Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Prediker 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PREDIKER 7

Ecclesiastes 7:1.

OVER MIDDELEN TOT HET VERKRIJGEN VAN GELUK.

II. Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:22. Tegenover de afdwalingen der mensen in het zoeken naar middelen om waarlijk gelukkig in dit leven te worden, wordt nu meer bepaaldelijk uiteengezet, waarin de ware levenswijsheid bestaat. Men kan duidelijk drie delen onderscheiden. Wie waarlijk gelukkig wil worden, die verachte de wereld met hare begeerlijkheden en beware den heiligen ernst des levens (Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:7); die zij steeds gelaten, lankmoedig en geve zich aan den Heere, zijnen God over (Ecclesiastes 7:8-Ecclesiastes 7:14) die wandele in de vreze Gods en met nederige schuldbelijdenis op de lippen (Ecclesiastes 7:15-Ecclesiastes 7:22). -De ganse afdeling en vooral het laatste gedeelte is rijk aan diepe, evangelische waarheden, waarvan de wortel en kern de zondige toestand en de daaruit voortvloeiende ellende van het menselijk hart meer bepaaldelijk uitvoerig beschouwd wordt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PREDIKER 7

Ecclesiastes 7:1.

OVER MIDDELEN TOT HET VERKRIJGEN VAN GELUK.

II. Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:22. Tegenover de afdwalingen der mensen in het zoeken naar middelen om waarlijk gelukkig in dit leven te worden, wordt nu meer bepaaldelijk uiteengezet, waarin de ware levenswijsheid bestaat. Men kan duidelijk drie delen onderscheiden. Wie waarlijk gelukkig wil worden, die verachte de wereld met hare begeerlijkheden en beware den heiligen ernst des levens (Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:7); die zij steeds gelaten, lankmoedig en geve zich aan den Heere, zijnen God over (Ecclesiastes 7:8-Ecclesiastes 7:14) die wandele in de vreze Gods en met nederige schuldbelijdenis op de lippen (Ecclesiastes 7:15-Ecclesiastes 7:22). -De ganse afdeling en vooral het laatste gedeelte is rijk aan diepe, evangelische waarheden, waarvan de wortel en kern de zondige toestand en de daaruit voortvloeiende ellende van het menselijk hart meer bepaaldelijk uitvoerig beschouwd wordt.

Vers 1

1. Beter a) is een goede onbevlekte naam voor de mensen, waarop ieder wijze gesteld is (Song of Solomon 1:3), dan goede, kostbare en welriekende olie 1), die het aangezicht doet blinken (Ecclesiastes 9:8 ), het enige sieraad van den dwaas, ennaar dien zelfden maatstaf is de dag des doods, waarop de mens van zoveel aardse ellende bevrijd wordt (Ecclesiastes 4:2) beterdan de dag, dat iemand geboren wordt, die volgens de mening van den dwaas het begin is van duizenderlei vreugd 2).

a) Proverbs 22:1.

1) De vergelijking van den naam met de zalfolie is zeer passend. De goede naam doet den man door zijne deugden uitkomen en wekt in allen, die er van horen aangename gewaarwordingen op; hij trekt aan en deelt zich even als een aangename geur mede aan allen, die in zijne nabijheid komen. Deze innerlijke verwantschap tussen den goeden naam en den geur van welriekende olie komt in het Hebreeuws nog meer uit door de gelijkluidendheid der beide woorden: scheem en schemen..

2) De dag des doods is beter dan de dag, dat iemand geboren wordt, zegt de Schrijver tot dezulken, die over het verloren levensgeluk treuren. Hij eist niet van hen, dat zij zullen gevoelen, wat zij niet gevoelen; hij geeft hun gaarne gelijk, waar zij het recht op hun zijde hebben. De wereld is een tranendal, vol droefenis en ellende; dat is ene onloochenbare waarheid, die men den lijdende niet moet trachten te ontnemen, wanneer men hem waarlijk wil troosten. De Schrijver blijft echter bij deze volkomen, doch eenzijdige waarheid niet staan, maar hij opent in hetgeen volgt gezichtspunten, waaruit licht op den donkeren lijdensweg valt. Door deze uitspraak wordt niet geloochend, dat den mens de liefde tot het leven ingeschapen is, en dat het leven op zich zelf een goed is; ook niet dat de goddelijke genade haar licht in de duisternis van het aardse leven doet vallen; evenmin, dat het lijden ene oneindige waarde heeft als leerschool voor den geest, het gewichtigste middel tot loutering en vooruitgang, en alzo een blijk dan Gods genade is, dat het eindelijk de beste voorbereiding is voor een toekomstig leven, als de geest terugkeert tot God, die hem gegeven heeft. De bovengenoemde uitspraak heeft hier denzelfden zin, als dergelijke uitspraken van heidense schrijvers, maar het onderscheid is hierin gelegen, dat het heidendom den sleutel tot dat lijden niet bezat, en niet bij machte was, het met de goddelijke liefde en rechtvaardigheid in overeenstemming te brengen, zodat voor hetzelve de troostbronnen verborgen en gesloten waren, die in de H.S. geopend worden..

Voor de goddelozen is de dag des doods beter dan de dag hunner geboorte, omdat het hun beter was, nooit geboren te zijn; maar daar zij nu toch eenmaal op de wereld zijn, zo is voor hen de dag des doods beter, wanneer hij niet lang uitblijft. Voor de vromen is de dag des doods beter dan de dag der geboorte, ten eerste, omdat zij bij een zalig afsterven van veel zonde bevrijd worden (Job 14:4. Romans 7:24. Ephesians 2:3); ten tweede, omdat zij in de wereld aan velerlei ellende en droefenis onderworpen zijn (Job 14:1. Psalms 90:11), waarvan zij bij hunnen dood bevrijd worden; ten derde omdat de genade, die haren aanvang neemt bij de wedergeboorte, in den dood volkomen wordt; ten vierde, omdat de dood de poort tot de eeuwige heerlijkheid opent.

Vers 1

1. Beter a) is een goede onbevlekte naam voor de mensen, waarop ieder wijze gesteld is (Song of Solomon 1:3), dan goede, kostbare en welriekende olie 1), die het aangezicht doet blinken (Ecclesiastes 9:8 ), het enige sieraad van den dwaas, ennaar dien zelfden maatstaf is de dag des doods, waarop de mens van zoveel aardse ellende bevrijd wordt (Ecclesiastes 4:2) beterdan de dag, dat iemand geboren wordt, die volgens de mening van den dwaas het begin is van duizenderlei vreugd 2).

a) Proverbs 22:1.

1) De vergelijking van den naam met de zalfolie is zeer passend. De goede naam doet den man door zijne deugden uitkomen en wekt in allen, die er van horen aangename gewaarwordingen op; hij trekt aan en deelt zich even als een aangename geur mede aan allen, die in zijne nabijheid komen. Deze innerlijke verwantschap tussen den goeden naam en den geur van welriekende olie komt in het Hebreeuws nog meer uit door de gelijkluidendheid der beide woorden: scheem en schemen..

2) De dag des doods is beter dan de dag, dat iemand geboren wordt, zegt de Schrijver tot dezulken, die over het verloren levensgeluk treuren. Hij eist niet van hen, dat zij zullen gevoelen, wat zij niet gevoelen; hij geeft hun gaarne gelijk, waar zij het recht op hun zijde hebben. De wereld is een tranendal, vol droefenis en ellende; dat is ene onloochenbare waarheid, die men den lijdende niet moet trachten te ontnemen, wanneer men hem waarlijk wil troosten. De Schrijver blijft echter bij deze volkomen, doch eenzijdige waarheid niet staan, maar hij opent in hetgeen volgt gezichtspunten, waaruit licht op den donkeren lijdensweg valt. Door deze uitspraak wordt niet geloochend, dat den mens de liefde tot het leven ingeschapen is, en dat het leven op zich zelf een goed is; ook niet dat de goddelijke genade haar licht in de duisternis van het aardse leven doet vallen; evenmin, dat het lijden ene oneindige waarde heeft als leerschool voor den geest, het gewichtigste middel tot loutering en vooruitgang, en alzo een blijk dan Gods genade is, dat het eindelijk de beste voorbereiding is voor een toekomstig leven, als de geest terugkeert tot God, die hem gegeven heeft. De bovengenoemde uitspraak heeft hier denzelfden zin, als dergelijke uitspraken van heidense schrijvers, maar het onderscheid is hierin gelegen, dat het heidendom den sleutel tot dat lijden niet bezat, en niet bij machte was, het met de goddelijke liefde en rechtvaardigheid in overeenstemming te brengen, zodat voor hetzelve de troostbronnen verborgen en gesloten waren, die in de H.S. geopend worden..

Voor de goddelozen is de dag des doods beter dan de dag hunner geboorte, omdat het hun beter was, nooit geboren te zijn; maar daar zij nu toch eenmaal op de wereld zijn, zo is voor hen de dag des doods beter, wanneer hij niet lang uitblijft. Voor de vromen is de dag des doods beter dan de dag der geboorte, ten eerste, omdat zij bij een zalig afsterven van veel zonde bevrijd worden (Job 14:4. Romans 7:24. Ephesians 2:3); ten tweede, omdat zij in de wereld aan velerlei ellende en droefenis onderworpen zijn (Job 14:1. Psalms 90:11), waarvan zij bij hunnen dood bevrijd worden; ten derde omdat de genade, die haren aanvang neemt bij de wedergeboorte, in den dood volkomen wordt; ten vierde, omdat de dood de poort tot de eeuwige heerlijkheid opent.

Vers 2

2. Het is beter te gaan in het klaaghuis, waar een dode betreurd wordt, dan te gaan in het huis des maaltijds, waar men in den roes van het vermaak den ernst des levens tracht te vergeten; want in hetzelve, in het klaaghuis namelijk, is het einde aller mensen, der ziel duidelijk voor ogen gesteld, en de nog levende legt het in zijn hart, en werkt zijns zelfs zaligheid met vrezen en leven (Psalms 90:11).

Wanneer gij enen dode hoort bewenen, voeg er u dan bij, maar wanneer gij aan een gastmaal geroepen wordt, zo overschrijdt den drempel van dat huis niet.

Israël bevond zich toen ook in het klaaghuis, wanneer zij echter slechts den tijd hunner bezoeking bekennen, dan is dit tot hun geluk. In gelukkige, voorspoedige tijden worden de mensen nalatiger, denken minder aan Gods toorn, en verwachten minder Gods hulp; verder worden zij ook overmoediger, stellen hun vertrouwen op hun vlijt, hun macht en worden licht door den duivel verlokt. Daarentegen zijn kommer en smart herinneringen aan onze zwakheid, vermaningen tot het gebed, opwekkingen om hulp van God te begeren en ene beteugeling voor vele begeerlijkheden. Daarom is aan de Kerk het kruis opgelegd

Als gij het goed vindt, laat ons dan twee huizen beschrijven: een, waar men zich aan de vreugde overgeeft, en een, waar men treurt. Laat ons beide in den geest binnengaan en zien, welk van beide het beste is. Men zal dan het klaaghuis vol wijsheid, het huis der vreugde vol dwaasheid vinden. Want hoor slechts de schandelijke woorden, het uitgelaten lachen, de nog uitgelatener gesprekken. Klederen en gang zijn onbetamelijk, de woorden dwaas en onzinnig; men hoort niets dan spotten en lachen, gezang en snarenspel van den duivel, vuile en ontuchtige liederen. Maar het is niet zo daar, waar men treurt: alles is kalm, er heerst rust en stilte, er is vooruitgang in het goede merkbaar; niets is onordelijk, niets uitgelaten en als er gesproken wordt, zijn het woorden van wijsheid..

Men heeft gevraagd, hoe dit te rijmen was met vroegere uitspraken over het genot van het leven. Dit is echter niet zeer moeilijk. Want toch de Prediker heeft nergens het genot op het oog, zonder de ernst des levens, zonder of buiten de ware vreze Gods, maar immer die laatste vreugde op het oog. Welnu, in het klaaghuis waar de dode beweend wordt, is het mogelijk, dat men tot den ernst des levens geleid of teruggeleid wordt. Daar wordt men herinnerd aan het einde van alle leven. Daar wordt de roepstem gehoord met bijzonderen nadruk, welke overal in "de Prediker" ons tegenklinkt: Vreest God en houdt Zijne geboden.

Vers 2

2. Het is beter te gaan in het klaaghuis, waar een dode betreurd wordt, dan te gaan in het huis des maaltijds, waar men in den roes van het vermaak den ernst des levens tracht te vergeten; want in hetzelve, in het klaaghuis namelijk, is het einde aller mensen, der ziel duidelijk voor ogen gesteld, en de nog levende legt het in zijn hart, en werkt zijns zelfs zaligheid met vrezen en leven (Psalms 90:11).

Wanneer gij enen dode hoort bewenen, voeg er u dan bij, maar wanneer gij aan een gastmaal geroepen wordt, zo overschrijdt den drempel van dat huis niet.

Israël bevond zich toen ook in het klaaghuis, wanneer zij echter slechts den tijd hunner bezoeking bekennen, dan is dit tot hun geluk. In gelukkige, voorspoedige tijden worden de mensen nalatiger, denken minder aan Gods toorn, en verwachten minder Gods hulp; verder worden zij ook overmoediger, stellen hun vertrouwen op hun vlijt, hun macht en worden licht door den duivel verlokt. Daarentegen zijn kommer en smart herinneringen aan onze zwakheid, vermaningen tot het gebed, opwekkingen om hulp van God te begeren en ene beteugeling voor vele begeerlijkheden. Daarom is aan de Kerk het kruis opgelegd

Als gij het goed vindt, laat ons dan twee huizen beschrijven: een, waar men zich aan de vreugde overgeeft, en een, waar men treurt. Laat ons beide in den geest binnengaan en zien, welk van beide het beste is. Men zal dan het klaaghuis vol wijsheid, het huis der vreugde vol dwaasheid vinden. Want hoor slechts de schandelijke woorden, het uitgelaten lachen, de nog uitgelatener gesprekken. Klederen en gang zijn onbetamelijk, de woorden dwaas en onzinnig; men hoort niets dan spotten en lachen, gezang en snarenspel van den duivel, vuile en ontuchtige liederen. Maar het is niet zo daar, waar men treurt: alles is kalm, er heerst rust en stilte, er is vooruitgang in het goede merkbaar; niets is onordelijk, niets uitgelaten en als er gesproken wordt, zijn het woorden van wijsheid..

Men heeft gevraagd, hoe dit te rijmen was met vroegere uitspraken over het genot van het leven. Dit is echter niet zeer moeilijk. Want toch de Prediker heeft nergens het genot op het oog, zonder de ernst des levens, zonder of buiten de ware vreze Gods, maar immer die laatste vreugde op het oog. Welnu, in het klaaghuis waar de dode beweend wordt, is het mogelijk, dat men tot den ernst des levens geleid of teruggeleid wordt. Daar wordt men herinnerd aan het einde van alle leven. Daar wordt de roepstem gehoord met bijzonderen nadruk, welke overal in "de Prediker" ons tegenklinkt: Vreest God en houdt Zijne geboden.

Vers 3

3. Het treuren over de zonde en hare zware gevolgen, zodat men zegt: Wij hebben overtreden, en wij zijn weerspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard (Lamentations 3:42), is beter dan hetuitgelaten, overmoedig lachen; want door de droefheid des aangezichts, zulk een boetvaardig treuren, wordt het hart gebeterd, en met hemelse vreugde vervuld, die zich daarna ook weer op het gelaat afspiegelt.

Bij de wereld, wanneer zij zich gelukkig acht, straalt het gelaat van vreugde, terwijl het hart kwalijk gesteld is. Slechts daar wordt ware vreugde gesmaakt, waar het hart in de rechte betrekking tot God en Zijne geboden staat. Dewijl het lijden daaraan behulpzaam is, zo is het ook een middel om tot de ware blijdschap te geraken (2 Corinthians 6:10; 2 Corinthians 7:10). -Indien het lijden tot boete en bekering voert, dan moet het ook tot de vreugde leiden. Want het hart wordt vrolijk, zodra het zich in zijnen normalen toestand bevindt..

Het lachen is de uitdrukking van het verlangen der zinnelijke wereld en hare goederen. De droefheid is de moeder ener vreugde, die de zinnelijke wereld met al hare goederen niet kan schenken; de afkeer van de laatste is de wortel van de ware vreugde des harten, die gegrond is op een zich keren van het hart tot de onzienlijke wereld en hare goederen.

Er is voorzeker niets nuttiger dan lijden! Daarin moet de eigenwillige natuur ondergaan en sterven; maar het geloof en vertrouwen in God kunnen er door toenemen. Gods beeld wordt dikwijls in het lijden gevormd, maar te midden van vleselijke rust gesmaad. Indien wij de heerlijkheid kenden, die in het kruis, dat God ons toezendt, verborgen ligt, dan zouden wij er niet zo voor vrezen en het trachten te vermijden. De mens verliest zo gemakkelijk het goede, dat God in en door het lijden geschonken heeft, wanneer het hem naar het vlees wel gaat. Maar het vlees wil er juist daarom niet gaarne aan, omdat het er zijnen dood in vindt. Om zijn leed en zijne droefheid behoeft men zich echter niet te bekommeren. De ware droefheid integendeel verheft het gemoed, reinigt de ziel, bevredigt het hart en geeft de ziel moed, de zinnelijke neigingen en velerlei boze overleggingen te weerstaan en te kruisigen, en de ijdelheden der wereld met hetgeen hare vreugde uitmaakt te vermijden.

Vers 3

3. Het treuren over de zonde en hare zware gevolgen, zodat men zegt: Wij hebben overtreden, en wij zijn weerspannig geweest, daarom hebt Gij niet gespaard (Lamentations 3:42), is beter dan hetuitgelaten, overmoedig lachen; want door de droefheid des aangezichts, zulk een boetvaardig treuren, wordt het hart gebeterd, en met hemelse vreugde vervuld, die zich daarna ook weer op het gelaat afspiegelt.

Bij de wereld, wanneer zij zich gelukkig acht, straalt het gelaat van vreugde, terwijl het hart kwalijk gesteld is. Slechts daar wordt ware vreugde gesmaakt, waar het hart in de rechte betrekking tot God en Zijne geboden staat. Dewijl het lijden daaraan behulpzaam is, zo is het ook een middel om tot de ware blijdschap te geraken (2 Corinthians 6:10; 2 Corinthians 7:10). -Indien het lijden tot boete en bekering voert, dan moet het ook tot de vreugde leiden. Want het hart wordt vrolijk, zodra het zich in zijnen normalen toestand bevindt..

Het lachen is de uitdrukking van het verlangen der zinnelijke wereld en hare goederen. De droefheid is de moeder ener vreugde, die de zinnelijke wereld met al hare goederen niet kan schenken; de afkeer van de laatste is de wortel van de ware vreugde des harten, die gegrond is op een zich keren van het hart tot de onzienlijke wereld en hare goederen.

Er is voorzeker niets nuttiger dan lijden! Daarin moet de eigenwillige natuur ondergaan en sterven; maar het geloof en vertrouwen in God kunnen er door toenemen. Gods beeld wordt dikwijls in het lijden gevormd, maar te midden van vleselijke rust gesmaad. Indien wij de heerlijkheid kenden, die in het kruis, dat God ons toezendt, verborgen ligt, dan zouden wij er niet zo voor vrezen en het trachten te vermijden. De mens verliest zo gemakkelijk het goede, dat God in en door het lijden geschonken heeft, wanneer het hem naar het vlees wel gaat. Maar het vlees wil er juist daarom niet gaarne aan, omdat het er zijnen dood in vindt. Om zijn leed en zijne droefheid behoeft men zich echter niet te bekommeren. De ware droefheid integendeel verheft het gemoed, reinigt de ziel, bevredigt het hart en geeft de ziel moed, de zinnelijke neigingen en velerlei boze overleggingen te weerstaan en te kruisigen, en de ijdelheden der wereld met hetgeen hare vreugde uitmaakt te vermijden.

Vers 4

4. Het hart des wijzen is daarom met hun liefde, hun gedachten het liefst in het klaaghuis; maar evenzo het hart der zotten in het huis der vreugde; want het is er hun om te doen, hun geweten tot zwijgen te brengen en de zonde met hare bezoldiging te vergeten.

Men ziet hieruit, dat de Prediker, wanneer hij zo dikwijls tot levensgenot aanmaant, nooit bedwelmende genietingen en verblindend zingenot daaronder verstaat, maar veeleer een waardig en dankbaar genot van het schone en goede, dat God aanbiedt. Dit nu is bij een ernstig leven niet alleen mogelijk, maar alleen daardoor bereikbaar..

Vers 4

4. Het hart des wijzen is daarom met hun liefde, hun gedachten het liefst in het klaaghuis; maar evenzo het hart der zotten in het huis der vreugde; want het is er hun om te doen, hun geweten tot zwijgen te brengen en de zonde met hare bezoldiging te vergeten.

Men ziet hieruit, dat de Prediker, wanneer hij zo dikwijls tot levensgenot aanmaant, nooit bedwelmende genietingen en verblindend zingenot daaronder verstaat, maar veeleer een waardig en dankbaar genot van het schone en goede, dat God aanbiedt. Dit nu is bij een ernstig leven niet alleen mogelijk, maar alleen daardoor bereikbaar..

Vers 5

5. Het a) is daarom voor een mens beter te horen en ter harte te nemen het bestraffen des wijzen in heiligen toorn over ene zonde, waardoor deze hem weer op den rechten weg tracht te brengen, dan dat iemand hore het woeste vreugdegezang der dwazen, bij hun drinkgelagen (Job 22:12. Amos 6:5. Isaiah 5:11).

a) Proverbs 13:18; Proverbs 15:31,Proverbs 15:32.

Vers 5

5. Het a) is daarom voor een mens beter te horen en ter harte te nemen het bestraffen des wijzen in heiligen toorn over ene zonde, waardoor deze hem weer op den rechten weg tracht te brengen, dan dat iemand hore het woeste vreugdegezang der dwazen, bij hun drinkgelagen (Job 22:12. Amos 6:5. Isaiah 5:11).

a) Proverbs 13:18; Proverbs 15:31,Proverbs 15:32.

Vers 6

6. Want a) gelijk het geluid der doornen, brandnetelen, onder enen pot, die wel een knappend en snel opflikkerend, maar ook spoedig uitgebrand vuur geven (Job 20:5, alzo is het lachen eens zots, gelijk al zijn werelds geluk, gerucht makend, maar ook snel voorbijgaand. Dit, namelijk al dat onzinnig gejubel en gejoel der zotten, is ook ijdelheid.

a) Psalms 58:10.

Virgilius zegt: het stoppelvuur knapt hard, maar kan weinig uitwerken, het heeft geen gloed en dooft spoedig uit. Evenzo is ook het lachen en de vreugde der zotten, het schijnt, dat het eeuwig zal duren, het is ene sterke flikkering en loopt op niets uit. Voor een ogenblik zijn zij zeer gelukkig, dan komt er een ongeluk, dat hen ter nederslaat en al hun vreugde is voorbij. Het past alzo goed bij hetgeen te voren gezegd is: dat is ook ijdelheid. De vreugde, die de wereld schenkt, duurt niet lang en eindigt in treuren..

Met geduld de vermaningen van verstandige lieden te horen is ook een teken van wijsheid, of een middel om er toe te geraken, maar gesteld te zijn op het gezag der dwazen is een blijk van een verdarteld gemoed, of een middel om het zelf te doen aan de ijdelheden zich verslaven. Het lachen toch der dwazen is als het gekraak en geknars van brandende doornen onder enen pot, die veel schijnen te berekenen en toch straks in as verteerd zijn, en die daarom ook geen bestendige hitte kunnen geven. Het geluk der zotten is ook luidruchtig wel, maar niets betekenende, het geeft geen gelegenheid tot ware vreugde, en is enkel ijdelheid, en verwekt zelfs zwaarmoedigheid en smart..

Vers 6

6. Want a) gelijk het geluid der doornen, brandnetelen, onder enen pot, die wel een knappend en snel opflikkerend, maar ook spoedig uitgebrand vuur geven (Job 20:5, alzo is het lachen eens zots, gelijk al zijn werelds geluk, gerucht makend, maar ook snel voorbijgaand. Dit, namelijk al dat onzinnig gejubel en gejoel der zotten, is ook ijdelheid.

a) Psalms 58:10.

Virgilius zegt: het stoppelvuur knapt hard, maar kan weinig uitwerken, het heeft geen gloed en dooft spoedig uit. Evenzo is ook het lachen en de vreugde der zotten, het schijnt, dat het eeuwig zal duren, het is ene sterke flikkering en loopt op niets uit. Voor een ogenblik zijn zij zeer gelukkig, dan komt er een ongeluk, dat hen ter nederslaat en al hun vreugde is voorbij. Het past alzo goed bij hetgeen te voren gezegd is: dat is ook ijdelheid. De vreugde, die de wereld schenkt, duurt niet lang en eindigt in treuren..

Met geduld de vermaningen van verstandige lieden te horen is ook een teken van wijsheid, of een middel om er toe te geraken, maar gesteld te zijn op het gezag der dwazen is een blijk van een verdarteld gemoed, of een middel om het zelf te doen aan de ijdelheden zich verslaven. Het lachen toch der dwazen is als het gekraak en geknars van brandende doornen onder enen pot, die veel schijnen te berekenen en toch straks in as verteerd zijn, en die daarom ook geen bestendige hitte kunnen geven. Het geluk der zotten is ook luidruchtig wel, maar niets betekenende, het geeft geen gelegenheid tot ware vreugde, en is enkel ijdelheid, en verwekt zelfs zwaarmoedigheid en smart..

Vers 7

7. Vlied daarom de vriendschap der wereld, want ook de wijze zelfs is niet veilig voor de verleiding. Voorwaar, de menigvuldige onderdrukking, 1) de afpersing, zou wel enen wijze dol maken, zodat hij eindelijk den heiligen ernst, die hem vroeger bezielde, verliet; en het geschenk, verderft het hart. Begeef u daarom niet onder den invloed dier wereld, die u vleit, u eer en aanzien, rijkdom en macht aanbiedt, opdat zij u niet aftrekke en alzo uwe kortstondige vreugde in eeuwigdurende ellende overga.

1) Onder onderdrukking hebben wij hier te verstaan, de afpersing, of het zich voor zijn gunst laten betalen, zonder dat er sprake behoeft te zijn van buigen van het recht. Indien echter, wil de Prediker zeggen, de wijze de praktijk der wereld volgt, en zich voor de gunst, die hij bewijst, voor het spoedig behandelen van rechtszaken zich laat betalen, dan loopt hij gevaar, eindelijk een dwaas gelijk te worden, dewijl daardoor de tederheid van de conscientie wordt gekwetst en de kracht van het geweten vermindert.

Vers 7

7. Vlied daarom de vriendschap der wereld, want ook de wijze zelfs is niet veilig voor de verleiding. Voorwaar, de menigvuldige onderdrukking, 1) de afpersing, zou wel enen wijze dol maken, zodat hij eindelijk den heiligen ernst, die hem vroeger bezielde, verliet; en het geschenk, verderft het hart. Begeef u daarom niet onder den invloed dier wereld, die u vleit, u eer en aanzien, rijkdom en macht aanbiedt, opdat zij u niet aftrekke en alzo uwe kortstondige vreugde in eeuwigdurende ellende overga.

1) Onder onderdrukking hebben wij hier te verstaan, de afpersing, of het zich voor zijn gunst laten betalen, zonder dat er sprake behoeft te zijn van buigen van het recht. Indien echter, wil de Prediker zeggen, de wijze de praktijk der wereld volgt, en zich voor de gunst, die hij bewijst, voor het spoedig behandelen van rechtszaken zich laat betalen, dan loopt hij gevaar, eindelijk een dwaas gelijk te worden, dewijl daardoor de tederheid van de conscientie wordt gekwetst en de kracht van het geweten vermindert.

Vers 8

8. Oefen u verder in heilige lijdzaamheid en overgave des harten, bedenk altijd: Het einde van een ding is beter dan zijn begin, wacht daarom in elke zaak eerst geduldig den uitslag af, eer gij oordeelt of handelt, en laat u niet, door hartstochtelijken ijver gedreven, tot overijlde daden, die steeds verkeerde gevolgen hebben, verleiden; want de lankmoedige, die op God vertrouwt en zich aan Hem overgeeft is beter dan de hoogmoedige, die in droefenis tegen God mort en hulp bij zich zelven zoekt.

Die het laatst lacht, lacht het best. Einde goed, alles goed.

Dit is voor het volk Gods zeer vertroostend, want hun behoort het einde, even zeker als God hun toebehoort. Men zou het bovenstaande ook op de volgende wijze algemeen kunnen uitdrukken: Wie het einde ener zaak op zijne zijde heeft, wien het in enige zaak aan het einde goed gaat, die is er beter aan toe, dan hij, wien het begin toebehoort..

Het begin en de voortgang van het Christendom zijn met lijden verbonden, maar op het lijden volgt een heerlijk en zalig einde (2 Corinthians 4:17)..

Vers 8

8. Oefen u verder in heilige lijdzaamheid en overgave des harten, bedenk altijd: Het einde van een ding is beter dan zijn begin, wacht daarom in elke zaak eerst geduldig den uitslag af, eer gij oordeelt of handelt, en laat u niet, door hartstochtelijken ijver gedreven, tot overijlde daden, die steeds verkeerde gevolgen hebben, verleiden; want de lankmoedige, die op God vertrouwt en zich aan Hem overgeeft is beter dan de hoogmoedige, die in droefenis tegen God mort en hulp bij zich zelven zoekt.

Die het laatst lacht, lacht het best. Einde goed, alles goed.

Dit is voor het volk Gods zeer vertroostend, want hun behoort het einde, even zeker als God hun toebehoort. Men zou het bovenstaande ook op de volgende wijze algemeen kunnen uitdrukken: Wie het einde ener zaak op zijne zijde heeft, wien het in enige zaak aan het einde goed gaat, die is er beter aan toe, dan hij, wien het begin toebehoort..

Het begin en de voortgang van het Christendom zijn met lijden verbonden, maar op het lijden volgt een heerlijk en zalig einde (2 Corinthians 4:17)..

Vers 9

9. Zijt niet haastig in uwen geest om te toornen en te murmureren, wanneer de Heere de zaken anders bestuurt, dan gij gewenst en verwacht hadt; want de toorn, de murmurering, rust en zetelt in den boezem der dwazen, 1) die niet kunnen en willen begrijpen, dat God met elke wederwaardigheid en droefenis, die Hij hun toezendt, het doel heeft hen te oefenen en te beteren (Job 5:2. Proverbs 12:16).

1) Zij, die voortvarende zijn in hun verwachtingen en geen uitstel kunnen verdragen, zijn zeer licht geraakt, als men hen niet terstond voldoet in hetgeen zij begeren. Men moet niet schielijk zich beledigd achten, over enige hoon of smaad, en niet gereed zijn, om er zich voor te willen wreken, of er over te blijven wrokken en wroegen. Men moet ook niet lang den toorn bewaren en er zich door laten beheersen. `t Zijn dwazen, die de drift in hunnen boezem houden en aldaar kweken en die niet dan met moeite dezelve kunnen bedwingen of er nooit van willen afstaan..

Vers 9

9. Zijt niet haastig in uwen geest om te toornen en te murmureren, wanneer de Heere de zaken anders bestuurt, dan gij gewenst en verwacht hadt; want de toorn, de murmurering, rust en zetelt in den boezem der dwazen, 1) die niet kunnen en willen begrijpen, dat God met elke wederwaardigheid en droefenis, die Hij hun toezendt, het doel heeft hen te oefenen en te beteren (Job 5:2. Proverbs 12:16).

1) Zij, die voortvarende zijn in hun verwachtingen en geen uitstel kunnen verdragen, zijn zeer licht geraakt, als men hen niet terstond voldoet in hetgeen zij begeren. Men moet niet schielijk zich beledigd achten, over enige hoon of smaad, en niet gereed zijn, om er zich voor te willen wreken, of er over te blijven wrokken en wroegen. Men moet ook niet lang den toorn bewaren en er zich door laten beheersen. `t Zijn dwazen, die de drift in hunnen boezem houden en aldaar kweken en die niet dan met moeite dezelve kunnen bedwingen of er nooit van willen afstaan..

Vers 10

10. Zeg niet, uit verdriet over het leed dat u treft: Wat is er, hoe komt het, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze; waarmee hebben wij dit verdiend; is God rechtvaardig daarin, dat Hij ons thans zonder oorzaak kastijdt? Want het is altijd dwaasheid, den tijd waarin men leeft, voor den slechtsten en ongelukkigsten te houden, en gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen; de wijsheid erkent veeleer, dat er steeds voor de tijdelijke droefheid ene goede oorzaak is, en toont dit door geduld en lijdzaamheid.

Laat ons naar de stem der wijsheid horen! In haar licht zullen wij, indien wij het tegenwoordige onpartijdig met het verledene vergelijken, tot de overtuiging komen, dat elke tijd zijne eigenaardige voorrechten en gebreken heeft, en dat bij al het verkeerde, dat onzen tijd aankleeft, deze evenwel ene grotere mate van geluk aanbiedt, dan elk verleden. Wij zullen daardoor in plaats van ons de voorrechten van onzen tijd door dwaze klachten te verbitteren, de bezwaren aan dien tijd verbonden te vergroten en onzen moed te verlammen, veeleer trachten ons met hem te verzoenen, zijne gebreken weg te nemen, of die ten minste te verlichten. Het is dwaas over de slechtheid onzer tijden te klagen en de dwaasheid en slechtheid van zijn eigen hart en gedrag voorbij te zien. Waren onze harten beter, de tijden zouden niet zo slecht zijn. Wij hebben reden zelfs om dankbaar te zijn, dat de tijden niet slechter zijn, en dat wij in de boosheid er van nog zo vele goedertierendheden van Gods Vaderlijke hand mogen smaken, die dezelve niet alleen draaglijk, maar ook vertroostelijk maken..

Vers 10

10. Zeg niet, uit verdriet over het leed dat u treft: Wat is er, hoe komt het, dat de vorige dagen beter geweest zijn, dan deze; waarmee hebben wij dit verdiend; is God rechtvaardig daarin, dat Hij ons thans zonder oorzaak kastijdt? Want het is altijd dwaasheid, den tijd waarin men leeft, voor den slechtsten en ongelukkigsten te houden, en gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen; de wijsheid erkent veeleer, dat er steeds voor de tijdelijke droefheid ene goede oorzaak is, en toont dit door geduld en lijdzaamheid.

Laat ons naar de stem der wijsheid horen! In haar licht zullen wij, indien wij het tegenwoordige onpartijdig met het verledene vergelijken, tot de overtuiging komen, dat elke tijd zijne eigenaardige voorrechten en gebreken heeft, en dat bij al het verkeerde, dat onzen tijd aankleeft, deze evenwel ene grotere mate van geluk aanbiedt, dan elk verleden. Wij zullen daardoor in plaats van ons de voorrechten van onzen tijd door dwaze klachten te verbitteren, de bezwaren aan dien tijd verbonden te vergroten en onzen moed te verlammen, veeleer trachten ons met hem te verzoenen, zijne gebreken weg te nemen, of die ten minste te verlichten. Het is dwaas over de slechtheid onzer tijden te klagen en de dwaasheid en slechtheid van zijn eigen hart en gedrag voorbij te zien. Waren onze harten beter, de tijden zouden niet zo slecht zijn. Wij hebben reden zelfs om dankbaar te zijn, dat de tijden niet slechter zijn, en dat wij in de boosheid er van nog zo vele goedertierendheden van Gods Vaderlijke hand mogen smaken, die dezelve niet alleen draaglijk, maar ook vertroostelijk maken..

Vers 11

11. De wijsheid, waarover hier gesproken is, is een goed met een erfdeel; 1) en dengenen, die de zon aanschouwen, in het leven treden, hebben voordeel daarvan, namelijk van die wijsheid met vermogen.

1) De Prediker wijst hier op twee zaken op een zedelijk en een materieel kapitaal, op de verbinding of vereniging van een erfdeel, ene erflating met wijsheid. Gelukkig wil Hij zeggen, degene, die niet alleen wijs is, de Wijsheid als ene gave heeft ontvangen, maar wien het daarbij ook niet aan geldelijk vermogen ontbreekt. Deze kan dan in dubbelen zin een nuttig lid der maatschappij zijn en het recht gebruik van het geld maken. Het is voor degenen, die de zon aanschouwen, d.i. die dit aardse leven intreden, een groot gewin, indien beide hun deel wordt, want dan zullen zij ook zeker zich als rentmeesters, van hetgeen God hun gaf beschouwen.

Vers 11

11. De wijsheid, waarover hier gesproken is, is een goed met een erfdeel; 1) en dengenen, die de zon aanschouwen, in het leven treden, hebben voordeel daarvan, namelijk van die wijsheid met vermogen.

1) De Prediker wijst hier op twee zaken op een zedelijk en een materieel kapitaal, op de verbinding of vereniging van een erfdeel, ene erflating met wijsheid. Gelukkig wil Hij zeggen, degene, die niet alleen wijs is, de Wijsheid als ene gave heeft ontvangen, maar wien het daarbij ook niet aan geldelijk vermogen ontbreekt. Deze kan dan in dubbelen zin een nuttig lid der maatschappij zijn en het recht gebruik van het geld maken. Het is voor degenen, die de zon aanschouwen, d.i. die dit aardse leven intreden, een groot gewin, indien beide hun deel wordt, want dan zullen zij ook zeker zich als rentmeesters, van hetgeen God hun gaf beschouwen.

Vers 12

12. Want de wijsheid is tot ene schaduw, zij beschermt en bewaart voor menig ongeluk, of verzacht het, en het geld is evenzo tot ene schaduw, het bewaart voor menigen uitwendigen nood, maar ene zaak vermag het geld niet, want de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haren bezitters het ware, alleen gelukkige en zaligmakende leven geeft; want de genade van den God, die leeft en het leven geeft, is met hem (Proverbs 3:28. Job 36:6. Psalms 16:11; Psalms 36:10).

In God vindt men de ware bescherming, en wanneer men zich aan Zijne wijze leiding overgeeft, zal het aan de nodige hulp niet ontbreken. Bij de aardse dingen vindt men wel is waar ook enige hulp, maar met dit onderscheid, dat zij noch de ziel levend kunnen maken, noch voor den dood kunnen beschermen. De goddelijke wijsheid daarentegen geeft hem, die het leven verloren heeft, dat leven weer en bij hem, die het reeds bezit, versterkt Zij het, even als de boom des levens, die de mensen in het paradijs reeds gevoed en onderhouden heeft.

Het woord schaduw komt in den Bijbel dikwijls voor in de betekenis van bescherming en verkwikking, zo als b.v. in Psalm 121:5: De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uwe schaduw aan uwe rechterhand..

Vers 12

12. Want de wijsheid is tot ene schaduw, zij beschermt en bewaart voor menig ongeluk, of verzacht het, en het geld is evenzo tot ene schaduw, het bewaart voor menigen uitwendigen nood, maar ene zaak vermag het geld niet, want de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haren bezitters het ware, alleen gelukkige en zaligmakende leven geeft; want de genade van den God, die leeft en het leven geeft, is met hem (Proverbs 3:28. Job 36:6. Psalms 16:11; Psalms 36:10).

In God vindt men de ware bescherming, en wanneer men zich aan Zijne wijze leiding overgeeft, zal het aan de nodige hulp niet ontbreken. Bij de aardse dingen vindt men wel is waar ook enige hulp, maar met dit onderscheid, dat zij noch de ziel levend kunnen maken, noch voor den dood kunnen beschermen. De goddelijke wijsheid daarentegen geeft hem, die het leven verloren heeft, dat leven weer en bij hem, die het reeds bezit, versterkt Zij het, even als de boom des levens, die de mensen in het paradijs reeds gevoed en onderhouden heeft.

Het woord schaduw komt in den Bijbel dikwijls voor in de betekenis van bescherming en verkwikking, zo als b.v. in Psalm 121:5: De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uwe schaduw aan uwe rechterhand..

Vers 13

13. Daarom, zie af van uw eigen droevigen toestand en aanmerkliever het werk Gods, 1) waardoor Hij Zijnen wijzen raad en wil volvoert, dan zult gij erkennen, dat Zijn doen enkel zegen, Zijn weg enkel licht en Zijn bestuur almachtig, wijs, liefdevol en rechtvaardig, maar ook onveranderlijk is; want wie onder de mensenkinderen kan recht en effen maken, dat Hij in Zijne wijsheid krom gemaakt heeft; wie, het onvolmaakte, dat Hij beschikt heeft volmaken? 1) Den Heere moet gij vertrouwen, begeert gij de uitkomst goed; op Hem uw hope bouwen, zal `t slagen wat gij doet; door geen bekommeringen, geen klagen en geen pijn, laat God zich iets ontwringen; Hij wil gebeden zijn.

Aanmerk Gods werk aan, wil zeggen, erken in hetgeen geschiedt, zonder dat gij er over klaagt, dat God het is, die dit alles bewerkt heeft, dat Hij alles bestuurt, dat zonder Zijn wil er niets geschiedt, en dat geen mensenkind Zijn hand kan afslaan, of tot Hem zeggen, wat doet Gij? Als de Prediker dus ook zegt, dat niemand recht kan maken wat God krom gemaakt heeft, dan wil hij daarmee niet leren, dat God kromme dingen doet, maar dan is dit bij wijze van vergelijking gesproken, om daardoor duidelijk te doen uitkomen, dat de mens niets aan den Raad Gods kan veranderen en Zijn hoog besluit nimmer kan keren, dat de mens ten diepste afhankelijk is van den hogen God.

Vers 13

13. Daarom, zie af van uw eigen droevigen toestand en aanmerkliever het werk Gods, 1) waardoor Hij Zijnen wijzen raad en wil volvoert, dan zult gij erkennen, dat Zijn doen enkel zegen, Zijn weg enkel licht en Zijn bestuur almachtig, wijs, liefdevol en rechtvaardig, maar ook onveranderlijk is; want wie onder de mensenkinderen kan recht en effen maken, dat Hij in Zijne wijsheid krom gemaakt heeft; wie, het onvolmaakte, dat Hij beschikt heeft volmaken? 1) Den Heere moet gij vertrouwen, begeert gij de uitkomst goed; op Hem uw hope bouwen, zal `t slagen wat gij doet; door geen bekommeringen, geen klagen en geen pijn, laat God zich iets ontwringen; Hij wil gebeden zijn.

Aanmerk Gods werk aan, wil zeggen, erken in hetgeen geschiedt, zonder dat gij er over klaagt, dat God het is, die dit alles bewerkt heeft, dat Hij alles bestuurt, dat zonder Zijn wil er niets geschiedt, en dat geen mensenkind Zijn hand kan afslaan, of tot Hem zeggen, wat doet Gij? Als de Prediker dus ook zegt, dat niemand recht kan maken wat God krom gemaakt heeft, dan wil hij daarmee niet leren, dat God kromme dingen doet, maar dan is dit bij wijze van vergelijking gesproken, om daardoor duidelijk te doen uitkomen, dat de mens niets aan den Raad Gods kan veranderen en Zijn hoog besluit nimmer kan keren, dat de mens ten diepste afhankelijk is van den hogen God.

Vers 14

14. Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds, zie toe en bedenk de volgende waarheid: want God maaktin Zijne wijsheid en tot uw heil ook den een 1) tegenover den ander (Job 2:10), ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets, dat na hem zal zijn, maar veeleer liever verstaan, dat zijn lot alleen in Gods hand is, en dat hij zich geduldig aan Gods wil moet overgeven.

1) Dewijl de Zender dezelfde is, zo moet ook in hetgeen Hij zendt, niettegenstaande alle uitwendige ongelijkheid, ene wezenlijke gelijkheid bestaan. Wanneer God ons een kruis toezendt, blijft Hij altijd God, onze hemelse Vader, onze Heiland, die gedachten des vredes over ons heeft; hoe zwaar het ons ook drukken moge, het moet ten laatste toch tot ons heil medewerken..

Het is Gods wil, dat een Christen in het geloof als een kind aan de hand van zijnen vader wandele, en zich niet te veel met toekomstige dingen kwelle, maar dagelijks met Gods wegen en leidingen tevreden zij, en uit Zijne hand eenvoudig en kinderlijk lere leven. Daarom verzekert ons de Geest der wijsheid hier, dat God het alzo wijs en liefderijk in ons leven beschikt heeft, dat rust en onrust, blijdschap en droefheid, kwaad en goed elkaar afwisselen, opdat ons hart zich aan niets anders hechte dan aan den wil en het welbehagen des Vaders, en voor zich zelven gene keuze doe in hetgeen morgen of overmorgen moet gebeuren.

Vers 14

14. Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds, zie toe en bedenk de volgende waarheid: want God maaktin Zijne wijsheid en tot uw heil ook den een 1) tegenover den ander (Job 2:10), ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets, dat na hem zal zijn, maar veeleer liever verstaan, dat zijn lot alleen in Gods hand is, en dat hij zich geduldig aan Gods wil moet overgeven.

1) Dewijl de Zender dezelfde is, zo moet ook in hetgeen Hij zendt, niettegenstaande alle uitwendige ongelijkheid, ene wezenlijke gelijkheid bestaan. Wanneer God ons een kruis toezendt, blijft Hij altijd God, onze hemelse Vader, onze Heiland, die gedachten des vredes over ons heeft; hoe zwaar het ons ook drukken moge, het moet ten laatste toch tot ons heil medewerken..

Het is Gods wil, dat een Christen in het geloof als een kind aan de hand van zijnen vader wandele, en zich niet te veel met toekomstige dingen kwelle, maar dagelijks met Gods wegen en leidingen tevreden zij, en uit Zijne hand eenvoudig en kinderlijk lere leven. Daarom verzekert ons de Geest der wijsheid hier, dat God het alzo wijs en liefderijk in ons leven beschikt heeft, dat rust en onrust, blijdschap en droefheid, kwaad en goed elkaar afwisselen, opdat ons hart zich aan niets anders hechte dan aan den wil en het welbehagen des Vaders, en voor zich zelven gene keuze doe in hetgeen morgen of overmorgen moet gebeuren.

Vers 15

15. Dit alles, en daaronder ook zeer zeldzame dingen, heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid, d.i. gedurende den tijd, dat ik dit ijdele en vluchtige leven geniet; er is b.v. een rechtvaardige, die zeer streng is in de uitwendige vervulling van Gods geboden en de goddeloosheid der heidenen vliedt, en die in en ondanks zijne gerechtigheid, welke inderdaad slechts ene schijnbare was, omkomt, hetzij door een tijdelijk ongeluk, waarbij hij aan Gods genade en gerechtigheid vertwijfelt, hetzij dat hij aan een eeuwig verderf wordt prijs gegeven; daarentegen is er een goddeloze, die zich om Gods geboden niet bekommert, en die inen ondanks zijne boosheid zijne dagen verlengt en ten minste schijnbaar gelukkig leeft.

Zo als uit het volgende vers duidelijk blijkt heeft de Prediker hier die eigengerechtigheid en schijnheiligheid op het oog, die de Heere zo dikwijls in de Farizeën van Zijnen tijd moest bestraffen, en waarvan ook de bovengenoemde rechtvaardige niet vrij te pleiten was.. 16. Alzo niet op elke gerechtigheid, gelijk de mens die opvat, rust Gods welgevallen; zoek daarom de ware vreze Gods: Wees niet al te rechtvaardig, zodat gij in hoogmoedige eigengerechtigheid vergeet, dat gij slechts een arm en ellendig zondaar zijt, en niet meer bidt: o God! wees mij zondaar genadig! (Luke 18:13. Matthew 5:20), noch houd u zelven al te wijs, 1) zodat gij uw best doet, om door de mensen als enen wijze aangezien en als zodanig geëerd te worden (Matthew 23:7); waarom zoudt gij verwoesting over u brengen. 2)

1) Dat is: bestuur u in zake van billijkheid en recht door de regelen van voorzichtigheid en laat u in dezen door geen menselijken ijver, noch door onmatige driften, of andere onbetamelijke handelwijzen, die met uwe kenschets strijden en gevaarlijk zijn voor uwe belangen, wegslepen en u zelven benadelen. Men kan al te mildadig zijn in het weldoen. De vernedering en zelfverzaking van het vlees is goed, maar als zij onze gezondheid benadeelt, en ons ten dienste van God onbekwaam maakt, dan zijn we al te rechtvaardig. Ook is men al te wijs, als men waanwijs en laatdunkend is, of zich veel op zijne eigene bekwaamheden laat voorstaan en zich tot een wetgever en raadsman voor elk opwerpt, alsof men alles wist, en eens anders zaken zo wel of beter verstond als zijn eigen. Het zijn dwazen, die zich in zaken steken of in twisten mengen, die hen niet aangaan..

Wij hebben hier de zelfde raadgeving, welke de Heere Christus uitspreekt: Weest oprecht als de duiven, en voorzichtig als de slangen. De ware oprechtheid of rechtvaardigheid moet met de zo hoog nodige voorzichtigheid gepaard gaan.

2) Rechtvaardigheid en wijsheid zijn goed en heilzaam, waard om nagejaagd te worden, maar zelfs daarin is ene overschrijding van de rechte macht mogelijk (Luther herinnert aan het summum jus summa injuria), hetwelk tengevolge heeft, dat zij den mens verderflijk worden, wijl hij daartoe tot een karikatuur wordt en nog ten val komt, wijl hij van het ene uiterste in het andere valt, of door anderen wier haat hij te voorschijn roept, uit den weg wordt geruimd..

Vers 15

15. Dit alles, en daaronder ook zeer zeldzame dingen, heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid, d.i. gedurende den tijd, dat ik dit ijdele en vluchtige leven geniet; er is b.v. een rechtvaardige, die zeer streng is in de uitwendige vervulling van Gods geboden en de goddeloosheid der heidenen vliedt, en die in en ondanks zijne gerechtigheid, welke inderdaad slechts ene schijnbare was, omkomt, hetzij door een tijdelijk ongeluk, waarbij hij aan Gods genade en gerechtigheid vertwijfelt, hetzij dat hij aan een eeuwig verderf wordt prijs gegeven; daarentegen is er een goddeloze, die zich om Gods geboden niet bekommert, en die inen ondanks zijne boosheid zijne dagen verlengt en ten minste schijnbaar gelukkig leeft.

Zo als uit het volgende vers duidelijk blijkt heeft de Prediker hier die eigengerechtigheid en schijnheiligheid op het oog, die de Heere zo dikwijls in de Farizeën van Zijnen tijd moest bestraffen, en waarvan ook de bovengenoemde rechtvaardige niet vrij te pleiten was.. 16. Alzo niet op elke gerechtigheid, gelijk de mens die opvat, rust Gods welgevallen; zoek daarom de ware vreze Gods: Wees niet al te rechtvaardig, zodat gij in hoogmoedige eigengerechtigheid vergeet, dat gij slechts een arm en ellendig zondaar zijt, en niet meer bidt: o God! wees mij zondaar genadig! (Luke 18:13. Matthew 5:20), noch houd u zelven al te wijs, 1) zodat gij uw best doet, om door de mensen als enen wijze aangezien en als zodanig geëerd te worden (Matthew 23:7); waarom zoudt gij verwoesting over u brengen. 2)

1) Dat is: bestuur u in zake van billijkheid en recht door de regelen van voorzichtigheid en laat u in dezen door geen menselijken ijver, noch door onmatige driften, of andere onbetamelijke handelwijzen, die met uwe kenschets strijden en gevaarlijk zijn voor uwe belangen, wegslepen en u zelven benadelen. Men kan al te mildadig zijn in het weldoen. De vernedering en zelfverzaking van het vlees is goed, maar als zij onze gezondheid benadeelt, en ons ten dienste van God onbekwaam maakt, dan zijn we al te rechtvaardig. Ook is men al te wijs, als men waanwijs en laatdunkend is, of zich veel op zijne eigene bekwaamheden laat voorstaan en zich tot een wetgever en raadsman voor elk opwerpt, alsof men alles wist, en eens anders zaken zo wel of beter verstond als zijn eigen. Het zijn dwazen, die zich in zaken steken of in twisten mengen, die hen niet aangaan..

Wij hebben hier de zelfde raadgeving, welke de Heere Christus uitspreekt: Weest oprecht als de duiven, en voorzichtig als de slangen. De ware oprechtheid of rechtvaardigheid moet met de zo hoog nodige voorzichtigheid gepaard gaan.

2) Rechtvaardigheid en wijsheid zijn goed en heilzaam, waard om nagejaagd te worden, maar zelfs daarin is ene overschrijding van de rechte macht mogelijk (Luther herinnert aan het summum jus summa injuria), hetwelk tengevolge heeft, dat zij den mens verderflijk worden, wijl hij daartoe tot een karikatuur wordt en nog ten val komt, wijl hij van het ene uiterste in het andere valt, of door anderen wier haat hij te voorschijn roept, uit den weg wordt geruimd..

Vers 17

17. Er is niemand op aarde, die niet dagelijks veel zondigt; want zij zijn allen in zonde ontvangen en geboren en het gedichtsel van de gedachten huns harten is alleenlijk boos van hun jeugd aan; des te zekerder dit waar is, des te meer wacht u; en wees niet al te goddeloos, 1) laat u uwe aangeboren zwakheid niet verlokken, de grenzen tussen enen armen zondaar, die toch in de vreze Gods wandelt, en enen openbaren goddeloze te overschrijden (Psalms 1:1 Psalms 1:1); wacht u voor de paden des inbrekers, of des misdadigers (Psalms 17:4); noch wees al te dwaas, gelijk zij, die niets van God willen weten, waarom zoudt gij u zelven Gods oordeel op den hals halen en een spoedigen dood sterven buiten uwen tijd, v r den u door God gestelden tijd (Proverbs 10:27. Psalms 55:4. Job 15:22)?

1) Hoe is dit te verklaren? Alle zonde of goddeloosheid is toch kwaad in de ogen Gods. En daarom is ook deze vermaning niet op te vatten ten opzichte van wat wij gewoon zijn zonde of goddeloosheid te noemen. Goddelozen en dwazen worden hier in n adem genoemd en in verband gebracht met een sterven v r zijn tijd, d.w.z. in de kracht des levens, of in den jeugdigen leeftijd. Ongetwijfeld heeft de Prediker het oog op den jongeling en op de jeugd. Als hij straks zegt, om de jeugd te genieten, en zich te verblijden in de dagen zijner jongelingschap, maar niet te vergeten, dat God eenmaal de vierschaar spant, zo wil hij ook in beginsel hier niets anders zeggen. Al te goddeloos en dwaas is dan hetzelfde als, al te veel genietende van het leven, van het jeugdig leven inzonderheid, waardoor de frisse kracht geknakt wordt en men oud is en gebroken v r zijn tijd. De Prediker is niet iemand, die van een jongeling eist, wat van de ouden van dagen verwacht kan worden, maar hij wil het ook niet laten ontbreken aan waarschuwingen, om in dezen den goddelozen weg te bewandelen, en aan vermaningen om ook in de jeugd, in de vreze Gods te wandelen. Het is daarom, dat Hij ook in Ecclesiastes 7:18 zegt: want die God vreest, die ontgaat het al. Die rekent ten allen tijde met de wille Gods, ja met God zelven.

Vers 17

17. Er is niemand op aarde, die niet dagelijks veel zondigt; want zij zijn allen in zonde ontvangen en geboren en het gedichtsel van de gedachten huns harten is alleenlijk boos van hun jeugd aan; des te zekerder dit waar is, des te meer wacht u; en wees niet al te goddeloos, 1) laat u uwe aangeboren zwakheid niet verlokken, de grenzen tussen enen armen zondaar, die toch in de vreze Gods wandelt, en enen openbaren goddeloze te overschrijden (Psalms 1:1 Psalms 1:1); wacht u voor de paden des inbrekers, of des misdadigers (Psalms 17:4); noch wees al te dwaas, gelijk zij, die niets van God willen weten, waarom zoudt gij u zelven Gods oordeel op den hals halen en een spoedigen dood sterven buiten uwen tijd, v r den u door God gestelden tijd (Proverbs 10:27. Psalms 55:4. Job 15:22)?

1) Hoe is dit te verklaren? Alle zonde of goddeloosheid is toch kwaad in de ogen Gods. En daarom is ook deze vermaning niet op te vatten ten opzichte van wat wij gewoon zijn zonde of goddeloosheid te noemen. Goddelozen en dwazen worden hier in n adem genoemd en in verband gebracht met een sterven v r zijn tijd, d.w.z. in de kracht des levens, of in den jeugdigen leeftijd. Ongetwijfeld heeft de Prediker het oog op den jongeling en op de jeugd. Als hij straks zegt, om de jeugd te genieten, en zich te verblijden in de dagen zijner jongelingschap, maar niet te vergeten, dat God eenmaal de vierschaar spant, zo wil hij ook in beginsel hier niets anders zeggen. Al te goddeloos en dwaas is dan hetzelfde als, al te veel genietende van het leven, van het jeugdig leven inzonderheid, waardoor de frisse kracht geknakt wordt en men oud is en gebroken v r zijn tijd. De Prediker is niet iemand, die van een jongeling eist, wat van de ouden van dagen verwacht kan worden, maar hij wil het ook niet laten ontbreken aan waarschuwingen, om in dezen den goddelozen weg te bewandelen, en aan vermaningen om ook in de jeugd, in de vreze Gods te wandelen. Het is daarom, dat Hij ook in Ecclesiastes 7:18 zegt: want die God vreest, die ontgaat het al. Die rekent ten allen tijde met de wille Gods, ja met God zelven.

Vers 18

18. Het is goed, dat gij daaraan (Ecclesiastes 7:17)vasthoudt, en trek ook uwe hand van dit (Ecclesiastes 7:16)niet af (Matthew 23:23); want zowel de Farizese als de Sadducese gezindheid des harten berooft u van Gods genade, en brengt Gods oordelen over u; want die God oprecht vreest, dien ontgaat dat al, al die gevaren der ziel, waarvan in beide vorige verzen gesproken is.

De vreze Gods ontkomt het gevaar van het Farizeïsmus, omdat zij in het hart enen afkeer verwekt, om God door schijnvroomheid te willen misleiden, en omdat met de ware godsvrucht de kracht, die in de kennis der zonde ligt, noodzakelijk gepaard gaat (Isaiah 6:5 Isaiah 6:5); zij omkomt aan het gevaar van een leven in de zonde, omdat hij, die God vreest, schroomt zijnen God door zonden te beledigen, (Genesis 39:9) en den vromen wens koestert op den weg Zijner geboden te wandelen..

Vele oppervlakkige naamchristenen beroepen zich dwaselijk op de uitspraak van Ecclesiastes 7:16-Ecclesiastes 7:18, als zij beweren dat men de vroomheid niet te ver drijven moet, als zij trachten de waarheid en de leugen, de gerechtigheid en den dienst der zonde, Christus en den duivel met elkaar te verzoenen en een "gulden middenweg" te bewandelen. De Prediker verwerpt deze "aurea mediocritas" zo beslist mogelijk, maar vermaant veeleer tot een werken van zijn zelfs zaligheid met vreze en beven. In plaats daarvan wijst de Prediker een waar, echt evangelisch midden aan tussen twee gevaarlijke zijwegen, waarvan de ene de geestelijke hoogmoed, de andere de onverschillige wereldzin is; dezen weg van het ware midden bewandelt de godsvrucht..

Vers 18

18. Het is goed, dat gij daaraan (Ecclesiastes 7:17)vasthoudt, en trek ook uwe hand van dit (Ecclesiastes 7:16)niet af (Matthew 23:23); want zowel de Farizese als de Sadducese gezindheid des harten berooft u van Gods genade, en brengt Gods oordelen over u; want die God oprecht vreest, dien ontgaat dat al, al die gevaren der ziel, waarvan in beide vorige verzen gesproken is.

De vreze Gods ontkomt het gevaar van het Farizeïsmus, omdat zij in het hart enen afkeer verwekt, om God door schijnvroomheid te willen misleiden, en omdat met de ware godsvrucht de kracht, die in de kennis der zonde ligt, noodzakelijk gepaard gaat (Isaiah 6:5 Isaiah 6:5); zij omkomt aan het gevaar van een leven in de zonde, omdat hij, die God vreest, schroomt zijnen God door zonden te beledigen, (Genesis 39:9) en den vromen wens koestert op den weg Zijner geboden te wandelen..

Vele oppervlakkige naamchristenen beroepen zich dwaselijk op de uitspraak van Ecclesiastes 7:16-Ecclesiastes 7:18, als zij beweren dat men de vroomheid niet te ver drijven moet, als zij trachten de waarheid en de leugen, de gerechtigheid en den dienst der zonde, Christus en den duivel met elkaar te verzoenen en een "gulden middenweg" te bewandelen. De Prediker verwerpt deze "aurea mediocritas" zo beslist mogelijk, maar vermaant veeleer tot een werken van zijn zelfs zaligheid met vreze en beven. In plaats daarvan wijst de Prediker een waar, echt evangelisch midden aan tussen twee gevaarlijke zijwegen, waarvan de ene de geestelijke hoogmoed, de andere de onverschillige wereldzin is; dezen weg van het ware midden bewandelt de godsvrucht..

Vers 19

19. De hemelse wijsheid, waarvan de vreze Gods het beginsel is, versterkt en beschermt den wijze te midden van deze gevaren, die hem van beide zijden omringen, meer dan tien heerschappersmet hun legerbenden, die in ene stad zijn, in staat zijn, deze tegen enen vijand te verdedigen en hare belangen te behartigen. (Proverbs 10:15).

Vers 19

19. De hemelse wijsheid, waarvan de vreze Gods het beginsel is, versterkt en beschermt den wijze te midden van deze gevaren, die hem van beide zijden omringen, meer dan tien heerschappersmet hun legerbenden, die in ene stad zijn, in staat zijn, deze tegen enen vijand te verdedigen en hare belangen te behartigen. (Proverbs 10:15).

Vers 20

20. a) Voorwaar er is geen mens zo rechtvaardig op aarde, dieslechts goed doet en niet zondigt; een ieder heeft alzo die bescherming der wijsheid nodig tegenover de gevaren der ziel en de daarin dreigende oordelen Gods (Psalms 130:3; Psalms 143:2. Job 9:2 Job 9:2).

a) 1 Kings 8:46,1 Kings 8:47. 2 Chronicles 6:36. Proverbs 20:9. 1 John 1:8.

Vers 20

20. a) Voorwaar er is geen mens zo rechtvaardig op aarde, dieslechts goed doet en niet zondigt; een ieder heeft alzo die bescherming der wijsheid nodig tegenover de gevaren der ziel en de daarin dreigende oordelen Gods (Psalms 130:3; Psalms 143:2. Job 9:2 Job 9:2).

a) 1 Kings 8:46,1 Kings 8:47. 2 Chronicles 6:36. Proverbs 20:9. 1 John 1:8.

Vers 21

21. Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men onder de mensen van u spreekt, 1) wanneer zij u, die op den weg der wijsheid en in de vreze Gods uw geluk zoekt, enen schijnheilige, een dweper of zonderling noemen; luister niet uit nieuwsgierigheid of verborgen ijdelheid, wanneer men over u spreekt, opdat gij niet, in plaats van lofuitingen, hoort, dat uw knecht u vloekt, hetgeen u f smart zou veroorzaken f den toorn bij u zou opwekken, waardoor gij tot ene onrechtvaardige en harde behandeling van uwen knecht zoudt kunnen verleid worden.

1) Men moet niet nieuwsgierig trachten te weten, wat de mensen van ons zeggen, opdat hun lofspraak ons niet verheffe, noch hun kwaadsprekendheid onze driften gaande maken. Als men gretiglijk naar alles luistert, zou men lichtelijk zich door zijne dienstboden horen lasteren of vloeken op zulk een tijd, als deze geenszins dachten beluisterd te worden, of ons kan zulks iets van anderen aangedrongen worden, wegens hen, al deden zij dit niet, weshalve het niet goed is, lichtelijk geloof aan elken aanbrenger van zodanig iets te geven..

Vers 21

21. Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men onder de mensen van u spreekt, 1) wanneer zij u, die op den weg der wijsheid en in de vreze Gods uw geluk zoekt, enen schijnheilige, een dweper of zonderling noemen; luister niet uit nieuwsgierigheid of verborgen ijdelheid, wanneer men over u spreekt, opdat gij niet, in plaats van lofuitingen, hoort, dat uw knecht u vloekt, hetgeen u f smart zou veroorzaken f den toorn bij u zou opwekken, waardoor gij tot ene onrechtvaardige en harde behandeling van uwen knecht zoudt kunnen verleid worden.

1) Men moet niet nieuwsgierig trachten te weten, wat de mensen van ons zeggen, opdat hun lofspraak ons niet verheffe, noch hun kwaadsprekendheid onze driften gaande maken. Als men gretiglijk naar alles luistert, zou men lichtelijk zich door zijne dienstboden horen lasteren of vloeken op zulk een tijd, als deze geenszins dachten beluisterd te worden, of ons kan zulks iets van anderen aangedrongen worden, wegens hen, al deden zij dit niet, weshalve het niet goed is, lichtelijk geloof aan elken aanbrenger van zodanig iets te geven..

Vers 22

22. Want, en daarom juist moet gij niet toornig op hem worden, uw hart heeft ook veelmalen bekend, en uw geweten getuigt het, dat gij ook anderen gevloekt hebt, hun uit bitterheid kwaad toegewenst, en alzo het achste gebod overtreden hebt. Daarom, wanneer de mensen kwaad van u spreken, laat het u dan veeleer tot zelfonderzoek leiden; in het algemeen echter wend uw hart van de mensen af, om het tot God te keren, en streef naar die rust, die in alles Gods bestuur erkent.

23.

III. Ecclesiastes 7:23-Ecclesiastes 8:15. In de vorige afdeling heeft de Prediker uiteengezet, waarin de ware levenswijsheid bestaat, die den mens gelukkig kan maken. Nu laat hij de beschrijving volgen van die grote verzoekingen, waaraan een ieder blootgesteld is, die begonnen is den weg dezer wijsheid te bewandelen, en waarop hij ondanks deze verzoekingen zal moeten voortgaan, indien hij zich niet in het verderf wil storten.

1) Boven alles moet de wijze zich wachten voor de verleidingen der ontucht; het gevaar is groot, want het verderf onder de mannen elk vrouwen is algemeen (Ecclesiastes 7:23-Ecclesiastes 7:29). -2) Daarna eist het zowel de wijsheid, als in het bijzonder de afgelegde eed, om elk aanzoek tot opstand tegen de bestaande machten van de hand te wijzen, omdat de Overheid ene ordening van God is, die ze niet ongestraft laat omverwerpen (Ecclesiastes 8:1-Ecclesiastes 8:8). -Eindelijk moet de wijze zich onthouden van alle ongerechtigheid en onderdrukking; want, al schijnt het tegendeel, eenmaal ontvangen zij toch allen hun rechtvaardige straf van God (Ecclesiastes 7:9-Ecclesiastes 7:13). Elk dezer drie delen wordt door ene algemene inleiding over de hoge waarde der wijsheid voorafgegaan.

Vers 22

22. Want, en daarom juist moet gij niet toornig op hem worden, uw hart heeft ook veelmalen bekend, en uw geweten getuigt het, dat gij ook anderen gevloekt hebt, hun uit bitterheid kwaad toegewenst, en alzo het achste gebod overtreden hebt. Daarom, wanneer de mensen kwaad van u spreken, laat het u dan veeleer tot zelfonderzoek leiden; in het algemeen echter wend uw hart van de mensen af, om het tot God te keren, en streef naar die rust, die in alles Gods bestuur erkent.

23.

III. Ecclesiastes 7:23-Ecclesiastes 8:15. In de vorige afdeling heeft de Prediker uiteengezet, waarin de ware levenswijsheid bestaat, die den mens gelukkig kan maken. Nu laat hij de beschrijving volgen van die grote verzoekingen, waaraan een ieder blootgesteld is, die begonnen is den weg dezer wijsheid te bewandelen, en waarop hij ondanks deze verzoekingen zal moeten voortgaan, indien hij zich niet in het verderf wil storten.

1) Boven alles moet de wijze zich wachten voor de verleidingen der ontucht; het gevaar is groot, want het verderf onder de mannen elk vrouwen is algemeen (Ecclesiastes 7:23-Ecclesiastes 7:29). -2) Daarna eist het zowel de wijsheid, als in het bijzonder de afgelegde eed, om elk aanzoek tot opstand tegen de bestaande machten van de hand te wijzen, omdat de Overheid ene ordening van God is, die ze niet ongestraft laat omverwerpen (Ecclesiastes 8:1-Ecclesiastes 8:8). -Eindelijk moet de wijze zich onthouden van alle ongerechtigheid en onderdrukking; want, al schijnt het tegendeel, eenmaal ontvangen zij toch allen hun rechtvaardige straf van God (Ecclesiastes 7:9-Ecclesiastes 7:13). Elk dezer drie delen wordt door ene algemene inleiding over de hoge waarde der wijsheid voorafgegaan.

Vers 23

23. Dit alles, wat ik in de vorige afdeling (Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:23), hun die in dit leven gelukkig en tevreden willen leven, heb geleerd en aangeraden, heb ik ook zelf in mijn leven met wijsheid verzocht en bevonden, 1) dat het de proef kon doorstaan. Ik zei: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was, zij bleef ondanks mijn zoeken nog verre van mij; want ofschoon ik enige vorderingen op den weg der wijsheid maakte, hare volle hemelse gedaante en heerlijkheid heb ik nog niet gezien en zolang ik met dit lichaam des doods omkleed blijf, zal ik er ook nimmer toe geraken, hare goddelijke diepten te peilen en te doorgronden (1 Corinthians 13:9. Philippians 3:12). 1) Zij zijn de beste leermeesters, die zelven ondervonden hebben, wat zij anderen voorhouden.

Hij bezat alzo de wijsheid tot een zekere hoogte en deelsgewijze; zijn in dit ne woord, ik zal wijsheid bekomen, zich te zamen vattende voornemen ging echter daarop uit, haar volkomen en geheel en al te bezitten..

Wijsheid bekomen, of wijs worden, in den zin van, doordringen tot de diepste raadselen des levens, oplossen de hoogste levensvragen en de zwaarwichtigste leerstukken omtrent het heden en de toekomst, het hier en het hier namaals te weten, te zoeken en te verklaren. Wat hij echter verwacht verkreeg hij niet. Evenmin Job (Ecclesiastes 28:12-Ecclesiastes 28:22) de wijsheid in dezen zin kon bemachtigen, evenmin de Prediker. Ook wat de meest begaafde kan leveren, is slechts stukwerk.

Vers 23

23. Dit alles, wat ik in de vorige afdeling (Ecclesiastes 7:1-Ecclesiastes 7:23), hun die in dit leven gelukkig en tevreden willen leven, heb geleerd en aangeraden, heb ik ook zelf in mijn leven met wijsheid verzocht en bevonden, 1) dat het de proef kon doorstaan. Ik zei: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was, zij bleef ondanks mijn zoeken nog verre van mij; want ofschoon ik enige vorderingen op den weg der wijsheid maakte, hare volle hemelse gedaante en heerlijkheid heb ik nog niet gezien en zolang ik met dit lichaam des doods omkleed blijf, zal ik er ook nimmer toe geraken, hare goddelijke diepten te peilen en te doorgronden (1 Corinthians 13:9. Philippians 3:12). 1) Zij zijn de beste leermeesters, die zelven ondervonden hebben, wat zij anderen voorhouden.

Hij bezat alzo de wijsheid tot een zekere hoogte en deelsgewijze; zijn in dit ne woord, ik zal wijsheid bekomen, zich te zamen vattende voornemen ging echter daarop uit, haar volkomen en geheel en al te bezitten..

Wijsheid bekomen, of wijs worden, in den zin van, doordringen tot de diepste raadselen des levens, oplossen de hoogste levensvragen en de zwaarwichtigste leerstukken omtrent het heden en de toekomst, het hier en het hier namaals te weten, te zoeken en te verklaren. Wat hij echter verwacht verkreeg hij niet. Evenmin Job (Ecclesiastes 28:12-Ecclesiastes 28:22) de wijsheid in dezen zin kon bemachtigen, evenmin de Prediker. Ook wat de meest begaafde kan leveren, is slechts stukwerk.

Vers 24

24. Hetgeen, zo als de Goddelijke wijsheid, verre af is en zeer diep, wie onder de mensen, wier ogen door de zonde verduisterd zijn, zal dat vinden, en al de heerlijkheid daarvan kunnen aanschouwen (Job 11:8; Job 28:12, Romans 11:32)?

Hoe meer iemand de wijsheid najaagt, des te meer, wanneer hij oprecht is, komt het hem voor, dat zij van hem wijkt, en hare ganse volheid schijnt hem onuitputtelijk toe..

Hoe groter vorderingen vrome mannen op den weg der godzaligheid maken, des te meer erkennen zij, hoe onwaardig zij zijn, omdat, naarmate zij nader bij het licht komen, zij ook meer ontdekken, wat in hun hart verborgen is; hoe veel heerlijker dingen zij met het oog des geestes zien, des te meer ellende ontdekken zij in zich zelven. Ook de wijsheid schijnt, wanneer zij gezocht wordt, zich meer te verwijderen en onbruikelijk te worden; zij echter, die haar in het geheel niet zoeken, menen des te dichter bij haar te zijn, naarmate zij minder haar wezen kennen; want zij, die zelf in duisternis verkeren, kunnen de heerlijkheid van het licht dat zij nooit gezien hebben, niet bewonderen.

Vertrouw in geestelijke dingen nooit op eigen krachten; gij meent wel, dat gij verder komt, maar inderdaad gaat gij bij zulk enen geestelijken hoogmoed terug en verliest datgene weer, wat gij reeds verkregen hadt (2 John 1:1:8)

Hij was niet te vreden met een oppervlakkig onderzoek, noch met ene gedeeltelijke kennis, neen, zijne navorschingen waren zeer diep en drongen tot in het wezen der zaken door, van welke hij de grond zocht te peilen en het verborgenste te ontdekken. Hij bedoelde de dingen met slechts, maar ook derzelver oorzaken en springveer te kennen, opdat hij er een behoorlijk denkbeeld van hebben en er goede redenen van geven mocht. Dan zie, hoe nietig en vruchteloos alle deze ijverige pogingen waren. Zij voldeden niet aan zijn oogmerk. Hoe meer hij leerde en wist, hoe meer en beter bij bemerkte, dat er nog al meer voor hem overig bleef te leren, en dat hij, die niets met alles wist, als men vergeleek hetgeen hij wist, bij hetgeen hem nog onbekend was.. 25. Ik keerde mij om, en mijn hart, ik stelde er het levendigst belang in, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken levenswijsheid (Job 32:6 ), en ene sluitrede, een resultaat van mijn onderzoek, en a) om te weten de goddeloosheid der zotheid en de dwaasheid der onzinnigheden, of, beter, dat de goddeloosheid dwaasheid en de zotheid onzinnigheid is.

a) Ecclesiastes 1:17; Ecclesiastes 2:12.

Vers 24

24. Hetgeen, zo als de Goddelijke wijsheid, verre af is en zeer diep, wie onder de mensen, wier ogen door de zonde verduisterd zijn, zal dat vinden, en al de heerlijkheid daarvan kunnen aanschouwen (Job 11:8; Job 28:12, Romans 11:32)?

Hoe meer iemand de wijsheid najaagt, des te meer, wanneer hij oprecht is, komt het hem voor, dat zij van hem wijkt, en hare ganse volheid schijnt hem onuitputtelijk toe..

Hoe groter vorderingen vrome mannen op den weg der godzaligheid maken, des te meer erkennen zij, hoe onwaardig zij zijn, omdat, naarmate zij nader bij het licht komen, zij ook meer ontdekken, wat in hun hart verborgen is; hoe veel heerlijker dingen zij met het oog des geestes zien, des te meer ellende ontdekken zij in zich zelven. Ook de wijsheid schijnt, wanneer zij gezocht wordt, zich meer te verwijderen en onbruikelijk te worden; zij echter, die haar in het geheel niet zoeken, menen des te dichter bij haar te zijn, naarmate zij minder haar wezen kennen; want zij, die zelf in duisternis verkeren, kunnen de heerlijkheid van het licht dat zij nooit gezien hebben, niet bewonderen.

Vertrouw in geestelijke dingen nooit op eigen krachten; gij meent wel, dat gij verder komt, maar inderdaad gaat gij bij zulk enen geestelijken hoogmoed terug en verliest datgene weer, wat gij reeds verkregen hadt (2 John 1:1:8)

Hij was niet te vreden met een oppervlakkig onderzoek, noch met ene gedeeltelijke kennis, neen, zijne navorschingen waren zeer diep en drongen tot in het wezen der zaken door, van welke hij de grond zocht te peilen en het verborgenste te ontdekken. Hij bedoelde de dingen met slechts, maar ook derzelver oorzaken en springveer te kennen, opdat hij er een behoorlijk denkbeeld van hebben en er goede redenen van geven mocht. Dan zie, hoe nietig en vruchteloos alle deze ijverige pogingen waren. Zij voldeden niet aan zijn oogmerk. Hoe meer hij leerde en wist, hoe meer en beter bij bemerkte, dat er nog al meer voor hem overig bleef te leren, en dat hij, die niets met alles wist, als men vergeleek hetgeen hij wist, bij hetgeen hem nog onbekend was.. 25. Ik keerde mij om, en mijn hart, ik stelde er het levendigst belang in, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken levenswijsheid (Job 32:6 ), en ene sluitrede, een resultaat van mijn onderzoek, en a) om te weten de goddeloosheid der zotheid en de dwaasheid der onzinnigheden, of, beter, dat de goddeloosheid dwaasheid en de zotheid onzinnigheid is.

a) Ecclesiastes 1:17; Ecclesiastes 2:12.

Vers 26

26. En ik vond door mijne langdurige ervaring en opmerkzame beschouwing van `s mensen doen geleid a) een bitterder ding dan de dood, omdat het den mens in het eeuwig verderf stort (Proverbs 5:4): ene vrouw, welker hart door hare vleierijen en verlokkingen voor iederen man netten en garen zijn, waarin hij gemakkelijk gevangen wordt, en hare wellustige handen banden en sterke ketenen zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, in de vreze Gods wandelt, zal door Gods genadigen bijstand van haar ontkomen; daarentegen de b) zondaar, die zijne eigene zonde en die der wereld nog niet heeft leren kennen en verafschuwen, zal in die verzoeking geen overwinnaar zijn, maar van haar in hare strikken en netten gevangen en in het verderf gestort worden.

a) Proverbs 5:3,Proverbs 6:24; Proverbs 7:6, b) Proverbs 6:26; Proverbs 7:23; Proverbs 22:14.

Vers 26

26. En ik vond door mijne langdurige ervaring en opmerkzame beschouwing van `s mensen doen geleid a) een bitterder ding dan de dood, omdat het den mens in het eeuwig verderf stort (Proverbs 5:4): ene vrouw, welker hart door hare vleierijen en verlokkingen voor iederen man netten en garen zijn, waarin hij gemakkelijk gevangen wordt, en hare wellustige handen banden en sterke ketenen zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, in de vreze Gods wandelt, zal door Gods genadigen bijstand van haar ontkomen; daarentegen de b) zondaar, die zijne eigene zonde en die der wereld nog niet heeft leren kennen en verafschuwen, zal in die verzoeking geen overwinnaar zijn, maar van haar in hare strikken en netten gevangen en in het verderf gestort worden.

a) Proverbs 5:3,Proverbs 6:24; Proverbs 7:6, b) Proverbs 6:26; Proverbs 7:23; Proverbs 22:14.

Vers 27

27. Ziet, dit heb ik in mijne ervaring gevonden en deel het u nu mede, opdat gij er door leren zoudt, zegt de Prediker, die u gaarne de ware wijsheid wil aantonen en mededelen, daardoor, dat ik het ene bij het andere nauwkeurig onderzocht en overweeg, en mij dus wel niet vergist zal hebben, en dit met het doel, om de sluitrede, een gewichtige leefregel (Job 32:6 ) te vinden.

Vers 27

27. Ziet, dit heb ik in mijne ervaring gevonden en deel het u nu mede, opdat gij er door leren zoudt, zegt de Prediker, die u gaarne de ware wijsheid wil aantonen en mededelen, daardoor, dat ik het ene bij het andere nauwkeurig onderzocht en overweeg, en mij dus wel niet vergist zal hebben, en dit met het doel, om de sluitrede, een gewichtige leefregel (Job 32:6 ) te vinden.

Vers 28

28. Dewelke mijne ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden. Volgens den Duitsen tekst: En mijne ziel zocht nog verder, om te weten, of er toch niet veel mensen waren, die door de vreze Gods van zulke vleselijke lusten rein bleven, en zij heeft het niet gevonden: nen man, zoals hij wezen moet, uit duizend heb ik wel gevonden, die als een godvrezende en wijze zijn lichaam niet besmette, maar ene vrouw, zoals zij wezen moet, onder die allen heb ik niet gevonden, en ik moest alzo de opmerking maken, dat het vrouwelijk geslacht tegenover de verleiding tot zonde, in het bijzonder die van den vleselijken lust, nog veel zwakker is dan de man (Genesis 3:16. 2 Corinthians 11:3. 1 Timothy 2:12,

De Talmud (die de verklaring der Wet door de Joodse geleerden uit de eerste eeuw n. Chr. bevat) heeft dezelfde overtuiging van de meerdere zwakheid van het vrouwelijk hart en van deszelfs sterkere neiging tot het kwaad. Wij vinden daarin o.a. de volgende uitdrukkingen: Het is beter enen leeuw dan ene vrouw te volgen. Die den raad zijner vrouw volgt, komt in de hel. Vier eigenschappen kent men aan de vrouw toe: zij zijn weelderig, nieuwsgierig, lui, jaloers. De vrouw is lichtzinnig van aard. Die veel met vrouwen omgaat, wordt van de beoefening der wijsheid afgehouden. Bij de heidenen heeft er een spreekwoord bestaan: Tria mala mala pessima, ignis, aqua, femina, d.i. Het kan niet erger worden, dan deze drie het kunnen maken: het vuur, het water en de vrouw. Maar dit en nog veel meer heeft de duivel tegen het vrouwelijke geslacht en alzo tegen God en Zijn werk uit enkel haat en nijd uitgespogen, opdat hij een ieder van het huwelijk en van Gods woord afkerig en het daardoor nog erger zou kunnen maken..

Het behoort mede tot de gevolgen van den zondeval v r de verschijning van Jezus Christus, dat de vrouw onder de Oude bedeling, terwijl zij meer onderdrukt en veronachtzaamd werd, ook bepaaldelijk zwakker was in een standvastig, heilig streven naar de goddelijke dingen..

Vers 28

28. Dewelke mijne ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden. Volgens den Duitsen tekst: En mijne ziel zocht nog verder, om te weten, of er toch niet veel mensen waren, die door de vreze Gods van zulke vleselijke lusten rein bleven, en zij heeft het niet gevonden: nen man, zoals hij wezen moet, uit duizend heb ik wel gevonden, die als een godvrezende en wijze zijn lichaam niet besmette, maar ene vrouw, zoals zij wezen moet, onder die allen heb ik niet gevonden, en ik moest alzo de opmerking maken, dat het vrouwelijk geslacht tegenover de verleiding tot zonde, in het bijzonder die van den vleselijken lust, nog veel zwakker is dan de man (Genesis 3:16. 2 Corinthians 11:3. 1 Timothy 2:12,

De Talmud (die de verklaring der Wet door de Joodse geleerden uit de eerste eeuw n. Chr. bevat) heeft dezelfde overtuiging van de meerdere zwakheid van het vrouwelijk hart en van deszelfs sterkere neiging tot het kwaad. Wij vinden daarin o.a. de volgende uitdrukkingen: Het is beter enen leeuw dan ene vrouw te volgen. Die den raad zijner vrouw volgt, komt in de hel. Vier eigenschappen kent men aan de vrouw toe: zij zijn weelderig, nieuwsgierig, lui, jaloers. De vrouw is lichtzinnig van aard. Die veel met vrouwen omgaat, wordt van de beoefening der wijsheid afgehouden. Bij de heidenen heeft er een spreekwoord bestaan: Tria mala mala pessima, ignis, aqua, femina, d.i. Het kan niet erger worden, dan deze drie het kunnen maken: het vuur, het water en de vrouw. Maar dit en nog veel meer heeft de duivel tegen het vrouwelijke geslacht en alzo tegen God en Zijn werk uit enkel haat en nijd uitgespogen, opdat hij een ieder van het huwelijk en van Gods woord afkerig en het daardoor nog erger zou kunnen maken..

Het behoort mede tot de gevolgen van den zondeval v r de verschijning van Jezus Christus, dat de vrouw onder de Oude bedeling, terwijl zij meer onderdrukt en veronachtzaamd werd, ook bepaaldelijk zwakker was in een standvastig, heilig streven naar de goddelijke dingen..

Vers 29

29. Alleenlijk, gij moet niet menen, dat de menselijke natuur altijd zo bedorven is geweest; want ziet, dit heb ik gevonden, dat God den mens in den beginne recht, onzondig en onbevlekt gemaakt heeft, maar zij hebben sedert hunnen val, vele vonden gezocht, dewijl zij het liefst hun eigen verstand en hunnen eigen wil opvolgen en zich daardoor altijd meer van God verwijderen.

Het Hebreeuwse woord voor "vonden" is hetzelfde, hetwelk in Ecclesiastes 7:25, Ecclesiastes 7:27 voorkomt en door "sluitrede" vertaald is..

De mens heeft het na den val afgeleerd, zich ontvangbaar te stellen voor de goddelijke wijsheid; in plaats daarvan verkiest hij zijne eigen hoogdravende denkbeelden. Het enige middel om van deze zware ziekte en uit de banden zijner eigene denkbeelden verlost te worden, is dat men zich weer aan den goddelijken eis onderwerpe en afstand doe van alle eigen wijsheid, om zich alleen door God te laten leren..

De bron van alle dwaasheden en onzinnigheden en de wereld is de afval van den mens van God; het is duidelijk, dat de mens verdorven is en in opstand verkeert tegen God, dat hij niet is, zo als hij gemaakt werd. De Schrijver vat al zijne opmerkingen aangaande den toestand en het gedrag van den mens in deze woorden zamen: "God heeft den mens recht gemaakt, maar zij hebben vele vonden gezocht" Inderdaad, nadat Adam van God afgevallen was, hebben zijne nakomelingen op allerlei wijze getracht het geluk in hunnen staat van opstand te vinden; maar het is gebleken, dat al deze vonden slechts verschillende vormen van goddeloosheid en ongerechtigheid zijn, die aantonen, hoe ellendig de mens van nature is, en dat hij in zich zelven slechts tot grotere goddeloosheid en diepere ellende kan vervallen. Danken wij God, die Zijnen Zoon Jezus Christus gezonden heeft, opdat wij van zo grote en vele zonden en uit zo diepe ellende zouden kunnen verlost worden..

Vers 29

29. Alleenlijk, gij moet niet menen, dat de menselijke natuur altijd zo bedorven is geweest; want ziet, dit heb ik gevonden, dat God den mens in den beginne recht, onzondig en onbevlekt gemaakt heeft, maar zij hebben sedert hunnen val, vele vonden gezocht, dewijl zij het liefst hun eigen verstand en hunnen eigen wil opvolgen en zich daardoor altijd meer van God verwijderen.

Het Hebreeuwse woord voor "vonden" is hetzelfde, hetwelk in Ecclesiastes 7:25, Ecclesiastes 7:27 voorkomt en door "sluitrede" vertaald is..

De mens heeft het na den val afgeleerd, zich ontvangbaar te stellen voor de goddelijke wijsheid; in plaats daarvan verkiest hij zijne eigen hoogdravende denkbeelden. Het enige middel om van deze zware ziekte en uit de banden zijner eigene denkbeelden verlost te worden, is dat men zich weer aan den goddelijken eis onderwerpe en afstand doe van alle eigen wijsheid, om zich alleen door God te laten leren..

De bron van alle dwaasheden en onzinnigheden en de wereld is de afval van den mens van God; het is duidelijk, dat de mens verdorven is en in opstand verkeert tegen God, dat hij niet is, zo als hij gemaakt werd. De Schrijver vat al zijne opmerkingen aangaande den toestand en het gedrag van den mens in deze woorden zamen: "God heeft den mens recht gemaakt, maar zij hebben vele vonden gezocht" Inderdaad, nadat Adam van God afgevallen was, hebben zijne nakomelingen op allerlei wijze getracht het geluk in hunnen staat van opstand te vinden; maar het is gebleken, dat al deze vonden slechts verschillende vormen van goddeloosheid en ongerechtigheid zijn, die aantonen, hoe ellendig de mens van nature is, en dat hij in zich zelven slechts tot grotere goddeloosheid en diepere ellende kan vervallen. Danken wij God, die Zijnen Zoon Jezus Christus gezonden heeft, opdat wij van zo grote en vele zonden en uit zo diepe ellende zouden kunnen verlost worden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Ecclesiastes 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/ecclesiastes-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile