Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 20

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 20

Isaiah 20:1. GEVANKELIJKE WEGVOERING DER EGYPTENAREN EN DER MOREN. VII. Isaiah 20:1-Isaiah 20:6. Na de voorzegging, die in de verhevenste taal van plechtige waardigheid over Ethiopië is gesproken (Isaiah 18:1), en de aanwijzing, welke kalmer van taal in `t brede schildert hetgeen de Heere over Egypte denkt (Isaiah 19:1), volgt nu in gewoon geschiedkundig proza een orakel over beide rijken tegelijk. Eerst worden de tijdsomstandigheden aangewezen, waarop het betrekking heeft, het zijn deze dat de koning van ASSYRIË door zijnen veldheer de stad Asdod laat belegeren, om vervolgens na de inneming tegen de beide tot n koninkrijk verenigde landen in Oost-Afrika te opereren (Isaiah 20:1). Toen mochten diegenen in Juda, die tot hiertoe den koning Hizkia tot een verbond met Egypte gedrongen hadden, denken, dat het met die veroveringen goed zou aflopen en Assur's ondernemingen moesten en zouden mislukken, maar tot een tekenen zinnebeeld van hetgeen komen zal, moet de profeet drie jaren lang als een beroofde en beschimpte, als een bedelaar of krijsgevangene rondgaan; want ASSYRIË zal genoeg krijgsgevangenen en ballingen uit de beide landen wegvoeren (Isaiah 20:2). En als nu de tijd daar is, dat datgene, wat het teken en zinnebeeld zo lang voor ogen heeft gesteld, ook werkelijk tot vervulling komt, wordt het woord der verklaring van de zijde des Heren daarbij gevoegd: "Juda weet nu, welk ene hulp het heeft aan die machten, die toch zich zelf niet kunnen helpen. "

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 20

Isaiah 20:1. GEVANKELIJKE WEGVOERING DER EGYPTENAREN EN DER MOREN. VII. Isaiah 20:1-Isaiah 20:6. Na de voorzegging, die in de verhevenste taal van plechtige waardigheid over Ethiopië is gesproken (Isaiah 18:1), en de aanwijzing, welke kalmer van taal in `t brede schildert hetgeen de Heere over Egypte denkt (Isaiah 19:1), volgt nu in gewoon geschiedkundig proza een orakel over beide rijken tegelijk. Eerst worden de tijdsomstandigheden aangewezen, waarop het betrekking heeft, het zijn deze dat de koning van ASSYRIË door zijnen veldheer de stad Asdod laat belegeren, om vervolgens na de inneming tegen de beide tot n koninkrijk verenigde landen in Oost-Afrika te opereren (Isaiah 20:1). Toen mochten diegenen in Juda, die tot hiertoe den koning Hizkia tot een verbond met Egypte gedrongen hadden, denken, dat het met die veroveringen goed zou aflopen en Assur's ondernemingen moesten en zouden mislukken, maar tot een tekenen zinnebeeld van hetgeen komen zal, moet de profeet drie jaren lang als een beroofde en beschimpte, als een bedelaar of krijsgevangene rondgaan; want ASSYRIË zal genoeg krijgsgevangenen en ballingen uit de beide landen wegvoeren (Isaiah 20:2). En als nu de tijd daar is, dat datgene, wat het teken en zinnebeeld zo lang voor ogen heeft gesteld, ook werkelijk tot vervulling komt, wordt het woord der verklaring van de zijde des Heren daarbij gevoegd: "Juda weet nu, welk ene hulp het heeft aan die machten, die toch zich zelf niet kunnen helpen. "

Vers 1

1. In het jaar toen Tartan (= grote aanwas), een Assyrisch veldheer, dezelfde, die 8 jaren later in vereniging met Rabsaris en Rabsake voor Jeruzalem verscheen, om de stad tot overgave aan Sanherib op te eisen (2 Kings 18:17), naar Asdod, de stad der Filistijnen (Joshua 13:2 v.) kwam, ongeveer in het jaar 721 v. C. onmiddellijk na de inneming van Samaria en de wegvoering der tien stammen in de Assyrische ballingschap (2 Kings 17:4-2 Kings 17:6; 2 Kings 18:9-2 Kings 18:12), als hem Sargon, die op Salmanasser volgde, de koning van ASSYRIË met een leger van Samaria gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, die sterke vesting, die de sleutel was tot verovering van Egypte, waarop de Assyrische koningen voornamelijk het oog hadden, en het innam, 1) waaraan zich vervolgens ene gedeeltelijke bemachtiging van het Ethiopisch-Egyptische rijk aansloot:

1) Uit de annalen van Sargon blijkt dat in hetzelfde jaar toen Asdod viel, de koning van Ethiopië zijn onderwerping aanbood. Wij hebben het er dus ook voor te houden, dat de profeet eerst drie jaren naakt en barrevoets liep, en toen de vernedering van Egypte door ASSYRIË heeft aangekondigd. Isaiah 20:3 wijst dit duidelijk aan.

Vers 1

1. In het jaar toen Tartan (= grote aanwas), een Assyrisch veldheer, dezelfde, die 8 jaren later in vereniging met Rabsaris en Rabsake voor Jeruzalem verscheen, om de stad tot overgave aan Sanherib op te eisen (2 Kings 18:17), naar Asdod, de stad der Filistijnen (Joshua 13:2 v.) kwam, ongeveer in het jaar 721 v. C. onmiddellijk na de inneming van Samaria en de wegvoering der tien stammen in de Assyrische ballingschap (2 Kings 17:4-2 Kings 17:6; 2 Kings 18:9-2 Kings 18:12), als hem Sargon, die op Salmanasser volgde, de koning van ASSYRIË met een leger van Samaria gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, die sterke vesting, die de sleutel was tot verovering van Egypte, waarop de Assyrische koningen voornamelijk het oog hadden, en het innam, 1) waaraan zich vervolgens ene gedeeltelijke bemachtiging van het Ethiopisch-Egyptische rijk aansloot:

1) Uit de annalen van Sargon blijkt dat in hetzelfde jaar toen Asdod viel, de koning van Ethiopië zijn onderwerping aanbood. Wij hebben het er dus ook voor te houden, dat de profeet eerst drie jaren naakt en barrevoets liep, en toen de vernedering van Egypte door ASSYRIË heeft aangekondigd. Isaiah 20:3 wijst dit duidelijk aan.

Vers 2

2. Ter zelver tijd, namelijk in het begin der belegering, die niet zonder bijzondere betekenis was voor de geschiedenis van het rijk van God, omdat Juda kon zien wat zijne verwachtingen van Egypte waren (2 Kings 18:21) toen sprak de HEERE door den dienst van Jesaja, den zoon van Amos, daar Hij door dezen ene openbaring wilde geven. Hij sprak, zeggende en deze openbaring aan ene zinnebeeldige handeling van de zijde van den profeet verbindende, voordat Hij ze vervolgens (Isaiah 20:3) onder bepaalde woorden bracht: Ga heen in uwe kamer en ontbind den zak 1) het grove linnen of haren overkleed, dat gij over het gewone kleed naar de wijze der profeten draagt (2 Kings 1:8) van uwe lenden, boven welke het met een gordel wordt vastgehouden, en doe uwe schoenen van uwe voeten, om ook deze te ontbloten. En hij deed alzo zonder nog te weten waarom, en te vragen waartoe, gaande naakt, alleen in het onderkleed (Exodus 12:34) en barrevoets, dus geheel er uitziende als een beroofde en beschimpte, als een bedelaar of een krijgsgevangene en dit wel drie jaren lang.

1) Hieruit blijkt dat Jesaja gelijk gekleed was als Elia vroeger, en Johannes de Doper later. Het grove overkleed, of de harige mantel werd gedragen, of over het blote lijf, of over de dusgenaamde tunica, het onderkleed. Bij Jesaja zal het geweest zijn over het onderkleed.

Vers 2

2. Ter zelver tijd, namelijk in het begin der belegering, die niet zonder bijzondere betekenis was voor de geschiedenis van het rijk van God, omdat Juda kon zien wat zijne verwachtingen van Egypte waren (2 Kings 18:21) toen sprak de HEERE door den dienst van Jesaja, den zoon van Amos, daar Hij door dezen ene openbaring wilde geven. Hij sprak, zeggende en deze openbaring aan ene zinnebeeldige handeling van de zijde van den profeet verbindende, voordat Hij ze vervolgens (Isaiah 20:3) onder bepaalde woorden bracht: Ga heen in uwe kamer en ontbind den zak 1) het grove linnen of haren overkleed, dat gij over het gewone kleed naar de wijze der profeten draagt (2 Kings 1:8) van uwe lenden, boven welke het met een gordel wordt vastgehouden, en doe uwe schoenen van uwe voeten, om ook deze te ontbloten. En hij deed alzo zonder nog te weten waarom, en te vragen waartoe, gaande naakt, alleen in het onderkleed (Exodus 12:34) en barrevoets, dus geheel er uitziende als een beroofde en beschimpte, als een bedelaar of een krijgsgevangene en dit wel drie jaren lang.

1) Hieruit blijkt dat Jesaja gelijk gekleed was als Elia vroeger, en Johannes de Doper later. Het grove overkleed, of de harige mantel werd gedragen, of over het blote lijf, of over de dusgenaamde tunica, het onderkleed. Bij Jesaja zal het geweest zijn over het onderkleed.

Vers 3

3. Toen, in het jaar 718, nadat de profeet zich zo lang lijden en spot had laten welgevallen, zei de HEERE door zijnen mond tot de mensen: Gelijk in `t algemeen Mijne profeten op Mijn bevel vele dingen moeten ondernemen, die ongerijmd en aanstotelijk voorkomen, maar steeds zinnebeelden van geestelijke waarheden zijn (Jeremiah 19:1, Ezekiel 5:1). Gelijk als mijn knecht Jesaja in gehoorzaamheid aan Mijn woord, naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en wonder, om de opmerkzaamheid en bewondering van het volk op te wekken, en wel in `t bijzonder over Egypte en over Morenland, welke beide landen nu onder een scepter verenigd zijn (1 Kings 3:1), en op welke de on-theocratische politiek aan het koninklijk hof haar vertrouwen stelt (2 Kings 18:16);

Vers 3

3. Toen, in het jaar 718, nadat de profeet zich zo lang lijden en spot had laten welgevallen, zei de HEERE door zijnen mond tot de mensen: Gelijk in `t algemeen Mijne profeten op Mijn bevel vele dingen moeten ondernemen, die ongerijmd en aanstotelijk voorkomen, maar steeds zinnebeelden van geestelijke waarheden zijn (Jeremiah 19:1, Ezekiel 5:1). Gelijk als mijn knecht Jesaja in gehoorzaamheid aan Mijn woord, naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, tot een teken en wonder, om de opmerkzaamheid en bewondering van het volk op te wekken, en wel in `t bijzonder over Egypte en over Morenland, welke beide landen nu onder een scepter verenigd zijn (1 Kings 3:1), en op welke de on-theocratische politiek aan het koninklijk hof haar vertrouwen stelt (2 Kings 18:16);

Vers 4

4. Alzo zal de koning, van ASSYRIË, waarschijnlijk in dit jaar 718 v r Christus nadat hij door zijnen veldheer Asdod had ingenomen (Isaiah 20:1), voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren die weggevoerd zullen worden uit Ethiopië, jongen en ouden, in dezelfde gedaante, als gij den profeet gezien hebt, naakt en barrevoets en met blote billen (2 Sam. 10:4), den Egyptenaren tot schaamte. Zo diep zal Egypte verenigd met Morenland, ondanks zijne macht, vernederd worden, tot ene heilzame lering voor degenen, die Juda een verbond met Egypte aanraden (zie Isaiah 22:15, Isaiah 30:1, Isaiah 31:1,

Onze kennis van de geschiedenis van dien tijd is nog te gebrekkig, om de vervulling van de profetie in bijzonderheden te kunnen aanwijzen. Toch blijkt uit Nehemiah 3:8-Nehemiah 3:10, en de ontcijfering der opschriften in de zalen van het paleis te Khorsabad (2 Kings 15:20) zoveel, dat Saron na de verovering van Asdod den veldtocht tegen Ethiopië en Egypte werkelijk volbracht heeft, de toenmalige residentie der Farao's No-Amon (Thebe in Opper-Egypte) veroverde en de gevangenen n uit Egypte n Ethiopië naar ASSYRIË deporteerde, gelijk hij ook in `t algemeen op alle zijne krijgstochten de verplaatsing der volkeren op grote schaal als een middel tot voortdurende onderwerping der landen aanwendde. Doch wanneer ook de ASSYRIËRS sedert de regering van Sargon naar de onderwerping van Egypte streefden en ook voor een tijd verkregen, konden zij haar echter niet op den duur handhaven.

Vers 4

4. Alzo zal de koning, van ASSYRIË, waarschijnlijk in dit jaar 718 v r Christus nadat hij door zijnen veldheer Asdod had ingenomen (Isaiah 20:1), voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren die weggevoerd zullen worden uit Ethiopië, jongen en ouden, in dezelfde gedaante, als gij den profeet gezien hebt, naakt en barrevoets en met blote billen (2 Sam. 10:4), den Egyptenaren tot schaamte. Zo diep zal Egypte verenigd met Morenland, ondanks zijne macht, vernederd worden, tot ene heilzame lering voor degenen, die Juda een verbond met Egypte aanraden (zie Isaiah 22:15, Isaiah 30:1, Isaiah 31:1,

Onze kennis van de geschiedenis van dien tijd is nog te gebrekkig, om de vervulling van de profetie in bijzonderheden te kunnen aanwijzen. Toch blijkt uit Nehemiah 3:8-Nehemiah 3:10, en de ontcijfering der opschriften in de zalen van het paleis te Khorsabad (2 Kings 15:20) zoveel, dat Saron na de verovering van Asdod den veldtocht tegen Ethiopië en Egypte werkelijk volbracht heeft, de toenmalige residentie der Farao's No-Amon (Thebe in Opper-Egypte) veroverde en de gevangenen n uit Egypte n Ethiopië naar ASSYRIË deporteerde, gelijk hij ook in `t algemeen op alle zijne krijgstochten de verplaatsing der volkeren op grote schaal als een middel tot voortdurende onderwerping der landen aanwendde. Doch wanneer ook de ASSYRIËRS sedert de regering van Sargon naar de onderwerping van Egypte streefden en ook voor een tijd verkregen, konden zij haar echter niet op den duur handhaven.

Vers 5

5. En zij, de Israëlieten, die het bondgenootschap met Egypte wilden, zullen verschrikken en beschaamd zijn over de Moren, op welke zij zagen om hulp, en van de Egyptenaars, hunnen roem, 1) die zij als goede bondgenoten beschouwden.

1) Juda zou hierdoor kunnen overtuigd worden van het schadelijke en schandelijke om niet op den Heere God, den Rotssteen des heils, Israël's bewaarder en beschermer te vertrouwen, maar op den gebroken rietstaf Egypte. Als het zien zou, dat als Sargon Asdod ingenomen hebbende en zich kerende tegen Egypte en Morenland, hij reeds terstond door dit land als leenheer werd erkend, hoe moest het dan niet van alle mensen, ook van het machtige Egypte leren afzien, om alleen op Jehova te vertrouwen!

Vers 5

5. En zij, de Israëlieten, die het bondgenootschap met Egypte wilden, zullen verschrikken en beschaamd zijn over de Moren, op welke zij zagen om hulp, en van de Egyptenaars, hunnen roem, 1) die zij als goede bondgenoten beschouwden.

1) Juda zou hierdoor kunnen overtuigd worden van het schadelijke en schandelijke om niet op den Heere God, den Rotssteen des heils, Israël's bewaarder en beschermer te vertrouwen, maar op den gebroken rietstaf Egypte. Als het zien zou, dat als Sargon Asdod ingenomen hebbende en zich kerende tegen Egypte en Morenland, hij reeds terstond door dit land als leenheer werd erkend, hoe moest het dan niet van alle mensen, ook van het machtige Egypte leren afzien, om alleen op Jehova te vertrouwen!

Vers 6

6. En de inwoners van dit eiland, van deze zeekust, Palestina (Zephaniah 2:5), zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het gegaan, dien, op welken wij zagen, Morenland en Egypte, werwaarts wij heenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van ASSYRIË; hoe zullen wij dan ontkomen, wanneer het dien groten machten zo kwalijk is gegaan?

Zo luide ook Jesaja vroeger tegen het verbond met ASSYRIË gepredikt heeft, heenwijzende naar den Koning op Zion, als het enig toevoorzicht, zo bepaald en verstaanbaar spreekt hij daarna, als het verdrag met den Assyriër eens gesloten is, tegen de overhelling van Hizkia en zijne raadslieden naar den ondertussen machtig geworden Egyptischen heerser. Hoe grijpt toch de mens van het ene wankelende riet naar het ander, wanneer zijne hand eens den staf heeft laten varen, dien `t geloof reikt, de wonderbare Gods kracht, die met den geest datgene bevat, wat de zinnen niet kennen en verstaan. De profeet, de onbestendigheid der Egyptische macht met helderen blik doorziende, wil zijn volk voor nieuwe gevaren, die uit bloot menselijke hulp ontstaan, ten nadrukkelijkste waarschuwen, en kiest daartoe de indrukwekkende taal der symbolische veraanschouwelijking. Aan zijn eigen lichaam stelt hij de naakte blootheid der Faranische heerlijkheid ten toon, en, midden in den volkshoop wandelend, wordt hij ten teken en ter voorspelling van de niet lang meer uitblijvende vernedering van den Egyptischen trots door de macht der ASSYRIËRS. Zo schuwt hij, die op des Heren last spreekt, het niet, tot heilzame onderrichting des volks, bloot en naakt daarheen te gaan, en Jesaja is nog over meer dan drie jaren tot in de verste tijden tot een schitterend voorbeeld geworden. Zelfverloochening en afzien van alle uiterlijke sieraad en glans moet de wet van den leraar Gods zijn; in den eenvoudigsten glans der waarheid moet zijn woord uitgaan, en indien het den heiligsten plicht zijne beroeps geldt, moet hij zich over de naaktheid van den lichamelijken mens niet schamen. Maar schamen zullen zich die, welke naar des profeten woord van onbetrouwbaarheid van aardse macht niet willen horen, en nu, door ervaring geleerd, hun hoop op den Egyptenaar vernietigd zien.

Vers 6

6. En de inwoners van dit eiland, van deze zeekust, Palestina (Zephaniah 2:5), zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het gegaan, dien, op welken wij zagen, Morenland en Egypte, werwaarts wij heenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van ASSYRIË; hoe zullen wij dan ontkomen, wanneer het dien groten machten zo kwalijk is gegaan?

Zo luide ook Jesaja vroeger tegen het verbond met ASSYRIË gepredikt heeft, heenwijzende naar den Koning op Zion, als het enig toevoorzicht, zo bepaald en verstaanbaar spreekt hij daarna, als het verdrag met den Assyriër eens gesloten is, tegen de overhelling van Hizkia en zijne raadslieden naar den ondertussen machtig geworden Egyptischen heerser. Hoe grijpt toch de mens van het ene wankelende riet naar het ander, wanneer zijne hand eens den staf heeft laten varen, dien `t geloof reikt, de wonderbare Gods kracht, die met den geest datgene bevat, wat de zinnen niet kennen en verstaan. De profeet, de onbestendigheid der Egyptische macht met helderen blik doorziende, wil zijn volk voor nieuwe gevaren, die uit bloot menselijke hulp ontstaan, ten nadrukkelijkste waarschuwen, en kiest daartoe de indrukwekkende taal der symbolische veraanschouwelijking. Aan zijn eigen lichaam stelt hij de naakte blootheid der Faranische heerlijkheid ten toon, en, midden in den volkshoop wandelend, wordt hij ten teken en ter voorspelling van de niet lang meer uitblijvende vernedering van den Egyptischen trots door de macht der ASSYRIËRS. Zo schuwt hij, die op des Heren last spreekt, het niet, tot heilzame onderrichting des volks, bloot en naakt daarheen te gaan, en Jesaja is nog over meer dan drie jaren tot in de verste tijden tot een schitterend voorbeeld geworden. Zelfverloochening en afzien van alle uiterlijke sieraad en glans moet de wet van den leraar Gods zijn; in den eenvoudigsten glans der waarheid moet zijn woord uitgaan, en indien het den heiligsten plicht zijne beroeps geldt, moet hij zich over de naaktheid van den lichamelijken mens niet schamen. Maar schamen zullen zich die, welke naar des profeten woord van onbetrouwbaarheid van aardse macht niet willen horen, en nu, door ervaring geleerd, hun hoop op den Egyptenaar vernietigd zien.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 20". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-20.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile