Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 42

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 42

Genesis 42:1.

DE EERSTE REIS VAN JAKOB'S ZONEN NAAR EGYPTE.

I. Genesis 42:1-Genesis 42:26. De honger drukt, reeds aanstonds in het eerste jaar, ook het land Kanan. Jakob zendt zijn zonen, met uitzondering van de jongste, naar Egypte, om daar spijze te kopen. Jozef herkent zijn broeders; zij echter kennen hem niet. Jozef brengt hen in een lange en moeilijke school, waarin hij hen deels straft, deels beproeft. Hij brengt hen geheel in dezelfde toestand, als waarin hij zich bevonden heeft, toen hij door hen als spion gegrepen en in de kuil geworpen werd.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 42

Genesis 42:1.

DE EERSTE REIS VAN JAKOB'S ZONEN NAAR EGYPTE.

I. Genesis 42:1-Genesis 42:26. De honger drukt, reeds aanstonds in het eerste jaar, ook het land Kanan. Jakob zendt zijn zonen, met uitzondering van de jongste, naar Egypte, om daar spijze te kopen. Jozef herkent zijn broeders; zij echter kennen hem niet. Jozef brengt hen in een lange en moeilijke school, waarin hij hen deels straft, deels beproeft. Hij brengt hen geheel in dezelfde toestand, als waarin hij zich bevonden heeft, toen hij door hen als spion gegrepen en in de kuil geworpen werd.

Vers 1

1. Toen Jakob aan andere inwoners van het land, die naar Egypte reisden, om spijze te kopen, zag, dat er koren in Egypte was, zo zei Jakob tot zijn zonen, die wel niet zonder reden zich verwijderd gehouden hadden van het land, dat hen aan hun zonde herinnerde (hoofdstuk. 37:25): Waarom ziet gij op elkaar, 1) alsof gij buiten raad zijt?

1) Waarom zien Jakob's zonen elkaar in verlegenheid aan, en spreken zij er niet van, om naar Egypte te gaan, waar koren te koop is, hoewel een karavaan van reizigers zich gereed maakt, daarheen te vertrekken? Egypte is voor hun kwaad geweten een naam, die ongeluk voorspelt. Daar zij moeten vertrekken, gaan zij het liefst met hun tienen, opdat de een de ander sterke; daarbij vermengen zij zich met de menigte. Zij moeten tegenover Jozefs beschuldigingen verklaren, waarom zij, tien man sterk, verschijnen, en worden daardoor gedwongen de naam van Jozef te vermelden; maar hoe spoedig gaan zij die voorbij! Nadat zij door de gevangenschap verschrikt, en met de dood bedreigd zijn, kunnen zij, zelfs in Jozefs tegenwoordigheid en voor de oren van de tolk, de aanklacht van zichzelf niet onderdrukken: "dat hebben wij aan onze broeder verdiend!" Hoe levendig is bij hen de herinnering aan de smekende broeder, die om erbarmen bad! Zo getrouw is de herinnering van het geweten. Nu wordt ook het teruggevonden geld in de zak van een tot een teken, dat eindelijk de gerichten van God over hen aanvangen; en nog wordt hun angst groter, als het geld in alle zakken gevonden wordt. Ieder gunstig teken schijnt thans nog voor hen verloren; noch de herhaalde verzachtingen van Jozefs bevelen, noch zijn verzekering: "Ik vrees God", noch zijn verklaring, dat hij met de voorstelling van Benjamin tevreden zal zijn, noch de geschonken teerkost voor de reis, noch het terugvinden van hun geld, doen hen moed scheppen. Ook Ruben, die een beter geweten heeft, deelt in het schuldgevoel, en ziet dat God hun bloedschuld begint te zoeken; zelfs de vrome vader vermoedt, dat er over zijn huis een donker lot hangt wegens de schuld van zijn zonen!.

Zij zagen de een op de ander, terwijl niemand met enig plan voor de dag durfde te komen..

Vers 1

1. Toen Jakob aan andere inwoners van het land, die naar Egypte reisden, om spijze te kopen, zag, dat er koren in Egypte was, zo zei Jakob tot zijn zonen, die wel niet zonder reden zich verwijderd gehouden hadden van het land, dat hen aan hun zonde herinnerde (hoofdstuk. 37:25): Waarom ziet gij op elkaar, 1) alsof gij buiten raad zijt?

1) Waarom zien Jakob's zonen elkaar in verlegenheid aan, en spreken zij er niet van, om naar Egypte te gaan, waar koren te koop is, hoewel een karavaan van reizigers zich gereed maakt, daarheen te vertrekken? Egypte is voor hun kwaad geweten een naam, die ongeluk voorspelt. Daar zij moeten vertrekken, gaan zij het liefst met hun tienen, opdat de een de ander sterke; daarbij vermengen zij zich met de menigte. Zij moeten tegenover Jozefs beschuldigingen verklaren, waarom zij, tien man sterk, verschijnen, en worden daardoor gedwongen de naam van Jozef te vermelden; maar hoe spoedig gaan zij die voorbij! Nadat zij door de gevangenschap verschrikt, en met de dood bedreigd zijn, kunnen zij, zelfs in Jozefs tegenwoordigheid en voor de oren van de tolk, de aanklacht van zichzelf niet onderdrukken: "dat hebben wij aan onze broeder verdiend!" Hoe levendig is bij hen de herinnering aan de smekende broeder, die om erbarmen bad! Zo getrouw is de herinnering van het geweten. Nu wordt ook het teruggevonden geld in de zak van een tot een teken, dat eindelijk de gerichten van God over hen aanvangen; en nog wordt hun angst groter, als het geld in alle zakken gevonden wordt. Ieder gunstig teken schijnt thans nog voor hen verloren; noch de herhaalde verzachtingen van Jozefs bevelen, noch zijn verzekering: "Ik vrees God", noch zijn verklaring, dat hij met de voorstelling van Benjamin tevreden zal zijn, noch de geschonken teerkost voor de reis, noch het terugvinden van hun geld, doen hen moed scheppen. Ook Ruben, die een beter geweten heeft, deelt in het schuldgevoel, en ziet dat God hun bloedschuld begint te zoeken; zelfs de vrome vader vermoedt, dat er over zijn huis een donker lot hangt wegens de schuld van zijn zonen!.

Zij zagen de een op de ander, terwijl niemand met enig plan voor de dag durfde te komen..

Vers 2

2. Voorts zei hij: Ziet, a) ik heb gehoord, dat er koren in Egypte is; trekt daarheen, en koopt ons koren van daar, opdat wij leven en niet in deze grote nood van honger sterven.

a) Acts 7:12

Vers 2

2. Voorts zei hij: Ziet, a) ik heb gehoord, dat er koren in Egypte is; trekt daarheen, en koopt ons koren van daar, opdat wij leven en niet in deze grote nood van honger sterven.

a) Acts 7:12

Vers 3

3. Toen vertrokken Jozefs tien 1) broeders, om koren uit Egypte te kopen. 1) Zij vertrokken met hun tienen en maakten daarom hetzelfde getal uit, dat aanwezig was, toen Jozef verkocht werd. Dit was volgens Goddelijk bestel, hoewel wij mogen aannemen, dat van hun zijde zowel vrees als berekening in het spel waren. Vrees voor onheilen en berekening, omdat zij dan meer graan konden verkrijgen..

Vers 3

3. Toen vertrokken Jozefs tien 1) broeders, om koren uit Egypte te kopen. 1) Zij vertrokken met hun tienen en maakten daarom hetzelfde getal uit, dat aanwezig was, toen Jozef verkocht werd. Dit was volgens Goddelijk bestel, hoewel wij mogen aannemen, dat van hun zijde zowel vrees als berekening in het spel waren. Vrees voor onheilen en berekening, omdat zij dan meer graan konden verkrijgen..

Vers 4

4. Doch Benjamin, Jozefs broeder uit dezelfde moeder, zond Jakob niet met zijn broeders, 1) want hij zei: Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete!

1) Zonder twijfel had hij zich menigmaal verweten, dat hij Jozef had laten gaan, en Benjamin was nog zo jong. Maar bovendien schijnt Jakob vermoed te hebben, dat die tien broeders schuld hadden aan Jozefs ondergang, al wist hij ook niet, op welke wijze (Genesis 42:36) Nu wil hij zijn lievelingszoon aan hun handen niet toevertrouwen..

Daarom wordt dit reeds nu meegedeeld, omdat Benjamin zeer nauw betrokken is bij de verzoening tussen Jozef en zijn broeders. Ook het gezegde van Jakob wordt vermeld, opdat blijken zou, dat niet Jakob's plannen, maar Gods plannen werden volvoerd. Nog eenmaal moest Jakob door de diepte van de beproeving heen, om dan straks in Gosen het einde van zijn pelgrimsreis rustig te doorleven..

Vers 4

4. Doch Benjamin, Jozefs broeder uit dezelfde moeder, zond Jakob niet met zijn broeders, 1) want hij zei: Opdat hem niet misschien het verderf ontmoete!

1) Zonder twijfel had hij zich menigmaal verweten, dat hij Jozef had laten gaan, en Benjamin was nog zo jong. Maar bovendien schijnt Jakob vermoed te hebben, dat die tien broeders schuld hadden aan Jozefs ondergang, al wist hij ook niet, op welke wijze (Genesis 42:36) Nu wil hij zijn lievelingszoon aan hun handen niet toevertrouwen..

Daarom wordt dit reeds nu meegedeeld, omdat Benjamin zeer nauw betrokken is bij de verzoening tussen Jozef en zijn broeders. Ook het gezegde van Jakob wordt vermeld, opdat blijken zou, dat niet Jakob's plannen, maar Gods plannen werden volvoerd. Nog eenmaal moest Jakob door de diepte van de beproeving heen, om dan straks in Gosen het einde van zijn pelgrimsreis rustig te doorleven..

Vers 5

5. Alzo kwamen Israël's zonen, 1) om te kopen, onder degenen, die daar kwamen2) want de honger was, ondanks de vruchtbaarheid van de landstreek, ook in het land Kanan.

1) Het is alsof de Heilige Geest met deze woorden als met de vinger wil aanwijzen, hoe de Heere als nu het plan in betrekking tot het als vreemdeling verkeren in een vreemd land aanvankelijk in vervulling doet treden, maar ook, hoe als nu tegen hun wil en nog zonder hun weten de dromen in vervulling treden..

2) In het Hebreeuws Bethog Habaiem. In het midden van de komenden. Zij kwamen of tegelijk met een karavaan aan, of zij kwamen in gezelschap van een karavaan..

Vers 5

5. Alzo kwamen Israël's zonen, 1) om te kopen, onder degenen, die daar kwamen2) want de honger was, ondanks de vruchtbaarheid van de landstreek, ook in het land Kanan.

1) Het is alsof de Heilige Geest met deze woorden als met de vinger wil aanwijzen, hoe de Heere als nu het plan in betrekking tot het als vreemdeling verkeren in een vreemd land aanvankelijk in vervulling doet treden, maar ook, hoe als nu tegen hun wil en nog zonder hun weten de dromen in vervulling treden..

2) In het Hebreeuws Bethog Habaiem. In het midden van de komenden. Zij kwamen of tegelijk met een karavaan aan, of zij kwamen in gezelschap van een karavaan..

Vers 6

6. Jozef nu was Regent 1) over dat land; hij verkocht, met behulp van bedienden, in een daartoe ingerichte plaats, aan al het volk van het land; waarschijnlijk had hij beschikt, en wel met het doel, om zijn broeders te ontmoetten, op wier komst hij wachtte, dat alle vreemdelingen voor hem zelf verschijnen moesten; en Jozefs broeders kwamen, en werden tot Jozef gevoerd, en a) zij bogen zich voor hem, naar de gewoonte van de Oosterlingen eerbiedig, met de aangezichten ter aarde.

a) Genesis 37:7

1) Jozef verbindt de eer met trouw en vlijt. Want ofschoon hij het hoogste gezag bekleedt, neemt hij toch van de last op zich, wat hij maar kan, niet minder dan wanneer een koopman zijn moeite aanwendt. Waardoor men leren kan, dat, wie in eer uitsteekt, ook het meest werkzaam moet zijn; dat daarentegen zij, die rust en aanzien zoeken, de heilige verordeningen van God omkeren. Verder verstaan wij het verkopen van het graan door Jozef zo, niet dat hij met eigen handen het zelf uitmat, of de geldzaken behandelde, daar in vele gedeelten van het rijk verkocht werd, en n pakhuis niet voldoende was, maar dat de gehele last op hem rustte..

Hebreeën "Schalith". Deze schijnt zijn titel geweest te zijn bij alle buitenlanders, die de Semitische taal spraken. Misschien is daarvan de naam Salathis gevormd, die in het verhaal (zie Genesis 40:11) aan de eerste koning van de Hyksos gegeven wordt..

Vers 6

6. Jozef nu was Regent 1) over dat land; hij verkocht, met behulp van bedienden, in een daartoe ingerichte plaats, aan al het volk van het land; waarschijnlijk had hij beschikt, en wel met het doel, om zijn broeders te ontmoetten, op wier komst hij wachtte, dat alle vreemdelingen voor hem zelf verschijnen moesten; en Jozefs broeders kwamen, en werden tot Jozef gevoerd, en a) zij bogen zich voor hem, naar de gewoonte van de Oosterlingen eerbiedig, met de aangezichten ter aarde.

a) Genesis 37:7

1) Jozef verbindt de eer met trouw en vlijt. Want ofschoon hij het hoogste gezag bekleedt, neemt hij toch van de last op zich, wat hij maar kan, niet minder dan wanneer een koopman zijn moeite aanwendt. Waardoor men leren kan, dat, wie in eer uitsteekt, ook het meest werkzaam moet zijn; dat daarentegen zij, die rust en aanzien zoeken, de heilige verordeningen van God omkeren. Verder verstaan wij het verkopen van het graan door Jozef zo, niet dat hij met eigen handen het zelf uitmat, of de geldzaken behandelde, daar in vele gedeelten van het rijk verkocht werd, en n pakhuis niet voldoende was, maar dat de gehele last op hem rustte..

Hebreeën "Schalith". Deze schijnt zijn titel geweest te zijn bij alle buitenlanders, die de Semitische taal spraken. Misschien is daarvan de naam Salathis gevormd, die in het verhaal (zie Genesis 40:11) aan de eerste koning van de Hyksos gegeven wordt..

Vers 7

7. Toen Jozef zijn broederen zag, herkende hij hen; maar hij hield zich vreemd jegens hen, a)deed zich voor, alsof hij een hun geheel onbekende was, en sprak hard met hen, 1) op een harde toon gelijk een onbeperkt gebieder doet, en hij zei tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden uit het land Kanan, om spijze te kopen.

a) 1 Kings 14:5, 1 Kings 14:6

1) De vraag is, met welk voornemen Jozef zijn broeders zo door bedreigingen en verschrikkingen gepijnigd heeft. Want, indien hij is aangezet door de van hen ontvangen belediging, kan zijn begeerte naar wraak niet verontschuldigd worden. Maar het is aannemelijk, dat hij noch door toorn, noch door ijver om zich te wreken, is aangedreven, maar dat hij om twee geldige redenen aldus heeft gehandeld. Want hij begeerde n zijn broeder Benjamin te ontmoeten, n door die vraag in het midden te brengen, wilde hij uitvorsen, of zij andere mensen waren geworden of niet; vervolgens hoedanig, van die tijd af, hun leven was geweest. Want, indien hij bij de eerste ontmoeting zich aan hen bekend gemaakt had, was het te vrezen, dat, daar het voor de vader verborgen was, welk een afschuwelijke misdaad zij begaan hadden, en die willende bedekt houden, zij een nieuwe zouden beginnen. Ook was het vermoeden niet geheel ongegrond, dat zij de een of andere wreedheid of trouweloosheid jegens hem zouden beproefd hebben. Het was daarom de moeite waard, dat zij hem nader onderrichten, totdat Jozef, omtrent de toestand van het vaderlijke huis, zeker ingelicht, uit de omstandigheden zelf maatregelen kon nemen. Vervolgens heeft hij hun, v r dat hij hun vergiffenis bood, enige kastijding toegediend, opdat zij des te beter over het verschrikkelijke van hun misdaad zouden nadenken. Want dat hij later zo zacht en menslievend tegen hen was, kwam niet daar vandaan, dat hij door verandering van gemoed langzamerhand tot medelijden is gestemd. Wat meer is, daar Mozes, op een andere plaats meedelende, dat hij de afzondering gezocht heeft, daar hij zich niet langer kon inhouden, en daarmee doet uitkomen, dat hij het wenen onderdrukt heeft, zolang als hij met ernstig gelaat voor hen stond, daaruit blijkt, dat hij altijd met een gevoel van medelijden vervuld is geweest..

Vers 7

7. Toen Jozef zijn broederen zag, herkende hij hen; maar hij hield zich vreemd jegens hen, a)deed zich voor, alsof hij een hun geheel onbekende was, en sprak hard met hen, 1) op een harde toon gelijk een onbeperkt gebieder doet, en hij zei tot hen: Van waar komt gij? En zij zeiden uit het land Kanan, om spijze te kopen.

a) 1 Kings 14:5, 1 Kings 14:6

1) De vraag is, met welk voornemen Jozef zijn broeders zo door bedreigingen en verschrikkingen gepijnigd heeft. Want, indien hij is aangezet door de van hen ontvangen belediging, kan zijn begeerte naar wraak niet verontschuldigd worden. Maar het is aannemelijk, dat hij noch door toorn, noch door ijver om zich te wreken, is aangedreven, maar dat hij om twee geldige redenen aldus heeft gehandeld. Want hij begeerde n zijn broeder Benjamin te ontmoeten, n door die vraag in het midden te brengen, wilde hij uitvorsen, of zij andere mensen waren geworden of niet; vervolgens hoedanig, van die tijd af, hun leven was geweest. Want, indien hij bij de eerste ontmoeting zich aan hen bekend gemaakt had, was het te vrezen, dat, daar het voor de vader verborgen was, welk een afschuwelijke misdaad zij begaan hadden, en die willende bedekt houden, zij een nieuwe zouden beginnen. Ook was het vermoeden niet geheel ongegrond, dat zij de een of andere wreedheid of trouweloosheid jegens hem zouden beproefd hebben. Het was daarom de moeite waard, dat zij hem nader onderrichten, totdat Jozef, omtrent de toestand van het vaderlijke huis, zeker ingelicht, uit de omstandigheden zelf maatregelen kon nemen. Vervolgens heeft hij hun, v r dat hij hun vergiffenis bood, enige kastijding toegediend, opdat zij des te beter over het verschrikkelijke van hun misdaad zouden nadenken. Want dat hij later zo zacht en menslievend tegen hen was, kwam niet daar vandaan, dat hij door verandering van gemoed langzamerhand tot medelijden is gestemd. Wat meer is, daar Mozes, op een andere plaats meedelende, dat hij de afzondering gezocht heeft, daar hij zich niet langer kon inhouden, en daarmee doet uitkomen, dat hij het wenen onderdrukt heeft, zolang als hij met ernstig gelaat voor hen stond, daaruit blijkt, dat hij altijd met een gevoel van medelijden vervuld is geweest..

Vers 8

8. Jozef dan herkende zijn broeders, maar, gelijk hij uit het antwoord op zijn vraag duidelijk gewaar werd, zij kenden hem niet. 1)

1) Jozef sprak door een tolk met hen; hij was in Egyptische kleding en met geschoren hoofd. In de 21 of 22 jaar, dat zij hem niet gezien hadden, was de jongen een man geworden; daarbij kwam de hoge plaats, waarop hij zich bevond, en die in de verste verte niet toeliet, dat zij vermoedden, tegenover wie zij stonden.. Hier wordt kort samengevat, wat in de volgende verzen meer uitvoerig wordt meegedeeld. Geheel naar Oosterse gewoonte..

Vers 8

8. Jozef dan herkende zijn broeders, maar, gelijk hij uit het antwoord op zijn vraag duidelijk gewaar werd, zij kenden hem niet. 1)

1) Jozef sprak door een tolk met hen; hij was in Egyptische kleding en met geschoren hoofd. In de 21 of 22 jaar, dat zij hem niet gezien hadden, was de jongen een man geworden; daarbij kwam de hoge plaats, waarop hij zich bevond, en die in de verste verte niet toeliet, dat zij vermoedden, tegenover wie zij stonden.. Hier wordt kort samengevat, wat in de volgende verzen meer uitvoerig wordt meegedeeld. Geheel naar Oosterse gewoonte..

Vers 9

9. Toen zij in zo ootmoedige houding voor hem lagen, dacht 1) Jozef aan de dromen, die hij van hen gedroomd had (Genesis 37:5-Genesis 37:9), de eerste droom was woordelijk vervuld, daar het werkelijk zijn schoof was, die overeind stond, terwijl de hunne neergebogen waren; want om de vrucht van de schoven waren de broeders bij hem gekomen en wierpen zij zich terneer; en hij zei tot hen, het gewone wantrouwen van de Egyptenaren tegenover vreemdelingen voorgevende, gelijk hij in het geheel zich als een Egyptenaar voordeed (vrgl. zijn wijze van zweren Genesis 42:15): Gij zijt verspieders; gij zijt gekomen, om te bezichtigen waar het land bloot is, 2) dat gij spijze wilt kopen, is slechts een voorwendsel. Gij zijt gekomen, om na te gaan, waar de zwakste plaatsen van het land zijn, opdat uw volk het zou kunnen innemen.

1) Dit wil niet zeggen, dat Jozef in de jaren, die voorbijgegaan waren, niet aan die dromen had gedacht, maar dat hij nu op bijzondere wijze er aan herinnerd werd, toen hij zijn broeders zich voor hem zag neerbuigen. Al de jaren door zijn die dromen als beloften van God lichtende sterren geweest op zijn duister pad..

2) Het vermoeden hier uitgesproken kon waar zijn, daar toen van de zijde van Arabië er reeds aanvallen geschied waren, en in die dagen het meermalen gebeurde, dat de zwakkere plaatsen werden onderzocht, om van daaruit het land te overweldigen. "Waar het land bloot is," d.i. waar het land het gemakkelijkst kan binnen getrokken worden..

Vers 9

9. Toen zij in zo ootmoedige houding voor hem lagen, dacht 1) Jozef aan de dromen, die hij van hen gedroomd had (Genesis 37:5-Genesis 37:9), de eerste droom was woordelijk vervuld, daar het werkelijk zijn schoof was, die overeind stond, terwijl de hunne neergebogen waren; want om de vrucht van de schoven waren de broeders bij hem gekomen en wierpen zij zich terneer; en hij zei tot hen, het gewone wantrouwen van de Egyptenaren tegenover vreemdelingen voorgevende, gelijk hij in het geheel zich als een Egyptenaar voordeed (vrgl. zijn wijze van zweren Genesis 42:15): Gij zijt verspieders; gij zijt gekomen, om te bezichtigen waar het land bloot is, 2) dat gij spijze wilt kopen, is slechts een voorwendsel. Gij zijt gekomen, om na te gaan, waar de zwakste plaatsen van het land zijn, opdat uw volk het zou kunnen innemen.

1) Dit wil niet zeggen, dat Jozef in de jaren, die voorbijgegaan waren, niet aan die dromen had gedacht, maar dat hij nu op bijzondere wijze er aan herinnerd werd, toen hij zijn broeders zich voor hem zag neerbuigen. Al de jaren door zijn die dromen als beloften van God lichtende sterren geweest op zijn duister pad..

2) Het vermoeden hier uitgesproken kon waar zijn, daar toen van de zijde van Arabië er reeds aanvallen geschied waren, en in die dagen het meermalen gebeurde, dat de zwakkere plaatsen werden onderzocht, om van daaruit het land te overweldigen. "Waar het land bloot is," d.i. waar het land het gemakkelijkst kan binnen getrokken worden..

Vers 10

10. En zij zeiden tot hem: Nee, mijnheer! wij zijn geen verspieders; maar uw knechten zijn, gelijk wij reeds gezegd hebben, gekomen, om spijze te kopen.

Tegenover de zware beschuldiging plaatsen zij de naakte waarheid op een wijze, die alle kwaad vermoeden bij Jozef moet verbannen..

Vers 10

10. En zij zeiden tot hem: Nee, mijnheer! wij zijn geen verspieders; maar uw knechten zijn, gelijk wij reeds gezegd hebben, gekomen, om spijze te kopen.

Tegenover de zware beschuldiging plaatsen zij de naakte waarheid op een wijze, die alle kwaad vermoeden bij Jozef moet verbannen..

Vers 11

11. Wij allen zijn de zonen van n man en zou een vader zoveel zonen opeens aan het gevaar blootstellen van gedood te worden, gelijk toch de verspieder bij ontdekking wacht; wij zijn vroom, 1) uw knechten zijn geen verspieders.

1) In het Hebreeuws Knim, Vroom, in de zin van: oprecht. Zij verzekeren hiermee, dat Jozef hen geloven kan, dat zij oprecht zijn in hun spreken en met volstrekt eerlijke bedoelingen zijn gekomen. Daarom ook wijzen zij er op, dat zij allen zonen zijn van n vader, en volstrekt geen mannen, die met elkaar een verbond hebben gesloten, om het land van Egypte te verspieden..

Vers 11

11. Wij allen zijn de zonen van n man en zou een vader zoveel zonen opeens aan het gevaar blootstellen van gedood te worden, gelijk toch de verspieder bij ontdekking wacht; wij zijn vroom, 1) uw knechten zijn geen verspieders.

1) In het Hebreeuws Knim, Vroom, in de zin van: oprecht. Zij verzekeren hiermee, dat Jozef hen geloven kan, dat zij oprecht zijn in hun spreken en met volstrekt eerlijke bedoelingen zijn gekomen. Daarom ook wijzen zij er op, dat zij allen zonen zijn van n vader, en volstrekt geen mannen, die met elkaar een verbond hebben gesloten, om het land van Egypte te verspieden..

Vers 12

12. En hij zei tot hen: Nee, ik geloof u niet, maar houd mij overtuigd, dat gij zijt gekomen, om te bezichtigen, waar het land bloot is.

Jozef neemt een houding aan, alsof hij hen volstrekt niet gelooft, kennelijk met het doel, om hen te beproeven en nog meer van zijn vader te weten te komen.. 13. En zij, zo ten onrechte beschuldigd, verklaarden nu nader, wie zij waren en zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, zonen van n man, in het land Kanan; en zie, de kleinste, de jongste, is heden hij onze vader, die wilde onze vader niet laten meegaan, uit vrees, dat hem een ongeluk zou overkomen; doch de ene is niet meer. 1)

1)"Doch de ene is niet meer" Die een was Jozef, van wie zij vermoedden, dat hij niet meer in het land der levenden was. Dat het hun speet, bleek op dit ogenblik nog niet. Zij tonen in elk geval geen berouw over deze zaak. Is het daarom, dat Jozef hen terstond in de rede valt met de vernieuwde beschuldiging, versterkt door een scherpe bedreiging? Zeer waarschijnlijk. Men houde dan echter in het oog, dat, wat nu volgt, niet voortkwam uit wrevel of wraak, maar uit de begeerte, om hen waarachtig berouw te doen gevoelen over hun zonde..

Vers 12

12. En hij zei tot hen: Nee, ik geloof u niet, maar houd mij overtuigd, dat gij zijt gekomen, om te bezichtigen, waar het land bloot is.

Jozef neemt een houding aan, alsof hij hen volstrekt niet gelooft, kennelijk met het doel, om hen te beproeven en nog meer van zijn vader te weten te komen.. 13. En zij, zo ten onrechte beschuldigd, verklaarden nu nader, wie zij waren en zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, zonen van n man, in het land Kanan; en zie, de kleinste, de jongste, is heden hij onze vader, die wilde onze vader niet laten meegaan, uit vrees, dat hem een ongeluk zou overkomen; doch de ene is niet meer. 1)

1)"Doch de ene is niet meer" Die een was Jozef, van wie zij vermoedden, dat hij niet meer in het land der levenden was. Dat het hun speet, bleek op dit ogenblik nog niet. Zij tonen in elk geval geen berouw over deze zaak. Is het daarom, dat Jozef hen terstond in de rede valt met de vernieuwde beschuldiging, versterkt door een scherpe bedreiging? Zeer waarschijnlijk. Men houde dan echter in het oog, dat, wat nu volgt, niet voortkwam uit wrevel of wraak, maar uit de begeerte, om hen waarachtig berouw te doen gevoelen over hun zonde..

Vers 14

14. Toen zei Jozef tot hen: Dat is het, wat ik tot u gesproken heb. Reeds wordt het openbaar, hoe weinig gij naar waarheid spreekt, maar u zelf bedekt houdt. Het is zo, gelijk ik sprak, zeggende: Gij zijt verspieders. Gij beweerde twaalf in getal te zijn; nu maakt gij u ervan af, waar de twaalfde zijn zou; van ene zegt gij, dat hij nog bij uw vader is. Waarom zou de vader een thuis houden, en alle overigen aan de gevaren van de reis blootstellen?

Vers 14

14. Toen zei Jozef tot hen: Dat is het, wat ik tot u gesproken heb. Reeds wordt het openbaar, hoe weinig gij naar waarheid spreekt, maar u zelf bedekt houdt. Het is zo, gelijk ik sprak, zeggende: Gij zijt verspieders. Gij beweerde twaalf in getal te zijn; nu maakt gij u ervan af, waar de twaalfde zijn zou; van ene zegt gij, dat hij nog bij uw vader is. Waarom zou de vader een thuis houden, en alle overigen aan de gevaren van de reis blootstellen?

Vers 15

15. Hierin, in dit laatste punt, zult gij beproefd worden; zo waarlijk als Farao leeft, 1) indien gij van hier zult uitgaan, tenzij dan, wanneer uw kleinste broeder herwaarts zal gekomen zijn! Kunt gij die mij brengen, ik zal uw woord geloven.

1) De Egyptenaren zwoeren gelijk later de Hebreeën, bij het leven van hun koningen..

Vanwege deze eedzwering, ontstaat er een nieuwe kwestie. Want wat in de wet is voor geschreven, dat wij niet anders dan bij de naam van God mogen zweren, was reeds toen de harten van de vromen ingescherpt, daar de natuur voorschrijft, dat deze eer alleen God mag gegeven worden, dat de mensen Hem het oordeel overgeven, en als de Hoogste scheidsrechter en handhaver van trouw en waarheid aanstellen. Indien wij zeggen, dat het geen eed is geweest, maar slechts een soort van betuiging zal de heilige man reeds een weinig verontschuldigend zijn. Wie bij God zweert, wil Zijn tussenkomst, om het onrecht met Zijn straf te treffen. Wie bij zijn leven of bij zijn hoofd zweert, stelt als het ware als onderpand van zijn trouw, wat hem het meest dierbaar is. Op deze wijze wordt de Majesteit van God niet op een sterfelijk mens overgebracht, omdat het geheel iets anders is, Hem tot getuige te nemen, die recht heeft om te wreken, dan door de meest dierbare zaak de waarheid te bevestigen van wat wij zeggen. Zo ook schrijft Mozes, als hij de hemel en de aarde tot getuige aanroept, deze geen goddelijkheid toe, alsof hij nieuwe goden, schiep; maar opdat het gezag van de Wet des te klemmender zou zijn, verzekert hij, dat er geen stipje op de wereld zou zijn, welke niet om de toorn van God over de ondankbaarheid van het volk zou roepen, indien zij de leer van het heil zouden verwerpen..

Vers 15

15. Hierin, in dit laatste punt, zult gij beproefd worden; zo waarlijk als Farao leeft, 1) indien gij van hier zult uitgaan, tenzij dan, wanneer uw kleinste broeder herwaarts zal gekomen zijn! Kunt gij die mij brengen, ik zal uw woord geloven.

1) De Egyptenaren zwoeren gelijk later de Hebreeën, bij het leven van hun koningen..

Vanwege deze eedzwering, ontstaat er een nieuwe kwestie. Want wat in de wet is voor geschreven, dat wij niet anders dan bij de naam van God mogen zweren, was reeds toen de harten van de vromen ingescherpt, daar de natuur voorschrijft, dat deze eer alleen God mag gegeven worden, dat de mensen Hem het oordeel overgeven, en als de Hoogste scheidsrechter en handhaver van trouw en waarheid aanstellen. Indien wij zeggen, dat het geen eed is geweest, maar slechts een soort van betuiging zal de heilige man reeds een weinig verontschuldigend zijn. Wie bij God zweert, wil Zijn tussenkomst, om het onrecht met Zijn straf te treffen. Wie bij zijn leven of bij zijn hoofd zweert, stelt als het ware als onderpand van zijn trouw, wat hem het meest dierbaar is. Op deze wijze wordt de Majesteit van God niet op een sterfelijk mens overgebracht, omdat het geheel iets anders is, Hem tot getuige te nemen, die recht heeft om te wreken, dan door de meest dierbare zaak de waarheid te bevestigen van wat wij zeggen. Zo ook schrijft Mozes, als hij de hemel en de aarde tot getuige aanroept, deze geen goddelijkheid toe, alsof hij nieuwe goden, schiep; maar opdat het gezag van de Wet des te klemmender zou zijn, verzekert hij, dat er geen stipje op de wereld zou zijn, welke niet om de toorn van God over de ondankbaarheid van het volk zou roepen, indien zij de leer van het heil zouden verwerpen..

Vers 16

16. Zendt dan een uit u, die uw broeder haalt, 1) maar weest gij, al de overigen gevangen, en uw woorden zullen beproefd worden, of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk als Farao leeft, zo zijt gij verspieders! 1) Hoe onrechtvaardiger de beschuldiging was, dat zij verspieders waren, des te meer reden was er voor hen, om aan de onrechtvaardigheid van hun eigen vroegere handelwijze te denken. Nu volgt de tweede vergelding, zij worden, evenals zij hem in de kuil geworpen hadden, en nameloze angst hadden laten uitstaan, in de gevangenis geworpen, en moesten daar dagenlang in angsten doorbrengen, niet wetende, wat er verder met hen gebeuren zou. Werkelijk begonnen zij daar aan de angst van hun broeder te denken. (Genesis 42:21).

Dat telkens wijzen op de achtergebleven broeder moet ongetwijfeld dienen, om hun de zonde tegen hem in herinnering te houden..

Vers 16

16. Zendt dan een uit u, die uw broeder haalt, 1) maar weest gij, al de overigen gevangen, en uw woorden zullen beproefd worden, of de waarheid bij u zij; en indien niet, zo waarlijk als Farao leeft, zo zijt gij verspieders! 1) Hoe onrechtvaardiger de beschuldiging was, dat zij verspieders waren, des te meer reden was er voor hen, om aan de onrechtvaardigheid van hun eigen vroegere handelwijze te denken. Nu volgt de tweede vergelding, zij worden, evenals zij hem in de kuil geworpen hadden, en nameloze angst hadden laten uitstaan, in de gevangenis geworpen, en moesten daar dagenlang in angsten doorbrengen, niet wetende, wat er verder met hen gebeuren zou. Werkelijk begonnen zij daar aan de angst van hun broeder te denken. (Genesis 42:21).

Dat telkens wijzen op de achtergebleven broeder moet ongetwijfeld dienen, om hun de zonde tegen hem in herinnering te houden..

Vers 17

17. En hij zette hen samen drie dagen in bewaring, waarschijnlijk, omdat zij tegenbedenkingen maakten, wetende, dat hun vader, op het bericht, dat al de anderen gevangen waren, Benjamin niet zou laten meegaan.

Er is wel eens beweerd, dat Jozef hier onbillijk en onrechtvaardig tegen zijn broeders is geweest, dat de aangenomen rol hem tot die onrechtvaardigheid heeft geleid, Men vergete echter niet, dat op "verspieden" een zeer strenge straf stond, de straf van geseling, en soms (in oorlogstijd altijd) de dood. Hij zet hen in bewaring alleen, maar heeft hen volstrekt niet gepijnigd..

Vers 17

17. En hij zette hen samen drie dagen in bewaring, waarschijnlijk, omdat zij tegenbedenkingen maakten, wetende, dat hun vader, op het bericht, dat al de anderen gevangen waren, Benjamin niet zou laten meegaan.

Er is wel eens beweerd, dat Jozef hier onbillijk en onrechtvaardig tegen zijn broeders is geweest, dat de aangenomen rol hem tot die onrechtvaardigheid heeft geleid, Men vergete echter niet, dat op "verspieden" een zeer strenge straf stond, de straf van geseling, en soms (in oorlogstijd altijd) de dood. Hij zet hen in bewaring alleen, maar heeft hen volstrekt niet gepijnigd..

Vers 18

18. En op de derde dag begaf zich Jozef, met een tolk tot zijn broeders; toen zei Jozef tot hen: Doet dit, wat ik u voorstellen zal, zo zult gij leven; want ik wens nietonrechtvaardig te zijn, maar wil mij slechts van de waarheid van uw woorden overtuigen; ik vrees God. 1)

1) Na de strijd van drie dagen is dit het eerste vredesteken van Jozef; de eerste openbaring van het gevoel van zijn hart. Edel en rond is het voorstel, waarmee Jozef thans optreedt. Immers hij doet afstand van willekeur en tracht hij zijn handelwijze te rechtvaardigen door de aanwijzing van het beginsel, dat hem leidt: "En op de derde dag zei Jozef doe dit, zo zult gij leven; ik vrees God." Aldus moet het blijken, dat nee, geen grilligheid, maar de vrees voor God de oorzaak is van zijn veranderde gemoedsstemming tegenover zijn broeders. De vrees voor God is hem het beginsel van al zijn doen en laten; drijft hem tot zijn verrassend voorstel en geeft hem het inzicht van het standpunt van zijn broeders..

Op de vrees voor God, als oorsprong en bron van zijn rechtvaardigheid en billijkheid, beroept Jozef zich. Omdat hij God vreest, kunnen zijn broeders hem vertrouwen, kunnen zij erop rekenen, dat zij straks met hun jongste broeder veilig huiswaarts kunnen keren. Zijn broeders hebben zich op hun oprechtheid zonder meer beroepen. Jozef beroept zich niet in de eerste plaats op het uitvloeisel, maar op het beginsel. Mensen, die God vrezen, wil hij zeggen, kunnen vertrouwd worden..

Vers 18

18. En op de derde dag begaf zich Jozef, met een tolk tot zijn broeders; toen zei Jozef tot hen: Doet dit, wat ik u voorstellen zal, zo zult gij leven; want ik wens nietonrechtvaardig te zijn, maar wil mij slechts van de waarheid van uw woorden overtuigen; ik vrees God. 1)

1) Na de strijd van drie dagen is dit het eerste vredesteken van Jozef; de eerste openbaring van het gevoel van zijn hart. Edel en rond is het voorstel, waarmee Jozef thans optreedt. Immers hij doet afstand van willekeur en tracht hij zijn handelwijze te rechtvaardigen door de aanwijzing van het beginsel, dat hem leidt: "En op de derde dag zei Jozef doe dit, zo zult gij leven; ik vrees God." Aldus moet het blijken, dat nee, geen grilligheid, maar de vrees voor God de oorzaak is van zijn veranderde gemoedsstemming tegenover zijn broeders. De vrees voor God is hem het beginsel van al zijn doen en laten; drijft hem tot zijn verrassend voorstel en geeft hem het inzicht van het standpunt van zijn broeders..

Op de vrees voor God, als oorsprong en bron van zijn rechtvaardigheid en billijkheid, beroept Jozef zich. Omdat hij God vreest, kunnen zijn broeders hem vertrouwen, kunnen zij erop rekenen, dat zij straks met hun jongste broeder veilig huiswaarts kunnen keren. Zijn broeders hebben zich op hun oprechtheid zonder meer beroepen. Jozef beroept zich niet in de eerste plaats op het uitvloeisel, maar op het beginsel. Mensen, die God vrezen, wil hij zeggen, kunnen vertrouwd worden..

Vers 19

19. Zo gij, gelijk gij zegt, vroom zijt, en er geen kwaad bij u is, zo ga niet n, gelijk ik eerst heb voorgesteld, om de jongste broeder te halen; maar zo zij een van uw broeders gebonden in het huis van uw bewaring; en gaat gij, de overige negen, heen; brengt het koren voor de honger van uw huizen, opdat zij niet door de nood omkomen. 20. En brengt, wanneer gij weer hierheen komt, uw kleinste broeder tot mij; zo zullen uw woorden waar gemaakt worden; en gij zult niet sterven, En zij deden alzo; zij die in het eerste voorstel niet hadden kunnen treden, (Genesis 42:15-Genesis 42:17) stemden in deze in.

Vers 19

19. Zo gij, gelijk gij zegt, vroom zijt, en er geen kwaad bij u is, zo ga niet n, gelijk ik eerst heb voorgesteld, om de jongste broeder te halen; maar zo zij een van uw broeders gebonden in het huis van uw bewaring; en gaat gij, de overige negen, heen; brengt het koren voor de honger van uw huizen, opdat zij niet door de nood omkomen. 20. En brengt, wanneer gij weer hierheen komt, uw kleinste broeder tot mij; zo zullen uw woorden waar gemaakt worden; en gij zult niet sterven, En zij deden alzo; zij die in het eerste voorstel niet hadden kunnen treden, (Genesis 42:15-Genesis 42:17) stemden in deze in.

Vers 21

21. Toen zeiden zij de een tot de ander, 1) door hun gevoel overmeesterd en daardoor vergetende, wat om hen was: Voorwaar wij zijn schuldig2) aan onze broeder, wiens benauwdheid van ziel wij zagen, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet! Daarom komt deze benauwdheid over ons. a)

a) Psalms 50:21 Matthew 7:2

1) Er is geen twijfel aan, of God, om Jakob's zonen tot berouw te brengen, heeft, zowel door aandrijving van de Geest, als door uitwendige kastijding hen gedwongen, om de zonde, reeds al te lang begraven, weer levendig in te zien. De lezer moge opmerken, dat de zonen van Jakob niet slechts hebben aangegrepen, wat voor de hand lag, maar dat het hun ook in de gedachte is gekomen, dat van Gods wege de straffen op verschillende wijze de zondaar treffen..

2) De macht van het geweten is hier duidelijk zichtbaar. De omstandigheid, dat n in Egypte moet achterblijven, is middel in Gods hand, om hen in het geheugen terug te roepen, wat vroeger heeft plaats gehad. Wat nog aan hun schuldbelijdenis ontbreekt, is het besef van zonde tegen God. Niet alleen tegen Jozef, maar bovenal tegen God hadden zij gezondigd, toen zij hun broeder wilden doden..

Vers 21

21. Toen zeiden zij de een tot de ander, 1) door hun gevoel overmeesterd en daardoor vergetende, wat om hen was: Voorwaar wij zijn schuldig2) aan onze broeder, wiens benauwdheid van ziel wij zagen, toen hij ons om genade bad, maar wij hoorden niet! Daarom komt deze benauwdheid over ons. a)

a) Psalms 50:21 Matthew 7:2

1) Er is geen twijfel aan, of God, om Jakob's zonen tot berouw te brengen, heeft, zowel door aandrijving van de Geest, als door uitwendige kastijding hen gedwongen, om de zonde, reeds al te lang begraven, weer levendig in te zien. De lezer moge opmerken, dat de zonen van Jakob niet slechts hebben aangegrepen, wat voor de hand lag, maar dat het hun ook in de gedachte is gekomen, dat van Gods wege de straffen op verschillende wijze de zondaar treffen..

2) De macht van het geweten is hier duidelijk zichtbaar. De omstandigheid, dat n in Egypte moet achterblijven, is middel in Gods hand, om hen in het geheugen terug te roepen, wat vroeger heeft plaats gehad. Wat nog aan hun schuldbelijdenis ontbreekt, is het besef van zonde tegen God. Niet alleen tegen Jozef, maar bovenal tegen God hadden zij gezondigd, toen zij hun broeder wilden doden..

Vers 22

22. En Ruben1) antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zei: zondigt niet aan deze jongeman! maar gij hoorde niet; 2) en ook zijn bloed, 3) ziet, het wordt gezocht.

1) Daar hij beproefd had, Jozef uit de handen van zijn broeders te redden, om hem behouden tot zijn vader terug te brengen, werpt hij op hen de schuld, omdat zij toen geen oor voor zijn plan hadden gehad, en ik vat de woorden zo op, dat hij hun al te laat berouw verwijt..

2) Ruben is zeer onbillijk tegenover zijn broeders. Want al is hij voor Jozef in de bres gesprongen, toch heeft hij geenszins, zoals hem paste, hun overwegingen op koninklijke wijze verijdeld. Langs een omweg niet langs de koninklijke weg had hij Jozef willen redden. Het ontbrak hem aan moed. Dit is altijd een karaktertrek van zijn nakomelingen geweest. (Judges 5:16).

3) Zo diep zijn zij in hun geweten getroffen, dat zij niet anders denken, of Jozef is omgekomen, De zwaarste gevolgen van hun misdaad stellen zij zich voor ogen. Dat hij nog in Egypteland als slaaf verkeren kan, deze gedachte komt niet bij hen op..

Vers 22

22. En Ruben1) antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd, toen ik zei: zondigt niet aan deze jongeman! maar gij hoorde niet; 2) en ook zijn bloed, 3) ziet, het wordt gezocht.

1) Daar hij beproefd had, Jozef uit de handen van zijn broeders te redden, om hem behouden tot zijn vader terug te brengen, werpt hij op hen de schuld, omdat zij toen geen oor voor zijn plan hadden gehad, en ik vat de woorden zo op, dat hij hun al te laat berouw verwijt..

2) Ruben is zeer onbillijk tegenover zijn broeders. Want al is hij voor Jozef in de bres gesprongen, toch heeft hij geenszins, zoals hem paste, hun overwegingen op koninklijke wijze verijdeld. Langs een omweg niet langs de koninklijke weg had hij Jozef willen redden. Het ontbrak hem aan moed. Dit is altijd een karaktertrek van zijn nakomelingen geweest. (Judges 5:16).

3) Zo diep zijn zij in hun geweten getroffen, dat zij niet anders denken, of Jozef is omgekomen, De zwaarste gevolgen van hun misdaad stellen zij zich voor ogen. Dat hij nog in Egypteland als slaaf verkeren kan, deze gedachte komt niet bij hen op..

Vers 23

23. En zij wisten niet, terwijl zij zo spraken, dat het Jozef hoorde, verstond; want daar was een taalman, 1) een tolk, tussen hen, zodat zij meenden, dat hij hun taal niet verstond. 1) De grondtekst geeft aan, dat deze tolk voor deze gelegenheid, met een bepaald doel was gekozen..

Vers 23

23. En zij wisten niet, terwijl zij zo spraken, dat het Jozef hoorde, verstond; want daar was een taalman, 1) een tolk, tussen hen, zodat zij meenden, dat hij hun taal niet verstond. 1) De grondtekst geeft aan, dat deze tolk voor deze gelegenheid, met een bepaald doel was gekozen..

Vers 24

24. Toen wende hij zich om van hen af, innerlijk bewogen over de zo-even vernomen berouwvolle belijdenis van de broeders, en hij weende; 1) daarna, na een poos afwezigheid, keerde hij terug tot hen, en sprak tot hen, nogmaals over de voorstel, die hij gedaan had, en, als zij toestemden, nam hij Simeon van hen, als degene, die in de gevangenis zou blijven, en bond hem voor hun ogen, hun daardoor nogmaals hun vroegere handelwijze voor ogen stellende; hij bond Simeon, want deze was waarschijnlijk de hoofdaanlegger van de aanslag tegen Jozef geweest.

1) Ziet gij wel, hoe het Christus, onze Heer, te moe is, wanneer Hij de Zijnen straft, welk een hete vuuroven van grote liefde daar is.. (Vrgl. Jeremiah 31:20)

Vers 24

24. Toen wende hij zich om van hen af, innerlijk bewogen over de zo-even vernomen berouwvolle belijdenis van de broeders, en hij weende; 1) daarna, na een poos afwezigheid, keerde hij terug tot hen, en sprak tot hen, nogmaals over de voorstel, die hij gedaan had, en, als zij toestemden, nam hij Simeon van hen, als degene, die in de gevangenis zou blijven, en bond hem voor hun ogen, hun daardoor nogmaals hun vroegere handelwijze voor ogen stellende; hij bond Simeon, want deze was waarschijnlijk de hoofdaanlegger van de aanslag tegen Jozef geweest.

1) Ziet gij wel, hoe het Christus, onze Heer, te moe is, wanneer Hij de Zijnen straft, welk een hete vuuroven van grote liefde daar is.. (Vrgl. Jeremiah 31:20)

Vers 25

25. En Jozef, terwijl hij de overigen uit de plaats van bewaring liet gaan, gebood aan degene, die over zijn huis was, 1) (Genesis 43:16,Genesis 43:19; Genesis 44:1), dat men hun zakken met koren vullen zou, en dat men tevens hun geld teruggaf, een ieder in zijn zak, en dat men hun teerkost gaf voor onderweg, opdat zij niet nodig zouden hebben, hun voorraad in de zakken aan te tasten, tenminste niet, voordat zij het grootste gedeelte van hun reis achter zich zouden hebben; en men deed hun alzo. 2)

1) Het schijnt, dat deze een Egyptenaar geweest is, die door Jozef tot de kennis van de ware God gekomen is, en hem bijzonder getrouw was, zodat Jozef hem enigermate in zijn plannen kon inwijden..

2) Hiermee wilde Jozef niet alleen zijn broeders, maar ook zijn vader tot nadenken stemmen. Zulk een kostelijke gave, zakken vol koren, gaf men aan vreemden niet ten geschenke..

Vers 25

25. En Jozef, terwijl hij de overigen uit de plaats van bewaring liet gaan, gebood aan degene, die over zijn huis was, 1) (Genesis 43:16,Genesis 43:19; Genesis 44:1), dat men hun zakken met koren vullen zou, en dat men tevens hun geld teruggaf, een ieder in zijn zak, en dat men hun teerkost gaf voor onderweg, opdat zij niet nodig zouden hebben, hun voorraad in de zakken aan te tasten, tenminste niet, voordat zij het grootste gedeelte van hun reis achter zich zouden hebben; en men deed hun alzo. 2)

1) Het schijnt, dat deze een Egyptenaar geweest is, die door Jozef tot de kennis van de ware God gekomen is, en hem bijzonder getrouw was, zodat Jozef hem enigermate in zijn plannen kon inwijden..

2) Hiermee wilde Jozef niet alleen zijn broeders, maar ook zijn vader tot nadenken stemmen. Zulk een kostelijke gave, zakken vol koren, gaf men aan vreemden niet ten geschenke..

Vers 26

26. En zij laadden hun koren op hun ezels en vertrokken, met achterlating van Simeon, van daar.

II. Genesis 42:27-Genesis 42:38. Onderweg opent een van de broeders, op een rustplaats, zijn zak, en vindt het heimelijk ingelegde geld; de anderen schrikken met hem over deze ontdekking, maar denken er niet aan, ook hun eigen zakken te openen. Als zij thuis gekomen zijn, verhalen zij hun vader alles, wat er gebeurt is, welke eis er gedaan is, en vinden, bij het legen van hun zakken, ook het overige geld. Jakob breekt los in luide klachten over de zware slagen, die hem treffen, en weigert met beslistheid Benjamin mee te laten gaan.

Vers 26

26. En zij laadden hun koren op hun ezels en vertrokken, met achterlating van Simeon, van daar.

II. Genesis 42:27-Genesis 42:38. Onderweg opent een van de broeders, op een rustplaats, zijn zak, en vindt het heimelijk ingelegde geld; de anderen schrikken met hem over deze ontdekking, maar denken er niet aan, ook hun eigen zakken te openen. Als zij thuis gekomen zijn, verhalen zij hun vader alles, wat er gebeurt is, welke eis er gedaan is, en vinden, bij het legen van hun zakken, ook het overige geld. Jakob breekt los in luide klachten over de zware slagen, die hem treffen, en weigert met beslistheid Benjamin mee te laten gaan.

Vers 27

27. Toen een, daar de meegegeven teerkost verbruikt was, zijn zak opendeed, om zijn ezel voer te geven in de herberg, 1) zo zag hij zijn geld; want ziet, het was in de mond van zijn zak, bovenaan in de zak.

1) Beter vertaald "rustplaats." In die tijden had men op die weg nog geen z.g. karavanserais of verblijfplaatsen voor reizigers. De bedoeling is: de eerste plaats, waar men halt maakte, om een weinig uit te rusten of te vernachten. (Exodus 4:24). 28. En hij zei, over deze onverwachte ontdekking getroffen, tot zijn broeders: Mijn geld is teruggekeerd, daartoe ook, ziet het is in mijn zak! Toen ontging hun, 1)als zij het zagen, het hart, en zij verschrikten, de een tot de ander zich angstig wendende en zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan heeft2) en waardoor Hij ons nog verder met Zijn straffende hand vervolgt!

1) Ook: Toen ontzonk hun het hart en sidderend spraken zij, de een tot de ander..

2) Zij zijn bevreesd, dat hieruit opnieuw ongelukken voor hen zullen geboren worden. Wanneer het hun al gelukken mocht, bij hun terugkeer naar Egypte, zich van de verdenking van verspieders te zijn te zuiveren, door Benjamin mee te brengen, zo zou men hen van diefstal kunnen beschuldigen, en zo zouden zij wederom aan het geweld van de Regent van het land prijsgegeven zijn. Het geld brandde hun dus in de handen; een ernstige waarschuwing voor het loon van ongerechtigheid, dat zij eens van de Ismaëlitische kooplieden hadden ontvangen, evenals hun behandeling als leugenaars, die zij van Jozef ondervonden hadden, hen aan de leugen moest herinneren, waarmee zij eenmaal hun vader misleid hadden, (Genesis 37:31) Wat voor ons gunstige tekenen zijn, zijn dikwijls vanwege ons kwaad geweten of ons ongeloof, tekenen van verschrikking. (vrgl. Matthew 14:26).

Zij twisten niet met God, alsof zij meenden, dat het gevaar zonder oorzaak was geschapen, maar ziende, op velerlei wijze, dat Hij vertoornd was, weenden zij om hun ellende. Maar waarom vestigen zij niet liever hun zinnen op Jozef? Want het vermoeden lag voor de hand, dat dit met bedrog gedaan was, omdat hij nieuwe listen en lagen wilde smeden. Hoe kwam het dan, dat zij, om de mens niet denkende, terecht op God, als wreker, het oog vestigden? Ongetwijfeld, omdat eenmaal deze gedachte in hun gemoederen post had gevat, dat zij een rechtvaardig en welverdiend loon voor hun zonden ontvingen, daarom, welke rampen hun nu ook treffen, verhalen zij alles op die zonde..

Vers 27

27. Toen een, daar de meegegeven teerkost verbruikt was, zijn zak opendeed, om zijn ezel voer te geven in de herberg, 1) zo zag hij zijn geld; want ziet, het was in de mond van zijn zak, bovenaan in de zak.

1) Beter vertaald "rustplaats." In die tijden had men op die weg nog geen z.g. karavanserais of verblijfplaatsen voor reizigers. De bedoeling is: de eerste plaats, waar men halt maakte, om een weinig uit te rusten of te vernachten. (Exodus 4:24). 28. En hij zei, over deze onverwachte ontdekking getroffen, tot zijn broeders: Mijn geld is teruggekeerd, daartoe ook, ziet het is in mijn zak! Toen ontging hun, 1)als zij het zagen, het hart, en zij verschrikten, de een tot de ander zich angstig wendende en zeggende: Wat is dit, dat ons God gedaan heeft2) en waardoor Hij ons nog verder met Zijn straffende hand vervolgt!

1) Ook: Toen ontzonk hun het hart en sidderend spraken zij, de een tot de ander..

2) Zij zijn bevreesd, dat hieruit opnieuw ongelukken voor hen zullen geboren worden. Wanneer het hun al gelukken mocht, bij hun terugkeer naar Egypte, zich van de verdenking van verspieders te zijn te zuiveren, door Benjamin mee te brengen, zo zou men hen van diefstal kunnen beschuldigen, en zo zouden zij wederom aan het geweld van de Regent van het land prijsgegeven zijn. Het geld brandde hun dus in de handen; een ernstige waarschuwing voor het loon van ongerechtigheid, dat zij eens van de Ismaëlitische kooplieden hadden ontvangen, evenals hun behandeling als leugenaars, die zij van Jozef ondervonden hadden, hen aan de leugen moest herinneren, waarmee zij eenmaal hun vader misleid hadden, (Genesis 37:31) Wat voor ons gunstige tekenen zijn, zijn dikwijls vanwege ons kwaad geweten of ons ongeloof, tekenen van verschrikking. (vrgl. Matthew 14:26).

Zij twisten niet met God, alsof zij meenden, dat het gevaar zonder oorzaak was geschapen, maar ziende, op velerlei wijze, dat Hij vertoornd was, weenden zij om hun ellende. Maar waarom vestigen zij niet liever hun zinnen op Jozef? Want het vermoeden lag voor de hand, dat dit met bedrog gedaan was, omdat hij nieuwe listen en lagen wilde smeden. Hoe kwam het dan, dat zij, om de mens niet denkende, terecht op God, als wreker, het oog vestigden? Ongetwijfeld, omdat eenmaal deze gedachte in hun gemoederen post had gevat, dat zij een rechtvaardig en welverdiend loon voor hun zonden ontvingen, daarom, welke rampen hun nu ook treffen, verhalen zij alles op die zonde..

Vers 29

29. En zij kwamen in het land Kanan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende:

Vers 29

29. En zij kwamen in het land Kanan, tot Jakob, hun vader; en zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende:

Vers 30

30. Die man, de heer van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor verspieders van het land.

Vers 30

30. Die man, de heer van dat land, heeft hard met ons gesproken; en hij heeft ons gehouden voor verspieders van het land.

Vers 31

31. Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.

Vers 31

31. Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.

Vers 32

32. Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onze vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onze vader, in het land Kanan.

Vers 32

32. Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onze vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onze vader, in het land Kanan.

Vers 33

33. En die man, de heer van dat land, zei tot ons: Hieraan zal ik bekennen, dat gij vroom zijt: laat n van uw broeders bij mij, en neemt voor de honger van uw huizen, en gaat heen.

Vers 33

33. En die man, de heer van dat land, zei tot ons: Hieraan zal ik bekennen, dat gij vroom zijt: laat n van uw broeders bij mij, en neemt voor de honger van uw huizen, en gaat heen.

Vers 34

34. En brengt uw kleinste broeder tot mij; zo zal ik weten, dat gij geen verspieders zijt, maar dat gij vroom zijt; uw broeder, die ik als gijzelaar hier houd, zal ik u weergeven, wanneer gij met die jongste broeder, waarvan gij gesproken hebt, tot mij teruggekeerd zijt, en dan, als gij mij daardoor bewezen hebt, dat gij in deze zaak oprecht zijt, zult gij in dit land mogen handelen, heen en weer mogen trekken, en kopen en verkopen, wat gij wilt.

Vers 34

34. En brengt uw kleinste broeder tot mij; zo zal ik weten, dat gij geen verspieders zijt, maar dat gij vroom zijt; uw broeder, die ik als gijzelaar hier houd, zal ik u weergeven, wanneer gij met die jongste broeder, waarvan gij gesproken hebt, tot mij teruggekeerd zijt, en dan, als gij mij daardoor bewezen hebt, dat gij in deze zaak oprecht zijt, zult gij in dit land mogen handelen, heen en weer mogen trekken, en kopen en verkopen, wat gij wilt.

Vers 35

35. En het geschiedde, als zij hun a) zakken leegden, ziet, zo had een ieder de bundel met zijn geld in zijn zak, en zij zagen de bundelen met hun geld; verwonderd over die vondst, bezagen zij die nogmaals nauwkeurig, zij en hun vader; en zij waren bevreesd, daar zij nu nog om een andere reden in de macht van die man waren, die zo hard met hen gesproken had.

a) Genesis 42:25 Genesis 44:1

Z waren zij door vrees aangetast, dat, toen onderweg n het geld in zijn zak vond, zij weerhouden werden, om alle zakken te onderzoeken. Hun geweten beschuldigde hen zo, dat zij liever voor dit ogenblik geen redenen voor vrees meer hadden..

Vers 35

35. En het geschiedde, als zij hun a) zakken leegden, ziet, zo had een ieder de bundel met zijn geld in zijn zak, en zij zagen de bundelen met hun geld; verwonderd over die vondst, bezagen zij die nogmaals nauwkeurig, zij en hun vader; en zij waren bevreesd, daar zij nu nog om een andere reden in de macht van die man waren, die zo hard met hen gesproken had.

a) Genesis 42:25 Genesis 44:1

Z waren zij door vrees aangetast, dat, toen onderweg n het geld in zijn zak vond, zij weerhouden werden, om alle zakken te onderzoeken. Hun geweten beschuldigde hen zo, dat zij liever voor dit ogenblik geen redenen voor vrees meer hadden..

Vers 36

36. Toen zei Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft 1) mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij! U gaat het minder aan, of gij een broeder minder hebt, maar op mijn hoofd komt dat alles neer.

1) Wel niet openlijk, maar toch zijdelings beschuldigt Jakob hier zijn zonen van de moord op Jozef. Wellicht dat hem in al die jaren wel iets ter ore is gekomen van hun daden, maar door vrees weerhouden werd, om het uit te spreken. Nu echter overmant hem de schrik zo, dat hij, als in een onbewaakt ogenblik, van zijn vermoeden of wetenschap blijk geeft..

Vers 36

36. Toen zei Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft 1) mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij! U gaat het minder aan, of gij een broeder minder hebt, maar op mijn hoofd komt dat alles neer.

1) Wel niet openlijk, maar toch zijdelings beschuldigt Jakob hier zijn zonen van de moord op Jozef. Wellicht dat hem in al die jaren wel iets ter ore is gekomen van hun daden, maar door vrees weerhouden werd, om het uit te spreken. Nu echter overmant hem de schrik zo, dat hij, als in een onbewaakt ogenblik, van zijn vermoeden of wetenschap blijk geeft..

Vers 37

37. Toen sprak Ruben, de weekhartigste onder hen, (Genesis 37:21) gelijk mensen van zijn soort (Genesis 35:22) in de regel door een zekere goedhartigheid zich onderscheiden, tot zijn vader, zeggende: Dood twee van mijn zonen, (Genesis 46:9), zo ik hem tot u niet terugbreng, geef hem Benjamin in mijn hand, en ik zal hem weer tot u brengen. 1)

1) Door zijn woorden heen klinkt het bewustzijn, dat hij Jozef eens had willen redden en tot zijn vader had willen terugbrengen; maar "het is zeer ongerijmd wat hij zegt, en niet wijs van hem gesproken.".

In zijn woorden merken wij meer heldhaftigheid dan verstand op. Wat baatte het de vader zulk een pand, zijn eigen kleinzonen, te bezitten? En herinnerde dan Ruben zich niet, dat hij vroeger, ondanks zijn goede wil, Jozef toch niet had kunnen terugbrengen? (vrgl. hoofdstuk. 43:8).

Met deze woorden wil Ruben bij Jakob het vertrouwen wekken, dat hij Benjamin weer veilig huiswaarts zal doen keren.

Vers 37

37. Toen sprak Ruben, de weekhartigste onder hen, (Genesis 37:21) gelijk mensen van zijn soort (Genesis 35:22) in de regel door een zekere goedhartigheid zich onderscheiden, tot zijn vader, zeggende: Dood twee van mijn zonen, (Genesis 46:9), zo ik hem tot u niet terugbreng, geef hem Benjamin in mijn hand, en ik zal hem weer tot u brengen. 1)

1) Door zijn woorden heen klinkt het bewustzijn, dat hij Jozef eens had willen redden en tot zijn vader had willen terugbrengen; maar "het is zeer ongerijmd wat hij zegt, en niet wijs van hem gesproken.".

In zijn woorden merken wij meer heldhaftigheid dan verstand op. Wat baatte het de vader zulk een pand, zijn eigen kleinzonen, te bezitten? En herinnerde dan Ruben zich niet, dat hij vroeger, ondanks zijn goede wil, Jozef toch niet had kunnen terugbrengen? (vrgl. hoofdstuk. 43:8).

Met deze woorden wil Ruben bij Jakob het vertrouwen wekken, dat hij Benjamin weer veilig huiswaarts zal doen keren.

Vers 38

38. Maar hij, Jakob, zei: Mijn zoon zal met u niet vertrekken, 1) want zijn broeder is dood, en hij is van de kinderen van mijn geliefde Rachel alleen overgebleven, zo hem een verderf ontmoette op de weg, die gij zult gaan, en immers het is, alsof altijd mijn kinderen een ongeluktreffen moet, wanneer ze in uw gezelschap zijn, zo zou gij mijn a) grauwe haar met droefenis ten grave doen neerdalen. 2)

a) 1 Kings 2:6,1 Kings 2:9 Genesis 37:35

1) Wij zien, naar het leven geschilderd, hoezeer de heilige Jakob door smart verteerd werd. Hij ziet zijn gehele huis honger lijden, maar wil liever van het leven, dan van zijn zoon scheiden..

2) Dit is een hoofdstuk van de onfeilbare vervulling van de goddelijke raadsbesluiten, van het boze geweten, van de voorgevoelens van ongeluk bij een grijsaard in een met schuld beladen huis; maar ook van de omkering van het gericht, tot verzoening en verlossing, in het leven van de veranderde zonen van de belofte..

Vers 38

38. Maar hij, Jakob, zei: Mijn zoon zal met u niet vertrekken, 1) want zijn broeder is dood, en hij is van de kinderen van mijn geliefde Rachel alleen overgebleven, zo hem een verderf ontmoette op de weg, die gij zult gaan, en immers het is, alsof altijd mijn kinderen een ongeluktreffen moet, wanneer ze in uw gezelschap zijn, zo zou gij mijn a) grauwe haar met droefenis ten grave doen neerdalen. 2)

a) 1 Kings 2:6,1 Kings 2:9 Genesis 37:35

1) Wij zien, naar het leven geschilderd, hoezeer de heilige Jakob door smart verteerd werd. Hij ziet zijn gehele huis honger lijden, maar wil liever van het leven, dan van zijn zoon scheiden..

2) Dit is een hoofdstuk van de onfeilbare vervulling van de goddelijke raadsbesluiten, van het boze geweten, van de voorgevoelens van ongeluk bij een grijsaard in een met schuld beladen huis; maar ook van de omkering van het gericht, tot verzoening en verlossing, in het leven van de veranderde zonen van de belofte..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 42". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-42.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile