Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 3

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 3

Genesis 3:1.

ADAM EN EVA ZONDIGEN. HUN STRAF. BELOFTE VAN DE MESSIAS.

I. Genesis 3:1-Genesis 3:7. De vrouw laat zich door de slang verleiden neemt van de verboden vrucht en geeft daarvan ook haar man te eten; het dadelijk gevolg is, dat beide hun naaktheid gewaar worden en hun schaamte voor elkaar zoeken te verbergen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 3

Genesis 3:1.

ADAM EN EVA ZONDIGEN. HUN STRAF. BELOFTE VAN DE MESSIAS.

I. Genesis 3:1-Genesis 3:7. De vrouw laat zich door de slang verleiden neemt van de verboden vrucht en geeft daarvan ook haar man te eten; het dadelijk gevolg is, dat beide hun naaktheid gewaar worden en hun schaamte voor elkaar zoeken te verbergen.

Vers 1

1. De slang nu, die, even als de andere dieren in meer vertrouwelijke omgang met de mensen leefde, en nog niets gevaarlijks had, was listiger dan al het gedierte van het veld, hetwelk de Heere God gemaakt had; onderscheidde zich van de overigen, niet tot de onmiddellijke dienst van de mensen bestemde dieren, door een zeker verstand (Matthew 10:16), hetwelk ook de mens waarnam, zodat het hem in zijn kinderlijke onervarenheid niet bevreemdde, toen het dier begon te spreken. Een arglistig vijand, die zelf met zijn engelen van God afgevallen was, en nu ook de mens in zijn val zocht mee te slepen, (John 8:44, 2 Corinthians 3:1,4, Revelation 12:9 en 20:2 ), had zich dit dier tot zijn werktuig uitgekozen, en wendde zich thans, volgens zijn listig plan, tot het zwakkere geslacht (1 Peter 3:7); en zij zei tot de vrouw,1) de woorden van God op gruwelijke wijze tot het tegendeel verdraaiende: 2) Is het ook dat God 3) gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van alle bomen in deze hof? 4) Hebt gij wel recht gehoord, wat uw man u bericht heeft, dat God u verboden heeft, van al de velerlei bomen in de tuin te eten? Dan is uw God toch een wreed en hard Heer; eerst plant Hij de bomen, zo schoon voor het gezicht en zo goed tot spijze, voor u, en dan verbiedt Hij u van de vruchten werkelijk te genieten.

1) Nog ontbreekt de mens, gelijk wij hier duidelijk zien, de kennis van het kwaad. De reine mens vertoont zich nog alles rein, en werkelijk is toch de slang, als schepsel van God, op zichzelf goed; maar de satan, die zich van het schone dier bediende, sprak, als uit de slang. De moeilijkheid van het spreken van de slang wordt weggenomen, als wij bedenken, dat ook de mens het dier woorden leert voortbrengen, terwijl de duivel een afgevallen engel is en de engel meer dan mens was. (Psalms 8:6)

In de plantenwereld staat het voorwerp van de verzoeking; uit de dierenwereld verheft zich het werktuig van de verzoeking; daarom de vloek over beide. (Romans 8:20)

2) Welk een list van satan! Niets werkt schadelijker; niets vindt makkelijker ingang dan een vraag, onder de schijn van belangstelling, gedaan. Is dit niet de weg, die de verleider onder de mensen volgt?.

3) Satan noemt enkel de naam Elohiem (God), niet die van Jehova. Natuurlijk kon satan God als de Verbondsgod niet erkennen, niet als de Getrouwe, daar hij aanstonds God tot een leugenaar maken wil. Zie midden in het schone paradijs een listige en giftige slang. Is zij hier? Misschien ook bij u? Wacht u voor haar..

4) Gelijk eeuwen daarna, in de woestijn, satan bij de tweede Adam allereerst twijfel wilde wekken in het hart, zo ook hier in het Paradijs bij Eva. Twijfel aan hetgeen God gezegd had. Satan weet het, dat, wie twijfelt aan een golf van de zee gelijk is, die van de wind gedreven en op en neer wordt geworpen" (Jacobus 1:6). Eerst twijfel, daarna hoogmoed en eindelijk de begeerte..

Vers 1

1. De slang nu, die, even als de andere dieren in meer vertrouwelijke omgang met de mensen leefde, en nog niets gevaarlijks had, was listiger dan al het gedierte van het veld, hetwelk de Heere God gemaakt had; onderscheidde zich van de overigen, niet tot de onmiddellijke dienst van de mensen bestemde dieren, door een zeker verstand (Matthew 10:16), hetwelk ook de mens waarnam, zodat het hem in zijn kinderlijke onervarenheid niet bevreemdde, toen het dier begon te spreken. Een arglistig vijand, die zelf met zijn engelen van God afgevallen was, en nu ook de mens in zijn val zocht mee te slepen, (John 8:44, 2 Corinthians 3:1,4, Revelation 12:9 en 20:2 ), had zich dit dier tot zijn werktuig uitgekozen, en wendde zich thans, volgens zijn listig plan, tot het zwakkere geslacht (1 Peter 3:7); en zij zei tot de vrouw,1) de woorden van God op gruwelijke wijze tot het tegendeel verdraaiende: 2) Is het ook dat God 3) gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van alle bomen in deze hof? 4) Hebt gij wel recht gehoord, wat uw man u bericht heeft, dat God u verboden heeft, van al de velerlei bomen in de tuin te eten? Dan is uw God toch een wreed en hard Heer; eerst plant Hij de bomen, zo schoon voor het gezicht en zo goed tot spijze, voor u, en dan verbiedt Hij u van de vruchten werkelijk te genieten.

1) Nog ontbreekt de mens, gelijk wij hier duidelijk zien, de kennis van het kwaad. De reine mens vertoont zich nog alles rein, en werkelijk is toch de slang, als schepsel van God, op zichzelf goed; maar de satan, die zich van het schone dier bediende, sprak, als uit de slang. De moeilijkheid van het spreken van de slang wordt weggenomen, als wij bedenken, dat ook de mens het dier woorden leert voortbrengen, terwijl de duivel een afgevallen engel is en de engel meer dan mens was. (Psalms 8:6)

In de plantenwereld staat het voorwerp van de verzoeking; uit de dierenwereld verheft zich het werktuig van de verzoeking; daarom de vloek over beide. (Romans 8:20)

2) Welk een list van satan! Niets werkt schadelijker; niets vindt makkelijker ingang dan een vraag, onder de schijn van belangstelling, gedaan. Is dit niet de weg, die de verleider onder de mensen volgt?.

3) Satan noemt enkel de naam Elohiem (God), niet die van Jehova. Natuurlijk kon satan God als de Verbondsgod niet erkennen, niet als de Getrouwe, daar hij aanstonds God tot een leugenaar maken wil. Zie midden in het schone paradijs een listige en giftige slang. Is zij hier? Misschien ook bij u? Wacht u voor haar..

4) Gelijk eeuwen daarna, in de woestijn, satan bij de tweede Adam allereerst twijfel wilde wekken in het hart, zo ook hier in het Paradijs bij Eva. Twijfel aan hetgeen God gezegd had. Satan weet het, dat, wie twijfelt aan een golf van de zee gelijk is, die van de wind gedreven en op en neer wordt geworpen" (Jacobus 1:6). Eerst twijfel, daarna hoogmoed en eindelijk de begeerte..

Vers 2

2. En de vrouw zei tot de slang: neen, dan weet gij het verbod niet recht. Van de vrucht van de bomen in deze hof zullen wij eten.

Vers 2

2. En de vrouw zei tot de slang: neen, dan weet gij het verbod niet recht. Van de vrucht van de bomen in deze hof zullen wij eten.

Vers 3

3. Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, 1) opdat gij niet sterft. 2) Er is alzo slechts n uitzondering, en, bij zo grote rijkdom van gaven, kunnen wij het ons wel laten welgevallen, van deze boom niet te genieten, temeer daar God gezegd heeft, dat dit zo vreselijke gevolgen na zich slepen zal.

1) Hoe is de vrouw reeds onder de betoverende invloed van de listige slang! Zij herinnert zich niet volkomen meer, wat God gezegd heeft, zij voegt bij het verbod van niet te mogen eten ook nog van niet te mogen aanroeren. Zo begint satan reeds zijn invloed te doen gevoelen, door de heldere lamp van Gods Woord flauwer te doen branden.

2) Toch is reeds een begin van de zonde in haar hart, zij duldt de verleider in haar nabijheid, terwijl de mens gesteld was om die hof te bewaken; zij gaat met hem in gesprek. Waakt en hoort niet naar satans stem; wie naar hem luistert is reeds op de weg van de zonde! Eva durft reeds in zijn nabijheid God niet als de Heere te roemen, en volgt hem in zijn benaming van de Schepper. Zij verzwaart de eis van God. Zo is zij hem reeds ter wille en werkt zijn voornemen in de hand, daar zij het verbod van niet "aan te roeren," er bijvoegt, hetwelk de Heere niet gezegd had; zij verzwakt de bedreiging, door er iets twijfelachtigs in te leggen, door het "misschien." Zo komt zij de mensenmoorder reeds v r, en wijst hem een weg. Welk een invloed heeft dat eerste luisteren naar een verleidende vraag reeds! Hoe dikwijls worden nog Gods woorden gebezigd, maar, hier iets verzwaard daar iets verzacht en z zijn zij tot wapenen van de boze geworden..

Vers 3

3. Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, 1) opdat gij niet sterft. 2) Er is alzo slechts n uitzondering, en, bij zo grote rijkdom van gaven, kunnen wij het ons wel laten welgevallen, van deze boom niet te genieten, temeer daar God gezegd heeft, dat dit zo vreselijke gevolgen na zich slepen zal.

1) Hoe is de vrouw reeds onder de betoverende invloed van de listige slang! Zij herinnert zich niet volkomen meer, wat God gezegd heeft, zij voegt bij het verbod van niet te mogen eten ook nog van niet te mogen aanroeren. Zo begint satan reeds zijn invloed te doen gevoelen, door de heldere lamp van Gods Woord flauwer te doen branden.

2) Toch is reeds een begin van de zonde in haar hart, zij duldt de verleider in haar nabijheid, terwijl de mens gesteld was om die hof te bewaken; zij gaat met hem in gesprek. Waakt en hoort niet naar satans stem; wie naar hem luistert is reeds op de weg van de zonde! Eva durft reeds in zijn nabijheid God niet als de Heere te roemen, en volgt hem in zijn benaming van de Schepper. Zij verzwaart de eis van God. Zo is zij hem reeds ter wille en werkt zijn voornemen in de hand, daar zij het verbod van niet "aan te roeren," er bijvoegt, hetwelk de Heere niet gezegd had; zij verzwakt de bedreiging, door er iets twijfelachtigs in te leggen, door het "misschien." Zo komt zij de mensenmoorder reeds v r, en wijst hem een weg. Welk een invloed heeft dat eerste luisteren naar een verleidende vraag reeds! Hoe dikwijls worden nog Gods woorden gebezigd, maar, hier iets verzwaard daar iets verzacht en z zijn zij tot wapenen van de boze geworden..

Vers 4

4. Toen zei de slang, of veelmeer hij, die het nu eenmaal zich ten doel had gesteld, de mens van zijn God afvallig te doen worden, a) tot de vrouw, die op zijn eerste woord hem antwoord had gegeven, in plaats van, zonder meer, hem af te wijzen; die zelfs geneigd scheen, hem nog verder aan te horen: Gijlieden zult de dood niet (letterlijk: gij zult niet zeker) sterven; dat is slechts een bedreiging van God, door welke Hij u van de vrucht van de boom wil afschrikken. 1)

a) 2 Corinthians 11:3 John 8:44

1) Bij rechte kennis van-en recht geloof in God, is zonde onmogelijk; daarom zoekt satan de vrouw het geloof aan Gods waarheid en liefde te ontnemen. De Christus, die de Vader openbaart, neemt juist, door ons de Vader te doen kennen, de zonde weg. Wie in Hem God aanschouwt, is de wedergeborene, die niet zondigen kan. Hoe dikwijls is in het hart, dat de door God bedreigde straf niet zal ondervonden worden! Ongeloof aan Gods gerechtigheid, aan de eeuwige straf, gaat de overtreding voor; z maakt men God tot een leugenaar.. 5. Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, 1) kennende het goed en het kwaad; 2) en juist dat wil God niet; Hij wil liever Zijn heerlijkheid voor zich alleen behouden, en daarom schrikt Hij u van de boom terug. Tast slechts toe; het zal u niet berouwen.

1) Als God scheen te wezen de Overste van de wereld, het begeerlijkste deel, daarnaar ging zijn trotse hart uit, die enige grootheid trok hem aan. Die enige grootheid misgunde hij de almachtige en soevereine God. De mens tegen de soevereiniteit van God op te zetten, die als voor hem zelf bereikbaar voor te stellen, is het doel van satan, n omdat hij God haat, n omdat hij deel- en kampgenoten in zijn bange en hopeloze strijd tegen God zoekt..

Als God gelijk zijn, ziedaar wat satan wilde; waarom hij uit de hemel werd gebannen. Waar hij zelf nu daarvan al het schrikkelijke ondervindt, daar is het zijn streven, uit vijandschap tegen God de mens even rampzalig te maken als hij zelf is. Als ook de mens aan God gelijk te zijn begeert te worden, is, meent hij, het pleit gewonnen en is ook dit schepsel van God voor eeuwig rampzalig, en daarmee Gods schepping verwoest..

2) De duivel begint met de vraag naar een waarheid, en voegt er dan een leugen bij; want de duivel wil de waarheid wel, als zij maar dienstbaar is aan de leugen. De waarheid is voor zijn leugen, wat de locomotief is voor de wagon: het middel om ze op de plaats te brengen, waar hij ze hebben wil. Enkel dwaling is ongeloofbaar. De halve waarheid, die in enkel dwaling ligt, maakt haar geloofbaar en aannemelijk voor die niet beter weet. Intussen kenmerkt de volstrekte ontkenning van het woord van God: "ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven," en tegenstander van God de satan volkomen. Doch wordt niet heden nog door zijn dienaren met dezelfde onbeschaamdheid herhaald: "dat heeft God niet gezegd en hebt gij niet te geloven." De schriftverwerping is nog de dood voor de ziel..

Ook in het: "gij zult als God zijn," ligt een halve waarheid en de grootste leugen (Genesis 3:22) De hoogmoed van de vrouw wordt opgewekt, en zo vinden wij in deze eerste zonde al wat in de wereld is: de begeerlijkheid van het vlees en de begeerlijkheid van de ogen, en de grootsheid van het leven." 1 John 2:16). Hoogmoed is een bron van ongeloof (Jeremiah 43:2) en van alle zonde. Zou zij er niet zijn, er zou geen moderne wetenschap, geen humanisme zijn. Hoe wijs is David's bede (Psalms 19:14): Houd uw knecht terug van trotsheden; laat ze over mij niet heersen, dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.".

Vers 4

4. Toen zei de slang, of veelmeer hij, die het nu eenmaal zich ten doel had gesteld, de mens van zijn God afvallig te doen worden, a) tot de vrouw, die op zijn eerste woord hem antwoord had gegeven, in plaats van, zonder meer, hem af te wijzen; die zelfs geneigd scheen, hem nog verder aan te horen: Gijlieden zult de dood niet (letterlijk: gij zult niet zeker) sterven; dat is slechts een bedreiging van God, door welke Hij u van de vrucht van de boom wil afschrikken. 1)

a) 2 Corinthians 11:3 John 8:44

1) Bij rechte kennis van-en recht geloof in God, is zonde onmogelijk; daarom zoekt satan de vrouw het geloof aan Gods waarheid en liefde te ontnemen. De Christus, die de Vader openbaart, neemt juist, door ons de Vader te doen kennen, de zonde weg. Wie in Hem God aanschouwt, is de wedergeborene, die niet zondigen kan. Hoe dikwijls is in het hart, dat de door God bedreigde straf niet zal ondervonden worden! Ongeloof aan Gods gerechtigheid, aan de eeuwige straf, gaat de overtreding voor; z maakt men God tot een leugenaar.. 5. Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, 1) kennende het goed en het kwaad; 2) en juist dat wil God niet; Hij wil liever Zijn heerlijkheid voor zich alleen behouden, en daarom schrikt Hij u van de boom terug. Tast slechts toe; het zal u niet berouwen.

1) Als God scheen te wezen de Overste van de wereld, het begeerlijkste deel, daarnaar ging zijn trotse hart uit, die enige grootheid trok hem aan. Die enige grootheid misgunde hij de almachtige en soevereine God. De mens tegen de soevereiniteit van God op te zetten, die als voor hem zelf bereikbaar voor te stellen, is het doel van satan, n omdat hij God haat, n omdat hij deel- en kampgenoten in zijn bange en hopeloze strijd tegen God zoekt..

Als God gelijk zijn, ziedaar wat satan wilde; waarom hij uit de hemel werd gebannen. Waar hij zelf nu daarvan al het schrikkelijke ondervindt, daar is het zijn streven, uit vijandschap tegen God de mens even rampzalig te maken als hij zelf is. Als ook de mens aan God gelijk te zijn begeert te worden, is, meent hij, het pleit gewonnen en is ook dit schepsel van God voor eeuwig rampzalig, en daarmee Gods schepping verwoest..

2) De duivel begint met de vraag naar een waarheid, en voegt er dan een leugen bij; want de duivel wil de waarheid wel, als zij maar dienstbaar is aan de leugen. De waarheid is voor zijn leugen, wat de locomotief is voor de wagon: het middel om ze op de plaats te brengen, waar hij ze hebben wil. Enkel dwaling is ongeloofbaar. De halve waarheid, die in enkel dwaling ligt, maakt haar geloofbaar en aannemelijk voor die niet beter weet. Intussen kenmerkt de volstrekte ontkenning van het woord van God: "ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven," en tegenstander van God de satan volkomen. Doch wordt niet heden nog door zijn dienaren met dezelfde onbeschaamdheid herhaald: "dat heeft God niet gezegd en hebt gij niet te geloven." De schriftverwerping is nog de dood voor de ziel..

Ook in het: "gij zult als God zijn," ligt een halve waarheid en de grootste leugen (Genesis 3:22) De hoogmoed van de vrouw wordt opgewekt, en zo vinden wij in deze eerste zonde al wat in de wereld is: de begeerlijkheid van het vlees en de begeerlijkheid van de ogen, en de grootsheid van het leven." 1 John 2:16). Hoogmoed is een bron van ongeloof (Jeremiah 43:2) en van alle zonde. Zou zij er niet zijn, er zou geen moderne wetenschap, geen humanisme zijn. Hoe wijs is David's bede (Psalms 19:14): Houd uw knecht terug van trotsheden; laat ze over mij niet heersen, dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding.".

Vers 6

6. Nu had de vrouw uit zulk een boze rede wel ten volle kunnen bemerken, dat een boze geest door die slang tot haar sprak. Maar zij werd over die boze rede nietverontwaardigd, zodat zij zei: maak u weg van mij, gij, die alzo mijn God durft lasteren! Zij gaf geen acht op de waarschuwende stem in haar hart; integendeel, zij dacht na over de rede van de slang en de grote dingen, die haar voorgespiegeld waren. En de vrouw zag, het kwam haar werkelijk geloofbaar voor dat die boom goed was tot spijze; zij zag het niet meer in, dat er zo groot kwaad in lag daarvan te eten; noch minder erkende zij, nu zij eenmaal aan de duivel haar oor had geleend, dat het eten de dood ten gevolge zou hebben, en dat hij een lust was voor de ogen, en, hoe langer zij alzo aanschouwde, des te meer werd zij van haar zaak zeker, dat hij was: ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken. 1 John 2:16). Toen kon zij de lust, om van zijn vruchten te genieten, niet langer weerstaan (Jacobus 1:14), en zij nam van zijn vrucht en at; 1) en zij gaf ook haar man, die wellicht bij haar gestaan en alles zwijgend aangehoord had, en die zij het aanzag, dat hij eveneens lust had in de verbodene vrucht, met haar, en hij at. a)

a) 1 Timothy 2:14 Romans 5:12,Romans 5:14,Romans 5:15

1) De list van vrouwen en hun liefkozing kan dikwijls ook de sterkste mannen verleiden. (Judges 16:15). Zij was de man tot hulp gegeven, en zij werd zijn verleidster. Vrouw! groot is uw verplichting om door uw wandel uw man te winnen voor Hem, die geworden is uit een vrouw. Ziet hier de geleidelijke en toch snelle voortgang van de zonde. Een enkele blik (denk aan David), heeft menige vreselijke begeerte opgewekt. Mozes heeft ons het antwoord gegeven op de vraag, die zo vele wijsgeren heeft bezig gehouden: "Van waar de zonde?" Zij is door de verleiding van de duivel, die nog altijd rondgaat als een brullende leeuw en wiens grootste list het is, dat hij de mens ongelovig maakt aan het bestaan van de duivel. Gelijk het leven is verloren door het lichamelijk eten van een verboden spijs, zo wordt het terug ontvangen door het geestelijk eten van een aangeboden spijs. John 6:51)

Met onuitsprekelijk zielsverlangen vroeg ik, van waar het kwaad? Welke smarten leed mijn als in barensnood zijnde hart, welke zuchten gingen op? En uw oor was mij nabij, doch ik wist het niet. Maar toen ik zwijgend zuchtte, was het stille verdriet van mijn ziel, een luide stem om U over mij te ontfermen. Slechts Gij, maar geen enkel mens wist, wat ik leed..

Men heeft dat eten van de boom een kleine zonde genoemd, en het ongelooflijk geacht, dat daarvan het lot van een geheel mensdom zou hebben afgehangen. Neen! die zonde was groot; in die ene lagen alle zonden tezamen opgesloten. Aan God was de gehoorzaamheid opgezegd. De mens was opgestaan tegen God en wilde als Hij zijn. Vrijwillig had hij zich in satans dienst gesteld..

Hoe sober de mededeling van de val van de mensen, maar welk een diepte van ellende, welk een zee van jammer wordt daarmee beschreven! De soberheid van de beschrijving is werkelijk een onmiskenbaar bewijs voor de waarheid van de mededeling..

Vers 6

6. Nu had de vrouw uit zulk een boze rede wel ten volle kunnen bemerken, dat een boze geest door die slang tot haar sprak. Maar zij werd over die boze rede nietverontwaardigd, zodat zij zei: maak u weg van mij, gij, die alzo mijn God durft lasteren! Zij gaf geen acht op de waarschuwende stem in haar hart; integendeel, zij dacht na over de rede van de slang en de grote dingen, die haar voorgespiegeld waren. En de vrouw zag, het kwam haar werkelijk geloofbaar voor dat die boom goed was tot spijze; zij zag het niet meer in, dat er zo groot kwaad in lag daarvan te eten; noch minder erkende zij, nu zij eenmaal aan de duivel haar oor had geleend, dat het eten de dood ten gevolge zou hebben, en dat hij een lust was voor de ogen, en, hoe langer zij alzo aanschouwde, des te meer werd zij van haar zaak zeker, dat hij was: ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken. 1 John 2:16). Toen kon zij de lust, om van zijn vruchten te genieten, niet langer weerstaan (Jacobus 1:14), en zij nam van zijn vrucht en at; 1) en zij gaf ook haar man, die wellicht bij haar gestaan en alles zwijgend aangehoord had, en die zij het aanzag, dat hij eveneens lust had in de verbodene vrucht, met haar, en hij at. a)

a) 1 Timothy 2:14 Romans 5:12,Romans 5:14,Romans 5:15

1) De list van vrouwen en hun liefkozing kan dikwijls ook de sterkste mannen verleiden. (Judges 16:15). Zij was de man tot hulp gegeven, en zij werd zijn verleidster. Vrouw! groot is uw verplichting om door uw wandel uw man te winnen voor Hem, die geworden is uit een vrouw. Ziet hier de geleidelijke en toch snelle voortgang van de zonde. Een enkele blik (denk aan David), heeft menige vreselijke begeerte opgewekt. Mozes heeft ons het antwoord gegeven op de vraag, die zo vele wijsgeren heeft bezig gehouden: "Van waar de zonde?" Zij is door de verleiding van de duivel, die nog altijd rondgaat als een brullende leeuw en wiens grootste list het is, dat hij de mens ongelovig maakt aan het bestaan van de duivel. Gelijk het leven is verloren door het lichamelijk eten van een verboden spijs, zo wordt het terug ontvangen door het geestelijk eten van een aangeboden spijs. John 6:51)

Met onuitsprekelijk zielsverlangen vroeg ik, van waar het kwaad? Welke smarten leed mijn als in barensnood zijnde hart, welke zuchten gingen op? En uw oor was mij nabij, doch ik wist het niet. Maar toen ik zwijgend zuchtte, was het stille verdriet van mijn ziel, een luide stem om U over mij te ontfermen. Slechts Gij, maar geen enkel mens wist, wat ik leed..

Men heeft dat eten van de boom een kleine zonde genoemd, en het ongelooflijk geacht, dat daarvan het lot van een geheel mensdom zou hebben afgehangen. Neen! die zonde was groot; in die ene lagen alle zonden tezamen opgesloten. Aan God was de gehoorzaamheid opgezegd. De mens was opgestaan tegen God en wilde als Hij zijn. Vrijwillig had hij zich in satans dienst gesteld..

Hoe sober de mededeling van de val van de mensen, maar welk een diepte van ellende, welk een zee van jammer wordt daarmee beschreven! De soberheid van de beschrijving is werkelijk een onmiskenbaar bewijs voor de waarheid van de mededeling..

Vers 7

7. Toen werden werkelijk, zo als de slang gezegd had, hun beider ogen geopend, maar op geheel andere wijze, dan zij zich hadden laten wijs maken; want, nauwelijks was de vrucht gegeten, of zij zagen, wat zij gedaan hadden. Een diepe schaamte vervulde hen, zodat zij niet eens elkaar durfden aanzien, en zij werden gewaar dat a) zij naakt waren; 1) de onschuld was geweken. (Welk een tegenstelling in deze voor- en nazin! In de eerste wordt gemeld, hoe de belofte van de duivel in vervulling is gekomen; in de tweede, hoe dit is geschied); en nu wisten zij in hun verwarring niets spoediger te doen dan naar een vijgenboom te gaan, om door diens lange en brede bladeren hun naaktheid te bedekken, en zij hechtten vijgenboom-bladeren samen, bladeren van die boom, die nog tot op deze dag, ter herinnering aan deze geschiedenis, paradijs of Adams vijgenboom heet, en maakten zich schorten. Hoe diep is de mens verlaagd, dat hij zichzelf verbergen moet! Vijgenbladeren, zij zijn een beeld van al die verontschuldigingen en bedekselen, van eigengerechtigheid en schijn van godzaligheid, die voor mensen wel enigermate kunnen bedekken maar niet voor de alwetende God.

a) Genesis 2:25

1) De kennis van goed en kwaad, welke de mens door het bedrijven van de zonde verkrijgt, verschilt van de ware Gods gelijkvormigheid, die hij door het vermijden van de zonde bereiken moet, evenzeer, als de schijnvrijheid van de zondaar, die tot dienstbaarheid aan de zonde leidt en de dood werkt, van de ware vrijheid van het leven in de gemeenschap met God..

Nog zijn zij niet geroepen voor de vierschaar Gods; niemand is er nog die hen benauwt. Het gevoel van verlegenheid, dat hun uit eigen beweging overvalt, is dit niet een zeker bewijs voor hun schuld?.

II. Genesis 3:8-Genesis 3:19. God, die tegen de avond in de hof verschijnt, roept Adam en zijn vrouw tot een verhoor; vervloekt de slang, die de verleider tot werktuig gediend had, en belooft de overwinning over deze, spreekt echter ook het vonnis uit over hen, die zich hebben laten verleiden.

Vers 7

7. Toen werden werkelijk, zo als de slang gezegd had, hun beider ogen geopend, maar op geheel andere wijze, dan zij zich hadden laten wijs maken; want, nauwelijks was de vrucht gegeten, of zij zagen, wat zij gedaan hadden. Een diepe schaamte vervulde hen, zodat zij niet eens elkaar durfden aanzien, en zij werden gewaar dat a) zij naakt waren; 1) de onschuld was geweken. (Welk een tegenstelling in deze voor- en nazin! In de eerste wordt gemeld, hoe de belofte van de duivel in vervulling is gekomen; in de tweede, hoe dit is geschied); en nu wisten zij in hun verwarring niets spoediger te doen dan naar een vijgenboom te gaan, om door diens lange en brede bladeren hun naaktheid te bedekken, en zij hechtten vijgenboom-bladeren samen, bladeren van die boom, die nog tot op deze dag, ter herinnering aan deze geschiedenis, paradijs of Adams vijgenboom heet, en maakten zich schorten. Hoe diep is de mens verlaagd, dat hij zichzelf verbergen moet! Vijgenbladeren, zij zijn een beeld van al die verontschuldigingen en bedekselen, van eigengerechtigheid en schijn van godzaligheid, die voor mensen wel enigermate kunnen bedekken maar niet voor de alwetende God.

a) Genesis 2:25

1) De kennis van goed en kwaad, welke de mens door het bedrijven van de zonde verkrijgt, verschilt van de ware Gods gelijkvormigheid, die hij door het vermijden van de zonde bereiken moet, evenzeer, als de schijnvrijheid van de zondaar, die tot dienstbaarheid aan de zonde leidt en de dood werkt, van de ware vrijheid van het leven in de gemeenschap met God..

Nog zijn zij niet geroepen voor de vierschaar Gods; niemand is er nog die hen benauwt. Het gevoel van verlegenheid, dat hun uit eigen beweging overvalt, is dit niet een zeker bewijs voor hun schuld?.

II. Genesis 3:8-Genesis 3:19. God, die tegen de avond in de hof verschijnt, roept Adam en zijn vrouw tot een verhoor; vervloekt de slang, die de verleider tot werktuig gediend had, en belooft de overwinning over deze, spreekt echter ook het vonnis uit over hen, die zich hebben laten verleiden.

Vers 8

8. En zij hoorden de stem van de Heere God, die, ondanks de val van de mensen, nog als Verbondsgod (Jehova) komt, en als zodanig ook de mens, die Hem ontvlucht, opzoekt, wandelende in de hof, aan de wind van de dag (avondkoelte, Luther vertaalt toen de dag koel geworden was). Zij vernamen ten tijde als de avondwind zich placht te verheffen, een geruis, (2Sam.5:24; 1Kon.14:6) waardoor zij spoedig erkenden, dat de Heere God hen naderde. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw, die anders de Heere met blijdschap tegemoet snelden, maar nu in gewetensangst waren, voor het vroeger zo lieflijke, nu zo ontzettend heilige aangezicht van de Heere God, in het midden van het geboomte van de hof, zo diep mogelijk in de dichtste struiken. 1)

1) Veel zijn de straffen van de zonde. Er zijn kwade gevolgen onmiddellijk aan haar verbonden, als: het gevoel van onvoldaanheid: de vrees, (Genesis 3:7): het sidderen voor God (Genesis 3:8), en bij dit alles is nog de uitspraak van de Rechter te vrezen. Dat is dan de wrange vrucht van de zonde, dat zij de mens voor de God, die de liefde is, doet sidderen. Is het nog heden niet bij de goddeloze een zich verbergen voor God, als zij alle gedachten aan Hem verdrijven?.

Vers 8

8. En zij hoorden de stem van de Heere God, die, ondanks de val van de mensen, nog als Verbondsgod (Jehova) komt, en als zodanig ook de mens, die Hem ontvlucht, opzoekt, wandelende in de hof, aan de wind van de dag (avondkoelte, Luther vertaalt toen de dag koel geworden was). Zij vernamen ten tijde als de avondwind zich placht te verheffen, een geruis, (2Sam.5:24; 1Kon.14:6) waardoor zij spoedig erkenden, dat de Heere God hen naderde. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw, die anders de Heere met blijdschap tegemoet snelden, maar nu in gewetensangst waren, voor het vroeger zo lieflijke, nu zo ontzettend heilige aangezicht van de Heere God, in het midden van het geboomte van de hof, zo diep mogelijk in de dichtste struiken. 1)

1) Veel zijn de straffen van de zonde. Er zijn kwade gevolgen onmiddellijk aan haar verbonden, als: het gevoel van onvoldaanheid: de vrees, (Genesis 3:7): het sidderen voor God (Genesis 3:8), en bij dit alles is nog de uitspraak van de Rechter te vrezen. Dat is dan de wrange vrucht van de zonde, dat zij de mens voor de God, die de liefde is, doet sidderen. Is het nog heden niet bij de goddeloze een zich verbergen voor God, als zij alle gedachten aan Hem verdrijven?.

Vers 9

9. En de Heere God riep 1) Adam; Hij kon de gevallen mens niet aan zijn lot overlaten, maar nadert als Rechter, juist omdat Hij redden wil, en zei tot hem: Waar zijt gij? 2) Waarom ontvlucht gij Mij? Meent gij u zo voor mij te kunnen verbergen, dat Ik u niet meer zou zien? (Jeremiah 23:24; Psalms 39:7-Psalms 39:12)

1) God, de Heere, komt het eerst weer tot de gevallen mens, die uit zichzelf het nimmer zou gewaagd hebben, voor Gods aangezicht te verschijnen. Verborg, bedekte men zich voor elkaar, hoeveel temeer zouden zij, indien het had kunnen geschieden, zich verborgen hebben gehouden voor Hem, Wiens gebod zij hadden overtreden? De Rechter treedt echter ook hier op als Redder..

2) "Hij naderde tot de schuldigen en riep hen tot zich, bijzonder Adam; doch, merkt op! zonder zijn naam te noemen. Het is enkel: "Waar zijt gij? Zo staat dan Adam voor God zonder naam. God had hem die naam gegeven; God erkent hem niet meer voor de mens, die Hij gemaakt heeft. Het is een ander wezen geworden.".

Vers 9

9. En de Heere God riep 1) Adam; Hij kon de gevallen mens niet aan zijn lot overlaten, maar nadert als Rechter, juist omdat Hij redden wil, en zei tot hem: Waar zijt gij? 2) Waarom ontvlucht gij Mij? Meent gij u zo voor mij te kunnen verbergen, dat Ik u niet meer zou zien? (Jeremiah 23:24; Psalms 39:7-Psalms 39:12)

1) God, de Heere, komt het eerst weer tot de gevallen mens, die uit zichzelf het nimmer zou gewaagd hebben, voor Gods aangezicht te verschijnen. Verborg, bedekte men zich voor elkaar, hoeveel temeer zouden zij, indien het had kunnen geschieden, zich verborgen hebben gehouden voor Hem, Wiens gebod zij hadden overtreden? De Rechter treedt echter ook hier op als Redder..

2) "Hij naderde tot de schuldigen en riep hen tot zich, bijzonder Adam; doch, merkt op! zonder zijn naam te noemen. Het is enkel: "Waar zijt gij? Zo staat dan Adam voor God zonder naam. God had hem die naam gegeven; God erkent hem niet meer voor de mens, die Hij gemaakt heeft. Het is een ander wezen geworden.".

Vers 10

10. En hij zei, voor God, Wiens alwetendheid hij zo-even had kunnen opmerken, nog de schuld verbergende: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik vreesde door U gezien te worden, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. a) Het ware ongepast voor zulk een God in naaktheid te verschijnen.

a) John 3:20,

Vers 10

10. En hij zei, voor God, Wiens alwetendheid hij zo-even had kunnen opmerken, nog de schuld verbergende: Ik hoorde Uw stem in de hof en ik vreesde door U gezien te worden, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. a) Het ware ongepast voor zulk een God in naaktheid te verschijnen.

a) John 3:20,

Vers 11

11. En Hij zei: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? 1) Zo wil de Rechter de belijdenis van schuld bij de mens zelf uitlokken en zegt: Zou gij daarom Mij vrezen, of waart gij vroeger bekleed, als gij tot Mij naderde? Spreukenek de waarheid: Hebt gij van die boom gegeten, van welke Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zou?

1) Daar niet de naaktheid, maar de schandelijke overtreding, waarmee hij zich bezoedeld had, de oorzaak was van de vrees, was het gewis een onverdraaglijke smaad, God aangedaan, dat hij (Adam) de oorsprong van het leed in de natuur zocht..

Vers 11

11. En Hij zei: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? 1) Zo wil de Rechter de belijdenis van schuld bij de mens zelf uitlokken en zegt: Zou gij daarom Mij vrezen, of waart gij vroeger bekleed, als gij tot Mij naderde? Spreukenek de waarheid: Hebt gij van die boom gegeten, van welke Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zou?

1) Daar niet de naaktheid, maar de schandelijke overtreding, waarmee hij zich bezoedeld had, de oorzaak was van de vrees, was het gewis een onverdraaglijke smaad, God aangedaan, dat hij (Adam) de oorsprong van het leed in de natuur zocht..

Vers 12

12. Toen zei Adam, die zijn misdaad niet kon ontkennen of verbergen, maar toch, geheel naar de wijze van de onbekeerde zondaar, zijn schuld van zich wilde afschuiven en haar op anderen, op de omstandigheden en daarmee in de grond op God zelf zocht te werpen: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven, en ik heb gegeten. 1)

1) Zo verwoest de zonde. Adam klaagt aan, die hem het liefste was op aarde; hij miskent God en vraagt als het ware: Waarom hebt Gij ook die vrouw bij mij gegeven?" alsof de Heere een Saul ware (1 Samuel 18:21). Hij erkent haar niet meer als een geschenk van God, maar volgens het woord "bij mij slechts als een naast hem geplaatste. De erkentenis moest nochtans geschieden. Och ware dat: "ik heb gegeten," het eerste en enige woord geweest! maar ware schuldbelijdenis kon er niet zijn v r God genade had gegeven..

Vers 12

12. Toen zei Adam, die zijn misdaad niet kon ontkennen of verbergen, maar toch, geheel naar de wijze van de onbekeerde zondaar, zijn schuld van zich wilde afschuiven en haar op anderen, op de omstandigheden en daarmee in de grond op God zelf zocht te werpen: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven, en ik heb gegeten. 1)

1) Zo verwoest de zonde. Adam klaagt aan, die hem het liefste was op aarde; hij miskent God en vraagt als het ware: Waarom hebt Gij ook die vrouw bij mij gegeven?" alsof de Heere een Saul ware (1 Samuel 18:21). Hij erkent haar niet meer als een geschenk van God, maar volgens het woord "bij mij slechts als een naast hem geplaatste. De erkentenis moest nochtans geschieden. Och ware dat: "ik heb gegeten," het eerste en enige woord geweest! maar ware schuldbelijdenis kon er niet zijn v r God genade had gegeven..

Vers 13

13. En de Heere God zei tot de vrouw: wat is dit, dat gij gedaan hebt; 1) dat gij niet slechts zelf gegeten, maar ook uw man tot dezelfde zonde verleid hebt? En de vrouw, evenals vroeger de man, de gedachten volgende, die hen onder elkaar beschuldigen (Romans 2:15) zei: a) Die slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.

a) 2 Corinthians 11:3 Revelation 12:13 Revelation 12:1) Uit de grondtekst blijkt duidelijk, dat deze vraag op de toon van de diepste verwondering wordt gedaan. Ongetwijfeld om daardoor de vrouw n te brengen tot belijdenis van schuld, n haar erbij te bepalen, dat haar zonde een geheel vrijwillige zonde was, daar zij de macht had ontvangen om de verleiding te weerstaan..

Vers 13

13. En de Heere God zei tot de vrouw: wat is dit, dat gij gedaan hebt; 1) dat gij niet slechts zelf gegeten, maar ook uw man tot dezelfde zonde verleid hebt? En de vrouw, evenals vroeger de man, de gedachten volgende, die hen onder elkaar beschuldigen (Romans 2:15) zei: a) Die slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.

a) 2 Corinthians 11:3 Revelation 12:13 Revelation 12:1) Uit de grondtekst blijkt duidelijk, dat deze vraag op de toon van de diepste verwondering wordt gedaan. Ongetwijfeld om daardoor de vrouw n te brengen tot belijdenis van schuld, n haar erbij te bepalen, dat haar zonde een geheel vrijwillige zonde was, daar zij de macht had ontvangen om de verleiding te weerstaan..

Vers 14

14. Het verhoor is ten einde; de schuld is erkend; nu spreekt de Rechter zijn vonnis uit. Toen zei de Heere God tot die slang; terwijl Hij deze niet eerst verhoorde, maar zonder meer, Zijn rechtspraak over haar velde en hierbij wel voornamelijk doelde op hem, die de slang als zijn werktuig gebruikt had: 1) Omdat gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte van het veld. Gij zult een bijzonder teken van de vloek, aan u dragen. Gij zult een recht aanschouwelijk beeld zijn van die, wiens werktuig gij geweest zijt. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, al de dagen van uw leven. 2) Boven de mens hebt gij u verheven, daarom zal smaad en vernedering (Leviticus 11:42, Micah 7:16, Isaiah 49:23 ) uw lot zijn.

1) In deze zin wil de uitspraak zeggen, dat de reeds uit het koor van engelen gestorte satan nu onder alle schepselen werd vernederd en aan de diepste smaad en de grootste verachting prijs gegeven werd, totdat hij op het laatst in de vurige poel zou gestoten worden. (Matthew 25:41; Revelation 20:10 ).

Geheel de schepping lijdt om en met de mens en gaat aldus gebogen onder de vloek van God. Maar "boven alles vervloekt" is de slang. Niet maar zij alleen draagt het teken en het onzalig gevolg van Gods rechtvaardige afschuw, maar zij ook, zij allereerst, zij het meest van alle schepselen. Daarom is zij vervloekt boven al het vee..

2) Inderdaad is tegenwoordig onder alle dieren, die een beenderenrif hebben, de slang het enige, dat op de buik gaat, terwijl de hagedissoorten en andere amfibieën voeten hebben. Met het gladde slijmspeeksel, waarmee zij haar prooi overtrekt, vermengt zich gemakkelijk aarde, en deze onreinheid moet zij mede eten. Waarom zou vroeger de natuur en de voedingswijze van de slang niet anders hebben kunnen geweest zijn? "Haar tegenwoordige toestand is het gevolg van een goddelijke omkering. Evenals haar spreken het eerste wonder is van de duivel, zo is deze omkering het eerste wonder in het geschapene van God"

Vers 14

14. Het verhoor is ten einde; de schuld is erkend; nu spreekt de Rechter zijn vonnis uit. Toen zei de Heere God tot die slang; terwijl Hij deze niet eerst verhoorde, maar zonder meer, Zijn rechtspraak over haar velde en hierbij wel voornamelijk doelde op hem, die de slang als zijn werktuig gebruikt had: 1) Omdat gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte van het veld. Gij zult een bijzonder teken van de vloek, aan u dragen. Gij zult een recht aanschouwelijk beeld zijn van die, wiens werktuig gij geweest zijt. Op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, al de dagen van uw leven. 2) Boven de mens hebt gij u verheven, daarom zal smaad en vernedering (Leviticus 11:42, Micah 7:16, Isaiah 49:23 ) uw lot zijn.

1) In deze zin wil de uitspraak zeggen, dat de reeds uit het koor van engelen gestorte satan nu onder alle schepselen werd vernederd en aan de diepste smaad en de grootste verachting prijs gegeven werd, totdat hij op het laatst in de vurige poel zou gestoten worden. (Matthew 25:41; Revelation 20:10 ).

Geheel de schepping lijdt om en met de mens en gaat aldus gebogen onder de vloek van God. Maar "boven alles vervloekt" is de slang. Niet maar zij alleen draagt het teken en het onzalig gevolg van Gods rechtvaardige afschuw, maar zij ook, zij allereerst, zij het meest van alle schepselen. Daarom is zij vervloekt boven al het vee..

2) Inderdaad is tegenwoordig onder alle dieren, die een beenderenrif hebben, de slang het enige, dat op de buik gaat, terwijl de hagedissoorten en andere amfibieën voeten hebben. Met het gladde slijmspeeksel, waarmee zij haar prooi overtrekt, vermengt zich gemakkelijk aarde, en deze onreinheid moet zij mede eten. Waarom zou vroeger de natuur en de voedingswijze van de slang niet anders hebben kunnen geweest zijn? "Haar tegenwoordige toestand is het gevolg van een goddelijke omkering. Evenals haar spreken het eerste wonder is van de duivel, zo is deze omkering het eerste wonder in het geschapene van God"

Vers 15

15. En ik zal a) vijandschap 1) zetten tussen u en tussen deze vrouw. Er zal strijd zijn: van uw zijde een listige, loerende en diepe vervolgingswoede tegen de mens; aan de andere zijde een onoverwinnelijke afkeer van al het slangengebroedsel, een haat tegen de duivel; want, moge ook de schuldige mens de verlokkingen volgen en om de zondige genietingen uw werken doen, hij zal sidderen voor uw naam en schrikken voor uw wezen en uw bedoelingen. Vijandschap zal er zijn tussen u en deze vrouw en tussen uw zaad en tussen haar zaad. Gij hebt u tot het zwakkere deel, de vrouw, gewend omdat gij gemeend hebt door haar het gemakkelijkst de zonde in de wereld te kunnen invoeren, en het is u gelukt; maar meen niet, dat het gehele menselijke geslacht u voor eeuwig is toegevallen. Ik laat n uit de vrouw geboren worden, die de strijd met u aanbindt en Zijn Geest legt in gevallen mensen. Hij zal voorgaan en Zijn verlosten zullen Hem volgen. Geen vrede tussen u en dat vrouwenzaad; de gemeente met haar Koning duldt uw overheersing niet (Galaten. 4:4), b) dat zelf zal u de kop vermorzelen, zodat er geen genezen mogelijk is; u, de duivel, te schande maken, en uw werken tenietdoen (John 12:31; 1 John 3:8) en eindelijk u werpen in de poel, die daar brandt van vuur en zwavel (Revelation 20:10); en gij zult hen verzenen vermorzelen. 2) Gij zult Hem leed doen, als ware het met Hem gedaan, maar toch zal het slechts een vermorzelen van de verzenen zijn; een dood, van welke Hij in Zijn opstanding geneest, en juist deze dood zal het middel zijn, waardoor Hij u geheel vernietigt (Hebrews 2:14). Dat lijden en sterven zal Zijn overwinning zijn en, zijn de verzenen onheelbaar geworden, het is Zijnheerlijkheid als het geslachte Lam op mijn troon gezeten te zijn, en de lof en de dank en de aanbidding van alle gekochten te ontvangen. Gij moogt met Hem ook Zijn gemeente leed aandoen en vervolgen, in Hem is die gemeente mede degene, die u op de kop treden zal. Haar geef Ik het geloof, dat de wereld overwint.

a) Matthew 4:1 b) Colossians 2:15

1) Het woord in de grondtekst hbya (Eba), geeft meer te kennen dan een natuurlijke vijandschap. Het heeft een zedelijke betekenis. Bewijs temeer, dat deze woorden niet alleen tot de slang, maar in de slang tot satan zijn gesproken.

2) Dit is het eerste Evangelie en de eerste belofte van Christus, op aarde geschied, dat Hij zonde, dood en hel overwinnen en van de slangenmacht ons zalig maken zou; daaraan gelooft Adam met zijn nakomelingen; (Genesis 5:1,6,10) daardoor wordt hij na zijn val tot een Christen en zalig..

Niet ten onrechte is dit woord de Moederbelofte genoemd, daar uit haar die brede stroom van profetieën zich ontwikkeld heeft, welke op de Christus zagen en het Paradijs-Evangelie, omdat hierin niet alleen de kern verscholen lag van het heerlijke, rijke Evangelie, dat Christus Jezus in de wereld zou komen en is gekomen, om de werken van de duivel te verbreken, maar ook, omdat daardoor de oneindige rijkdom van de genade van God schittert, Die voordat Hij de straf aankondigt, komt met een blijde boodschap van heil.

Vers 15

15. En ik zal a) vijandschap 1) zetten tussen u en tussen deze vrouw. Er zal strijd zijn: van uw zijde een listige, loerende en diepe vervolgingswoede tegen de mens; aan de andere zijde een onoverwinnelijke afkeer van al het slangengebroedsel, een haat tegen de duivel; want, moge ook de schuldige mens de verlokkingen volgen en om de zondige genietingen uw werken doen, hij zal sidderen voor uw naam en schrikken voor uw wezen en uw bedoelingen. Vijandschap zal er zijn tussen u en deze vrouw en tussen uw zaad en tussen haar zaad. Gij hebt u tot het zwakkere deel, de vrouw, gewend omdat gij gemeend hebt door haar het gemakkelijkst de zonde in de wereld te kunnen invoeren, en het is u gelukt; maar meen niet, dat het gehele menselijke geslacht u voor eeuwig is toegevallen. Ik laat n uit de vrouw geboren worden, die de strijd met u aanbindt en Zijn Geest legt in gevallen mensen. Hij zal voorgaan en Zijn verlosten zullen Hem volgen. Geen vrede tussen u en dat vrouwenzaad; de gemeente met haar Koning duldt uw overheersing niet (Galaten. 4:4), b) dat zelf zal u de kop vermorzelen, zodat er geen genezen mogelijk is; u, de duivel, te schande maken, en uw werken tenietdoen (John 12:31; 1 John 3:8) en eindelijk u werpen in de poel, die daar brandt van vuur en zwavel (Revelation 20:10); en gij zult hen verzenen vermorzelen. 2) Gij zult Hem leed doen, als ware het met Hem gedaan, maar toch zal het slechts een vermorzelen van de verzenen zijn; een dood, van welke Hij in Zijn opstanding geneest, en juist deze dood zal het middel zijn, waardoor Hij u geheel vernietigt (Hebrews 2:14). Dat lijden en sterven zal Zijn overwinning zijn en, zijn de verzenen onheelbaar geworden, het is Zijnheerlijkheid als het geslachte Lam op mijn troon gezeten te zijn, en de lof en de dank en de aanbidding van alle gekochten te ontvangen. Gij moogt met Hem ook Zijn gemeente leed aandoen en vervolgen, in Hem is die gemeente mede degene, die u op de kop treden zal. Haar geef Ik het geloof, dat de wereld overwint.

a) Matthew 4:1 b) Colossians 2:15

1) Het woord in de grondtekst hbya (Eba), geeft meer te kennen dan een natuurlijke vijandschap. Het heeft een zedelijke betekenis. Bewijs temeer, dat deze woorden niet alleen tot de slang, maar in de slang tot satan zijn gesproken.

2) Dit is het eerste Evangelie en de eerste belofte van Christus, op aarde geschied, dat Hij zonde, dood en hel overwinnen en van de slangenmacht ons zalig maken zou; daaraan gelooft Adam met zijn nakomelingen; (Genesis 5:1,6,10) daardoor wordt hij na zijn val tot een Christen en zalig..

Niet ten onrechte is dit woord de Moederbelofte genoemd, daar uit haar die brede stroom van profetieën zich ontwikkeld heeft, welke op de Christus zagen en het Paradijs-Evangelie, omdat hierin niet alleen de kern verscholen lag van het heerlijke, rijke Evangelie, dat Christus Jezus in de wereld zou komen en is gekomen, om de werken van de duivel te verbreken, maar ook, omdat daardoor de oneindige rijkdom van de genade van God schittert, Die voordat Hij de straf aankondigt, komt met een blijde boodschap van heil.

Vers 16

16. Ook over de mens moet een vonnis worden geveld; de Heere wendt zich nu tot hem; maar, o rijkdom van genade! reeds is een uitzicht geopend; de mens zal niet worden verpletterd, want het vrouwenzaad is beloofd. Maar nu Hij alzo een toon van verlossende liefde heeft doen horen, gaat Hij in Zijn vonnis voort, en tot de vrouw, de eerste schuldige, zei Hij: gij hebt het eerst het gebod overtreden, gij zult ook het meest ervaren, wat Ik op de overtreding als straf bedreigd heb (Genesis 2:17), en aan de angst en het gevaar van de dood in bijzondere mate blootgesteld zijn. Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk van uw zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren. 1) Is aan de man de arbeid gegeven, aan de vrouw het kinderen voortbrengen(1 Timothy 2:14, 1 Timothy 2:15). Uw straf is het, dat gij de winst van kinderen met vele smarten (Jeremiah 13:8 Jeremiah 21:3) John 16:21) ), met gevaar van uw leven kopen zult, en tot uw man zal uw begeerte zijn; toch, ondanks dat uitzicht op die aanstaande smarten en bezwaren bij een zwangerschap, zal uw verlangen u naar de man heentrekken. Gij had u tot heer over hem opgeworpen, terwijl gij tot overtreding hem verleidde, daarom zult gij voortaan van hem veel meer afhankelijk zijn, dan mijn oorspronkelijke ordening was, en a) hij zal over u heerschappij hebben; 2) hem stel ik tot uw bestuurder, uw heer, die gij hebt te volgen en te gehoorzamen.

a) 1 Corinthians 14:34; 1 Corinthians 14:1 Timotheus 2:11,12 Titus 2:5; 1 Peter 3:6

1) Deze smart is het beeld van die van de wedergeboorte. Paulus zei, dat hij arbeidde te baren, Galaten. 4:9 doch de blijdschap over de geboorte van een geestelijk kind, is dan ook alle andere vreugde ver te boven gaande..

2) Hoogmoed deed haar vallen, onderwerping is haar straf..

Veel heeft de vrouw moeten lijden van de overheersing van de man. Van de vader gekocht, werd zij als slavin beschouwd en behandeld. Nog is haar lot onder onbeschaafde volken te beklagen, en menige vrouw in onze maatschappij lijdt onder de ruwheid van de man. Christus, die een vloek voor ons is geworden, heeft ook hierin verlossing gebracht, want waar God gevreesd wordt, daar is juist de liefde en het huiselijk genoegen het gevolg daarvan dat de vrouw zich door de man laat leiden. En is dit niet ook het beeld van de betrekking van de gemeente tot Christus? Christus is de man; de gemeente de vrouw, die Hem moet gehoorzamen, niet uit vrees, maar uit eerbied..

Vers 16

16. Ook over de mens moet een vonnis worden geveld; de Heere wendt zich nu tot hem; maar, o rijkdom van genade! reeds is een uitzicht geopend; de mens zal niet worden verpletterd, want het vrouwenzaad is beloofd. Maar nu Hij alzo een toon van verlossende liefde heeft doen horen, gaat Hij in Zijn vonnis voort, en tot de vrouw, de eerste schuldige, zei Hij: gij hebt het eerst het gebod overtreden, gij zult ook het meest ervaren, wat Ik op de overtreding als straf bedreigd heb (Genesis 2:17), en aan de angst en het gevaar van de dood in bijzondere mate blootgesteld zijn. Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk van uw zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren. 1) Is aan de man de arbeid gegeven, aan de vrouw het kinderen voortbrengen(1 Timothy 2:14, 1 Timothy 2:15). Uw straf is het, dat gij de winst van kinderen met vele smarten (Jeremiah 13:8 Jeremiah 21:3) John 16:21) ), met gevaar van uw leven kopen zult, en tot uw man zal uw begeerte zijn; toch, ondanks dat uitzicht op die aanstaande smarten en bezwaren bij een zwangerschap, zal uw verlangen u naar de man heentrekken. Gij had u tot heer over hem opgeworpen, terwijl gij tot overtreding hem verleidde, daarom zult gij voortaan van hem veel meer afhankelijk zijn, dan mijn oorspronkelijke ordening was, en a) hij zal over u heerschappij hebben; 2) hem stel ik tot uw bestuurder, uw heer, die gij hebt te volgen en te gehoorzamen.

a) 1 Corinthians 14:34; 1 Corinthians 14:1 Timotheus 2:11,12 Titus 2:5; 1 Peter 3:6

1) Deze smart is het beeld van die van de wedergeboorte. Paulus zei, dat hij arbeidde te baren, Galaten. 4:9 doch de blijdschap over de geboorte van een geestelijk kind, is dan ook alle andere vreugde ver te boven gaande..

2) Hoogmoed deed haar vallen, onderwerping is haar straf..

Veel heeft de vrouw moeten lijden van de overheersing van de man. Van de vader gekocht, werd zij als slavin beschouwd en behandeld. Nog is haar lot onder onbeschaafde volken te beklagen, en menige vrouw in onze maatschappij lijdt onder de ruwheid van de man. Christus, die een vloek voor ons is geworden, heeft ook hierin verlossing gebracht, want waar God gevreesd wordt, daar is juist de liefde en het huiselijk genoegen het gevolg daarvan dat de vrouw zich door de man laat leiden. En is dit niet ook het beeld van de betrekking van de gemeente tot Christus? Christus is de man; de gemeente de vrouw, die Hem moet gehoorzamen, niet uit vrees, maar uit eerbied..

Vers 17

17. En tot Adam zei Hij: Omdat gij geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw, en in plaats van naar mijn stem te horen, van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: gij zult daarvan niet eten, zo zult gij nu ook geen onbeperkt heer meer zijn over de natuur, waartoe Ik u bestemd had; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart, onder zure en dikwijls vergeefse arbeid, zult gij daarvan eten al de dagen van uw leven.

Vers 17

17. En tot Adam zei Hij: Omdat gij geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw, en in plaats van naar mijn stem te horen, van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: gij zult daarvan niet eten, zo zult gij nu ook geen onbeperkt heer meer zijn over de natuur, waartoe Ik u bestemd had; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart, onder zure en dikwijls vergeefse arbeid, zult gij daarvan eten al de dagen van uw leven.

Vers 18

18. Ook zal het u doornen en distels voortbrengen; 1) wanneer gij niet met alle vlijt het bebouwt, zal verwildering de overhand hebben en zelfs bij alle arbeid, zal het onkruid, een onuitroeibare vijand zijn, en menige plant een dodelijk vergift voor u voortbrengen; en, toch zult gij in uw gehele levensonderhoud aan het aardrijk gebonden zijn; de u gegeven overvloed van het paradijs, met welke gij niet tevreden waart, zult gij moeten missen en gij zult voortaan het kruid van het veld eten.

1) Geheel het aardrijk was vervloekt om Adams wil, doch tegelijk gezegend om Christus wil. Christus nam de vloek weg door een vloek te worden; de dood, door te sterven; de zonde, door tot zonde gemaakt te worden. Hij nam als het ware al de doornen van de aarde op Zijn gezegend hoofd. Hiermee was de aarde zonder doornen, zoals zij ook eenmaal zijn zal..

Vers 18

18. Ook zal het u doornen en distels voortbrengen; 1) wanneer gij niet met alle vlijt het bebouwt, zal verwildering de overhand hebben en zelfs bij alle arbeid, zal het onkruid, een onuitroeibare vijand zijn, en menige plant een dodelijk vergift voor u voortbrengen; en, toch zult gij in uw gehele levensonderhoud aan het aardrijk gebonden zijn; de u gegeven overvloed van het paradijs, met welke gij niet tevreden waart, zult gij moeten missen en gij zult voortaan het kruid van het veld eten.

1) Geheel het aardrijk was vervloekt om Adams wil, doch tegelijk gezegend om Christus wil. Christus nam de vloek weg door een vloek te worden; de dood, door te sterven; de zonde, door tot zonde gemaakt te worden. Hij nam als het ware al de doornen van de aarde op Zijn gezegend hoofd. Hiermee was de aarde zonder doornen, zoals zij ook eenmaal zijn zal..

Vers 19

19. En, evenals het u wachtend beroep van de akkerbouw, zo zal ook ieder beroep en elke stand voor u en voor uw nakomelingen met een vloek beladen, met strijd en zorg en veel vruchteloze arbeid verbonden zijn. In het zweet uws aanschijn zult gij brood eten, bij alles, wat gij met uw kinderen onderneemt. In plaats van de gemakkelijke en zoete tuinarbeid, die Ik u in het paradijs had opgedragen, zal uw beroep u zorgen en moeite baren; het door de zonde verzwakte lichaam zal eronder gebukt gaan, en dat zal zo lang duren, totdat gij tot de aarde wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt: want gij zijt stof, uit stof genomen, en gij zult sterven en tot stof wederkeren. 1)

1) De dood is het toppunt van straf; in hem worden alle straffen verenigd; en toch moest Adam niet de dood van een goddeloze het eerst zien, maar van het onschuldige dier en van de onschuldige Abel. Alvorens de dood te sterven, moest hij weten, dat ook deze vloek tot een zegen worden kan. In Christus wordt de dood tot een zegen. Neen, het is geen overblijfsel van straf, die de Christen in de dood ondergaat of dragen moet. De dood is voor hem het middel om de dood kwijt te raken, de aflegging van de oude mens, de doorgang tot het leven..

Zo sprak de rechtvaardige God de straf uit, die de God van genade Zijn enige Zoon zou laten lijden. Oneindige diepte van rechtvaardige liefde, wie zou u peilen; eindeloze hoogte van genadige heiligheid, wie u begrijpen!.

III. Genesis 3:20-Genesis 3:24. God drijft Adam en zijn vrouw, nadat Hij hun in plaats van de schorten van vijgenbladeren, rokken van vellen gemaakt had, uit de hof van Eden en snijdt hun het terugkeren door hemelse wachters af.

Vers 19

19. En, evenals het u wachtend beroep van de akkerbouw, zo zal ook ieder beroep en elke stand voor u en voor uw nakomelingen met een vloek beladen, met strijd en zorg en veel vruchteloze arbeid verbonden zijn. In het zweet uws aanschijn zult gij brood eten, bij alles, wat gij met uw kinderen onderneemt. In plaats van de gemakkelijke en zoete tuinarbeid, die Ik u in het paradijs had opgedragen, zal uw beroep u zorgen en moeite baren; het door de zonde verzwakte lichaam zal eronder gebukt gaan, en dat zal zo lang duren, totdat gij tot de aarde wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt: want gij zijt stof, uit stof genomen, en gij zult sterven en tot stof wederkeren. 1)

1) De dood is het toppunt van straf; in hem worden alle straffen verenigd; en toch moest Adam niet de dood van een goddeloze het eerst zien, maar van het onschuldige dier en van de onschuldige Abel. Alvorens de dood te sterven, moest hij weten, dat ook deze vloek tot een zegen worden kan. In Christus wordt de dood tot een zegen. Neen, het is geen overblijfsel van straf, die de Christen in de dood ondergaat of dragen moet. De dood is voor hem het middel om de dood kwijt te raken, de aflegging van de oude mens, de doorgang tot het leven..

Zo sprak de rechtvaardige God de straf uit, die de God van genade Zijn enige Zoon zou laten lijden. Oneindige diepte van rechtvaardige liefde, wie zou u peilen; eindeloze hoogte van genadige heiligheid, wie u begrijpen!.

III. Genesis 3:20-Genesis 3:24. God drijft Adam en zijn vrouw, nadat Hij hun in plaats van de schorten van vijgenbladeren, rokken van vellen gemaakt had, uit de hof van Eden en snijdt hun het terugkeren door hemelse wachters af.

Vers 20

20. Op goddelijk bevel en onder goddelijke leiding zal Adam nog wel op dezelfde dag, op welke hij gezondigd had, voor zich en zijn vrouw de Heere een zoenoffer gebracht hebben, en bij deze gelegenheid voor de eerste maal in het geslachte offerdier gezien hebben, wat het hem en zijn geslacht opgelegde sterven te betekenen had; maar nu hield hij zich ook gelovig aan de belofte (Genesis 3:15) vast. Voorts noemde Adam de naam in die kracht van het geloof over de gedachte van de dood zich triomferend verheffende, van zijn vrouw, die hij vroeger (Genesis 2:23) met de naam Manninne genoemd had, Eva, dat is: leven, omdat zij een moeder van alle levenden is. 1)

1) Hij had haar, omdat door haar zonde en dood gekomen was, eerder "dood" of "moeder van de doden" kunnen noemen, maar hij houdt zich aan de belofte van God, als zag hij haar vervulling, en noemt de vrouw, daar haar zaad de strijd tegen het slangenzaad tot overwinning zal volstrijden en leven en onvergankelijkheid aan het licht brengen zal: "leven" of "levengeefster.".

Vers 20

20. Op goddelijk bevel en onder goddelijke leiding zal Adam nog wel op dezelfde dag, op welke hij gezondigd had, voor zich en zijn vrouw de Heere een zoenoffer gebracht hebben, en bij deze gelegenheid voor de eerste maal in het geslachte offerdier gezien hebben, wat het hem en zijn geslacht opgelegde sterven te betekenen had; maar nu hield hij zich ook gelovig aan de belofte (Genesis 3:15) vast. Voorts noemde Adam de naam in die kracht van het geloof over de gedachte van de dood zich triomferend verheffende, van zijn vrouw, die hij vroeger (Genesis 2:23) met de naam Manninne genoemd had, Eva, dat is: leven, omdat zij een moeder van alle levenden is. 1)

1) Hij had haar, omdat door haar zonde en dood gekomen was, eerder "dood" of "moeder van de doden" kunnen noemen, maar hij houdt zich aan de belofte van God, als zag hij haar vervulling, en noemt de vrouw, daar haar zaad de strijd tegen het slangenzaad tot overwinning zal volstrijden en leven en onvergankelijkheid aan het licht brengen zal: "leven" of "levengeefster.".

Vers 21

21. En de Heere God, zich verheugende in het door Adam gebrachte offer en het door hem getoonde geloof; maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen; maakte voor beide, de gelovige naamgever en de gelovige naamdraagster, in plaats van de vijgenbladeren, die aan het spelen van de winden en aan verwelking onderhevig waren, misschien uit de vellen van de geslachte offerdieren, een andere bekleding, en toog ze hun aan, 1) daarmee in een voorbeeld aanwijzende, wat Hij eens in geestelijke zin, als het rechte volkomen offer voor de zonde kwam, doen zou Isaiah 61:10).

1) De kleding, waarmee God Adam en zijn vrouw kleedde bestond uit vellen van dieren, dat is ongetwijfeld uit lammerenvachten, die wij, bijzonder wij mannen, nog heden dragen, maar door de kunst onzichtbaar gemaakt; want de kunst bedekt met haar versierselen de geringe oorsprong van dingen: de wol wordt tot laken bereid. Volgens de Levitische wet (Leviticus 7:8) kwamen de vellen van geofferde dieren aan de priester toe. Zo ook Adam. Hij moest er zich mee bekleden, een heen wijzing naar het volmaakte offer, naar Christus, met wiens persoon men zich geestelijk kleden moet, om voor God niet naakt te zijn..

Indien de mens begreep waarom hij klederen moest dragen, zou dan het teken van zijn schande wel voor zo velen afgod zijn? De kleding heeft God zelf gegeven, alzo heeft Hij in de door de mens reeds gevoelde behoefte voorzien. Alleen dweperij of de gruwelijkste onzedelijkheid kan de schaamte wegnemen en de bedekking gering achten..

Het is duidelijk, dat, waar Mozes hier zegt, dat God, de Heere, voor Adam en Eva rokken van vellen maakte en ze hun aantoog, dit moet opgevat worden in deze zin, dat God, de Heere, hun het verstand, de kennis gaf, om de huiden van de geslachte offerdieren tot kleding te bereiden..

Vers 21

21. En de Heere God, zich verheugende in het door Adam gebrachte offer en het door hem getoonde geloof; maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen; maakte voor beide, de gelovige naamgever en de gelovige naamdraagster, in plaats van de vijgenbladeren, die aan het spelen van de winden en aan verwelking onderhevig waren, misschien uit de vellen van de geslachte offerdieren, een andere bekleding, en toog ze hun aan, 1) daarmee in een voorbeeld aanwijzende, wat Hij eens in geestelijke zin, als het rechte volkomen offer voor de zonde kwam, doen zou Isaiah 61:10).

1) De kleding, waarmee God Adam en zijn vrouw kleedde bestond uit vellen van dieren, dat is ongetwijfeld uit lammerenvachten, die wij, bijzonder wij mannen, nog heden dragen, maar door de kunst onzichtbaar gemaakt; want de kunst bedekt met haar versierselen de geringe oorsprong van dingen: de wol wordt tot laken bereid. Volgens de Levitische wet (Leviticus 7:8) kwamen de vellen van geofferde dieren aan de priester toe. Zo ook Adam. Hij moest er zich mee bekleden, een heen wijzing naar het volmaakte offer, naar Christus, met wiens persoon men zich geestelijk kleden moet, om voor God niet naakt te zijn..

Indien de mens begreep waarom hij klederen moest dragen, zou dan het teken van zijn schande wel voor zo velen afgod zijn? De kleding heeft God zelf gegeven, alzo heeft Hij in de door de mens reeds gevoelde behoefte voorzien. Alleen dweperij of de gruwelijkste onzedelijkheid kan de schaamte wegnemen en de bedekking gering achten..

Het is duidelijk, dat, waar Mozes hier zegt, dat God, de Heere, voor Adam en Eva rokken van vellen maakte en ze hun aantoog, dit moet opgevat worden in deze zin, dat God, de Heere, hun het verstand, de kennis gaf, om de huiden van de geslachte offerdieren tot kleding te bereiden..

Vers 22

22. Gelijk God v r het vonnis (Genesis 3:16) een genadebelofte (Genesis 3:15) gegeven had, liet Hij thans op Zijn zondenvergevende genade (Genesis 3:21) de tuchtiging van de gerechtigheid volgen. Toen zei de Heere God: Ziet, de mens is geworden als n van ons; 1) hij heeft gemeend als God te worden volgens de verleiding van de satan, en is het ook in zo ver geworden, dat hij is kennende het goed en het kwaad; 2) Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme, gelijk hij van de boom van de kennis deed, ook van de boom des levens, die wij eens de kracht verleend hebben om de mens bij het leven te behouden. Opdat hij niet neme, en ete, en leve in het lichaam van de zonde en de ellende tot zijn eigen kwelling in eeuwigheid, zo willen wij hem liever het uitsteken van zijn hand naar de boom en het eten daarvan aanstonds onmogelijk maken.

1) Er zijn er die menen, dat het meervoud betrekking heeft op de Engelen, alsof God de mens, als uit de aarde voortgekomen en dus een schepsel van lagere rang, van de hemelse wezens onderscheidt; maar deze verklaring komt mij zeer gezocht voor. Eenvoudiger is de verklaring, indien men aldus uitlegt: Tengevolge van deze zaak zal Adam mij gelijk zijn, alsof wij onder elkaar makkers zijn. Dat Christenen ook met deze plaats het leerstuk, omtrent de Drie-eenheid van God bewijzen, komt mij te gewaagd voor. Want wat hier staat, staat niet op n en dezelfde lijn met het vroegere: "Laat ons mensen maken enz.," omdat hier Adam onder dat "wij" wordt begrepen, en het daar enkel en alleen wordt gebezigd ten opzichte van het Wezen van God..

2) Dit geeft de oorzaak en oorsprong aan van de grote ellende, omdat Adam, als het ware met zijn lot niet tevreden, hoger beproefde te stijgen dan geoorloofd was. Alsof ermee gezegd moest worden: Zie nu, waartoe uw eerzucht en de dwaze begeerte naar een ongeoorloofde kennis u gebracht heeft! Ofschoon de Heere hem zelfs geen gesprek waardig keurt, spreekt Hij dit uit, maar op minachtende wijze, opdat het schandelijke daarvan des te meer zou worden gevoeld. Zo moest zijn stalen trots verbroken worden, opdat hij eindelijk tot in zichzelf afdalende, meer en meer zich zou mishagen..

Vers 22

22. Gelijk God v r het vonnis (Genesis 3:16) een genadebelofte (Genesis 3:15) gegeven had, liet Hij thans op Zijn zondenvergevende genade (Genesis 3:21) de tuchtiging van de gerechtigheid volgen. Toen zei de Heere God: Ziet, de mens is geworden als n van ons; 1) hij heeft gemeend als God te worden volgens de verleiding van de satan, en is het ook in zo ver geworden, dat hij is kennende het goed en het kwaad; 2) Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme, gelijk hij van de boom van de kennis deed, ook van de boom des levens, die wij eens de kracht verleend hebben om de mens bij het leven te behouden. Opdat hij niet neme, en ete, en leve in het lichaam van de zonde en de ellende tot zijn eigen kwelling in eeuwigheid, zo willen wij hem liever het uitsteken van zijn hand naar de boom en het eten daarvan aanstonds onmogelijk maken.

1) Er zijn er die menen, dat het meervoud betrekking heeft op de Engelen, alsof God de mens, als uit de aarde voortgekomen en dus een schepsel van lagere rang, van de hemelse wezens onderscheidt; maar deze verklaring komt mij zeer gezocht voor. Eenvoudiger is de verklaring, indien men aldus uitlegt: Tengevolge van deze zaak zal Adam mij gelijk zijn, alsof wij onder elkaar makkers zijn. Dat Christenen ook met deze plaats het leerstuk, omtrent de Drie-eenheid van God bewijzen, komt mij te gewaagd voor. Want wat hier staat, staat niet op n en dezelfde lijn met het vroegere: "Laat ons mensen maken enz.," omdat hier Adam onder dat "wij" wordt begrepen, en het daar enkel en alleen wordt gebezigd ten opzichte van het Wezen van God..

2) Dit geeft de oorzaak en oorsprong aan van de grote ellende, omdat Adam, als het ware met zijn lot niet tevreden, hoger beproefde te stijgen dan geoorloofd was. Alsof ermee gezegd moest worden: Zie nu, waartoe uw eerzucht en de dwaze begeerte naar een ongeoorloofde kennis u gebracht heeft! Ofschoon de Heere hem zelfs geen gesprek waardig keurt, spreekt Hij dit uit, maar op minachtende wijze, opdat het schandelijke daarvan des te meer zou worden gevoeld. Zo moest zijn stalen trots verbroken worden, opdat hij eindelijk tot in zichzelf afdalende, meer en meer zich zou mishagen..

Vers 23

23. Zo zond hem de Heere God uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. 1) 1) Gelijk de aarde hem geboren heeft, zo zal zij hem nu voeden en gelijk hij van haar afstamt, zo zal hij haar nu dienen, en in het stof van de grond, die hij bebouwt, zijn afkomst en toekomst voor ogen hebben..

Vers 23

23. Zo zond hem de Heere God uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. 1) 1) Gelijk de aarde hem geboren heeft, zo zal zij hem nu voeden en gelijk hij van haar afstamt, zo zal hij haar nu dienen, en in het stof van de grond, die hij bebouwt, zijn afkomst en toekomst voor ogen hebben..

Vers 24

24. Als de mens tot het volbrengen van Gods bevel, om uit te gaan niet kon besluiten, toonde de Heere Zijn macht, en Hij dreef 1) de mens uit; 2) en stelde Cherubs, 3) Engelenvorsten, tegen het Oosten van de hof van Eden, en een vlammend lemmet van een zwaard, dat zich omkeerde, 4) een zwaard, glinsterend als vuur, dat heen en weer zwaaide, om te bewaren de weg van de boom des levens. 5) Die Cherubs moesten de ingang van de anders niet door zijn natuurlijke ligging afgesloten hof, voor de mens versperren, en hem alzo van de boom des levens afhouden, (Numbers 22:23), totdat later de hof geheel van de aarde zou verdelgd worden (Genesis 8:19).

1) Met geweld moest het eerste mensenpaar uit het zalige Eden en de gemeenschap met God gedreven worden. Geen wonder. De mens wil wel de zonde, maar niet de gevolgen van de zonde, de ellende. Indien hij vooraf de ellende bedacht, die uit de zonde noodzakelijk voortvloeit, hoeveel meer zou hij die zonde ontvluchten..

2) Ook bij vergeving van schuld moet de mens de straf dragen, die God hem dan tot een zegen maakt. Begrijpelijk is de twijfel van Adam om het Paradijs te verlaten, onbegrijpelijk die van Lot om uit Sodom te trekken (Genesis 19:16); onbegrijpelijk die van een zondaar, als Christus hem uit de wereld wil redden, opdat Hij hem een eeuwig leven geve. Door Adam ging een paradijs verloren, door Christus werd het gewonnen. In de eerste hof in de Bijbel werd het zweet verdiend, dat als grote druppels bloed in de tweede hof (Gethseman) zou worden uitgeperst. In de eerste zien we een overgeven aan de satan, om als God te wezen, en het heil is verloren; in de tweede ook een overgeven, maar om mensen te maken tot kinderen van God en de hemel is gewonnen.".

3) Cherubs en Serafs komen in de Heilige Schrift voor als dienende geesten van God, door Hem uitgezonden, ten dienste van degenen, die de zaligheid zullen beërven. Wat het woord Cherub betekent is moeilijk te zeggen. Sommigen vertalen het door "graveersel."

4) De Engel met het vlammend lemmet van een zwaard, dat zich omkeerde is ongetwijfeld zinnebeeld of voorafbeelding van de heilige Wet van God. Gelijk dit vlammend zwaard veroordelend optreedt tegen de eerste mens en hem erop wijst, dat het leven in Gods heilige gemeenschap verbeurd is, aldus treedt de heilige Wet ook veroordelend op tegen de zondaar en wijst hem erop dat het verbond verbroken en de zaligheid van God in en door zichzelf een onmogelijke zaak is.

5) Zo werd de, door de mens zo slecht bewaakte hof nu tegen hem bewaakt. Maar, nadat de duivel in de slang gevaren was en, door haar verborgen, de mens had geveld, treden nu ook goede geesten op het toneel van de geschiedenis, terwijl zij hun wezen, overeenkomstig hun roeping, voor de zintuigen van de mensen zichtbaar maken. Een aardse geschiedenis is begonnen, in welke de hemel met al zijn heer gevlochten is.. De boom des levens, die de dodelijke werking van de boom van de kennis opheft, is in en met het eerste Evangelie (Genesis 3:15) reeds gezaaid..

Vers 24

24. Als de mens tot het volbrengen van Gods bevel, om uit te gaan niet kon besluiten, toonde de Heere Zijn macht, en Hij dreef 1) de mens uit; 2) en stelde Cherubs, 3) Engelenvorsten, tegen het Oosten van de hof van Eden, en een vlammend lemmet van een zwaard, dat zich omkeerde, 4) een zwaard, glinsterend als vuur, dat heen en weer zwaaide, om te bewaren de weg van de boom des levens. 5) Die Cherubs moesten de ingang van de anders niet door zijn natuurlijke ligging afgesloten hof, voor de mens versperren, en hem alzo van de boom des levens afhouden, (Numbers 22:23), totdat later de hof geheel van de aarde zou verdelgd worden (Genesis 8:19).

1) Met geweld moest het eerste mensenpaar uit het zalige Eden en de gemeenschap met God gedreven worden. Geen wonder. De mens wil wel de zonde, maar niet de gevolgen van de zonde, de ellende. Indien hij vooraf de ellende bedacht, die uit de zonde noodzakelijk voortvloeit, hoeveel meer zou hij die zonde ontvluchten..

2) Ook bij vergeving van schuld moet de mens de straf dragen, die God hem dan tot een zegen maakt. Begrijpelijk is de twijfel van Adam om het Paradijs te verlaten, onbegrijpelijk die van Lot om uit Sodom te trekken (Genesis 19:16); onbegrijpelijk die van een zondaar, als Christus hem uit de wereld wil redden, opdat Hij hem een eeuwig leven geve. Door Adam ging een paradijs verloren, door Christus werd het gewonnen. In de eerste hof in de Bijbel werd het zweet verdiend, dat als grote druppels bloed in de tweede hof (Gethseman) zou worden uitgeperst. In de eerste zien we een overgeven aan de satan, om als God te wezen, en het heil is verloren; in de tweede ook een overgeven, maar om mensen te maken tot kinderen van God en de hemel is gewonnen.".

3) Cherubs en Serafs komen in de Heilige Schrift voor als dienende geesten van God, door Hem uitgezonden, ten dienste van degenen, die de zaligheid zullen beërven. Wat het woord Cherub betekent is moeilijk te zeggen. Sommigen vertalen het door "graveersel."

4) De Engel met het vlammend lemmet van een zwaard, dat zich omkeerde is ongetwijfeld zinnebeeld of voorafbeelding van de heilige Wet van God. Gelijk dit vlammend zwaard veroordelend optreedt tegen de eerste mens en hem erop wijst, dat het leven in Gods heilige gemeenschap verbeurd is, aldus treedt de heilige Wet ook veroordelend op tegen de zondaar en wijst hem erop dat het verbond verbroken en de zaligheid van God in en door zichzelf een onmogelijke zaak is.

5) Zo werd de, door de mens zo slecht bewaakte hof nu tegen hem bewaakt. Maar, nadat de duivel in de slang gevaren was en, door haar verborgen, de mens had geveld, treden nu ook goede geesten op het toneel van de geschiedenis, terwijl zij hun wezen, overeenkomstig hun roeping, voor de zintuigen van de mensen zichtbaar maken. Een aardse geschiedenis is begonnen, in welke de hemel met al zijn heer gevlochten is.. De boom des levens, die de dodelijke werking van de boom van de kennis opheft, is in en met het eerste Evangelie (Genesis 3:15) reeds gezaaid..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-3.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile