Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Exodus 13

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 13

Exodus 13:1.

HEILIGING VAN DE EERSTGEBORENEN. VOORTZETTING VAN DE UITTOCHT.

I. Exodus 13:1-Exodus 13:16. Ook omtrent de heiliging van alle eerstgeborenen bij de kinderen van Israël ontvangt Mozes bevel van God; deze maakt aan het volk nog te Sukkoth bekend, wat de Heere hem ten opzichte van het zevendaagse feest van de ongezuurde broden, als ook omtrent de eerstgeborenen onder mensen en vee bevolen heeft, en scherpt het een bestendig aandenken aan deze uitleiding uit Egypte voor alle volgende tijden in.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 13

Exodus 13:1.

HEILIGING VAN DE EERSTGEBORENEN. VOORTZETTING VAN DE UITTOCHT.

I. Exodus 13:1-Exodus 13:16. Ook omtrent de heiliging van alle eerstgeborenen bij de kinderen van Israël ontvangt Mozes bevel van God; deze maakt aan het volk nog te Sukkoth bekend, wat de Heere hem ten opzichte van het zevendaagse feest van de ongezuurde broden, als ook omtrent de eerstgeborenen onder mensen en vee bevolen heeft, en scherpt het een bestendig aandenken aan deze uitleiding uit Egypte voor alle volgende tijden in.

Vers 1

1. Toen, waarschijnlijk bij de openbaring (Exodus 12:43) te Sukkoth, sprak de HEERE verder tot Mozes, aan wie Hij nog een andere instelling, die op de gebeurtenis van de vorige nacht betrekking had, mee moest delen, zeggende:

Vers 1

1. Toen, waarschijnlijk bij de openbaring (Exodus 12:43) te Sukkoth, sprak de HEERE verder tot Mozes, aan wie Hij nog een andere instelling, die op de gebeurtenis van de vorige nacht betrekking had, mee moest delen, zeggende:

Vers 2

2. Heilig 1)Mij, door bepaalde wettelijke inzettingen, die Ik door u aan het volk van Israël geef, alle eerstgeborenen. 2) Wat enige baarmoeder opent, het eerstgeborene van allerlei soort, wat door zijn geboorte voor de volgende geboorten als het ware de weg bereidt, onder de kinderen van Israël, van mensen en van beesten, dat is Mijn a) 3) eigendom.

a)Exodus 22:29; Exodus 34:19 Leviticus 27:26 Numbers 8:17 Luke 2:23

1) Heiligen is eigenlijk afzonderen, en daarom afscheiden van het vermengde..

2) Het Oude Testament onderscheid twee soorten van eerstgeborenen, namelijk de eerstgeborenen van de vader en de eerstgeborenen van de moeder; de eersten genoten alleen de burgerlijke voorrechten van de eerstgeboorte, het recht op de voorrang in de familie en het recht op het dubbel erfdeel (Genesis 49:3) Deuteronomy 21:15-Deuteronomy 21:17, men heeft ze daarom de "eerstgeborenen van de erfenis" (primogeniti hereditatis) genoemd. De tweeden daarentegen, van welke op onze plaats gesproken wordt, hadden, wanneer zij niet tevens eerstgeborenen van de vader waren, in het burgerlijke volstrekt geen voorrechten; maar moesten de Heere geheiligd worden; daarom worden zij ter onderscheiding van de eersten, "eerstgeborenen van de heiligheid" (primogeniti sanctitudinis) genoemd. Daar de Heere de eerstgeborenen van deze tweede klasse bij de kinderen van Israël zich heiligt, verklaart hij daardoor het gehele volk, van welk bloesem zij zijn (zie Exodus 12:12) voor heilig en Hem gewijd, gelijk Hij door de bewaring eigenlijk het gehele volk verschoond had. Over de wijze van hun heiliging zegt de Heere voorlopig niets; eerst moet zich Israëls geschiedenis nog verder ontwikkelen, eer deze inzetting tot volle rijpheid komt. Zonder twijfel heeft de Heere over de heiliging van de eerstgeborenen onder het vee reeds hier aan Mozes de hoofdtrekken meegedeeld, hoewel het bericht van deze mededelingen niet gewaagt; zij blijken toch uit hetgeen Mozes later aan het volk openbaart (Exodus 13:11). Later heeft ook daarover de Heere met Mozes nog nader gehandeld, en wij vinden de verdere bepalingen in Leviticus 27:26, Numbers 18:15-Numbers 18:18

In Numbers 13:1 wordt de grond aangegeven, waarom de Heere dit gebod geeft. Toen de Heere de eerstgeborenen van Egypte sloeg en de eerstgeborenen van Israël spaarde, heeft Hij hen zich, als de zijnen, in bijzondere zin toegeëigend. De diepe oorzaak lag dus in het Verbond, dat God met Israël had opgericht en waardoor het op zichtbare wijze was gespaard gebleven. Eerst het Pascha, daarna de ongezuurde broden en terstond daarop de heiliging van de eerstgeborenen. Hiertussen bestaat een onafscheidelijk verband. Het Pascha, teken van de vereniging van de Heere en Zijn volk; de ongezuurde broden, bewijs van het aanvankelijk verloste leven en de heiliging van de eerstgeborenen bevestiging, dat Israël als zoon door God is aangenomen. Bij de opvolging van het bevel moest Israël bedenken, dat het als volk geheel en al afhing van de genade van God, dat het alleen als volk de aanneming tot kinderen een beduidende plaats in de volkerenrij zou bekleden, en door de opvolging beleed het, dat het alleen uit vrije gunst en genade tot volk was geworden..

3) Gelijk de eerstgeborene voor de Heere heilig was, en voor zijn dienst afgevormd, zo was ook Christus de Heere heilig, voor hem en zijn dienst geheel afgevormd; gelijk door de eerstgeborene de andere broeders heilig verklaard werden, zo wordt ook door Christus al het geslacht, dat in de hemel en op aarde is, geheiligd..

Vers 2

2. Heilig 1)Mij, door bepaalde wettelijke inzettingen, die Ik door u aan het volk van Israël geef, alle eerstgeborenen. 2) Wat enige baarmoeder opent, het eerstgeborene van allerlei soort, wat door zijn geboorte voor de volgende geboorten als het ware de weg bereidt, onder de kinderen van Israël, van mensen en van beesten, dat is Mijn a) 3) eigendom.

a)Exodus 22:29; Exodus 34:19 Leviticus 27:26 Numbers 8:17 Luke 2:23

1) Heiligen is eigenlijk afzonderen, en daarom afscheiden van het vermengde..

2) Het Oude Testament onderscheid twee soorten van eerstgeborenen, namelijk de eerstgeborenen van de vader en de eerstgeborenen van de moeder; de eersten genoten alleen de burgerlijke voorrechten van de eerstgeboorte, het recht op de voorrang in de familie en het recht op het dubbel erfdeel (Genesis 49:3) Deuteronomy 21:15-Deuteronomy 21:17, men heeft ze daarom de "eerstgeborenen van de erfenis" (primogeniti hereditatis) genoemd. De tweeden daarentegen, van welke op onze plaats gesproken wordt, hadden, wanneer zij niet tevens eerstgeborenen van de vader waren, in het burgerlijke volstrekt geen voorrechten; maar moesten de Heere geheiligd worden; daarom worden zij ter onderscheiding van de eersten, "eerstgeborenen van de heiligheid" (primogeniti sanctitudinis) genoemd. Daar de Heere de eerstgeborenen van deze tweede klasse bij de kinderen van Israël zich heiligt, verklaart hij daardoor het gehele volk, van welk bloesem zij zijn (zie Exodus 12:12) voor heilig en Hem gewijd, gelijk Hij door de bewaring eigenlijk het gehele volk verschoond had. Over de wijze van hun heiliging zegt de Heere voorlopig niets; eerst moet zich Israëls geschiedenis nog verder ontwikkelen, eer deze inzetting tot volle rijpheid komt. Zonder twijfel heeft de Heere over de heiliging van de eerstgeborenen onder het vee reeds hier aan Mozes de hoofdtrekken meegedeeld, hoewel het bericht van deze mededelingen niet gewaagt; zij blijken toch uit hetgeen Mozes later aan het volk openbaart (Exodus 13:11). Later heeft ook daarover de Heere met Mozes nog nader gehandeld, en wij vinden de verdere bepalingen in Leviticus 27:26, Numbers 18:15-Numbers 18:18

In Numbers 13:1 wordt de grond aangegeven, waarom de Heere dit gebod geeft. Toen de Heere de eerstgeborenen van Egypte sloeg en de eerstgeborenen van Israël spaarde, heeft Hij hen zich, als de zijnen, in bijzondere zin toegeëigend. De diepe oorzaak lag dus in het Verbond, dat God met Israël had opgericht en waardoor het op zichtbare wijze was gespaard gebleven. Eerst het Pascha, daarna de ongezuurde broden en terstond daarop de heiliging van de eerstgeborenen. Hiertussen bestaat een onafscheidelijk verband. Het Pascha, teken van de vereniging van de Heere en Zijn volk; de ongezuurde broden, bewijs van het aanvankelijk verloste leven en de heiliging van de eerstgeborenen bevestiging, dat Israël als zoon door God is aangenomen. Bij de opvolging van het bevel moest Israël bedenken, dat het als volk geheel en al afhing van de genade van God, dat het alleen als volk de aanneming tot kinderen een beduidende plaats in de volkerenrij zou bekleden, en door de opvolging beleed het, dat het alleen uit vrije gunst en genade tot volk was geworden..

3) Gelijk de eerstgeborene voor de Heere heilig was, en voor zijn dienst afgevormd, zo was ook Christus de Heere heilig, voor hem en zijn dienst geheel afgevormd; gelijk door de eerstgeborene de andere broeders heilig verklaard werden, zo wordt ook door Christus al het geslacht, dat in de hemel en op aarde is, geheiligd..

Vers 3

3. Verder zei Mozes tot het volk, zowel in het bijzonder meedelende, wat hij bij de vergadering van de oudsten (Exodus 12:21) nog niet had gezegd (Exodus 12:15-Exodus 12:20), als ook wat hij nueerst (Exodus 13:1,Exodus 13:2) als gebod van de Heere ontvangen had: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte uit het diensthuis gegaan zijt, vergeet die nooit, want de HEERE heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; 1) daarom zal door u, het geheiligde volk des Heeren, gedurende de gehele feesttijd, die gij ter gedachtenis van deze grote daad van uw God jaarlijks houden zult (Exodus 12:14,Exodus 12:24), het gedesemde niet gegeten worden. Dit zal u een teken zijn, dat gij door die uitleiding tot het onthouden van allen zuurdeeg van de Egyptische zonde geroepen en verplicht zijt.

1) Mozes wil bedacht hebben, dat de feestviering er is en moet zijn om het feit, dat haar in het aanzijn riep; maar dat daarentegen nooit het feit zelf uit de feestviering moet verklaard worden. Dat is ontrouw plegen aan de geschiedenis en het karakter van de waarheid verloochenen. Daarom roept Mozes Israël toe "gedenkt." Daartoe moet de gestadige herinnering dienst doen; nu op elk feest zelf-laat u dit nimmer rouwen- moet de feeststof "herdacht" en behandeld worden..

Hij vermaant daarom, dat zij, wat hij tevoren bevolen heeft, vlijtig zouden waarnemen, nadat zij in hun land zouden gekomen zijn. En uit de samenvoeging blijkt, dat beide voorschriften tot hetzelfde doel dienen, zowel omtrent het heiligen van de eerstgeborene, als het vieren van het Pascha, dat de bevrijding het uitverkoren volk hield bij de bijzondere dienst van de ware God..

Vers 3

3. Verder zei Mozes tot het volk, zowel in het bijzonder meedelende, wat hij bij de vergadering van de oudsten (Exodus 12:21) nog niet had gezegd (Exodus 12:15-Exodus 12:20), als ook wat hij nueerst (Exodus 13:1,Exodus 13:2) als gebod van de Heere ontvangen had: Gedenkt deze dag, waarop gij uit Egypte uit het diensthuis gegaan zijt, vergeet die nooit, want de HEERE heeft u door een sterke hand van hier uitgevoerd; 1) daarom zal door u, het geheiligde volk des Heeren, gedurende de gehele feesttijd, die gij ter gedachtenis van deze grote daad van uw God jaarlijks houden zult (Exodus 12:14,Exodus 12:24), het gedesemde niet gegeten worden. Dit zal u een teken zijn, dat gij door die uitleiding tot het onthouden van allen zuurdeeg van de Egyptische zonde geroepen en verplicht zijt.

1) Mozes wil bedacht hebben, dat de feestviering er is en moet zijn om het feit, dat haar in het aanzijn riep; maar dat daarentegen nooit het feit zelf uit de feestviering moet verklaard worden. Dat is ontrouw plegen aan de geschiedenis en het karakter van de waarheid verloochenen. Daarom roept Mozes Israël toe "gedenkt." Daartoe moet de gestadige herinnering dienst doen; nu op elk feest zelf-laat u dit nimmer rouwen- moet de feeststof "herdacht" en behandeld worden..

Hij vermaant daarom, dat zij, wat hij tevoren bevolen heeft, vlijtig zouden waarnemen, nadat zij in hun land zouden gekomen zijn. En uit de samenvoeging blijkt, dat beide voorschriften tot hetzelfde doel dienen, zowel omtrent het heiligen van de eerstgeborene, als het vieren van het Pascha, dat de bevrijding het uitverkoren volk hield bij de bijzondere dienst van de ware God..

Vers 4

4. a) Heden, merkt de dag wel op! heden 1) gaat gij uit, in de maand Abib.

a)Exodus 23:15 Exodus 23:1) Hij stelt de dag van de uittocht met de gehele tijd van de inwoning in het land Kanan, gelijk. Alsof Hij zeggen wilde, dat zij niet verlost werden, om slechts voor een ogenblik vrolijkheid te genieten, maar om alle eeuwen door aan de weldaad gedachtig te zijn..

De maan Abib moest immers voor Israël de maand zijn, waarin zij gedachten aan de verlossing uit Egypte. Elke maand Abib moest hun de verlossing klaar en duidelijk voor ogen staan.

Vers 4

4. a) Heden, merkt de dag wel op! heden 1) gaat gij uit, in de maand Abib.

a)Exodus 23:15 Exodus 23:1) Hij stelt de dag van de uittocht met de gehele tijd van de inwoning in het land Kanan, gelijk. Alsof Hij zeggen wilde, dat zij niet verlost werden, om slechts voor een ogenblik vrolijkheid te genieten, maar om alle eeuwen door aan de weldaad gedachtig te zijn..

De maan Abib moest immers voor Israël de maand zijn, waarin zij gedachten aan de verlossing uit Egypte. Elke maand Abib moest hun de verlossing klaar en duidelijk voor ogen staan.

Vers 5

5. En het zal geschieden, als u de HEERE door Zijn verdere genadige leiding zal gebracht hebben in het land van de Kananieten, en van de Hethieten, en van de Amorieten, en van de Hevieten, en van de Jebusieten, dat Hij uw vaderengezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing, zo zult gij deze dienst van het Pascha houden in deze maand, 1) van de avond tussen 14, 15 Abib af.

1) De heerlijkheid en overvloed van het land prijst hij wellicht aan om twee redenen. De eerste is, opdat niet na beroemde overwinningen de hoogmoed hun gemoederen in bezit zou nemen, en de vettigheid en de overvloed van de goederen hun ogen zou verblinden. Vervolgens, opdat door de grootheid van de goederen zelf, zij meer zouden aangezet worden, om hun plichten van dankbaarheid jegens God te vervullen. Want als overwinnaars van zo vele volken en als bezitters van zo vruchtbare en uitgestekte landen, konden zij overmoedig worden, tenzij zij herinnerd werden, dat zij het slechts aan God alleen verschuldigd waren, dat zij vele overwonnen volken en hun rijkdom hadden bemachtigd. Overigens toont Mozes aan, dat, naar mate de goedertierenheid van God jegens hen groter was, zij des te minder te verontschuldigen zouden zijn, indien zij niet met alle kracht zich er op toelegden, om Hem hun dankbaarheid te bewijzen. Daarom herhaalt hij de namen van de volken, wier landen, nadat zij hun vernietigd hadden, zij als toekomstige bezitters zouden verkrijgen. Vervolgens voegt hij erbij, dat het een land, overvloeiende van melk en honing was, opdat de grote overvloed van zaken, welke hun voor de ogen werd geschilderd, hen meer en meer tot vroomheid zou aanzetten..

Vers 5

5. En het zal geschieden, als u de HEERE door Zijn verdere genadige leiding zal gebracht hebben in het land van de Kananieten, en van de Hethieten, en van de Amorieten, en van de Hevieten, en van de Jebusieten, dat Hij uw vaderengezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing, zo zult gij deze dienst van het Pascha houden in deze maand, 1) van de avond tussen 14, 15 Abib af.

1) De heerlijkheid en overvloed van het land prijst hij wellicht aan om twee redenen. De eerste is, opdat niet na beroemde overwinningen de hoogmoed hun gemoederen in bezit zou nemen, en de vettigheid en de overvloed van de goederen hun ogen zou verblinden. Vervolgens, opdat door de grootheid van de goederen zelf, zij meer zouden aangezet worden, om hun plichten van dankbaarheid jegens God te vervullen. Want als overwinnaars van zo vele volken en als bezitters van zo vruchtbare en uitgestekte landen, konden zij overmoedig worden, tenzij zij herinnerd werden, dat zij het slechts aan God alleen verschuldigd waren, dat zij vele overwonnen volken en hun rijkdom hadden bemachtigd. Overigens toont Mozes aan, dat, naar mate de goedertierenheid van God jegens hen groter was, zij des te minder te verontschuldigen zouden zijn, indien zij niet met alle kracht zich er op toelegden, om Hem hun dankbaarheid te bewijzen. Daarom herhaalt hij de namen van de volken, wier landen, nadat zij hun vernietigd hadden, zij als toekomstige bezitters zouden verkrijgen. Vervolgens voegt hij erbij, dat het een land, overvloeiende van melk en honing was, opdat de grote overvloed van zaken, welke hun voor de ogen werd geschilderd, hen meer en meer tot vroomheid zou aanzetten..

Vers 6

6. Zeven dagen achter elkaar tot aan de 21ste van die maand, zult gij ongezuurde broden eten, en aan de zevende dag, met welke dan het eten van het ongezuurd brood eindigt, zal de HEERE 1) een feest zijn.

1) "De Heere een feest zijn." Niet de mensen, maar de Heere, hun God, die hen uit Egypte had opgevoerd. De Heere drukt dit duidelijk uit, opdat Israël overtuigd zou zijn van de heiligheid van de zaak..

Vers 6

6. Zeven dagen achter elkaar tot aan de 21ste van die maand, zult gij ongezuurde broden eten, en aan de zevende dag, met welke dan het eten van het ongezuurd brood eindigt, zal de HEERE 1) een feest zijn.

1) "De Heere een feest zijn." Niet de mensen, maar de Heere, hun God, die hen uit Egypte had opgevoerd. De Heere drukt dit duidelijk uit, opdat Israël overtuigd zou zijn van de heiligheid van de zaak..

Vers 7

7. Gelijk ik gezegd heb, zeven 1) dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in heel uw land.

1)"Zeven dagen lang." Niet een enkele dag, maar zeven dagen, opdat deze gebeurtenis diep in het geheugen zou ingeprent blijven niet alleen, maar opdat Israël zou leren, zich al de tijd van het levens te verlustigen in de dingen van de Heere. 8. En gij zult uw zoon 1) te kennen geven op dezelfde dag, waarom het feest met het eten van het Pascha begint, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij 2) gedaan heeft, toen ik 3) uit Egypte uittrok (Exodus 12:26).

1) Men ziet hier: Zorg moest bijtijds gedragen worden, om de kinderen in de kennis van God te onderwijzen. Hier is een aloude wet voor het onderwijzen in het geloof. 2. Het is op een bijzondere wijze van groot nut, de kinderen tijdig de geschiedenissen van de Heilige Schrift te leren, en hen met deze gemeenzaam te maken..

2) Het Israël van nu en het Israël van later, is n. Om het Verbond, dat God met Abraham had opgericht. Het Israël van later, was, om het zo eens uit te drukken, in de lendenen van het Israël van toen besloten. De geslachten moesten elkaar opvolgen. Voor God bleef Israël het volk, dat Hij uit Egypte had opgevoerd..

3) Dus strekte het jaarlijkse Paasfeest hiertoe, om bij het volk het besef op te wekken en levendig te houden, dat het al wat het was en wat het had boven de andere volken, geheel en alleen verschuldigd was aan de genade van de Heere, aan zijn vrijgunstige verkiezing, en aan zijn almacht, aan zijn grote daden, door Hem voor de machtelozen van hun verlossing en vorming gedaan.

Vers 7

7. Gelijk ik gezegd heb, zeven 1) dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in heel uw land.

1)"Zeven dagen lang." Niet een enkele dag, maar zeven dagen, opdat deze gebeurtenis diep in het geheugen zou ingeprent blijven niet alleen, maar opdat Israël zou leren, zich al de tijd van het levens te verlustigen in de dingen van de Heere. 8. En gij zult uw zoon 1) te kennen geven op dezelfde dag, waarom het feest met het eten van het Pascha begint, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij 2) gedaan heeft, toen ik 3) uit Egypte uittrok (Exodus 12:26).

1) Men ziet hier: Zorg moest bijtijds gedragen worden, om de kinderen in de kennis van God te onderwijzen. Hier is een aloude wet voor het onderwijzen in het geloof. 2. Het is op een bijzondere wijze van groot nut, de kinderen tijdig de geschiedenissen van de Heilige Schrift te leren, en hen met deze gemeenzaam te maken..

2) Het Israël van nu en het Israël van later, is n. Om het Verbond, dat God met Abraham had opgericht. Het Israël van later, was, om het zo eens uit te drukken, in de lendenen van het Israël van toen besloten. De geslachten moesten elkaar opvolgen. Voor God bleef Israël het volk, dat Hij uit Egypte had opgevoerd..

3) Dus strekte het jaarlijkse Paasfeest hiertoe, om bij het volk het besef op te wekken en levendig te houden, dat het al wat het was en wat het had boven de andere volken, geheel en alleen verschuldigd was aan de genade van de Heere, aan zijn vrijgunstige verkiezing, en aan zijn almacht, aan zijn grote daden, door Hem voor de machtelozen van hun verlossing en vorming gedaan.

Vers 9

9. En hetgeen u thans over die jaarlijkse feestviering gezegd is, zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis tussen uw ogen. 1) Die wetten zullen het gehele jaar voor uw aandacht zijn, a) opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, een onderwerp van uw besprekingen, en gij alzo onophoudelijk dankt, omdat 2) u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft (Exodus 13:16).

a) Deuteronomy 4:9 Psalms 78:4,Psalms 78:6,Psalms 78:7

1) Aan deze en gelijksoortige plaatsen (Deuteronomy 6:8; Deuteronomy 11:18) heeft een gewoonte van de Rabbanitische Joden haar oorsprong te danken. Deze toch, aan de overleveringen een gelijk gezag als aan de wet toekennende, schrijven sommige wetsvoorschriften (Exodus. 13:2-10,11-16 Deuteronomy 6:4-Deuteronomy 6:9; Deuteronomy 11:13-Deuteronomy 11:21 volgens Hiëronymus ook de tien geboden) en strookjes perkament en hangen die (Tefelin, Phylacteria genaamd Matthew 23:5) tussen de ogen, of binden ze aan de handen, zo vaak zij bidden. De Karaïtische Joden, alleen aan de Heilige Schrift vasthoudende, vatten daarentegen deze woorden als beeldspraak op. Op de hier voor ons liggende plaats is het bij de eerste oogopslag duidelijk, dat zij niet in de eigenlijke zin moeten verstaan worden, omdat zelfs in Exodus 13:16 de gehele feestviering "een teken op de hand" genoemd wordt. Op gelijke wijze wordt ook in Proverbs 3:3 gezegd: "bind ze aan uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart." De Joodse overlevering ontstond in een tijdperk (waarschijnlijk na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap), toen Israël de geest van de Heilige Schrift dodende, de heilige geboden van God in mensengeboden veranderde. (Matthew 15:6).

Alsof hij wilde zeggen, dat de verlossing in het Pascha niet minder voor hun ogen moest staan als de ring, die aan de vinger werd gedragen, herhaaldelijk werd beschouwd, of het versiersel, hetwelk aan het voorhoofd werd gebonden. De hoofdsom is, in het Pascha een bewijsstuk daar te stellen van de gunst van God, opdat het nooit in de vergetelheid zou geraken, zoals de versierselen, welke aan het voorhoofd en aan de vinger prijken, de zinnen gedurig tot beschouwing hiervan aanzetten..

Toch zijn deze beelden naar ons inzien zeer duidelijk te begrijpen, indien men ze slechts eenvoudig opvat en aldus verklaart. "En het zal u tot een teken zijn op uw hand, tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des Heeren in uw mond zij." Ziedaar de woorden van de Heilige Schrift zelf! En hun betekenis? Met andere woorden willen zij dit zeggen: De verlossing van Israël door God gemaakt moest de drijfveer zijn van hun daden (hand), het onderwerp van hun overpeinzing (tussen de ogen) en de inhoud van hun gesprekken (hun "mond)

Hiermee wil dus de Heere zeggen, dat de wonderdaden van de Heere betoond in de verlossing van Zijn volk, zo geheel en al hart en gedachten moesten vervullen, dat bij hen de mond uit de overvloed van het hart sprak. Israël moest het heilsfeit van de verlossing innerlijk in zich opnemen, en dit dan naar buiten openbaren..

2) Telkens wordt op de sterke hand van God gewezen, opdat Israël de verlossing niet gering zou achten..

Vers 9

9. En hetgeen u thans over die jaarlijkse feestviering gezegd is, zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis tussen uw ogen. 1) Die wetten zullen het gehele jaar voor uw aandacht zijn, a) opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, een onderwerp van uw besprekingen, en gij alzo onophoudelijk dankt, omdat 2) u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft (Exodus 13:16).

a) Deuteronomy 4:9 Psalms 78:4,Psalms 78:6,Psalms 78:7

1) Aan deze en gelijksoortige plaatsen (Deuteronomy 6:8; Deuteronomy 11:18) heeft een gewoonte van de Rabbanitische Joden haar oorsprong te danken. Deze toch, aan de overleveringen een gelijk gezag als aan de wet toekennende, schrijven sommige wetsvoorschriften (Exodus. 13:2-10,11-16 Deuteronomy 6:4-Deuteronomy 6:9; Deuteronomy 11:13-Deuteronomy 11:21 volgens Hiëronymus ook de tien geboden) en strookjes perkament en hangen die (Tefelin, Phylacteria genaamd Matthew 23:5) tussen de ogen, of binden ze aan de handen, zo vaak zij bidden. De Karaïtische Joden, alleen aan de Heilige Schrift vasthoudende, vatten daarentegen deze woorden als beeldspraak op. Op de hier voor ons liggende plaats is het bij de eerste oogopslag duidelijk, dat zij niet in de eigenlijke zin moeten verstaan worden, omdat zelfs in Exodus 13:16 de gehele feestviering "een teken op de hand" genoemd wordt. Op gelijke wijze wordt ook in Proverbs 3:3 gezegd: "bind ze aan uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart." De Joodse overlevering ontstond in een tijdperk (waarschijnlijk na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap), toen Israël de geest van de Heilige Schrift dodende, de heilige geboden van God in mensengeboden veranderde. (Matthew 15:6).

Alsof hij wilde zeggen, dat de verlossing in het Pascha niet minder voor hun ogen moest staan als de ring, die aan de vinger werd gedragen, herhaaldelijk werd beschouwd, of het versiersel, hetwelk aan het voorhoofd werd gebonden. De hoofdsom is, in het Pascha een bewijsstuk daar te stellen van de gunst van God, opdat het nooit in de vergetelheid zou geraken, zoals de versierselen, welke aan het voorhoofd en aan de vinger prijken, de zinnen gedurig tot beschouwing hiervan aanzetten..

Toch zijn deze beelden naar ons inzien zeer duidelijk te begrijpen, indien men ze slechts eenvoudig opvat en aldus verklaart. "En het zal u tot een teken zijn op uw hand, tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des Heeren in uw mond zij." Ziedaar de woorden van de Heilige Schrift zelf! En hun betekenis? Met andere woorden willen zij dit zeggen: De verlossing van Israël door God gemaakt moest de drijfveer zijn van hun daden (hand), het onderwerp van hun overpeinzing (tussen de ogen) en de inhoud van hun gesprekken (hun "mond)

Hiermee wil dus de Heere zeggen, dat de wonderdaden van de Heere betoond in de verlossing van Zijn volk, zo geheel en al hart en gedachten moesten vervullen, dat bij hen de mond uit de overvloed van het hart sprak. Israël moest het heilsfeit van de verlossing innerlijk in zich opnemen, en dit dan naar buiten openbaren..

2) Telkens wordt op de sterke hand van God gewezen, opdat Israël de verlossing niet gering zou achten..

Vers 10

10. Daarom onderhoudt deze inzetting van het Pascha op de bestemde tijd, 1) van jaar tot jaar. 2)

1) In het Hebreeuws Lamoadah, letterlijk, op haar bestemde tijd, d.i. van 15-21 van de maand Abib..

2)Letterlijk: Van dagen tot dagen, d.i. de ene tijd na de andere tijd, of jaar in jaar uit. Duidelijk geeft de Heere hiermee twee zaken te kennen. Vooreerst, dat Hij niet wil dat ook maar n enkele maal de viering van het Paasfeest verzuimd wordt, en in de tweede plaats, dat het gehele leven van Israëls vromen een leven was ter ere van God en in Zijn dienst..

Vers 10

10. Daarom onderhoudt deze inzetting van het Pascha op de bestemde tijd, 1) van jaar tot jaar. 2)

1) In het Hebreeuws Lamoadah, letterlijk, op haar bestemde tijd, d.i. van 15-21 van de maand Abib..

2)Letterlijk: Van dagen tot dagen, d.i. de ene tijd na de andere tijd, of jaar in jaar uit. Duidelijk geeft de Heere hiermee twee zaken te kennen. Vooreerst, dat Hij niet wil dat ook maar n enkele maal de viering van het Paasfeest verzuimd wordt, en in de tweede plaats, dat het gehele leven van Israëls vromen een leven was ter ere van God en in Zijn dienst..

Vers 11

11. Het zal ook geschieden, 1) wanneer u de HEERE in het land van de Kananieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven 2) hebben.

1) Uit dit vers blijkt, dat al de inzettingen, welke de Heere hier voorschrijft, eerst dan van volle kracht zullen zijn, als Israël in Kanan gekomen is. Dit sluit echter niet uit, dat Israël ook in de woestijn tot dadelijke gehoorzaamheid verplicht was. Niet Israël zou zichzelf brengen in Kanan, maar de Heere God zou het erin brengen. Zowel in het natuurlijke, als in het geestelijke..

2) Niet alleen in Kanan brengen, dat had God ook Abraham gedaan, maar het in hun wettig en onvervreemdbaar bezit stellen. Duidelijk beeld van hetgeen God op geestelijk gebied doet. Waar Hij een zondaar overbrengt in de staat van het nieuwe leven, daar schenkt Hij hem in Christus al de weldaden van het nieuwe leven in beginsel..

Vers 11

11. Het zal ook geschieden, 1) wanneer u de HEERE in het land van de Kananieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven 2) hebben.

1) Uit dit vers blijkt, dat al de inzettingen, welke de Heere hier voorschrijft, eerst dan van volle kracht zullen zijn, als Israël in Kanan gekomen is. Dit sluit echter niet uit, dat Israël ook in de woestijn tot dadelijke gehoorzaamheid verplicht was. Niet Israël zou zichzelf brengen in Kanan, maar de Heere God zou het erin brengen. Zowel in het natuurlijke, als in het geestelijke..

2) Niet alleen in Kanan brengen, dat had God ook Abraham gedaan, maar het in hun wettig en onvervreemdbaar bezit stellen. Duidelijk beeld van hetgeen God op geestelijk gebied doet. Waar Hij een zondaar overbrengt in de staat van het nieuwe leven, daar schenkt Hij hem in Christus al de weldaden van het nieuwe leven in beginsel..

Vers 12

12. a) Zo zult gij tot de Heere doen overgaan, 1) voor de Heere afzonderen alles, wat, zowel onder mensen als vee, de baarmoeder opent; ook alles, wat de eerstgeboorte onder het vee betreft, wat de baarmoeder opent van de vrucht van de beesten, de runderen, schapen en geiten, die gij hebben zult, de mannetjes zullen van de HEERE zijn; een eerstgeborene van deze, wanneer het geen bijzondere gebreken heeft, zult gij op de achtste dag na de geboorte tot een hefoffer brengen (Exodus 22:20, Numbers 18:17-Numbers 18:19 Deuteronomy 15:21, ).

a)Exodus 34:19 Leviticus 27:26 Ezekiel 44:30

1) Ofschoon Hij nu beveelt, dat de eerstgeborenen in het geslacht van Abraham Hem aangeboden moeten worden, is het niet twijfelachtig, of hierdoor moest de heiliging tot het gehele volk worden uitgestrekt. Doch Hij zegt nu, dat het eerstgeborene het Zijne is, omdat zij voornamelijk de redding, door zijn mededogen ontvangen, moesten boeken; maar om dezelfde reden toont Hij, dat zij allen de Zijnen zijn..

"Doen overgaan," in de zin van "overdragen." Wel had de Heere als de Souvereine recht op hen, wel ook, omdat Hij het als verbondsvolk had aangenomen, maar Israël moest dit door de overdracht bewijzen en belijden. Daarmee afleggen belijdenis van hun geloof, dat Hij was de Souvereine en de Verbondsgod. In Kanan deed het afgodisch volk hun kinderen door het vuur gaan en droegen hen daarmee over aan Moloch. (zie Exodus 22:20).

Vers 12

12. a) Zo zult gij tot de Heere doen overgaan, 1) voor de Heere afzonderen alles, wat, zowel onder mensen als vee, de baarmoeder opent; ook alles, wat de eerstgeboorte onder het vee betreft, wat de baarmoeder opent van de vrucht van de beesten, de runderen, schapen en geiten, die gij hebben zult, de mannetjes zullen van de HEERE zijn; een eerstgeborene van deze, wanneer het geen bijzondere gebreken heeft, zult gij op de achtste dag na de geboorte tot een hefoffer brengen (Exodus 22:20, Numbers 18:17-Numbers 18:19 Deuteronomy 15:21, ).

a)Exodus 34:19 Leviticus 27:26 Ezekiel 44:30

1) Ofschoon Hij nu beveelt, dat de eerstgeborenen in het geslacht van Abraham Hem aangeboden moeten worden, is het niet twijfelachtig, of hierdoor moest de heiliging tot het gehele volk worden uitgestrekt. Doch Hij zegt nu, dat het eerstgeborene het Zijne is, omdat zij voornamelijk de redding, door zijn mededogen ontvangen, moesten boeken; maar om dezelfde reden toont Hij, dat zij allen de Zijnen zijn..

"Doen overgaan," in de zin van "overdragen." Wel had de Heere als de Souvereine recht op hen, wel ook, omdat Hij het als verbondsvolk had aangenomen, maar Israël moest dit door de overdracht bewijzen en belijden. Daarmee afleggen belijdenis van hun geloof, dat Hij was de Souvereine en de Verbondsgod. In Kanan deed het afgodisch volk hun kinderen door het vuur gaan en droegen hen daarmee over aan Moloch. (zie Exodus 22:20).

Vers 13

13. Doch al wat de baarmoeder van de ezelin, 1) een onrein en tot offerande ongeschikt dier, opent, zult gij lossen met een lam, of een geitebokje, dat gij in zijn plaats offert; wanneer gij het ezelsveulen nu niet lost, zo zult gij het de nek breken, en het op deze wijze de Heere toewijden; maar alle eerstgeborenen van de mens onder uw zonen 2) zult gij in elk geval lossen, 3) terwijl gij voor elke eerstgeboren knaap 5 zilveren sikkels aan de priesters betaalt (Numbers 3:47; Numbers 18:16).

1) Ezelin staat hier voor alle onreine dieren. In Numbers 18:15 komt dit duidelijk uit. Haar eerstgeborene moest de nek gebroken worden, d.i. een geweldadige dood sterven, indien het niet met een lam gelost werd. Al wat onrein was lag onder de vloek, en moest ter wille van de gerechtigheid sterven, indien niet een ander in zijn plaats stierf. Onmiskenbaar worden we hier bepaald bij Wet en Evangelie. Het lam ter lossing ziet op het grote Offerlam, dat zichzelf ter lossing voor een arm en ellendig, onrein volk heeft gegeven..

2) De vrouwelijke eerstgeborenen worden niet opgesomd, omdat de man het hoofd is van de vrouw..

3) De in Exodus 13:11 geëiste afzondering en wijding van alle eerstgeborenen voor de Heere geschiedt 1. bij kinderen, door volledige overgave aan de onmiddellijke dienst van de Heere, bestaande in het verrichten van de niet-priesterlijke bezigheden bij het heiligdom; daar echter deze dienst later de Levieten opgedragen werd (Numbers 3:15-Numbers 3:13), zo moeten de eerstgeborenen van de hun afgenomen dienst, die eigenlijk hun plicht geweest was, door een losgeld losgekocht worden. De wijding van de eerstgeboorte 2. onder het vee daarentegen geschiedt door het offeren van het dier. Daar toch slechts reine dieren geofferd mochten worden, namelijk runderen, schapen en geiten, zo komt bij de onreine dieren, van welke de ezel, bij wijze van een voorbeeld, aangevoerd wordt, f plaatsbekledend door een rein dier van ongeveer dezelfde waarde, f doding voor; hiervoor wordt intussen later (Numbers 18:15) eveneens lossing door geld volgens schatting van de priesters vastgesteld..

Ziedaar het verschil bij de wet aangaande drieërlei heiliging aan God. Het reine vee mocht niet gelost, maar moest de Heere geofferd worden; het onreine dier kon gelost of moest gedood worden; de mens moest gelost, en mocht zelf noch geofferd noch gedood worden. Uit deze gehele ordening blijkt, dat de mens onrein wordt geacht en dat hij zelf gewis de dood zou zoeken en vinden, indien niet een lossing van Godswege was bepaald en voorgeschreven. Hoedanig de lossing kon en moest geschieden wordt later gezegd (Numbers 3:1), als verhaald wordt, hoe de Levieten in de plaats van de eerstgeborenen werden gesteld, en dat zekere prijs ter lossing voor alle eerstgeborenen was bepaald..

Vers 13

13. Doch al wat de baarmoeder van de ezelin, 1) een onrein en tot offerande ongeschikt dier, opent, zult gij lossen met een lam, of een geitebokje, dat gij in zijn plaats offert; wanneer gij het ezelsveulen nu niet lost, zo zult gij het de nek breken, en het op deze wijze de Heere toewijden; maar alle eerstgeborenen van de mens onder uw zonen 2) zult gij in elk geval lossen, 3) terwijl gij voor elke eerstgeboren knaap 5 zilveren sikkels aan de priesters betaalt (Numbers 3:47; Numbers 18:16).

1) Ezelin staat hier voor alle onreine dieren. In Numbers 18:15 komt dit duidelijk uit. Haar eerstgeborene moest de nek gebroken worden, d.i. een geweldadige dood sterven, indien het niet met een lam gelost werd. Al wat onrein was lag onder de vloek, en moest ter wille van de gerechtigheid sterven, indien niet een ander in zijn plaats stierf. Onmiskenbaar worden we hier bepaald bij Wet en Evangelie. Het lam ter lossing ziet op het grote Offerlam, dat zichzelf ter lossing voor een arm en ellendig, onrein volk heeft gegeven..

2) De vrouwelijke eerstgeborenen worden niet opgesomd, omdat de man het hoofd is van de vrouw..

3) De in Exodus 13:11 geëiste afzondering en wijding van alle eerstgeborenen voor de Heere geschiedt 1. bij kinderen, door volledige overgave aan de onmiddellijke dienst van de Heere, bestaande in het verrichten van de niet-priesterlijke bezigheden bij het heiligdom; daar echter deze dienst later de Levieten opgedragen werd (Numbers 3:15-Numbers 3:13), zo moeten de eerstgeborenen van de hun afgenomen dienst, die eigenlijk hun plicht geweest was, door een losgeld losgekocht worden. De wijding van de eerstgeboorte 2. onder het vee daarentegen geschiedt door het offeren van het dier. Daar toch slechts reine dieren geofferd mochten worden, namelijk runderen, schapen en geiten, zo komt bij de onreine dieren, van welke de ezel, bij wijze van een voorbeeld, aangevoerd wordt, f plaatsbekledend door een rein dier van ongeveer dezelfde waarde, f doding voor; hiervoor wordt intussen later (Numbers 18:15) eveneens lossing door geld volgens schatting van de priesters vastgesteld..

Ziedaar het verschil bij de wet aangaande drieërlei heiliging aan God. Het reine vee mocht niet gelost, maar moest de Heere geofferd worden; het onreine dier kon gelost of moest gedood worden; de mens moest gelost, en mocht zelf noch geofferd noch gedood worden. Uit deze gehele ordening blijkt, dat de mens onrein wordt geacht en dat hij zelf gewis de dood zou zoeken en vinden, indien niet een lossing van Godswege was bepaald en voorgeschreven. Hoedanig de lossing kon en moest geschieden wordt later gezegd (Numbers 3:1), als verhaald wordt, hoe de Levieten in de plaats van de eerstgeborenen werden gesteld, en dat zekere prijs ter lossing voor alle eerstgeborenen was bepaald..

Vers 14

14. Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen (in latere tijden), wanneer gij naar deze voorschriften handelen zult, zal vragen, 1) zeggende: Wat is dat! (Exodus 12:25), zo zult gij tot hemzeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis uitgevoerd.

1) God wil, dat niet alleen de kinderen de ouders zullen vragen, omtrent doel en betekenis van de Goddelijke zaken, maar ook, dat de ouders hun kinderen weten te antwoorden op al die vragen. Beschamend is het voor een ouder, indien hij op de vragen, die de eeuwige waarheden raken, geen antwoord kan geven..

Vers 14

14. Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen (in latere tijden), wanneer gij naar deze voorschriften handelen zult, zal vragen, 1) zeggende: Wat is dat! (Exodus 12:25), zo zult gij tot hemzeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis uitgevoerd.

1) God wil, dat niet alleen de kinderen de ouders zullen vragen, omtrent doel en betekenis van de Goddelijke zaken, maar ook, dat de ouders hun kinderen weten te antwoorden op al die vragen. Beschamend is het voor een ouder, indien hij op de vragen, die de eeuwige waarheden raken, geen antwoord kan geven..

Vers 15

15. Want het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten vertrekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypte, van de eerstgeborenen van mens af, tot deeerstgeborene van de beesten; daarom offer ik de HEERE de mannetjes van alles, wat de baarmoeder opent: doch alle eerstgeborenen van mijn zonen los ik.

Vers 15

15. Want het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten vertrekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypte, van de eerstgeborenen van mens af, tot deeerstgeborene van de beesten; daarom offer ik de HEERE de mannetjes van alles, wat de baarmoeder opent: doch alle eerstgeborenen van mijn zonen los ik.

Vers 16

16. a) En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; 1) want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte gevoerd.

a) Proverbs 3:3

1) Over het hierop rustend gebruik van gedenktekens (Matthew 23:5 zie Exodus 13:9 en zie Deuteronomy 6:9). Over de betekenis hier van zie eveneens Exodus 13:9. Anderen zijn van mening, dat de Heere hier bedoelt, dat zij daardoor onuitwisbaar zijn eigendom zijn. Gelijk men een slaaf een teken op de hand geeft, of een teken op het voorhoofd, om daarmee te beduiden, dat zij iemands eigendom waren, alzo zou dit teken voor Israël zijn..

II. Exodus 13:17-Exodus 13:22. Nadat de tocht van Rameses tot de eerste rustplaats te Sukkoth nogmaals vermeld is, en daarbij deels de reden, waarom men juist deze richting nam, deels de wijze, waarop men uittoog, verklaard is geworden, wordt de reis tot aan de tweede rustplaats in Etham beschreven. Van deze plaats af neemt de Heere zelf onmiddellijk de leiding van Zijn leger door de wolk- en vuurkolom, die het volk v rgaat, op zich.

Vers 16

16. a) En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; 1) want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte gevoerd.

a) Proverbs 3:3

1) Over het hierop rustend gebruik van gedenktekens (Matthew 23:5 zie Exodus 13:9 en zie Deuteronomy 6:9). Over de betekenis hier van zie eveneens Exodus 13:9. Anderen zijn van mening, dat de Heere hier bedoelt, dat zij daardoor onuitwisbaar zijn eigendom zijn. Gelijk men een slaaf een teken op de hand geeft, of een teken op het voorhoofd, om daarmee te beduiden, dat zij iemands eigendom waren, alzo zou dit teken voor Israël zijn..

II. Exodus 13:17-Exodus 13:22. Nadat de tocht van Rameses tot de eerste rustplaats te Sukkoth nogmaals vermeld is, en daarbij deels de reden, waarom men juist deze richting nam, deels de wijze, waarop men uittoog, verklaard is geworden, wordt de reis tot aan de tweede rustplaats in Etham beschreven. Van deze plaats af neemt de Heere zelf onmiddellijk de leiding van Zijn leger door de wolk- en vuurkolom, die het volk v rgaat, op zich.

Vers 17

17. En het is geschied, toen Farao, gedwongen door vele tekenen en wonderen (Exodus 7:1-12), het volk eindelijk had laten vertrekken (Exodus 12:30-Exodus 12:32), zo leidde hen God, van Rameses af, niet noordoostelijk op de weg van het land van de Filistijnen, die langs de Middellandse Zee naar Gaza loopt, hoewel die nader was, en hen binnen ongeveer tien dagen aan het doel van hun tocht zou gebracht hebben; want God zei:1) Dat het het volk, dat door jarenlange slavernij vertraagd geworden is, niet rouwe, als zij de strijd zien zouden, als zij met dekrijgskundige en heldhaftige Filistijnen in een strijd zouden moeten komen, om zich door hun land door te slaan, en zij dan terugkeren zouden naar Egypte, terugbevende voor zulk een strijd (Exodus 14:10-Exodus 14:12).

1) God zei: "Dat het niet" enz. Zoals het in het oorspronkelijke samen gevoegd is, geeft het duidelijk aan, dat God bij zichzelf sprak, ten opzichte van het volk, in enige zorg verkerende. Vaderlijk handelende wordt God daarom ten opzichte van Israël voorgesteld..

Vers 17

17. En het is geschied, toen Farao, gedwongen door vele tekenen en wonderen (Exodus 7:1-12), het volk eindelijk had laten vertrekken (Exodus 12:30-Exodus 12:32), zo leidde hen God, van Rameses af, niet noordoostelijk op de weg van het land van de Filistijnen, die langs de Middellandse Zee naar Gaza loopt, hoewel die nader was, en hen binnen ongeveer tien dagen aan het doel van hun tocht zou gebracht hebben; want God zei:1) Dat het het volk, dat door jarenlange slavernij vertraagd geworden is, niet rouwe, als zij de strijd zien zouden, als zij met dekrijgskundige en heldhaftige Filistijnen in een strijd zouden moeten komen, om zich door hun land door te slaan, en zij dan terugkeren zouden naar Egypte, terugbevende voor zulk een strijd (Exodus 14:10-Exodus 14:12).

1) God zei: "Dat het niet" enz. Zoals het in het oorspronkelijke samen gevoegd is, geeft het duidelijk aan, dat God bij zichzelf sprak, ten opzichte van het volk, in enige zorg verkerende. Vaderlijk handelende wordt God daarom ten opzichte van Israël voorgesteld..

Vers 18

18. Maar God leidde, om deze reden het volk om, in een zuidoostelijke richting, langs de weg van de woestijn van de Schelfzee, 1) terwijl Hij het eerst in Sukkoth zich legeren en daar volledig verzamelen liet (Exodus 12:37). De kinderen van Israël nu trokken, niet als een hoop vluchtelingen, maar als een welgeordend krijgsleger bij vijven 2) (vijf aan vijf) uit Egypte.

1) Het Oudnederlandse "schelf" betekent "wier". Schelfzee werd de Rode Zee genoemd wegens de menigte zeegras, die daarin groeit..

2) Hebreeuws "gevijfd", = vijf naast elkaar of "in vijf legers". In elk geval geeft het woord te kennen, dat zij in goede orde wegtrokken..

Vers 18

18. Maar God leidde, om deze reden het volk om, in een zuidoostelijke richting, langs de weg van de woestijn van de Schelfzee, 1) terwijl Hij het eerst in Sukkoth zich legeren en daar volledig verzamelen liet (Exodus 12:37). De kinderen van Israël nu trokken, niet als een hoop vluchtelingen, maar als een welgeordend krijgsleger bij vijven 2) (vijf aan vijf) uit Egypte.

1) Het Oudnederlandse "schelf" betekent "wier". Schelfzee werd de Rode Zee genoemd wegens de menigte zeegras, die daarin groeit..

2) Hebreeuws "gevijfd", = vijf naast elkaar of "in vijf legers". In elk geval geeft het woord te kennen, dat zij in goede orde wegtrokken..

Vers 19

19. En Mozes, de aanvoerder van deze optocht, nam de beenderen van Jozef 1) met zich: a) want hij (Jozef) had v r zijn sterven (Genesis 50:24) met een zware eed de kinderen van Israël bezworen, zeggende: God zal u voorzeker bezoeken, en u weer uit Egypte voeren: voert dan mijn beenderen met u op van hier! 2)

a) Joshua 24:32

1)Waarschijnlijk ook de beenderen van de andere elf zonen van Jakob, omdat Stephanus daarvan spreekt. Jozef wordt hier alleen genoemd, daar van zijn begeerte alleen melding gemaakt is..

2) Deze waren daartoe 144 jaar lang zorgvuldig in een kist bewaard gebleven, en hielden gedurende die tijd de hoop op uitredding bij de verdrukten levend.. 20. Alzo reisden zij, ondanks de spoed van de uittocht, toch in de beste orde uit Sukkoth, waar zij het eerste nachtverblijf gehad hadden; en zij legerden zich, na twee dagreizen, in Etham, (grenzende aan de zee, een grensscheiding, waarschijnlijk aan het zuideinde van de Bitterzee, aan het einde van de woestijn, 1) daar waar Egypte ophoudt, en de grote Arabische woestijn Tih-beni-Israël begint.

1) Steenachtig Arabië (Arabië petrace) bevat: deels het tussen de Rode Zee gelegen schiereiland van de Sinaï (Exodus 2:15 zie Exodus 3:1), deels de aan dit schiereiland zich ten noorden aansluitende landstreek, welke ten westen door Egypte en ten noorden door de Middellandse Zee en Palestina, ten oosten door Woest en Gelukkig Arabië begrensd wordt. Op de grenzen van deze beide delen bevindt zich een woeste zandige vlakte, "er Ramleh" geheten, welke ongeveer 300 voet hoger dan de oppervlakte van de zee ligt, en zich bijna in de vorm van een halve maan recht door het schiereiland uitstrekt. Uit deze oppervlakte verheft zich tegen het noorden een gebergte van kalksteen, "et-Tih" tot een hoogte van 4300 voet, en loopt als een boogvormige muur, parallel met die vlakte van het noordwestelijk einde van de Elanitische golf, tot aan die van Suez; van hier loopt het parallel met de oostkust van laatstgenoemde golf naar het noordwesten, en draagt de naam "er-Rahah". Beide bergketenen dalen, de ene naar het noorden, de andere naar het oosten tot een zich ver uitstrekkende vlakte af, tot aan de woestijn: "Tih-beni-Israël" (d.i. verdwaling van de kinderen van Israël). De westelijke en noordelijke rand heet "el Dschifar"; tot dit gedeelte behoort ook de woestijn Etham of Sur (Exodus 15:22 Numbers 33:8 ); ten noorden wordt zij door het dal "el- Murreh" van het bergachtige land van Palestina gescheiden; in het oosten daarentegen daalt het neer tot het zogenaamde Arabah, een diep dal van verscheidene uren breed en ongeveer 20 mijlen lang, dat zich van het zuideinde van de Dode Zee tot aan de noordelijke punt van de Elanitische golf uitstrekt..

Vers 19

19. En Mozes, de aanvoerder van deze optocht, nam de beenderen van Jozef 1) met zich: a) want hij (Jozef) had v r zijn sterven (Genesis 50:24) met een zware eed de kinderen van Israël bezworen, zeggende: God zal u voorzeker bezoeken, en u weer uit Egypte voeren: voert dan mijn beenderen met u op van hier! 2)

a) Joshua 24:32

1)Waarschijnlijk ook de beenderen van de andere elf zonen van Jakob, omdat Stephanus daarvan spreekt. Jozef wordt hier alleen genoemd, daar van zijn begeerte alleen melding gemaakt is..

2) Deze waren daartoe 144 jaar lang zorgvuldig in een kist bewaard gebleven, en hielden gedurende die tijd de hoop op uitredding bij de verdrukten levend.. 20. Alzo reisden zij, ondanks de spoed van de uittocht, toch in de beste orde uit Sukkoth, waar zij het eerste nachtverblijf gehad hadden; en zij legerden zich, na twee dagreizen, in Etham, (grenzende aan de zee, een grensscheiding, waarschijnlijk aan het zuideinde van de Bitterzee, aan het einde van de woestijn, 1) daar waar Egypte ophoudt, en de grote Arabische woestijn Tih-beni-Israël begint.

1) Steenachtig Arabië (Arabië petrace) bevat: deels het tussen de Rode Zee gelegen schiereiland van de Sinaï (Exodus 2:15 zie Exodus 3:1), deels de aan dit schiereiland zich ten noorden aansluitende landstreek, welke ten westen door Egypte en ten noorden door de Middellandse Zee en Palestina, ten oosten door Woest en Gelukkig Arabië begrensd wordt. Op de grenzen van deze beide delen bevindt zich een woeste zandige vlakte, "er Ramleh" geheten, welke ongeveer 300 voet hoger dan de oppervlakte van de zee ligt, en zich bijna in de vorm van een halve maan recht door het schiereiland uitstrekt. Uit deze oppervlakte verheft zich tegen het noorden een gebergte van kalksteen, "et-Tih" tot een hoogte van 4300 voet, en loopt als een boogvormige muur, parallel met die vlakte van het noordwestelijk einde van de Elanitische golf, tot aan die van Suez; van hier loopt het parallel met de oostkust van laatstgenoemde golf naar het noordwesten, en draagt de naam "er-Rahah". Beide bergketenen dalen, de ene naar het noorden, de andere naar het oosten tot een zich ver uitstrekkende vlakte af, tot aan de woestijn: "Tih-beni-Israël" (d.i. verdwaling van de kinderen van Israël). De westelijke en noordelijke rand heet "el Dschifar"; tot dit gedeelte behoort ook de woestijn Etham of Sur (Exodus 15:22 Numbers 33:8 ); ten noorden wordt zij door het dal "el- Murreh" van het bergachtige land van Palestina gescheiden; in het oosten daarentegen daalt het neer tot het zogenaamde Arabah, een diep dal van verscheidene uren breed en ongeveer 20 mijlen lang, dat zich van het zuideinde van de Dode Zee tot aan de noordelijke punt van de Elanitische golf uitstrekt..

Vers 21

21. a) En de HEERE trok van nu af, dat zij het bewoonde land verlieten en in een onherbergzame woestijn trokken, voor hun aangezicht, opdat zij alleen die wegen zouden inslaan, die met de goddelijke bedoelingen overeenstemden, en die zij uit zichzelf niet vinden konden; overdag ging Hij hen voor in een wolkkolom, dat Hij hen op de weg leidde, en `s nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht, 1) om zowel `s nachts als overdag even veilig te kunnen reizen, zo dikwijls dit nodig was (Exodus 14:19 vv.).

a)Exodus 40:38 Numbers 14:14 Deuteronomy 1:33 Nehemiah. 9:12,19 Psalms 78:14; Psalms 105:39; 1 Corinthians 10:1.

1) Het is nog heden evenals in oude tijden in het oosten gewoonte, dat karavanen en krijgslegers op onbekende en onveilige wegen door een kundige leidsman worden voorafgegaan, die in kleine ijzeren vaten, welke aan het einde van lange staven bevestigd zijn, een brandend vuur dragen. Dit vuur dient zowel tot een teken bij het opbreken, als tot een wegwijzer bij de tocht. De oude Perzen waren gewoon bij hun legertochten vuur op zilveren altaren vooraan te dragen, waarin zij meenden de Godheid bij zich tegenwoordig te hebben. Wat nu de karavanen op hun tochten nodig hebben, en de Perzen bij hun krijgstochten wilden hebben, dat mag aan de karavaan van de kinderen van Israël, die meer dan twee miljoenen groot is, in een, aan de behoefte overeenkomende mate niet ontbreken; dan zal het 600.000 strijdbare mannen omvattend krijgsleger werkelijk en niet op ingebeelde wijze, bij zich hebben. Van Etham af plaatst zich namelijk een wolk aan het hoofd van het leger, die gewoonlijk de vorm van een zuil heeft, maar naar omstandigheden ook de vorm van een uitgestrekte scheidsmuur (Exodus 14:19) of van een beschermend deksel (Psalm. 105:39) aanneemt. Zonder twijfel was deze naar haar aard en haar uitwendige gesteldheid een eigenlijke wolk, en het door haar omsloten vuur, dat bij helder daglicht als een zwakke lichtende nevel zich vertoonde, bij nacht daarentegen een gloeiend rood schijnsel verbreidde, geheel als natuurlijk vuur; doch beide, wolk en vuur, waren naar bestemming en wezen oneindig veel meer dan dit. Zij waren de door de Heere aangenomen lichamelijkheid, waarmee Hij zich aan een bepaalde ruimte binden en Zich zichtbaar bij Zijn volk vertonen wilde, een lichamelijkheid, die, afgezien van haar doelmatigheid, tevens zinnebeeldige betekenis had; want het vuur is een zinnebeeld van de goddelijke heiligheid en gerechtigheid; de omringende wolk is een teken van de goddelijke genade en barmhartigheid..

God openbaart zich aan het volk, gelijk Hij dit aan Mozes heeft gedaan, als een vuurglans, maar die glans is in de wolk gehuld, omdat Israël niet in staat is Hem te verdragen..

De kolom was daarom een zinnebeeld van de Engel des Heeren, de Zoon van God, die ook in de wolk en vuurkolom zelf Israël voorging op de weg naar Kanan. Ook hier dus een typische voorstelling van Hem, als de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof..

Vers 21

21. a) En de HEERE trok van nu af, dat zij het bewoonde land verlieten en in een onherbergzame woestijn trokken, voor hun aangezicht, opdat zij alleen die wegen zouden inslaan, die met de goddelijke bedoelingen overeenstemden, en die zij uit zichzelf niet vinden konden; overdag ging Hij hen voor in een wolkkolom, dat Hij hen op de weg leidde, en `s nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, om voort te gaan dag en nacht, 1) om zowel `s nachts als overdag even veilig te kunnen reizen, zo dikwijls dit nodig was (Exodus 14:19 vv.).

a)Exodus 40:38 Numbers 14:14 Deuteronomy 1:33 Nehemiah. 9:12,19 Psalms 78:14; Psalms 105:39; 1 Corinthians 10:1.

1) Het is nog heden evenals in oude tijden in het oosten gewoonte, dat karavanen en krijgslegers op onbekende en onveilige wegen door een kundige leidsman worden voorafgegaan, die in kleine ijzeren vaten, welke aan het einde van lange staven bevestigd zijn, een brandend vuur dragen. Dit vuur dient zowel tot een teken bij het opbreken, als tot een wegwijzer bij de tocht. De oude Perzen waren gewoon bij hun legertochten vuur op zilveren altaren vooraan te dragen, waarin zij meenden de Godheid bij zich tegenwoordig te hebben. Wat nu de karavanen op hun tochten nodig hebben, en de Perzen bij hun krijgstochten wilden hebben, dat mag aan de karavaan van de kinderen van Israël, die meer dan twee miljoenen groot is, in een, aan de behoefte overeenkomende mate niet ontbreken; dan zal het 600.000 strijdbare mannen omvattend krijgsleger werkelijk en niet op ingebeelde wijze, bij zich hebben. Van Etham af plaatst zich namelijk een wolk aan het hoofd van het leger, die gewoonlijk de vorm van een zuil heeft, maar naar omstandigheden ook de vorm van een uitgestrekte scheidsmuur (Exodus 14:19) of van een beschermend deksel (Psalm. 105:39) aanneemt. Zonder twijfel was deze naar haar aard en haar uitwendige gesteldheid een eigenlijke wolk, en het door haar omsloten vuur, dat bij helder daglicht als een zwakke lichtende nevel zich vertoonde, bij nacht daarentegen een gloeiend rood schijnsel verbreidde, geheel als natuurlijk vuur; doch beide, wolk en vuur, waren naar bestemming en wezen oneindig veel meer dan dit. Zij waren de door de Heere aangenomen lichamelijkheid, waarmee Hij zich aan een bepaalde ruimte binden en Zich zichtbaar bij Zijn volk vertonen wilde, een lichamelijkheid, die, afgezien van haar doelmatigheid, tevens zinnebeeldige betekenis had; want het vuur is een zinnebeeld van de goddelijke heiligheid en gerechtigheid; de omringende wolk is een teken van de goddelijke genade en barmhartigheid..

God openbaart zich aan het volk, gelijk Hij dit aan Mozes heeft gedaan, als een vuurglans, maar die glans is in de wolk gehuld, omdat Israël niet in staat is Hem te verdragen..

De kolom was daarom een zinnebeeld van de Engel des Heeren, de Zoon van God, die ook in de wolk en vuurkolom zelf Israël voorging op de weg naar Kanan. Ook hier dus een typische voorstelling van Hem, als de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof..

Vers 22

22. Hij nam de wolkkolom overdag, noch de vuurkolom `s nachts niet weg van het aangezicht van het volk, 1) zolang het in de woestijn reisde, maar liet zich later, toen de ark van het verbond vervaardigd was, op deze neer (Exodus 40:34), en verdween eerst toen Israël aan de grenzen van het beloofde land stond (zie "Joshua 3:6).

1) God leidt ons niet aanstonds op de rechte weg naar de hemel; wij moeten vooraf veel ellende geproefd hebben en lang in de woestijn van deze wereld omdwalen; maar al moeten wij lang in de woestijn van deze wereld in een duister dal vol van angst en droefenis ronddwalen, zo behoeven wij toch niet te vrezen, want de Heere is met ons (Psalms 23:4); Hij is ons licht, onze zon en schild.

"O licht, o leven, o trouwe Herder Immanuël, aan U ben ik eenmaal overgegeven; aan U behoort mijn lichaam en mijn ziel. Ik wil mij zelf niet meer leiden, de Vader zal het kind regeren; ga dan met mij in en uit, en leid mij bij alle mijn schreden. Ik ga, -och, Heere, hoor mijn bede! -ik ga zonder U geen schrede voort.".

Vers 22

22. Hij nam de wolkkolom overdag, noch de vuurkolom `s nachts niet weg van het aangezicht van het volk, 1) zolang het in de woestijn reisde, maar liet zich later, toen de ark van het verbond vervaardigd was, op deze neer (Exodus 40:34), en verdween eerst toen Israël aan de grenzen van het beloofde land stond (zie "Joshua 3:6).

1) God leidt ons niet aanstonds op de rechte weg naar de hemel; wij moeten vooraf veel ellende geproefd hebben en lang in de woestijn van deze wereld omdwalen; maar al moeten wij lang in de woestijn van deze wereld in een duister dal vol van angst en droefenis ronddwalen, zo behoeven wij toch niet te vrezen, want de Heere is met ons (Psalms 23:4); Hij is ons licht, onze zon en schild.

"O licht, o leven, o trouwe Herder Immanuël, aan U ben ik eenmaal overgegeven; aan U behoort mijn lichaam en mijn ziel. Ik wil mij zelf niet meer leiden, de Vader zal het kind regeren; ga dan met mij in en uit, en leid mij bij alle mijn schreden. Ik ga, -och, Heere, hoor mijn bede! -ik ga zonder U geen schrede voort.".

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-13.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile