel van bezit" (Ruth 4:7). Hier nu trekt hij, die zich aan het Leviraats-huwelijk met zijn schoonzuster onttrekt, zichzelf de schoen niet uit, maar hij wordt hem door zijn schoonzuster in aanwezigheid van de oudsten uitgetrokken; hij werd daarmee, op een voor hem onterende wijze uitgesloten van alle rechten op de weduwe en op de erfenis van zijn gestorven broeder. De weduwe heeft nu het volste recht iemand buiten de familie te huwen en het goed van de gestorvene een andere losser aan te brengen (Ruth 4:8). Daar evenwel de Hebreeër alleen in treurige omstandigheden blootshoofds of barrevoets ging (2 Samuel 15:30 Isaiah 20:2 Micah 1:8 ), zo is de naam, die de onwillige van nu aan met zijn gehele familie moet dragen "de barrevoeter" een scheldwoord dat overeenkomst heeft met ons woord "schooier". Een tweede beschimping hem door zijn schoonzuster gedaan, is het spuwen in zijn aangezicht. De Talmoedisten hebben dit willen verzwakken en de woorden op deze manier verklaard: voor zijn aangezicht ter aarde spuwen; maar het meest waarschijnlijk is, dat er bedoeld is, in het aangezicht spuwen..

Dit spuwen in het aangezicht is niet geschied in het geval van Ruth, f omdat de persoon, die weigerde haar te trouwen, geen broeder was van haar overleden man, en daarom minder schande verdiende; f omdat Ruth hem niet tot het uiterste vervolgde, maar vrijwillig toestemde in zijn afstand..

Over het Leviraats-huwelijk hebben wij tot besluit nog aan te merken, dat in vroegere tijd de verplichting daartoe zonder onderscheid op de naaste bloedverwant, in welke familie-betrekking hij ook mocht staan tot de weduwe van een kinderloos gestorven man, opgelegd werd, zoals het eveneens bij de Mongolen een gewoonte was, dat de zoon na zijn vaders dood zijn stiefmoeder huwde; daarom moet het ons niet verwonderen als Thamar (Genesis 38:1) zelfs haar schoonvader nadert, om op behendige wijze zijn bijslaap te verkrijgen. De na-Mozaïsche tijd heeft nu weliswaar in die onbeperkte wijze, waarop Leviraats-huwelijk zelfs de door bloedschande haar gestelde grenzen overschreed, het eerste niet doorgevoerd; maar toch heeft zij zo vastgehouden aan de bestaande volkszeden, dat zij in weerwil van de bestaande wet niet alleen de broeder tot het aangaan van dit huwelijk dwong, maar bij gebreke hiervan iedere naaste verwant tot op die, die als Goël of losser hierdoor de bezitsrechten op het land, dat anders aan een ander vervallen zou, wilde doen gelden (Ruth 2:20). Dat ook ten tijde van het Nieuwe Testament het Leviraats-huwelijk van kracht was, bewijst Matthew 22:23, ja, nog bij de huidige joden bestaat het, althans in het Oosten; bij de Westerse joden evenwel slechts middellijk, omdat aan het huwelijkscontract in de regel een clausule (een voorbehoudende slotbepaling) wordt toegevoegd, dat de verwanten afstand doen van het recht om de weduwe te huwen, zo zij soms zonder kinderen mocht overblijven; anders moet deze een som geld betalen om vrij te worden van de nog levende broeder van de gestorven echtgenoot..

Vers 11

11. Wanneer aldus b.v. mannen, de een met de ander, twisten, en de vrouw van de ene toetreedt, om haar man uit de hand van hem, die hem slaat, te redden, a)en haar hand uitstrekt, en zijn, de tegenstanders, schaamdeel aangrijpt,1) om hem aldus te noodzaken los te laten.

a) Exodus 21:22

1)Waarschijnlijk heeft dit zonderling geval betrekking op een heersende onzedelijkheid van de omringende heidenvolken..

Vers 11

11. Wanneer aldus b.v. mannen, de een met de ander, twisten, en de vrouw van de ene toetreedt, om haar man uit de hand van hem, die hem slaat, te redden, a)en haar hand uitstrekt, en zijn, de tegenstanders, schaamdeel aangrijpt,1) om hem aldus te noodzaken los te laten.

a) Exodus 21:22

1)Waarschijnlijk heeft dit zonderling geval betrekking op een heersende onzedelijkheid van de omringende heidenvolken..

Vers 12

12. Zo zult gij van de vrouw, die zo'n driestheid beging, haar hand afhouwen; uw oog, waarvoor deze lichaamsverminking een afschuwwekkend gezicht moest zijn, zal evenwel niet sparen, 1) door de zwakheid van haar kunne in aanmerking te nemen, maar de ergerlijkheid moet krachtdadig beteugeld worden (Deuteronomy 13:8; Deuteronomy 19:13 Matthew 25:9; Matthew 18:8 ).

Schijnbaar een harde wet, maar uit haar strengheid blijkt het, hoezeer God de eerzaamheid behaagt, en hoe Hij evenzeer de schaamteloosheid verafschuwt. Indien in de hitte van het gevecht, wanneer de verwarring van het gemoed een verontschuldiging is voor de hartstochten, het een hoofdzonde is voor een vrouw, de schaamte van een vreemde man aan te grijpen, dan heeft God veel minder de losheid van zeden willen dulden, indien een vrouw door wellust vervoerd, iets dergelijks beproefde. Het is daarom aan geen twijfel onderhevig, of de rechters moesten, om de ongebondenheid te breidelen, van het mindere tot het meerdere besluiten..

Vers 12

12. Zo zult gij van de vrouw, die zo'n driestheid beging, haar hand afhouwen; uw oog, waarvoor deze lichaamsverminking een afschuwwekkend gezicht moest zijn, zal evenwel niet sparen, 1) door de zwakheid van haar kunne in aanmerking te nemen, maar de ergerlijkheid moet krachtdadig beteugeld worden (Deuteronomy 13:8; Deuteronomy 19:13 Matthew 25:9; Matthew 18:8 ).

Schijnbaar een harde wet, maar uit haar strengheid blijkt het, hoezeer God de eerzaamheid behaagt, en hoe Hij evenzeer de schaamteloosheid verafschuwt. Indien in de hitte van het gevecht, wanneer de verwarring van het gemoed een verontschuldiging is voor de hartstochten, het een hoofdzonde is voor een vrouw, de schaamte van een vreemde man aan te grijpen, dan heeft God veel minder de losheid van zeden willen dulden, indien een vrouw door wellust vervoerd, iets dergelijks beproefde. Het is daarom aan geen twijfel onderhevig, of de rechters moesten, om de ongebondenheid te breidelen, van het mindere tot het meerdere besluiten..

Vers 13

13. Gij zult niet twee verschillende weegstenen 1) in uw zak hebben, een grote om te kopen, en een kleine om te verkopen.

1) De gewichten van de joden bestonden uit steen, zoals later uit metaal..

Vers 13

13. Gij zult niet twee verschillende weegstenen 1) in uw zak hebben, een grote om te kopen, en een kleine om te verkopen.

1) De gewichten van de joden bestonden uit steen, zoals later uit metaal..

Vers 14

14. Gij zult in uw huis niet twee soorten efa hebben, de inhoudsmaat, waarnaar alle andere maten gemaakt worden, een grote en een kleine.

Vers 14

14. Gij zult in uw huis niet twee soorten efa hebben, de inhoudsmaat, waarnaar alle andere maten gemaakt worden, een grote en een kleine.

Vers 15

15. Gij zult veeleer bij in- en verkoop een volkomen en juiste weegsteen hebben; gij zult eveneens een volkomen en juiste efa hebben, a) opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de HEERE, uw God, geven zal.

a) Leviticus 19:35,

De gerechtigheid verhoogt een volk. In het dagelijks leven is de strikte rechtvaardigheid de beste prediking aan de wereld. Hier is het de bepaalde voorwaarde voor Israëls zelfstandige en gelukkige bestaan. Zo ook nu. Wat baat het, de mond vol te hebben over God en godsdienst en zijn naaste tekort te doen? Het bekorte loon en het bloed van de armen schreit dikwijls naar de hemel. De Christen geeft een rijke overvloeiende maat, want hij weet het, wat hij geeft is niet weg, maar hij het zijn God geofferd. God is ook een God van de kleine dingen, die de mens aan het oog ontsnappen..

Omdat Mozes zo godvruchtige zorg gedragen heeft, dat in maten en gewichten geen bedrog gepleegt zou worden, heeft Lucius Ampelius gemeend, dat Mochos, d.i. Mozes (door de oude schrijvers Moschos genoemd) die uitgevonden heeft..

Vers 15

15. Gij zult veeleer bij in- en verkoop een volkomen en juiste weegsteen hebben; gij zult eveneens een volkomen en juiste efa hebben, a) opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de HEERE, uw God, geven zal.

a) Leviticus 19:35,

De gerechtigheid verhoogt een volk. In het dagelijks leven is de strikte rechtvaardigheid de beste prediking aan de wereld. Hier is het de bepaalde voorwaarde voor Israëls zelfstandige en gelukkige bestaan. Zo ook nu. Wat baat het, de mond vol te hebben over God en godsdienst en zijn naaste tekort te doen? Het bekorte loon en het bloed van de armen schreit dikwijls naar de hemel. De Christen geeft een rijke overvloeiende maat, want hij weet het, wat hij geeft is niet weg, maar hij het zijn God geofferd. God is ook een God van de kleine dingen, die de mens aan het oog ontsnappen..

Omdat Mozes zo godvruchtige zorg gedragen heeft, dat in maten en gewichten geen bedrog gepleegt zou worden, heeft Lucius Ampelius gemeend, dat Mochos, d.i. Mozes (door de oude schrijvers Moschos genoemd) die uitgevonden heeft..

Vers 16

16. Want al wie dit doet, a) is de HEERE, uw God, een gruwel, b) ja al wie onrecht doet.

a) 1 Thessalonians 4:6 b) Spreukenuk.11:1 Micah 6:11

In de laatste woorden "allen die onrecht doen," vat Mozes alle wetsovertredingen samen en sluit voorlopig zijn wetprediking af, om Israël, na nakoming van zijn volgend voorschrift om de Kananitische volken uit te roeien, meer voorschriften te geven voor de tijd, wanneer zij rustig dit land zouden bewonen, deze namelijk, om het goddelijk raadsbesluit over Amalek (Exodus 17:14), de eersten onder de heidenen (Numbers 24:20), uit te voeren..

Vers 16

16. Want al wie dit doet, a) is de HEERE, uw God, een gruwel, b) ja al wie onrecht doet.

a) 1 Thessalonians 4:6 b) Spreukenuk.11:1 Micah 6:11

In de laatste woorden "allen die onrecht doen," vat Mozes alle wetsovertredingen samen en sluit voorlopig zijn wetprediking af, om Israël, na nakoming van zijn volgend voorschrift om de Kananitische volken uit te roeien, meer voorschriften te geven voor de tijd, wanneer zij rustig dit land zouden bewonen, deze namelijk, om het goddelijk raadsbesluit over Amalek (Exodus 17:14), de eersten onder de heidenen (Numbers 24:20), uit te voeren..

Vers 17

17. Gedenkt aan de grote onrechtvaardigheid, die gij moest lijden in datgene, wat u Amalek a)gedaan heeft op de weg, toen gij uit Egypte vertrok. 1) a) Exodus 17:8

1) Dit gebod schijnt met de godsvrucht niet in overeenstemming te zijn, omdat het volk wordt aangezet om de aangedane belediging met gelijke munt te betalen. Ik antwoord, dat zij met deze woorden niet worden aangezet, om de aanval te wreken, maar dat hun bevolen wordt, om met dezelfde ijver de misdaden van Amalek te vervolgen, waarmee zij die van andere volken zouden vergelden. Wel schijnt het, dat God hen in het bijzonder aandrijft, omdat Hij de wreedheid aanhaalt, welke zij gepleegd hebben, maar het oordeel over het beleid van de wetgever moet uit zijn natuur gekend worden. Wij weten toch, dat door God geen aanval van haat of toorn kan goedgekeurd worden. Daarom is het nodig, dat hier vastgesteld wordt, dat zij bevolen worden, wat het volk door een juist aangelegde ijver moet ten uitvoer brengen. En de eerste oorzaak van de misdaad wordt hier aangegeven, nl. dat zij God niet hadden gevreesd. Doch dit moet niet opgevat worden in de gewone zin van het woord, maar in deze zin, dat zij met opzet tegen God waren opgestaan. Hun was toch de belofte, aan Abraham en Izak gedaan, niet onbekend, maar omdat hun stamvader Ezau van het recht van eerstgeboorte had afstand gedaan, hebben zij door een slechte en onheilige jaloezie aangezet, beproefd het Verbond van God krachteloos te maken. Dit is de reden, waarom God hen met de goddeloze volken verenigt tot dezelfde ondergang..

Vers 17

17. Gedenkt aan de grote onrechtvaardigheid, die gij moest lijden in datgene, wat u Amalek a)gedaan heeft op de weg, toen gij uit Egypte vertrok. 1) a) Exodus 17:8

1) Dit gebod schijnt met de godsvrucht niet in overeenstemming te zijn, omdat het volk wordt aangezet om de aangedane belediging met gelijke munt te betalen. Ik antwoord, dat zij met deze woorden niet worden aangezet, om de aanval te wreken, maar dat hun bevolen wordt, om met dezelfde ijver de misdaden van Amalek te vervolgen, waarmee zij die van andere volken zouden vergelden. Wel schijnt het, dat God hen in het bijzonder aandrijft, omdat Hij de wreedheid aanhaalt, welke zij gepleegd hebben, maar het oordeel over het beleid van de wetgever moet uit zijn natuur gekend worden. Wij weten toch, dat door God geen aanval van haat of toorn kan goedgekeurd worden. Daarom is het nodig, dat hier vastgesteld wordt, dat zij bevolen worden, wat het volk door een juist aangelegde ijver moet ten uitvoer brengen. En de eerste oorzaak van de misdaad wordt hier aangegeven, nl. dat zij God niet hadden gevreesd. Doch dit moet niet opgevat worden in de gewone zin van het woord, maar in deze zin, dat zij met opzet tegen God waren opgestaan. Hun was toch de belofte, aan Abraham en Izak gedaan, niet onbekend, maar omdat hun stamvader Ezau van het recht van eerstgeboorte had afstand gedaan, hebben zij door een slechte en onheilige jaloezie aangezet, beproefd het Verbond van God krachteloos te maken. Dit is de reden, waarom God hen met de goddeloze volken verenigt tot dezelfde ondergang..

Vers 18

18. Hoe hij u vijandelijk op de weg ontmoette, en sloeg onder u in de legerstaart al de zwakken, die met het hoofdleger niet zo snel mee konden, en achter u bleven, alsgij moe en mat was, en dus ongeschikt voor de strijd; en hij vreesde God niet, hoewel hij toch gehoord had van de grote daden, die Hij aan u gedaan a) had, maar zij wilden Zijn werk tegenstaan; en, toen gij reeds het grote doel van uw roeping nabij was, het verbond bij de Sinaï,tot schande maken.

a) Exodus 15:14,

Vers 18

18. Hoe hij u vijandelijk op de weg ontmoette, en sloeg onder u in de legerstaart al de zwakken, die met het hoofdleger niet zo snel mee konden, en achter u bleven, alsgij moe en mat was, en dus ongeschikt voor de strijd; en hij vreesde God niet, hoewel hij toch gehoord had van de grote daden, die Hij aan u gedaan a) had, maar zij wilden Zijn werk tegenstaan; en, toen gij reeds het grote doel van uw roeping nabij was, het verbond bij de Sinaï,tot schande maken.

a) Exodus 15:14,

Vers 19

19. Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, tot erfgoed geven zal, om het erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder de hemel zult uitdelgen, 1) gij zult hen geheel en al uitroeien: vergeet het niet! 2)

1) Patrik geeft volgens Abarbanel 4 redenen op, waarom Amalek, in tegenstelling tot de Edomieten (Deuteronomy 23:8) moest uitgeroeid worden.

1e. Omdat de Amalekieten tegen Israël waren uitgekomen, zonder een van die redenen te hebben, waarom anders een oorlog aangevangen wordt: namelijk, om zijn eigen land te verdedigen of dat van een ander aan te vallen.

2e. "Hoe hij u op de weg ontmoet is." Dat namelijk: "Amalek onverhoeds tegen Israël was uitgetrokken" zonder herauten, "hetgeen men voor een stuk van het snoodste verraad moest houden." "Hij ontmoette hen als een beer, die n de moeder n de kinderen verslindt." 3e. "En sloeg onder u in de staart, enz." dat "Amalek geen gezette tijd had aangebonden, maar lafhartig op de achterhoede gevallen was."

4e. "En hij vreesde God niet." Als laaghartige en valse vijanden durfden zij het volk van God, van wiens wonderen zij zoveel gehoord hadden, niet in het aangezicht weerstaan, maar nochthans vielen zij, bewust van Gods macht, Zijn volk op een verradelijke manier aan.

De uitvoering van dit bevel tot verdelging werd later door Saul voorbehouden. Men herinnert zich de geschiedenis met Agag (1 Samuel 15:1)

"De vele voorschriften over liefde en verschoning lopen in zo'n scherp punt uit, opdat in Israël de liefde en de verschoning nimmer de geest van weerstand tegen het boze verstompe.".

Het is hier wederom een bewijs, dat "zo min de wereldontwikkeling kan eindigen zonder het Dualisme van hemel en hel, evenmin de wetsontwikkeling zonder dit Dualisme van liefde en haat.".

De verdelging van Amalek, de laaghartige vijand van Israël, "kan ons herinneren aan die vijanden van onze zielen, die ons bestrijden, de duisternis van zonde en lust." Wij moeten al "onze lusten, alle verderfelijke neigingen, in- en uitwendig, al de machten van duisternis en wereld, die ons verhinderen in onze weg tot de gezegende Verlosser uitroeien en vernietigen."

2) In het Hebreeuws Lo thiscach. Versterking van gedenkt in Deuteronomy 25:17. De Statenvertaling geeft vergeet het niet. De uitdrukking is sterker en betekent eigenlijk: Laat het toch vooral niet overblijven..

Vers 19

19. Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, tot erfgoed geven zal, om het erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder de hemel zult uitdelgen, 1) gij zult hen geheel en al uitroeien: vergeet het niet! 2)

1) Patrik geeft volgens Abarbanel 4 redenen op, waarom Amalek, in tegenstelling tot de Edomieten (Deuteronomy 23:8) moest uitgeroeid worden.

1e. Omdat de Amalekieten tegen Israël waren uitgekomen, zonder een van die redenen te hebben, waarom anders een oorlog aangevangen wordt: namelijk, om zijn eigen land te verdedigen of dat van een ander aan te vallen.

2e. "Hoe hij u op de weg ontmoet is." Dat namelijk: "Amalek onverhoeds tegen Israël was uitgetrokken" zonder herauten, "hetgeen men voor een stuk van het snoodste verraad moest houden." "Hij ontmoette hen als een beer, die n de moeder n de kinderen verslindt." 3e. "En sloeg onder u in de staart, enz." dat "Amalek geen gezette tijd had aangebonden, maar lafhartig op de achterhoede gevallen was."

4e. "En hij vreesde God niet." Als laaghartige en valse vijanden durfden zij het volk van God, van wiens wonderen zij zoveel gehoord hadden, niet in het aangezicht weerstaan, maar nochthans vielen zij, bewust van Gods macht, Zijn volk op een verradelijke manier aan.

De uitvoering van dit bevel tot verdelging werd later door Saul voorbehouden. Men herinnert zich de geschiedenis met Agag (1 Samuel 15:1)

"De vele voorschriften over liefde en verschoning lopen in zo'n scherp punt uit, opdat in Israël de liefde en de verschoning nimmer de geest van weerstand tegen het boze verstompe.".

Het is hier wederom een bewijs, dat "zo min de wereldontwikkeling kan eindigen zonder het Dualisme van hemel en hel, evenmin de wetsontwikkeling zonder dit Dualisme van liefde en haat.".

De verdelging van Amalek, de laaghartige vijand van Israël, "kan ons herinneren aan die vijanden van onze zielen, die ons bestrijden, de duisternis van zonde en lust." Wij moeten al "onze lusten, alle verderfelijke neigingen, in- en uitwendig, al de machten van duisternis en wereld, die ons verhinderen in onze weg tot de gezegende Verlosser uitroeien en vernietigen."

2) In het Hebreeuws Lo thiscach. Versterking van gedenkt in Deuteronomy 25:17. De Statenvertaling geeft vergeet het niet. De uitdrukking is sterker en betekent eigenlijk: Laat het toch vooral niet overblijven..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 25". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-25.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile