Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Deuteronomium 30

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 30

Deuteronomy 30:1.

DE BOETVAARDIGEN VERKRIJGEN GENADE, DE WEERSPANNIGEN WRAAK EN STRAF.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 30

Deuteronomy 30:1.

DE BOETVAARDIGEN VERKRIJGEN GENADE, DE WEERSPANNIGEN WRAAK EN STRAF.

Vers 1

1. Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, die gij als stellig gevolg te wachten hebt van uw verhouding jegens de wet, deze zegen of deze vloek, die ik, die voor het geval van trouwe gehoorzaamheid (Deuteronomy 28:1), deze voor het geval van ongehoorzaamheid, u voorgesteld heb, zo zult gij, nadat gijde zegen, die gij eens genoten had van u gestoten, en de vloek op u geladen had, het weer ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de HEERE, uw God, gedreven heeft (Deuteronomy 28:64).

Vers 1

1. Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, die gij als stellig gevolg te wachten hebt van uw verhouding jegens de wet, deze zegen of deze vloek, die ik, die voor het geval van trouwe gehoorzaamheid (Deuteronomy 28:1), deze voor het geval van ongehoorzaamheid, u voorgesteld heb, zo zult gij, nadat gijde zegen, die gij eens genoten had van u gestoten, en de vloek op u geladen had, het weer ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de HEERE, uw God, gedreven heeft (Deuteronomy 28:64).

Vers 2

2. En gij zult u bekeren tot de HEERE, uw God, en zijn stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met uw gehele hart en met uw gehele ziel (Deuteronomy 4:30 Leviticus 26:40 ).

Vers 2

2. En gij zult u bekeren tot de HEERE, uw God, en zijn stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebied, gij en uw kinderen, met uw gehele hart en met uw gehele ziel (Deuteronomy 4:30 Leviticus 26:40 ).

Vers 3

3. En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, aan uw ellende a) een einde maken, en zich over u ontfermen; en Hij zal u weer vergaderen uit al de volken, waarheen u de HEERE, uw God, verstrooid had. b)

a) Job 42:10 Psalms 126:4 Ezekiel 16:53 Nehemiah. 1:8 Psalms 106:45 b) Jeremiah 29:11; Jeremiah 32:37 Amos 9:14,

Vers 3

3. En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, aan uw ellende a) een einde maken, en zich over u ontfermen; en Hij zal u weer vergaderen uit al de volken, waarheen u de HEERE, uw God, verstrooid had. b)

a) Job 42:10 Psalms 126:4 Ezekiel 16:53 Nehemiah. 1:8 Psalms 106:45 b) Jeremiah 29:11; Jeremiah 32:37 Amos 9:14,

Vers 4

4. a) Al waren uw verdrevenen aan het einde van de hemel, van daar zal u de HEERE, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.

a) Nehemiah. 1:9

Vers 4

4. a) Al waren uw verdrevenen aan het einde van de hemel, van daar zal u de HEERE, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.

a) Nehemiah. 1:9

Vers 5

5. En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.

Zoals de vloek van de verstrooiing, die in de wet gedreigd wordt, zich niet laat beperken tot de Assyrische en Babylonische ballingschap, maar ook de tegenwoordige toestand van de joden sedert hun verdrijving door de Romeinen in zich sluit-zo heeft ook de belofte, hier en elders uitgesproken, van de verzameling van Israël uit alle landen en zijn terugvoering in het land van zijn vaderen met betrekking op de eindelijke bekering van het volk tot Christus (Romans 11:25) haar betekenis; de vraag is nu deze, of die betekenis alleen te zoeken is op het gebied van de geest, of ook op dat van de letter; met andere woorden, of de terugvoer naar Kanan slechts woordelijk bedoeld is voor de tijden van die eerste verstrooiing, dan of zij nog eens te verwachten is aan het eind van de hedendaagse verstoting van Israël. De vraag laat zich ons inziens slechts beantwoorden na nauwkeurig onderzoek van datgene wat de Openbaring an Johannes, in vereniging met de overige nieuwtestamentische boeken, voorzegt over de laatste dingen en de voorafgaande bekering van Israël; verdere opmerkingen moeten dus daarvoor gespaard worden.. 6. En de HEERE, 1) uw God, a) zal uw hart besnijden, en het hart van uw nageslacht, van uw nakomelingen, om gezamelijk de HEERE, uw God, lief te hebben, met uw gehele hart en met uw gehele ziel, zoals het b) grondgebod van deze wet, dat haar in haar geheel omvat, van u eist, opdat gij van nu voortaan heel Zijn rijke zegen deelachtig wordt en leeft in eeuwigheid.

a) Jeremiah 32:39 Ezekiel 11:19; Ezekiel 36:26 b)Deuteronomy 6:5

1) Het is opmerkelijk hoe Mozes hier God noemt: "de Heere, uw God," twaalf maal in tien verzen; willende te kennen geven dat berouw, als zij tot God terugkeren zijn oorsprong en zijn aanmoediging moet vinden in hun verbinding met Hem (Jeremia. 3:22). Waar zouden wij anders heengaan? In de bedreigingen van het vorig hoofdstuk wordt Hij overal genoemd de Heere, de God van macht, en de Rechter van allen. Heere, uw God, een God van genade in het Verbond met u..

"De betekenis van de besnijdenis is hier in de zin van verwijdering van alle onreinheid toegepast op het hart..

Het is de reiniging en toewijding van alles aan God..

De besnijdenis was een teken van het Verbond, dat God met Abraham en zijn nakomelingen had gemaakt, welk teken hen tot betoging diende van de oorspronkelijke zonde en van de verdorvenheid van de menselijke natuur en daarom geen voordeel aanbracht, zo niet de geestelijke besnijdenis, de besnijdenis van het hart daarmee gepaard ging, ten einde het harte daardoor gereinigd werd van alle afgoderij, bijgeloof en goddeloosheid en het werd geneigd en overgeslagen, om de Heere lief te hebben..

Vers 5

5. En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.

Zoals de vloek van de verstrooiing, die in de wet gedreigd wordt, zich niet laat beperken tot de Assyrische en Babylonische ballingschap, maar ook de tegenwoordige toestand van de joden sedert hun verdrijving door de Romeinen in zich sluit-zo heeft ook de belofte, hier en elders uitgesproken, van de verzameling van Israël uit alle landen en zijn terugvoering in het land van zijn vaderen met betrekking op de eindelijke bekering van het volk tot Christus (Romans 11:25) haar betekenis; de vraag is nu deze, of die betekenis alleen te zoeken is op het gebied van de geest, of ook op dat van de letter; met andere woorden, of de terugvoer naar Kanan slechts woordelijk bedoeld is voor de tijden van die eerste verstrooiing, dan of zij nog eens te verwachten is aan het eind van de hedendaagse verstoting van Israël. De vraag laat zich ons inziens slechts beantwoorden na nauwkeurig onderzoek van datgene wat de Openbaring an Johannes, in vereniging met de overige nieuwtestamentische boeken, voorzegt over de laatste dingen en de voorafgaande bekering van Israël; verdere opmerkingen moeten dus daarvoor gespaard worden.. 6. En de HEERE, 1) uw God, a) zal uw hart besnijden, en het hart van uw nageslacht, van uw nakomelingen, om gezamelijk de HEERE, uw God, lief te hebben, met uw gehele hart en met uw gehele ziel, zoals het b) grondgebod van deze wet, dat haar in haar geheel omvat, van u eist, opdat gij van nu voortaan heel Zijn rijke zegen deelachtig wordt en leeft in eeuwigheid.

a) Jeremiah 32:39 Ezekiel 11:19; Ezekiel 36:26 b)Deuteronomy 6:5

1) Het is opmerkelijk hoe Mozes hier God noemt: "de Heere, uw God," twaalf maal in tien verzen; willende te kennen geven dat berouw, als zij tot God terugkeren zijn oorsprong en zijn aanmoediging moet vinden in hun verbinding met Hem (Jeremia. 3:22). Waar zouden wij anders heengaan? In de bedreigingen van het vorig hoofdstuk wordt Hij overal genoemd de Heere, de God van macht, en de Rechter van allen. Heere, uw God, een God van genade in het Verbond met u..

"De betekenis van de besnijdenis is hier in de zin van verwijdering van alle onreinheid toegepast op het hart..

Het is de reiniging en toewijding van alles aan God..

De besnijdenis was een teken van het Verbond, dat God met Abraham en zijn nakomelingen had gemaakt, welk teken hen tot betoging diende van de oorspronkelijke zonde en van de verdorvenheid van de menselijke natuur en daarom geen voordeel aanbracht, zo niet de geestelijke besnijdenis, de besnijdenis van het hart daarmee gepaard ging, ten einde het harte daardoor gereinigd werd van alle afgoderij, bijgeloof en goddeloosheid en het werd geneigd en overgeslagen, om de Heere lief te hebben..

Vers 7

7. En de HEERE, uw God, zal al die vloeken, die tot die tijd toe als een rechtmatige straf op u gelegen hebben, volgens Zijn belofte aan a) Abraham, leggen op uw vijanden en op uw haters, die u vervolgd hebben.

a) Genesis 12:3

Vers 7

7. En de HEERE, uw God, zal al die vloeken, die tot die tijd toe als een rechtmatige straf op u gelegen hebben, volgens Zijn belofte aan a) Abraham, leggen op uw vijanden en op uw haters, die u vervolgd hebben.

a) Genesis 12:3

Vers 8

8. Gij dan zult u bekeren 1) en de stem van de HEERE gehoorzaam zijn, en gij zult doen al zijn geboden, die ik u heden gebied.

1) Dezelfde God, die de bekering wil, belooft hier ook de genade, dat zij zich zullen bekeren. Wat het Verbond van de genade eist, belooft en schenkt dat Verbond ook. Daarom bad Augustinus: "Geef Heere, wat Gij beveelt, en beveel dan al wat Gij wilt.".

Dit kan ook overgezet worden: "gij dan zult wederkeren" in het land van uw vaderen." De begenadiging heeft haar trappen. De eerste bekering is niet veelmeer dan het uitstrekken van de hand van hem, die zich in doodsgevaar bevindt. De Heilige Geest verlangt evenwel meer en geeft daarom meer. Want, dat slechts Hij alles kan geven, wat de mens slechts nemen kan, vloeit voort uit Deuteronomy 29:4. Hij begenadigt alleen om te heiligen, en heiligt dan om waarlijk te kunnen begenadigen..

Vers 8

8. Gij dan zult u bekeren 1) en de stem van de HEERE gehoorzaam zijn, en gij zult doen al zijn geboden, die ik u heden gebied.

1) Dezelfde God, die de bekering wil, belooft hier ook de genade, dat zij zich zullen bekeren. Wat het Verbond van de genade eist, belooft en schenkt dat Verbond ook. Daarom bad Augustinus: "Geef Heere, wat Gij beveelt, en beveel dan al wat Gij wilt.".

Dit kan ook overgezet worden: "gij dan zult wederkeren" in het land van uw vaderen." De begenadiging heeft haar trappen. De eerste bekering is niet veelmeer dan het uitstrekken van de hand van hem, die zich in doodsgevaar bevindt. De Heilige Geest verlangt evenwel meer en geeft daarom meer. Want, dat slechts Hij alles kan geven, wat de mens slechts nemen kan, vloeit voort uit Deuteronomy 29:4. Hij begenadigt alleen om te heiligen, en heiligt dan om waarlijk te kunnen begenadigen..

Vers 9

9. En de HEERE, uw God, zal u, op nog veel meer heerlijke wijze dan vroeger (Deuteronomy 28:1) doen overvloeien, u geluk geven, in al het werk van uw hand, in de vrucht van uw buik, en in de vrucht van uw beesten, en in de vrucht van uw land, 1) ten goede: want de HEERE zal terugkeren, om zich over u te verblijden ten goede, om u wel te doen, 2)zoals Hij zich over uw vaderen verblijd heeft.

1) Want de goddelozen hebben ook wel eer en goed, dikwijls meer dan de heiligen, maar tot hun verderf en dat van anderen..

2) De Heere zal zich weer over Israël verblijden, hen weldoen, zoals Hij zich over hun vaderen verblijd heeft. De vaderen zijn niet alleen de Patriarchen, maar alle vrome voorvaderen van het volk..

Deuteronomy 28:60. Het einde van Gods wegen is niet verbod, maar heerlijkheid en zaligheid. Is het paradijs werkelijk voorhanden geweest, is het alleen verloren, dan moet het teruggebracht worden..

Vers 9

9. En de HEERE, uw God, zal u, op nog veel meer heerlijke wijze dan vroeger (Deuteronomy 28:1) doen overvloeien, u geluk geven, in al het werk van uw hand, in de vrucht van uw buik, en in de vrucht van uw beesten, en in de vrucht van uw land, 1) ten goede: want de HEERE zal terugkeren, om zich over u te verblijden ten goede, om u wel te doen, 2)zoals Hij zich over uw vaderen verblijd heeft.

1) Want de goddelozen hebben ook wel eer en goed, dikwijls meer dan de heiligen, maar tot hun verderf en dat van anderen..

2) De Heere zal zich weer over Israël verblijden, hen weldoen, zoals Hij zich over hun vaderen verblijd heeft. De vaderen zijn niet alleen de Patriarchen, maar alle vrome voorvaderen van het volk..

Deuteronomy 28:60. Het einde van Gods wegen is niet verbod, maar heerlijkheid en zaligheid. Is het paradijs werkelijk voorhanden geweest, is het alleen verloren, dan moet het teruggebracht worden..

Vers 10

10. Wanneer1) gij de stem van de HEERE, uw God, zult gehoorzaam zijn, houdende zijn geboden en zijn instellingen, die in dit wetboek geschreven zijn; wanneer gij u zult bekeren tot de HEERE, uw God, met uw gehele hart en met uw gehele ziel.

1) Duidelijk blijkt hier, dat al deze beloften conditionele beloften zijn, waarvan de vervulling afhangt van het voldoen aan de voorwaarden, in dit vers nogmaals het volk op het hart gebonden..

Vers 10

10. Wanneer1) gij de stem van de HEERE, uw God, zult gehoorzaam zijn, houdende zijn geboden en zijn instellingen, die in dit wetboek geschreven zijn; wanneer gij u zult bekeren tot de HEERE, uw God, met uw gehele hart en met uw gehele ziel.

1) Duidelijk blijkt hier, dat al deze beloften conditionele beloften zijn, waarvan de vervulling afhangt van het voldoen aan de voorwaarden, in dit vers nogmaals het volk op het hart gebonden..

Vers 11

11. Want 1) dit gebod, dat ik u heden gebied, dat is van a) u niet verborgen, zodat gij het niet begrijpen kunt, en dat is niet ver, zodat het met moeite u zou moeten verschaffen.

a) Isaiah 45:19

1) Dit gezegde staat gelijk met het direct voorafgaande en heeft dezelfde bedoeling (nl. als die van Deuteronomy 29:27), om de gemakkelijkheid aan te prijzen van het volbrengen van de wet, omdat God daarin niets dubbelzinnigs of duisters voorstelt, om de gemoederen in het onzekere te doen verkeren, of op te houden met langdurig onderzoek. Maar, dat Hij leert, wat nodig is te weten, op een wijze, die geheel is naar de bevatting en naar de toestand van het volk. Daarom verwijt Hij ook de joden bij Jesaja (Deuteronomy 45:19), dat, als zij in duisternis gezeten zijn, het is, om hun onvatbaarheid en zorgeloosheid, omdat Hij niet in het verborgene gesproken heeft, noch tot het nageslacht van Jakob gezegd heeft: Zoekt mij tevergeefs. Doch hier wekt Mozes hen op, om op te letten, opdat, omdat een gemakkelijke en heldere manier van onderwijzing voor hun ogen was geplaatst, zij deze moeite niet zouden verachten.. 12. Het is niet in een onbeklimbare hoogte, in de hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het gebod voor ons haalt, en ons hete horen laat, dat wij het doen?

Vers 11

11. Want 1) dit gebod, dat ik u heden gebied, dat is van a) u niet verborgen, zodat gij het niet begrijpen kunt, en dat is niet ver, zodat het met moeite u zou moeten verschaffen.

a) Isaiah 45:19

1) Dit gezegde staat gelijk met het direct voorafgaande en heeft dezelfde bedoeling (nl. als die van Deuteronomy 29:27), om de gemakkelijkheid aan te prijzen van het volbrengen van de wet, omdat God daarin niets dubbelzinnigs of duisters voorstelt, om de gemoederen in het onzekere te doen verkeren, of op te houden met langdurig onderzoek. Maar, dat Hij leert, wat nodig is te weten, op een wijze, die geheel is naar de bevatting en naar de toestand van het volk. Daarom verwijt Hij ook de joden bij Jesaja (Deuteronomy 45:19), dat, als zij in duisternis gezeten zijn, het is, om hun onvatbaarheid en zorgeloosheid, omdat Hij niet in het verborgene gesproken heeft, noch tot het nageslacht van Jakob gezegd heeft: Zoekt mij tevergeefs. Doch hier wekt Mozes hen op, om op te letten, opdat, omdat een gemakkelijke en heldere manier van onderwijzing voor hun ogen was geplaatst, zij deze moeite niet zouden verachten.. 12. Het is niet in een onbeklimbare hoogte, in de hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het gebod voor ons haalt, en ons hete horen laat, dat wij het doen?

Vers 13

13. Het is ook niet in de onbereikbare verte, aan de andere zijde van de zee, of aan het einde van de wereld, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren naar de overzijde van de zee, dat hij het voor ons haalt, en ons hetzelve horen laat, dat wij het doen?

Vers 13

13. Het is ook niet in de onbereikbare verte, aan de andere zijde van de zee, of aan het einde van de wereld, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren naar de overzijde van de zee, dat hij het voor ons haalt, en ons hetzelve horen laat, dat wij het doen?

Vers 14

14. Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen. 1)

1) De betekenis is deze, dat de Wet zowel mondeling is afgekondigd, als ook voorwerp van overweging en overdenking van hart is geworden. De Apostel van het geloof (Romans 10:6) maakt deze waarheid tot de grondslag van zijn betoog over de rechtvaardigheid van het geloof. Want hoewel de Wet de mens gegeven is ten goede, toch is het door de zonde onmogelijk geworden, haar te onderhouden. Eerst dan, als de mens gerukt is uit de oude bodem van de zonde en overgeplant op de nieuwe bodem van de gerechtigheid, wordt de Wet waarlijk richtsnoer van het nieuwe leven, en wordt het mogelijk haar in beginsel te onderhouden..

"Het woord, dat beveelt, en de daad, die het bevel uitvoert, worden op deze plaats verenigd en samengevat. Om het woord te verstaan en te volbrengen, wordt geen inspanning geëist, die onze krachten te boven gaat (de zwakheid, waardoor wij tot niets goeds bekwaam zijn, is geen fysieke, maar een morele machteloosheid, een machteloosheid van onze wil). Het woord van God als zodanig, als openbaring van zijn genade, brengt in zijn aard de kracht met zich mee om het te volbrengen. De wet, die beveelt, wordt op deze plaats niet afgescheiden van het Woord des Verbonds, dat ons Gods genade belooft; waarom dan ook Paulus deze tekst met zoveel treffende juistheid maakt tot de grondslag van zijn betoog over de rechtvaardigheid van het geloof. (Romans 10:6

Vers 14

14. Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen. 1)

1) De betekenis is deze, dat de Wet zowel mondeling is afgekondigd, als ook voorwerp van overweging en overdenking van hart is geworden. De Apostel van het geloof (Romans 10:6) maakt deze waarheid tot de grondslag van zijn betoog over de rechtvaardigheid van het geloof. Want hoewel de Wet de mens gegeven is ten goede, toch is het door de zonde onmogelijk geworden, haar te onderhouden. Eerst dan, als de mens gerukt is uit de oude bodem van de zonde en overgeplant op de nieuwe bodem van de gerechtigheid, wordt de Wet waarlijk richtsnoer van het nieuwe leven, en wordt het mogelijk haar in beginsel te onderhouden..

"Het woord, dat beveelt, en de daad, die het bevel uitvoert, worden op deze plaats verenigd en samengevat. Om het woord te verstaan en te volbrengen, wordt geen inspanning geëist, die onze krachten te boven gaat (de zwakheid, waardoor wij tot niets goeds bekwaam zijn, is geen fysieke, maar een morele machteloosheid, een machteloosheid van onze wil). Het woord van God als zodanig, als openbaring van zijn genade, brengt in zijn aard de kracht met zich mee om het te volbrengen. De wet, die beveelt, wordt op deze plaats niet afgescheiden van het Woord des Verbonds, dat ons Gods genade belooft; waarom dan ook Paulus deze tekst met zoveel treffende juistheid maakt tot de grondslag van zijn betoog over de rechtvaardigheid van het geloof. (Romans 10:6

Vers 15

15. Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en de dood, en het kwade (Deuteronomy 11:26).

God is in iedere zin het leven van de mens, en daarom is de zonde van elke daad, zoals gezegd was; "ten dage dat gij daarvan eet, zult gij de dood sterven".

Zoals reeds in het voorgaande vers is aangemerkt, is het hier niet alleen een keuze van goed of kwaad, maar een krachtige Goddelijke openbaring, dat het goede noodzakelijk gekozen moet worden wil men het leven zien. Ieder mens, wenst het leven en het goede te verkrijgen, de dood en het kwaad te ontsnappen; hij begeert geluk en vreest de ellende. Onze voorouders aten de verboden vrucht, in de hoop van daardoor de kennis van goed en kwaad te zullen verkrijgen; een kennis van goed, door het te verliezen, en van kwaad, door het te voelen; en toch was Gods medelijden zo groot, dat Hij, in plaats van de mens aan eigen willekeur over te geven, hem door Zijn Woord met zodanige kennis begiftigd heeft van goed en kwaad, die hem voor eeuwig gelukkig kan maken, als hij dit niet door zijn eigen schuld verhindert. 16. Want ik gebied u heden, de HEERE, uw God, lief te hebben, in zijn wegen te wandelen, en te houden zijn geboden, en zijn instellingen, en zijn rechten, opdat gijtot loon voor deze liefde en gehoorzaamheid levet en vermenigvuldigt, en de HEERE, uw God, u zegene in het land, waar gij naartoe gaat, om dat te erven.

Vers 15

15. Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en de dood, en het kwade (Deuteronomy 11:26).

God is in iedere zin het leven van de mens, en daarom is de zonde van elke daad, zoals gezegd was; "ten dage dat gij daarvan eet, zult gij de dood sterven".

Zoals reeds in het voorgaande vers is aangemerkt, is het hier niet alleen een keuze van goed of kwaad, maar een krachtige Goddelijke openbaring, dat het goede noodzakelijk gekozen moet worden wil men het leven zien. Ieder mens, wenst het leven en het goede te verkrijgen, de dood en het kwaad te ontsnappen; hij begeert geluk en vreest de ellende. Onze voorouders aten de verboden vrucht, in de hoop van daardoor de kennis van goed en kwaad te zullen verkrijgen; een kennis van goed, door het te verliezen, en van kwaad, door het te voelen; en toch was Gods medelijden zo groot, dat Hij, in plaats van de mens aan eigen willekeur over te geven, hem door Zijn Woord met zodanige kennis begiftigd heeft van goed en kwaad, die hem voor eeuwig gelukkig kan maken, als hij dit niet door zijn eigen schuld verhindert. 16. Want ik gebied u heden, de HEERE, uw God, lief te hebben, in zijn wegen te wandelen, en te houden zijn geboden, en zijn instellingen, en zijn rechten, opdat gijtot loon voor deze liefde en gehoorzaamheid levet en vermenigvuldigt, en de HEERE, uw God, u zegene in het land, waar gij naartoe gaat, om dat te erven.

Vers 17

17. Maar indien uw hart zich zal afwenden van de Heere, a) en gij niet horen zult naar Zijn stem b) en gij gedreven zult worden, 1) u zult laten verleiden, dat gij u voor andere goden buigt, en deze dient;

a)Deuteronomy 17:17; Deuteronomy 29:18 b) Deuteronomy 28:15

1)Eigenlijk: En gij u zult laten voortdrijven om enz. Hiermee wordt Israël gewezen op het gevaar van de verleiding van de zijde van de volken, die Kanan bewonen of omringen en gewaarschuwd tegen het zich vermengen met die volken..

Vers 17

17. Maar indien uw hart zich zal afwenden van de Heere, a) en gij niet horen zult naar Zijn stem b) en gij gedreven zult worden, 1) u zult laten verleiden, dat gij u voor andere goden buigt, en deze dient;

a)Deuteronomy 17:17; Deuteronomy 29:18 b) Deuteronomy 28:15

1)Eigenlijk: En gij u zult laten voortdrijven om enz. Hiermee wordt Israël gewezen op het gevaar van de verleiding van de zijde van de volken, die Kanan bewonen of omringen en gewaarschuwd tegen het zich vermengen met die volken..

Vers 18

18. Zo verkondig ik u heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op, gij zult niet lang vruchten plukken van het land, waarnaar gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin te komen, opdat gij erinwoont en opdat gij het erfelijk bezit (Deuteronomy 4:26; Deuteronomy 8:19).

Vers 18

18. Zo verkondig ik u heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op, gij zult niet lang vruchten plukken van het land, waarnaar gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin te komen, opdat gij erinwoont en opdat gij het erfelijk bezit (Deuteronomy 4:26; Deuteronomy 8:19).

Vers 19

19. a) Ik neem heden tegen u tot getuigen de hemel en de aarde: engels en mensen, goede en kwade machten, dat ik u getrouw vermaand en gewaarschuwd heb, dat ik u nauwgezet gewezen heb op alle gevolgen van gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, en daarom rein ben van uw aller bloed: b) het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven, opdat gij waarlijk leeft in eeuwigheid, gij en uw nageslacht:

a) Deuteronomy 4:26 b) Acts 20:26

Vers 19

19. a) Ik neem heden tegen u tot getuigen de hemel en de aarde: engels en mensen, goede en kwade machten, dat ik u getrouw vermaand en gewaarschuwd heb, dat ik u nauwgezet gewezen heb op alle gevolgen van gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, en daarom rein ben van uw aller bloed: b) het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek! Kiest dan het leven, opdat gij waarlijk leeft in eeuwigheid, gij en uw nageslacht:

a) Deuteronomy 4:26 b) Acts 20:26

Vers 20

20. Liefhebbende de HEERE, uw God, van zijn stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende: Want Hij, anders: dit nl. het liefhebben en het gehoorzaam zijn, is uw leven en de lengte van uw dagen; opdat gij-en gij kunt dit alleen onder de hiervoor gestelde voorwaarde-blijft in het land, dat de HEERE uw vaderen Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven (Deuteronomy 4:40; Deuteronomy 5:33).

De vernieuwing van het Verbond in de velden van Moab (Deuteronomy 24:11) heeft haar grond daarin, dat het gehele geslacht, dat haar aan de Sinaï was deelachtig geworden (Exodus 24:1-Exodus 24:11), zich te Kades eraan onttrokken heeft, ten gevolge daarvan verworpen en nu uitgestorven is (Numbers 14:1, Deuteronomy 2:13, ). Maar het geslacht van de woestijn mag al verworpen zijn, daarmee is het verbond van de woestijn niet opgeheven; veelmeer heeft dat Verbond voortbestaan, zelfs gedurende de 38 jaar, waarin het door het volk verworpen is. De Israëlieten in de velden van Moab vormen een nieuw geslacht, een vernieuwd Israël, vandaar de vernieuwing van het Verbond, maar zij zijn toch tevens kinderen en erfgenamen van hen, die bij de Sinaï de plichten en rechten van het Verbond met Jehova zijn ingetreden, en omdat dit verbond op kinderen en kindskinderen, op alle geslachten van Israël in de toekomst gelegd was, was er alleen een vernieuwing nodig door het Woord, zonder Verbondsoffers en maaltijden. Wat Mozes nu met Israël verhandelde in het land van de Moabieten, is in dezelfde zin een vernieuwing van het Verbond, als Samuëls handelingen te Mizpa (1 Samuel 7:1), en zoals iedere vernieuwing na algemene afval een vernieuwing van het Verbond kan genoemd worden..

Vers 20

20. Liefhebbende de HEERE, uw God, van zijn stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende: Want Hij, anders: dit nl. het liefhebben en het gehoorzaam zijn, is uw leven en de lengte van uw dagen; opdat gij-en gij kunt dit alleen onder de hiervoor gestelde voorwaarde-blijft in het land, dat de HEERE uw vaderen Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven (Deuteronomy 4:40; Deuteronomy 5:33).

De vernieuwing van het Verbond in de velden van Moab (Deuteronomy 24:11) heeft haar grond daarin, dat het gehele geslacht, dat haar aan de Sinaï was deelachtig geworden (Exodus 24:1-Exodus 24:11), zich te Kades eraan onttrokken heeft, ten gevolge daarvan verworpen en nu uitgestorven is (Numbers 14:1, Deuteronomy 2:13, ). Maar het geslacht van de woestijn mag al verworpen zijn, daarmee is het verbond van de woestijn niet opgeheven; veelmeer heeft dat Verbond voortbestaan, zelfs gedurende de 38 jaar, waarin het door het volk verworpen is. De Israëlieten in de velden van Moab vormen een nieuw geslacht, een vernieuwd Israël, vandaar de vernieuwing van het Verbond, maar zij zijn toch tevens kinderen en erfgenamen van hen, die bij de Sinaï de plichten en rechten van het Verbond met Jehova zijn ingetreden, en omdat dit verbond op kinderen en kindskinderen, op alle geslachten van Israël in de toekomst gelegd was, was er alleen een vernieuwing nodig door het Woord, zonder Verbondsoffers en maaltijden. Wat Mozes nu met Israël verhandelde in het land van de Moabieten, is in dezelfde zin een vernieuwing van het Verbond, als Samuëls handelingen te Mizpa (1 Samuel 7:1), en zoals iedere vernieuwing na algemene afval een vernieuwing van het Verbond kan genoemd worden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 30". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-30.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile