Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Jesaja 31

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 31

Isaiah 31:1.

NIETIGHEID DER EGYPTISCHE HULP, GODDELIJKE OVERWINNING OP DE ASSYRIËRS.

IV. Isaiah 31:1-Isaiah 31:9. De profeet komt weer op het verbond met Egypte terug, hetwelk door zijn waarschuwen niet kon verhinderd worden, maar in tegendeel in vollen gang is. Wat hij in het voor ons liggende Hoofdstuk schrijft is naar `t uiterlijk voorkomen met den inhoud van het vorige Hoofdstuk zeer gelijksoortig. Terwijl hij steeds de zaak opnieuw behandelt, verkrijgt hij steeds weer nieuwe gezichtspunten. Heeft hij in Isaiah 30:1-Isaiah 30:5 aangetoond, want het einde is van het vertrouwen, dat men op schepselen, met terzijdestelling des Heren stelt, dat het te schande wordt, zo stelt hij in Isaiah 31:1-Isaiah 31:2 voor, wat het gevolg is, wanneer de Heere wordt voorbijgezien: Hij weet te maken dat alles wat men onderneemt, mislukt, dat niets dan onheil volgt, en alles nauwkeurig geschiedt, zo als hij het te voren heeft gezegd. Had dan verder de afdeling, die van Isaiah 30:6, volgt, het ongerijmde van het vertrouwen op schepselen tot voorwerp der verdere verhandeling, zo wordt in Isaiah 31:4-Isaiah 31:9 de gedachte nader uiteengezet, hoe de Heere Zich zelven, ja Zich alleen en zonder alle tussenkomst van schepselen de hulp heeft voorbehouden, welke die van Juda bij Egypte zoeken, en deze hulp zal ene evenzo majestueus-heerlijke als nadrukkelijk-krachtige zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 31

Isaiah 31:1.

NIETIGHEID DER EGYPTISCHE HULP, GODDELIJKE OVERWINNING OP DE ASSYRIËRS.

IV. Isaiah 31:1-Isaiah 31:9. De profeet komt weer op het verbond met Egypte terug, hetwelk door zijn waarschuwen niet kon verhinderd worden, maar in tegendeel in vollen gang is. Wat hij in het voor ons liggende Hoofdstuk schrijft is naar `t uiterlijk voorkomen met den inhoud van het vorige Hoofdstuk zeer gelijksoortig. Terwijl hij steeds de zaak opnieuw behandelt, verkrijgt hij steeds weer nieuwe gezichtspunten. Heeft hij in Isaiah 30:1-Isaiah 30:5 aangetoond, want het einde is van het vertrouwen, dat men op schepselen, met terzijdestelling des Heren stelt, dat het te schande wordt, zo stelt hij in Isaiah 31:1-Isaiah 31:2 voor, wat het gevolg is, wanneer de Heere wordt voorbijgezien: Hij weet te maken dat alles wat men onderneemt, mislukt, dat niets dan onheil volgt, en alles nauwkeurig geschiedt, zo als hij het te voren heeft gezegd. Had dan verder de afdeling, die van Isaiah 30:6, volgt, het ongerijmde van het vertrouwen op schepselen tot voorwerp der verdere verhandeling, zo wordt in Isaiah 31:4-Isaiah 31:9 de gedachte nader uiteengezet, hoe de Heere Zich zelven, ja Zich alleen en zonder alle tussenkomst van schepselen de hulp heeft voorbehouden, welke die van Juda bij Egypte zoeken, en deze hulp zal ene evenzo majestueus-heerlijke als nadrukkelijk-krachtige zijn.

Vers 1

1. Wee degenen, die in Egypte om hulp aftrekken, 1) en steunen a) op paarden, die zij van daar zullen verkrijgen, en vertrouwen op strijdwagens, omdat er vele zijn, en op ruiters (Exodus 14:7), omdat die zeer machtig zijn, en zien niet, gelijk zij toch moesten doen, en zo dikwijls vermaand en geboden zijn te doen, op den Heilige Israël's, en zoeken den HEERE niet, die toch wel in staat was hen zonder alle menselijke middelen te helpen.

a) Psalms 20:8. Jeremiah 17:5.

1) De zonde hier bestraft, is het afgodisch vleien, aan de Egyptenaren bewezen, alsof men dan eerst gelukkig zou zijn, indien men deze tot zijn vrienden en bondgenoten had. Een volk, hetwelk zelf in afgoderij als verdronken lag, een land bewonende, hetwelk de moeder en zoogster mocht heten van de snoodste bijgelovigheden en duivelsdiensten: en bij dit tolk troost en hulp te zoeken, was zo veel als te erkennen, dat het meer invloed op den hemel moest hebben, dan enig Jood ooit verwachten kon, tenzij hij meende, dat het lot in des mensen hand stond, en deze zelfs als tegen den hemel kon strijden.

Nog weer spreekt en profeteert de Profeet tegen het hulp zoeken bij Egypte. Hij weet dat dit met den vloek Gods moet worden getroffen, dewijl Juda daardoor zijn eigenaardige positie in het midden der wereld als theocratisch volk liet varen.

Vers 1

1. Wee degenen, die in Egypte om hulp aftrekken, 1) en steunen a) op paarden, die zij van daar zullen verkrijgen, en vertrouwen op strijdwagens, omdat er vele zijn, en op ruiters (Exodus 14:7), omdat die zeer machtig zijn, en zien niet, gelijk zij toch moesten doen, en zo dikwijls vermaand en geboden zijn te doen, op den Heilige Israël's, en zoeken den HEERE niet, die toch wel in staat was hen zonder alle menselijke middelen te helpen.

a) Psalms 20:8. Jeremiah 17:5.

1) De zonde hier bestraft, is het afgodisch vleien, aan de Egyptenaren bewezen, alsof men dan eerst gelukkig zou zijn, indien men deze tot zijn vrienden en bondgenoten had. Een volk, hetwelk zelf in afgoderij als verdronken lag, een land bewonende, hetwelk de moeder en zoogster mocht heten van de snoodste bijgelovigheden en duivelsdiensten: en bij dit tolk troost en hulp te zoeken, was zo veel als te erkennen, dat het meer invloed op den hemel moest hebben, dan enig Jood ooit verwachten kon, tenzij hij meende, dat het lot in des mensen hand stond, en deze zelfs als tegen den hemel kon strijden.

Nog weer spreekt en profeteert de Profeet tegen het hulp zoeken bij Egypte. Hij weet dat dit met den vloek Gods moet worden getroffen, dewijl Juda daardoor zijn eigenaardige positie in het midden der wereld als theocratisch volk liet varen.

Vers 2

2. Gij Israëlieten meent, dat gij alzo wijselijk handelt. Nochtans is Hij, die alles bestuurt, ook wijs, 1) en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijne woorden niet terug, die Hij door Zijne profeten heeft laten spreken; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, tegen het huis van Jakob, dat tot een huis van booswichten is geworden (Isaiah 1:4), en tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken, zodat die bijstand, van Egypte verwacht, geheel zal verijdeld worden.

1) Dit is heilig-ironisch gezegd. Juda's vorsten meenden wijs te zijn, door naar Egypte om hulp te vragen, maar de Heere God is wijs in geheel enigen zin, en zo wijs dat Hij niet alleen Zijn vloek uitspreekt over zulk een handeling, maar ook dien vloek niet terug neemt. De Wijsheid Gods blijkt enkel Wijsheid te zijn, de wijsheid des mensen enkel dwaasheid.

Vers 2

2. Gij Israëlieten meent, dat gij alzo wijselijk handelt. Nochtans is Hij, die alles bestuurt, ook wijs, 1) en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijne woorden niet terug, die Hij door Zijne profeten heeft laten spreken; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, tegen het huis van Jakob, dat tot een huis van booswichten is geworden (Isaiah 1:4), en tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken, zodat die bijstand, van Egypte verwacht, geheel zal verijdeld worden.

1) Dit is heilig-ironisch gezegd. Juda's vorsten meenden wijs te zijn, door naar Egypte om hulp te vragen, maar de Heere God is wijs in geheel enigen zin, en zo wijs dat Hij niet alleen Zijn vloek uitspreekt over zulk een handeling, maar ook dien vloek niet terug neemt. De Wijsheid Gods blijkt enkel Wijsheid te zijn, de wijsheid des mensen enkel dwaasheid.

Vers 3

3. Want de Egyptenaars zijn mensen en geen God, zij zijn zwakke stervelingen, en dus onmachtig om u te beschermen tegenover of zonder den Heere, en hun paarden zijn vlees en geen geest 1) in sterkte en vaardigheid, hoe zou men dan, daarop zijn vertrouwen mogen stellen; en de HEERE zal Zijne hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt zal neervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen, zowel Juda als Egypte.

1) "Geen geest" d. i. in kracht niet te vergelijken bij geesten of engelen, die onsterfelijk en onzichtbaar zijn voor vleselijke ogen en van welke n meer kan uitrichten dan vele tienduizenden mensen of paarden. Hoe vele duizenden heeft n Engel haastig geveld in het leger van Assyrië (Isaiah 37:36)? En hoe groot ene menigte heeft de engel des verderfs in n ogenblik van kant gemaakt in Egypte (Exodus 12:29, Exodus 12:30).

Juda's groten vertrouwen op Egyptes paarden en wagens, maar de Profeet wijst hen er op, dat zij geen geest zijn maar vlees, d. w. z. dat het slechts stoffelijke middelen zijn, nietige hulpmiddelen, die door des ASSYRIËRS heir eer getroffen en verslagen zullen worden.

Zal Juda geholpen worden dan moet het geestelijke d. i. Goddelijke hulp hebben, de hulp van Hem, die op allerlei wijze voor Zijn volk in de bres kan treden, niet met vleselijke maar met geestelijke d. i. met geheel enige goddelijke wapenen.

En zoals het vervolg van dit vers aanduidt, wat baat alle vleselijke hulp, indien toch de Heere God maar even Zijn hand uitstrekt dan vallen helpers en geholpenen.

Vers 3

3. Want de Egyptenaars zijn mensen en geen God, zij zijn zwakke stervelingen, en dus onmachtig om u te beschermen tegenover of zonder den Heere, en hun paarden zijn vlees en geen geest 1) in sterkte en vaardigheid, hoe zou men dan, daarop zijn vertrouwen mogen stellen; en de HEERE zal Zijne hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt zal neervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen, zowel Juda als Egypte.

1) "Geen geest" d. i. in kracht niet te vergelijken bij geesten of engelen, die onsterfelijk en onzichtbaar zijn voor vleselijke ogen en van welke n meer kan uitrichten dan vele tienduizenden mensen of paarden. Hoe vele duizenden heeft n Engel haastig geveld in het leger van Assyrië (Isaiah 37:36)? En hoe groot ene menigte heeft de engel des verderfs in n ogenblik van kant gemaakt in Egypte (Exodus 12:29, Exodus 12:30).

Juda's groten vertrouwen op Egyptes paarden en wagens, maar de Profeet wijst hen er op, dat zij geen geest zijn maar vlees, d. w. z. dat het slechts stoffelijke middelen zijn, nietige hulpmiddelen, die door des ASSYRIËRS heir eer getroffen en verslagen zullen worden.

Zal Juda geholpen worden dan moet het geestelijke d. i. Goddelijke hulp hebben, de hulp van Hem, die op allerlei wijze voor Zijn volk in de bres kan treden, niet met vleselijke maar met geestelijke d. i. met geheel enige goddelijke wapenen.

En zoals het vervolg van dit vers aanduidt, wat baat alle vleselijke hulp, indien toch de Heere God maar even Zijn hand uitstrekt dan vallen helpers en geholpenen.

Vers 4

4. Dat het alzo zal geschieden, weet ik zeker, want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw en een jonge leeuw of leeuwin over zijnen door brult, wanneer schoon ene volle menigte der herders samengeroepen wordt tegen hem, om hen den door te ontnemen, verschrikt hij toch voor hun stem niet, en vernedert zich niet van wege hun veelheid; 1) alzo zal de HEERE der heirscharen zonder zich enigszins te bekommeren om Egypte, of om het geschreeuw naar Egypte's hulp, nederdalen om te strijden voor den berg Zions en voor haren heuvel, om dien tegen de aanrukkende ASSYRIËRS te verdedigden, want de berg, Zion is Zijn door, Zijn erfdeel.

1) In het Hebreeën mehamonah lo jaä . De Staten-Overzetters vertalen door: en vernedert zich niet van wege hun veelheid. Beter is: en verschrikt niet van wege hun alarm. Want wel kan het eerste woord betekenen, veelheid, maar de eerste betekenis is, geraas, alarm. Een leeuw of leeuwin, die op buit loert, tracht men te verjagen door alarm te maken, maar hij verschrikt er niet van, hij gaat er niet door op den loop. Alzo, zegt de Profeet zullen Juda's goddeloze verbondsbrekers en Egypte's helpers den Heere niet ontkomen, als Hij nederdaalt om te strijden voor stad en tempel. Eerst zullen deze omkomen, en dan zal de Heere zich een verlosser van Zijn volk betonen.

Jeruzalem zal verlost worden, maar de on-theokratische hofpartij zal beschaamd uitkomen.

Vers 4

4. Dat het alzo zal geschieden, weet ik zeker, want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw en een jonge leeuw of leeuwin over zijnen door brult, wanneer schoon ene volle menigte der herders samengeroepen wordt tegen hem, om hen den door te ontnemen, verschrikt hij toch voor hun stem niet, en vernedert zich niet van wege hun veelheid; 1) alzo zal de HEERE der heirscharen zonder zich enigszins te bekommeren om Egypte, of om het geschreeuw naar Egypte's hulp, nederdalen om te strijden voor den berg Zions en voor haren heuvel, om dien tegen de aanrukkende ASSYRIËRS te verdedigden, want de berg, Zion is Zijn door, Zijn erfdeel.

1) In het Hebreeën mehamonah lo jaä . De Staten-Overzetters vertalen door: en vernedert zich niet van wege hun veelheid. Beter is: en verschrikt niet van wege hun alarm. Want wel kan het eerste woord betekenen, veelheid, maar de eerste betekenis is, geraas, alarm. Een leeuw of leeuwin, die op buit loert, tracht men te verjagen door alarm te maken, maar hij verschrikt er niet van, hij gaat er niet door op den loop. Alzo, zegt de Profeet zullen Juda's goddeloze verbondsbrekers en Egypte's helpers den Heere niet ontkomen, als Hij nederdaalt om te strijden voor stad en tempel. Eerst zullen deze omkomen, en dan zal de Heere zich een verlosser van Zijn volk betonen.

Jeruzalem zal verlost worden, maar de on-theokratische hofpartij zal beschaamd uitkomen.

Vers 5

5. a) Gelijk vliegende vogelen hun jongen beschermen, alzo zal de HEERE der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen. doorgaande om de vijanden te vernielen, zal Hij haar ook uithelpen (vgl. Isaiah 37:1.)

a) Deuteronomy 32:11.

Hoe effectvol is de tegenstelling der beide gelijkenissen, onder welke de profeet de bescherming des Heren als ene betrouwbare voorstelt! Eerst de sterke leeuw, het beeld van een onverschrokken krijgsheld; vervolgens de vreesachtige vogel, een beeld der tederste bewaring: zo sterk, moedig en onverschrokken (Isaiah 31:4), zo teder, zo moederlijk zorgend, zich zelve voor haar stellende ter bescherming. (Isaiah 31:5).

Gelijk een leeuw zal de Heere komen strijden voor Zion, en hij zal ze, de Assyriërs, zo gemakkelijk, vernielen als een leeuw een lam verscheurt. Zeker, zij die zulk een Beschermer hebben, behoeven niet om hulp naar Egypte te geen. De leeuw uit Juda's stam zal verschijnen tot verdediging Zijner kerk. God zal aan Jeruzalems vrienden Zich openbaren met de tederheid van een vogel over zijne jongen. God was gereed Jeruzalem te vergaderen, gelijk ene hen hare kiekens vergadert onder hare vleugelen (Matthew 23:37); maar zij die op de Egyptenaren vertrouwden, wilden niet. Gelijk vogelen vliegende naar hun nesten, wanneer zij die zien aangevallen en die de vleugelen uitspreiden over hun jongen, om die te beschermen, met zulk ene liefde en trouw zal de Heere Jeruzalem beschermen.

Vers 5

5. a) Gelijk vliegende vogelen hun jongen beschermen, alzo zal de HEERE der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen. doorgaande om de vijanden te vernielen, zal Hij haar ook uithelpen (vgl. Isaiah 37:1.)

a) Deuteronomy 32:11.

Hoe effectvol is de tegenstelling der beide gelijkenissen, onder welke de profeet de bescherming des Heren als ene betrouwbare voorstelt! Eerst de sterke leeuw, het beeld van een onverschrokken krijgsheld; vervolgens de vreesachtige vogel, een beeld der tederste bewaring: zo sterk, moedig en onverschrokken (Isaiah 31:4), zo teder, zo moederlijk zorgend, zich zelve voor haar stellende ter bescherming. (Isaiah 31:5).

Gelijk een leeuw zal de Heere komen strijden voor Zion, en hij zal ze, de Assyriërs, zo gemakkelijk, vernielen als een leeuw een lam verscheurt. Zeker, zij die zulk een Beschermer hebben, behoeven niet om hulp naar Egypte te geen. De leeuw uit Juda's stam zal verschijnen tot verdediging Zijner kerk. God zal aan Jeruzalems vrienden Zich openbaren met de tederheid van een vogel over zijne jongen. God was gereed Jeruzalem te vergaderen, gelijk ene hen hare kiekens vergadert onder hare vleugelen (Matthew 23:37); maar zij die op de Egyptenaren vertrouwden, wilden niet. Gelijk vogelen vliegende naar hun nesten, wanneer zij die zien aangevallen en die de vleugelen uitspreiden over hun jongen, om die te beschermen, met zulk ene liefde en trouw zal de Heere Jeruzalem beschermen.

Vers 6

6. Bekeert u dan tot Hem uit eerbied voor dezen sterken leeuw en uit wederliefde tot dezen trouwen vogel, van welken de kinderen Israël's diep afgeweken zijn, opdat gij u ene grote beschaming bewaart, en nu den Heere de ere aandoet, die Zijnen naam toekomt.

Vers 6

6. Bekeert u dan tot Hem uit eerbied voor dezen sterken leeuw en uit wederliefde tot dezen trouwen vogel, van welken de kinderen Israël's diep afgeweken zijn, opdat gij u ene grote beschaming bewaart, en nu den Heere de ere aandoet, die Zijnen naam toekomt.

Vers 7

7. Want te dien dage, wanneer het uur der vergelding komt, zullen zij verwerpen een ieder zijne zilveren afgoden en zijne gouden afgoden, welke u uwe handen tot zonde gemaakt hadden; omdat gij bemerkt hebt, dat zij u niet baten, zullen zij tot een zwaren onverdragelijken last worden (Isaiah 2:20; Isaiah 27:9; Isaiah 30:22

Vers 7

7. Want te dien dage, wanneer het uur der vergelding komt, zullen zij verwerpen een ieder zijne zilveren afgoden en zijne gouden afgoden, welke u uwe handen tot zonde gemaakt hadden; omdat gij bemerkt hebt, dat zij u niet baten, zullen zij tot een zwaren onverdragelijken last worden (Isaiah 2:20; Isaiah 27:9; Isaiah 30:22

Vers 8

8. En Assur zal vallen door het zwaard, niet eens mans, en het zwaard niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor het zwaard vlieden (Isaiah 37:36), en zijne jongelingen zullen versmelten 2), zullen verslagen worden.

1) Het woord lamas, hier gebruikt, wordt door sommigen (Luther, Umbreit) met Hieronymus in de Vulgata vertaald: "zijne jongelingen zullen schatplichtig zijn, " omdat mas meest zo gebruikt is (Genesis 49:15. Deuteronomy 20:11. Joshua 16:10; Joshua 17:13. Klaagt 1:1 1). Om deze vertaling goed te maken zeggen enigen, dat een deel der ASSYRIËRS nagejaagd en gegrepen zijde, tot gevangenen zijn gemaakt. Liever vertalen wij: "zijne jongelingen zullen versmelten, " deze toch is de eigenlijke betekenis van het wortelwoord, en de bedoeling van een ander daarvan afgeleid woord. (Psalms 48:6). Dus is de zin, "hun menigte zal versmelten" (Joshua 2:11; Joshua 5:1; Joshua 7:5 en zij zullen bezwijken van vrees (Isaiah 10:18).

Vers 8

8. En Assur zal vallen door het zwaard, niet eens mans, en het zwaard niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor het zwaard vlieden (Isaiah 37:36), en zijne jongelingen zullen versmelten 2), zullen verslagen worden.

1) Het woord lamas, hier gebruikt, wordt door sommigen (Luther, Umbreit) met Hieronymus in de Vulgata vertaald: "zijne jongelingen zullen schatplichtig zijn, " omdat mas meest zo gebruikt is (Genesis 49:15. Deuteronomy 20:11. Joshua 16:10; Joshua 17:13. Klaagt 1:1 1). Om deze vertaling goed te maken zeggen enigen, dat een deel der ASSYRIËRS nagejaagd en gegrepen zijde, tot gevangenen zijn gemaakt. Liever vertalen wij: "zijne jongelingen zullen versmelten, " deze toch is de eigenlijke betekenis van het wortelwoord, en de bedoeling van een ander daarvan afgeleid woord. (Psalms 48:6). Dus is de zin, "hun menigte zal versmelten" (Joshua 2:11; Joshua 5:1; Joshua 7:5 en zij zullen bezwijken van vrees (Isaiah 10:18).

Vers 9

9. En a) hij, de koning Sanherib, zal van vreze doorgaan naar zijnen rotssteen 1) naar de vestingen van zijn land, en zijne vorsten zullen in hun blinde vrees reeds voor de banier 2), voor een standaard verschrikken (Isaiah 37:37), spreekt de HEERE, die te Zion vuur, een altijd brandend vuur of het brandofferaltaar, en te Jeruzalem enen oven, ene haardstede heeft, en daar dus de eigenlijke huisheer is.

a) 2 Kings 19:36, 2 Kings 19:37.

1) Sanherib zou in alle haast van Jeruzalem vlieden naar zijne sterke stad Ninev (Isaiah 37:36). Men kan echter de woorden volgens den grondtekst even goed overzetten: zijn rotssteen d. i. zijne sterkte, de kamprechter van zijn leger, waarop hij zich verliet, zal doorgaan, haastig vlieden van Jeruzalem met vreze, opdat het zwaard van den Engel des verderfs hem niet achterhale.

Terecht merkt Poole aan, dat men evengoed kan vertalen en o. i. is het beter: Zijn rotssteen, van wege de vrees zal hij doorgaan. Dit is de letterlijke vertaling. Met rotssteen is dan Sanherib zelf bedoeld. Hij is de machtige beschermer van Assyrië, maar gelijk het machtige leger zal vallen door de krachtige hand Gods, zo zal ook zijn koning vluchten en er van doorgaan uit vreze.

2) Volgens de verklaring van Mariana en Diodati is dit, indien zij slechts van verre ene banier zagen, zouden zij menen de ganse Joodse natie op den hals te hebben en beven op de ingebeelde nadering van hun zegevierende vijanden. Maar Gataker meent, dat de profeet het oog heeft op Gods standaard of banier, welke als `t ware opgestoken werd tot een teken voor Zijn onzichtbaar heirleger, om aan te vallen op de ASSYRIËRS.

Door wonderbaar ingrijpen zal de Heere Zich betonen de huisheer te Jeruzalem te zijn; dit is ene versterking van Isaiah 31:4, Isaiah 31:5. Hij had toch Zijn volk kunnen beschermen zonder juist zulk ene ontzettende nederlaag den vijand toe te schikken.

Want Hij is de God, die een vuur heeft in Zion en een woning te Jeruzalem heeft, d. i. die Zelf deze woning als een geheiligde woning voor Zich heeft uitgekozen en er Zich door geen aardse macht van zal laten ontzetten, zolang Hij er heeft, die Zijne altaren beroken, Zijnen tempel bewaren.

Vers 9

9. En a) hij, de koning Sanherib, zal van vreze doorgaan naar zijnen rotssteen 1) naar de vestingen van zijn land, en zijne vorsten zullen in hun blinde vrees reeds voor de banier 2), voor een standaard verschrikken (Isaiah 37:37), spreekt de HEERE, die te Zion vuur, een altijd brandend vuur of het brandofferaltaar, en te Jeruzalem enen oven, ene haardstede heeft, en daar dus de eigenlijke huisheer is.

a) 2 Kings 19:36, 2 Kings 19:37.

1) Sanherib zou in alle haast van Jeruzalem vlieden naar zijne sterke stad Ninev (Isaiah 37:36). Men kan echter de woorden volgens den grondtekst even goed overzetten: zijn rotssteen d. i. zijne sterkte, de kamprechter van zijn leger, waarop hij zich verliet, zal doorgaan, haastig vlieden van Jeruzalem met vreze, opdat het zwaard van den Engel des verderfs hem niet achterhale.

Terecht merkt Poole aan, dat men evengoed kan vertalen en o. i. is het beter: Zijn rotssteen, van wege de vrees zal hij doorgaan. Dit is de letterlijke vertaling. Met rotssteen is dan Sanherib zelf bedoeld. Hij is de machtige beschermer van Assyrië, maar gelijk het machtige leger zal vallen door de krachtige hand Gods, zo zal ook zijn koning vluchten en er van doorgaan uit vreze.

2) Volgens de verklaring van Mariana en Diodati is dit, indien zij slechts van verre ene banier zagen, zouden zij menen de ganse Joodse natie op den hals te hebben en beven op de ingebeelde nadering van hun zegevierende vijanden. Maar Gataker meent, dat de profeet het oog heeft op Gods standaard of banier, welke als `t ware opgestoken werd tot een teken voor Zijn onzichtbaar heirleger, om aan te vallen op de ASSYRIËRS.

Door wonderbaar ingrijpen zal de Heere Zich betonen de huisheer te Jeruzalem te zijn; dit is ene versterking van Isaiah 31:4, Isaiah 31:5. Hij had toch Zijn volk kunnen beschermen zonder juist zulk ene ontzettende nederlaag den vijand toe te schikken.

Want Hij is de God, die een vuur heeft in Zion en een woning te Jeruzalem heeft, d. i. die Zelf deze woning als een geheiligde woning voor Zich heeft uitgekozen en er Zich door geen aardse macht van zal laten ontzetten, zolang Hij er heeft, die Zijne altaren beroken, Zijnen tempel bewaren.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 31". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-31.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile