Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 37

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 37

Isaiah 37:1.

SANHERIBS MACHT WORDT OP HIZKIA'S GEBED GESLAGEN.

II. Isaiah 37:1-Isaiah 37:38. Toen Hizkia de boodschap ontvangen had van `t geen Rabsake had gesproken, verootmoedigde hij zich op het diepst voor den Heere. Hij zoekt door afgezanten troost en opbeuring bij den profeet Jesaja en begeert zijne voorbede bij den Heere. Hij ontvangt ook ene voorlopige toezegging van goddelijke hulp, eerst stijgt echter de nood nog hoger als koning Sanherib door enen aan Hizkia gezonden brief nog sterker de overgave van Jeruzalem eist, en ook reeds met zijne legerscharen de stad nader komt. Nu gaat Hizkia ten tweede male tot den tempel, spreekt daar een zeer krachtig gebed uit tot den Heere, zijnen God, en ontvangt ook zeer spoedig een antwoord des Heren uit den mond van den profeet. In den daarop volgenden nacht komen 185. 000 man van Sanherib's leger om; ten spoedigste verlaat hij het land en hij vindt later zijnen dood door twee zijner zonen. Nu zijn al die heerlijke voorzeggingen van Jesaja, van welke wij er nog vele ten opzichte van deze catastrofe gehoord hebben, op het heerlijkst vervuld (vgl. 2 Kings 19:1-2 Kings 19:37. 2 Chronicles 32:17-2 Chronicles 32:23

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 37

Isaiah 37:1.

SANHERIBS MACHT WORDT OP HIZKIA'S GEBED GESLAGEN.

II. Isaiah 37:1-Isaiah 37:38. Toen Hizkia de boodschap ontvangen had van `t geen Rabsake had gesproken, verootmoedigde hij zich op het diepst voor den Heere. Hij zoekt door afgezanten troost en opbeuring bij den profeet Jesaja en begeert zijne voorbede bij den Heere. Hij ontvangt ook ene voorlopige toezegging van goddelijke hulp, eerst stijgt echter de nood nog hoger als koning Sanherib door enen aan Hizkia gezonden brief nog sterker de overgave van Jeruzalem eist, en ook reeds met zijne legerscharen de stad nader komt. Nu gaat Hizkia ten tweede male tot den tempel, spreekt daar een zeer krachtig gebed uit tot den Heere, zijnen God, en ontvangt ook zeer spoedig een antwoord des Heren uit den mond van den profeet. In den daarop volgenden nacht komen 185. 000 man van Sanherib's leger om; ten spoedigste verlaat hij het land en hij vindt later zijnen dood door twee zijner zonen. Nu zijn al die heerlijke voorzeggingen van Jesaja, van welke wij er nog vele ten opzichte van deze catastrofe gehoord hebben, op het heerlijkst vervuld (vgl. 2 Kings 19:1-2 Kings 19:37. 2 Chronicles 32:17-2 Chronicles 32:23

Vers 1

1. En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde (Isaiah 36:22) hij zijne klederen en bedekte zich met enen zak, een treurgewaad van grove stof (1 Kings 21:27), en ging in het huis des HEEREN.

Vers 1

1. En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde (Isaiah 36:22) hij zijne klederen en bedekte zich met enen zak, een treurgewaad van grove stof (1 Kings 21:27), en ging in het huis des HEEREN.

Vers 2

2. Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester den huismeester en Sebna, den schrijver, den kanselier en de oudsten, de voornaamsten der priesters, eveneens met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amos;

Vers 2

2. Daarna zond hij Eljakim, den hofmeester den huismeester en Sebna, den schrijver, den kanselier en de oudsten, de voornaamsten der priesters, eveneens met zakken bedekt, tot Jesaja, den profeet, den zoon van Amos;

Vers 3

3. En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid voor ons en der schelding, en der lastering van den Heere, want de kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is gene kracht om te baren 1) (1 Kings 19:3).

1) Hizkia belijdt hier zijn volstrekt reddelozen toestand door zich zelven. Hij vergelijkt zijn toestand bij het beeld, dat een kind, hetwelk geboren zal worden, niet tot de geboorte kan komen, en alzo moeder en kind in levensgevaar brengt, tenzij er iets bijzonders gebeure.

Welnu, zo wil hij zeggen: Mijn volk en ik zijn in groot gevaar van om te komen, en zo God Almachtig niet op bijzondere wijze tusschen treedt, zijn wij reddeloos verloren. Daarom zendt hij zijne dienaren tot den Profeet des Heren.

Vers 3

3. En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid voor ons en der schelding, en der lastering van den Heere, want de kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is gene kracht om te baren 1) (1 Kings 19:3).

1) Hizkia belijdt hier zijn volstrekt reddelozen toestand door zich zelven. Hij vergelijkt zijn toestand bij het beeld, dat een kind, hetwelk geboren zal worden, niet tot de geboorte kan komen, en alzo moeder en kind in levensgevaar brengt, tenzij er iets bijzonders gebeure.

Welnu, zo wil hij zeggen: Mijn volk en ik zijn in groot gevaar van om te komen, en zo God Almachtig niet op bijzondere wijze tusschen treedt, zijn wij reddeloos verloren. Daarom zendt hij zijne dienaren tot den Profeet des Heren.

Vers 4

4. Misschien zal de HEERE, uw God, dien gij zo getrouw dient, en die misschien u schenken zal, wat Hij ons beloofd heeft, horen de woorden van Rabsake, dewelke zijn heer, de koning van Assyrië, gezonden heeft om den levenden God te honen, daar Hij hem met dode afgoden gelijk stelde (Isaiah 36:20), en te schelden met woorden, die de HEERE uw God, gehoord heeft van wege de lasterlijke en vermetele reden; hef dan een gebed op voor het overblijfsel van het volk Gods, dat gevonden wordt, 1) nadat het ene deed in het rijk van Efraïm reeds den ondergang heeft gevonden. 1) In zijn groten nood wendt Hizkia zich tot den Profeet des Heren, opdat deze den Heere God om uitkomst zou smeken. Hizkia verkeert in groten nood maar ook in duisterheid der ziele, dewijl hij niet zegt onze God, maar uw God. Eerst dan als de Heere hem door Jesaja laat zeggen, wat we lezen in Isaiah 37:6, Isaiah 37:7, keert ook het geloofsvertrouwen in sterkeren zin weer terug, zodat hij straks zelf tot den Heere de toevlucht neemt. (Isaiah 37:16-Isaiah 37:20).

Vers 4

4. Misschien zal de HEERE, uw God, dien gij zo getrouw dient, en die misschien u schenken zal, wat Hij ons beloofd heeft, horen de woorden van Rabsake, dewelke zijn heer, de koning van Assyrië, gezonden heeft om den levenden God te honen, daar Hij hem met dode afgoden gelijk stelde (Isaiah 36:20), en te schelden met woorden, die de HEERE uw God, gehoord heeft van wege de lasterlijke en vermetele reden; hef dan een gebed op voor het overblijfsel van het volk Gods, dat gevonden wordt, 1) nadat het ene deed in het rijk van Efraïm reeds den ondergang heeft gevonden. 1) In zijn groten nood wendt Hizkia zich tot den Profeet des Heren, opdat deze den Heere God om uitkomst zou smeken. Hizkia verkeert in groten nood maar ook in duisterheid der ziele, dewijl hij niet zegt onze God, maar uw God. Eerst dan als de Heere hem door Jesaja laat zeggen, wat we lezen in Isaiah 37:6, Isaiah 37:7, keert ook het geloofsvertrouwen in sterkeren zin weer terug, zodat hij straks zelf tot den Heere de toevlucht neemt. (Isaiah 37:16-Isaiah 37:20).

Vers 5

5. En de knechten, de bovengenoemde hovelingen van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja, die in de benedenstad woonde.

Vers 5

5. En de knechten, de bovengenoemde hovelingen van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja, die in de benedenstad woonde.

Vers 6

6. En Jesaja zei tot hen: Zo zult gijlieden tot uwen heer zeggen: Zo zegt des HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmee Mij de dienaars die knapen des konings van Assyrië gelasterd hebben (2 Kings 19:6).

Vers 6

6. En Jesaja zei tot hen: Zo zult gijlieden tot uwen heer zeggen: Zo zegt des HEERE: Vrees niet voor de woorden, die gij gehoord hebt, waarmee Mij de dienaars die knapen des konings van Assyrië gelasterd hebben (2 Kings 19:6).

Vers 7

7. Zie, Ik zal enen geest in hem geven, 1) in plaats van zijn overmoed, hem een geest van vreesachtigheid instorten, dat hij een gerucht horen zal, en weer in zijn land keren, en Ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen.

1) Onder enen geest hebben we te verstaan, een door God gewerkten aandrang, om zich weg te spoeden.

De Engelsen spreken van een impulse. Hij zou door een onverklaarbare onrust overvallen worden, zodat hij een gerucht hoorde van vijandige aanvallen tegen hem en zijn leger, waardoor hij werd aangezet om zo spoedig mogelijk naar zijn land terug te keren.

Vers 7

7. Zie, Ik zal enen geest in hem geven, 1) in plaats van zijn overmoed, hem een geest van vreesachtigheid instorten, dat hij een gerucht horen zal, en weer in zijn land keren, en Ik zal hem door het zwaard in zijn land vellen.

1) Onder enen geest hebben we te verstaan, een door God gewerkten aandrang, om zich weg te spoeden.

De Engelsen spreken van een impulse. Hij zou door een onverklaarbare onrust overvallen worden, zodat hij een gerucht hoorde van vijandige aanvallen tegen hem en zijn leger, waardoor hij werd aangezet om zo spoedig mogelijk naar zijn land terug te keren.

Vers 8

8. Zo kwam Rabsake weer van het volbrengen van zijnen last in Isaiah 36:2, om zijnen heer bericht te geven van hetgeen hij gesproken had (Isaiah 36:4-Isaiah 36:20), en hij vond den koning van Assyrië strijdende tegen Libna, ene wat meer nabij Jeruzalem gelegene vesting: want hij had gehoord, dat hij, de koning van Assyrië, van Lachis vertrokken was, waarom hij hem aanstonds voor Libna zocht, zonder eerst naar Lachis te gaan.

Vers 8

8. Zo kwam Rabsake weer van het volbrengen van zijnen last in Isaiah 36:2, om zijnen heer bericht te geven van hetgeen hij gesproken had (Isaiah 36:4-Isaiah 36:20), en hij vond den koning van Assyrië strijdende tegen Libna, ene wat meer nabij Jeruzalem gelegene vesting: want hij had gehoord, dat hij, de koning van Assyrië, van Lachis vertrokken was, waarom hij hem aanstonds voor Libna zocht, zonder eerst naar Lachis te gaan.

Vers 9

9. Als hij nu hoorde, en deze was de reden, waarom Sanherib verder tot Libna was voortgetrokken van Tirhaka, den koning van Cusch, den 2den heerser der 25ste Ethiopische dynastie van de Moren zeggen: Hij is uitgetogen, om tegen u te strijden (Isaiah 18:7); toen hij zulks hoorde, zo zond hij, daar het hem van groot belang was, Jeruzalem spoedig in zijn bezit te krijgen (2 Kings 19:13), weer boden tot Hizkia, om hem tot ene vrijwillige overgave te bewegen, zeggende:

Vers 9

9. Als hij nu hoorde, en deze was de reden, waarom Sanherib verder tot Libna was voortgetrokken van Tirhaka, den koning van Cusch, den 2den heerser der 25ste Ethiopische dynastie van de Moren zeggen: Hij is uitgetogen, om tegen u te strijden (Isaiah 18:7); toen hij zulks hoorde, zo zond hij, daar het hem van groot belang was, Jeruzalem spoedig in zijn bezit te krijgen (2 Kings 19:13), weer boden tot Hizkia, om hem tot ene vrijwillige overgave te bewegen, zeggende:

Vers 10

10. Zo zult gijlieden spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat u uwen God niet bedriegen door hetgeen Zijne profeten verklaren, op welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden.

Vers 10

10. Zo zult gijlieden spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat u uwen God niet bedriegen door hetgeen Zijne profeten verklaren, op welken gij vertrouwt, zeggende: Jeruzalem zal in de hand des konings van Assyrië niet gegeven worden.

Vers 11

11. Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die geheel en al verbannende, en zoudt gij gered worden? 12. Hebben de goden der volken, die mijne vaders verdorven hebben, dezelve gered? als Gozan aan den Kisil Ozan in Medië, en Haran in Mesopotamië, en Rezef in Syrië, en de kinderen van Eden, die in Telasser, tussen Thadmor en den Eufraat, waren?

Vers 11

11. Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die geheel en al verbannende, en zoudt gij gered worden? 12. Hebben de goden der volken, die mijne vaders verdorven hebben, dezelve gered? als Gozan aan den Kisil Ozan in Medië, en Haran in Mesopotamië, en Rezef in Syrië, en de kinderen van Eden, die in Telasser, tussen Thadmor en den Eufraat, waren?

Vers 13

13. Waar is de koning van Hamath? en de koning van Arpad (Isaiah 36:19), en de koning der stad Sefarvaïm, Hena en Ivva aan den Eufraat?

Vers 13

13. Waar is de koning van Hamath? en de koning van Arpad (Isaiah 36:19), en de koning der stad Sefarvaïm, Hena en Ivva aan den Eufraat?

Vers 14

14. Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand ontvangen en die gelezen had, ging hij van den berg Zion, waar zijn paleis stond, op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht des HEEREN, opdat Deze als het ware zelf kennis mocht nemen van den inhoud (2 Kings 19:14).

Vers 14

14. Als nu Hizkia de brieven uit der boden hand ontvangen en die gelezen had, ging hij van den berg Zion, waar zijn paleis stond, op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit voor het aangezicht des HEEREN, opdat Deze als het ware zelf kennis mocht nemen van den inhoud (2 Kings 19:14).

Vers 15

15. En Hizkia bad tot den HEERE, zeggende:

Vers 15

15. En Hizkia bad tot den HEERE, zeggende:

Vers 16

16. O HEERE der heirscharen, Gij God van Israël, die tussen de Cherubs woont (Exodus 25:17 vv.), Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt (2 Kings 19:15)!

Terwijl Hizkia zijn gebed met deze erkentenis opent, maakt hij van den beginne af zijne zaak op `t ernstigst tot ene zaak van de ere des Heren zelven.

Vers 16

16. O HEERE der heirscharen, Gij God van Israël, die tussen de Cherubs woont (Exodus 25:17 vv.), Gij zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der aarde, Gij hebt den hemel en de aarde gemaakt (2 Kings 19:15)!

Terwijl Hizkia zijn gebed met deze erkentenis opent, maakt hij van den beginne af zijne zaak op `t ernstigst tot ene zaak van de ere des Heren zelven.

Vers 17

17. O HEERE! neig uw oor en hoor, HEERE! doe Uwe ogen open en zie; en hoor al de woorden van Sanherib, die gezonden heeft om den levenden God te honen.

Vers 17

17. O HEERE! neig uw oor en hoor, HEERE! doe Uwe ogen open en zie; en hoor al de woorden van Sanherib, die gezonden heeft om den levenden God te honen.

Vers 18

18. Waarlijk, HEERE! hebben de koningen van Assyrië al de landen, mitsgaders dezelve landerijen verwoest;

Vers 18

18. Waarlijk, HEERE! hebben de koningen van Assyrië al de landen, mitsgaders dezelve landerijen verwoest;

Vers 19

19. En hebben hun goden in het vuur geworpen, en dit was niets wonders, het sprak van zelf, want zij waren gene goden, maar het werk van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die verdorven.

Vers 19

19. En hebben hun goden in het vuur geworpen, en dit was niets wonders, het sprak van zelf, want zij waren gene goden, maar het werk van mensenhanden, hout en steen; daarom hebben zij die verdorven.

Vers 20

20. Nu dan, HEERE, onze God! verlos ons uit zijne hand, zo zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij alleen de HEERE zijt. 1)

1) De gelovigen hebben gronds genoeg om zich in hun biddend worstelen met God aan Hem vast te houden, zo zij zich maar kunnen verzekeren, dat Zijne ere in hun geval belang en deel hebbe; of dat Zijn Naam gelasterd en gehoond zou worden, als Hij de hand van hen aftrok, en verheerlijkt, zo Hij hen door dezelve hulp verschaft. Gods ere en heerlijkheid moeten dus het voornaamste zijn, waarop wij, ter onzer redding, in tijd van nood, bij den Allerhoogste pleiten.

Vers 20

20. Nu dan, HEERE, onze God! verlos ons uit zijne hand, zo zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij alleen de HEERE zijt. 1)

1) De gelovigen hebben gronds genoeg om zich in hun biddend worstelen met God aan Hem vast te houden, zo zij zich maar kunnen verzekeren, dat Zijne ere in hun geval belang en deel hebbe; of dat Zijn Naam gelasterd en gehoond zou worden, als Hij de hand van hen aftrok, en verheerlijkt, zo Hij hen door dezelve hulp verschaft. Gods ere en heerlijkheid moeten dus het voornaamste zijn, waarop wij, ter onzer redding, in tijd van nood, bij den Allerhoogste pleiten.

Vers 21

21. Toen-een merkwaardig bewijs voor de waarheid van het woord (Isaiah 30:19; (65:24) zond Jesaja, de zoon van Amos, een zijner leerlingen tot Hizkia om te zeggen: Alzo zegt de HEERE, de God Israël's: Dat gij tot Mij gebeden hebt tegen in betrekking tot Sanherib, den koning van Assyrië, heb Ik gehoord. 22. Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Zion veracht u, o Sanherib! terwijl het uwe voorstellen afwijst; zij bespot u, de dochter van Jeruzalem, van `s Heren bescherming zeker (Isaiah 31:4), schudt het hoofd achter u, daar gij met hoon en schimp moet wegtrekken.

Vers 21

21. Toen-een merkwaardig bewijs voor de waarheid van het woord (Isaiah 30:19; (65:24) zond Jesaja, de zoon van Amos, een zijner leerlingen tot Hizkia om te zeggen: Alzo zegt de HEERE, de God Israël's: Dat gij tot Mij gebeden hebt tegen in betrekking tot Sanherib, den koning van Assyrië, heb Ik gehoord. 22. Dit is het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De jonkvrouw, de dochter van Zion veracht u, o Sanherib! terwijl het uwe voorstellen afwijst; zij bespot u, de dochter van Jeruzalem, van `s Heren bescherming zeker (Isaiah 31:4), schudt het hoofd achter u, daar gij met hoon en schimp moet wegtrekken.

Vers 23

23. Wie hebt gij gehoond en gelasterd? En tegen wie hebt gij de stem verheven, en uwe ogen omhoog opgeheven, Om het met duidelijke bepaalde woorden u voor te houden: tegen den Heilige Israël's! 1) (2 Kings 19:22).

1) Hiermede was reeds Sanherib's oordeel geveld. Want wie den Heilige Israël's hoont, wie de Heiligheid van den God Israël's bespot, zal door Diens toornvuur, wat van Zijn Heilig Wezen uitgaat, verteerd worden.

Vers 23

23. Wie hebt gij gehoond en gelasterd? En tegen wie hebt gij de stem verheven, en uwe ogen omhoog opgeheven, Om het met duidelijke bepaalde woorden u voor te houden: tegen den Heilige Israël's! 1) (2 Kings 19:22).

1) Hiermede was reeds Sanherib's oordeel geveld. Want wie den Heilige Israël's hoont, wie de Heiligheid van den God Israël's bespot, zal door Diens toornvuur, wat van Zijn Heilig Wezen uitgaat, verteerd worden.

Vers 24

24. Door middel uwer dienstknechten hebt gij den Heere gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagens, zonder hulp, alleen door mijne stoffelijke overmacht (Isaiah 36:8 vv.), beklommen de hoogte der bergen, de zijden van Libanon tot op hun hoogsten top, en ik zal zijne hoge cederbomen en zijne uitgelezene dennenbomen afhouwen; en, wat niemand voor, niemand buiten mij vermocht, ik zal komen tot zijne uiterste hoogte (2 Kings 19:23) in het woud zijns schonen velds. 1)

1) Dat is in het woud, `t welk in het midden van Karmel is (Micah 7:14), waar het vermeld wordt als bevattende de uitgelezendste weilanden van Karmel, en waarschijnlijk was het dezelfde plaats Zechariah 11:2 genoemd: het woud des wijnoogstes (bij ons het "sterke woud"), want een gedeelte van Karmel was met wijnstokken beplant. (Isaiah 33:9).

Wij kunnen niet aarzelen om de aanspraak van den Assyriër als ene hoogdravende te noemen, maar niet aan het werkelijk bestijgen van den Libanon met de menigte zijner wagens denken, gelijk dan ook de nieuwere uitleggers, Gesenius, Hitzig, Ewald, op onze zijde staan, terwijl de vroegere meestal geneigd waren, de woorden in eigenlijken zin te nemen, en daarbij b. v. aan Hannibals tocht over de Alpen herinneren. Men ziet reeds niet in, wat dan het omhouwen van cederen en cypressen betekenen moest, terwijl figuurlijk verstaan, daardoor de ongemetene trotsheid des veroveraars, die geen hoog voorwerp nevens zich zien kan, voortreffelijk afgebeeld is (vgl. Isaiah 14:8). De grootspraak stemt in `t algemeen met de ontboezeming des konings van Babel in dat hoofdstuk overeen.

Vers 24

24. Door middel uwer dienstknechten hebt gij den Heere gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagens, zonder hulp, alleen door mijne stoffelijke overmacht (Isaiah 36:8 vv.), beklommen de hoogte der bergen, de zijden van Libanon tot op hun hoogsten top, en ik zal zijne hoge cederbomen en zijne uitgelezene dennenbomen afhouwen; en, wat niemand voor, niemand buiten mij vermocht, ik zal komen tot zijne uiterste hoogte (2 Kings 19:23) in het woud zijns schonen velds. 1)

1) Dat is in het woud, `t welk in het midden van Karmel is (Micah 7:14), waar het vermeld wordt als bevattende de uitgelezendste weilanden van Karmel, en waarschijnlijk was het dezelfde plaats Zechariah 11:2 genoemd: het woud des wijnoogstes (bij ons het "sterke woud"), want een gedeelte van Karmel was met wijnstokken beplant. (Isaiah 33:9).

Wij kunnen niet aarzelen om de aanspraak van den Assyriër als ene hoogdravende te noemen, maar niet aan het werkelijk bestijgen van den Libanon met de menigte zijner wagens denken, gelijk dan ook de nieuwere uitleggers, Gesenius, Hitzig, Ewald, op onze zijde staan, terwijl de vroegere meestal geneigd waren, de woorden in eigenlijken zin te nemen, en daarbij b. v. aan Hannibals tocht over de Alpen herinneren. Men ziet reeds niet in, wat dan het omhouwen van cederen en cypressen betekenen moest, terwijl figuurlijk verstaan, daardoor de ongemetene trotsheid des veroveraars, die geen hoog voorwerp nevens zich zien kan, voortreffelijk afgebeeld is (vgl. Isaiah 14:8). De grootspraak stemt in `t algemeen met de ontboezeming des konings van Babel in dat hoofdstuk overeen.

Vers 25

25. Ik heb in de naar Egypte gelegene woestijn et Tih gegraven en de wateren gedronken, alle moeilijkheden door mijnen machtigen wil overwinnende: en ik heb in Egypte zelf met mijne voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd, de kanalen en armen van den Nijl doen droog worden, alsof het slechts kleine modderkuilen waren, dien men met de voet dicht treedt.

Vers 25

25. Ik heb in de naar Egypte gelegene woestijn et Tih gegraven en de wateren gedronken, alle moeilijkheden door mijnen machtigen wil overwinnende: en ik heb in Egypte zelf met mijne voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd, de kanalen en armen van den Nijl doen droog worden, alsof het slechts kleine modderkuilen waren, dien men met de voet dicht treedt.

Vers 26

26. Hebt gij niet gehoord, vermetele trotsaard! dat Ik, de Heere zulks lang te voren gedaan heb, en dat van oude dagen af geformeerd heb? Wat gij dwaas van uzelven zegt, was Mijn werk, toen Ik Mijn volk leidde door zeeën en woestijnen heen. Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen; de overwinningen door u behaald, zijn niet toe te schrijven aan eigen macht, maar Ik heb, van u, als van een gesel Gods, gebruik gemaakt ten straf dier volken.

Vers 26

26. Hebt gij niet gehoord, vermetele trotsaard! dat Ik, de Heere zulks lang te voren gedaan heb, en dat van oude dagen af geformeerd heb? Wat gij dwaas van uzelven zegt, was Mijn werk, toen Ik Mijn volk leidde door zeeën en woestijnen heen. Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen; de overwinningen door u behaald, zijn niet toe te schrijven aan eigen macht, maar Ik heb, van u, als van een gesel Gods, gebruik gemaakt ten straf dier volken.

Vers 27

27. Daarom, omdat ene verschrikking Gods over hen gekomen was, waren hare inwoners bandeloos, zonder kracht om weerstand te bieden: zij waren verslagen en beschaamd: zij waren als het gras des velds, dat spoedig verdort, en als de groene grasscheutjes, als het hooi der daken, als het groen op het dak, dat te spoediger verwelkt, naarmate het minder aarde onder zich heeft: en het brandkoren eer het over het einde staat. 1)

1) D. w. z. reeds vernield en verteerd, aleer het halmen schiet.

Verder wil de Heere zeggen, wat gij gedaan hebt was niet omdat gij zelf daartoe de macht had, maar omdat Ik u de macht verleende, en gij niet anders waart, dan de uitvoerder van Mijne Heilige raadsbesluiten over de volken.

Vers 27

27. Daarom, omdat ene verschrikking Gods over hen gekomen was, waren hare inwoners bandeloos, zonder kracht om weerstand te bieden: zij waren verslagen en beschaamd: zij waren als het gras des velds, dat spoedig verdort, en als de groene grasscheutjes, als het hooi der daken, als het groen op het dak, dat te spoediger verwelkt, naarmate het minder aarde onder zich heeft: en het brandkoren eer het over het einde staat. 1)

1) D. w. z. reeds vernield en verteerd, aleer het halmen schiet.

Verder wil de Heere zeggen, wat gij gedaan hebt was niet omdat gij zelf daartoe de macht had, maar omdat Ik u de macht verleende, en gij niet anders waart, dan de uitvoerder van Mijne Heilige raadsbesluiten over de volken.

Vers 28

28. Maar ik weet uw zitten. uw nadenken en besluiten, en uw uitgaan, en uw inkomen, uw doen en laten, en uw woeden tegen Mij, daar gij niet Mijn bloot werktuig wilt zijn bij hetgeen gij u voorneemt, maar juist tegen Mij opstaat.

Vers 28

28. Maar ik weet uw zitten. uw nadenken en besluiten, en uw uitgaan, en uw inkomen, uw doen en laten, en uw woeden tegen Mij, daar gij niet Mijn bloot werktuig wilt zijn bij hetgeen gij u voorneemt, maar juist tegen Mij opstaat.

Vers 29

29. Om uw woeden tegen Mij, en dat uwe woeling voor Mijne oren opgekomen is, zo zal Ik Mijnen haak in uwen neus leggen, gelijk men met enen niet te temmen beer doet, en Mijn gebit in uwe lippen, gelijk men paarden en muilezels doet, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door welken gij gekomen zijt, 1) zonder dat gij uw doel hebt bereikt.

Als een ontembaar, maar toch door geweld tot rede gebracht dier moet de Assyriër, zonder met Juda (en Egypte) tot zijn doel gekomen te zijn, weer weg.

Vers 29

29. Om uw woeden tegen Mij, en dat uwe woeling voor Mijne oren opgekomen is, zo zal Ik Mijnen haak in uwen neus leggen, gelijk men met enen niet te temmen beer doet, en Mijn gebit in uwe lippen, gelijk men paarden en muilezels doet, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door welken gij gekomen zijt, 1) zonder dat gij uw doel hebt bereikt.

Als een ontembaar, maar toch door geweld tot rede gebracht dier moet de Assyriër, zonder met Juda (en Egypte) tot zijn doel gekomen te zijn, weer weg.

Vers 30

30. En dat zij u, Hizkia, voor wie dit alles gezegd is, daar Sanherib zelf toch geen ander bericht hiervan ontvangt, dan door de uitkomst, een teken van de omkering van zaken, die hiermede is voorzegd, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weer uitspruit, dit zal door Mijne almacht geschieden, maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten (2 Kings 19:29).

Vers 30

30. En dat zij u, Hizkia, voor wie dit alles gezegd is, daar Sanherib zelf toch geen ander bericht hiervan ontvangt, dan door de uitkomst, een teken van de omkering van zaken, die hiermede is voorzegd, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weer uitspruit, dit zal door Mijne almacht geschieden, maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten (2 Kings 19:29).

Vers 31

31. Want het ontkomene, dat overgebleven is van het huis van Juda, ten gevolge der verlossing van den dreigenden ondergang, zal wederom nederwaarts wortelen, en het zal opwaarts vrucht dragen, 1) het zal naar alle zijden heen nieuwe kracht ontwikkelen.

1) Het eigenaardige van dit teken zou zijn, dat de Heere niet alleen, zoals Hij straks zegt, niet zou toelaten, dat Sanherib de stad zou innemen, maar ook dat de gevolgen van het beleg niet meer zouden gevoeld worden.

De gewone gevolgen van een beleg waren toch verwoeste akkers enz. maar hier geeft de Heere God het teken, dat door de Almacht Zijner hand de aarde zonder nieuwen arbeid een rijkelijk gewas zou opleveren. Noch dit noch het volgende jaar zou er enig gebrek zijn, maar overvloed van spijzen. Als God redt, redt Hij volkomen. Hij is een God die mildelijk schenkt en niet verwijt.

Sommigen zijn van gevoelen, dat deze belofte ook met de onderhouding van de instelling van het Sabbath-jaar in verband stond.

Vers 31

31. Want het ontkomene, dat overgebleven is van het huis van Juda, ten gevolge der verlossing van den dreigenden ondergang, zal wederom nederwaarts wortelen, en het zal opwaarts vrucht dragen, 1) het zal naar alle zijden heen nieuwe kracht ontwikkelen.

1) Het eigenaardige van dit teken zou zijn, dat de Heere niet alleen, zoals Hij straks zegt, niet zou toelaten, dat Sanherib de stad zou innemen, maar ook dat de gevolgen van het beleg niet meer zouden gevoeld worden.

De gewone gevolgen van een beleg waren toch verwoeste akkers enz. maar hier geeft de Heere God het teken, dat door de Almacht Zijner hand de aarde zonder nieuwen arbeid een rijkelijk gewas zou opleveren. Noch dit noch het volgende jaar zou er enig gebrek zijn, maar overvloed van spijzen. Als God redt, redt Hij volkomen. Hij is een God die mildelijk schenkt en niet verwijt.

Sommigen zijn van gevoelen, dat deze belofte ook met de onderhouding van de instelling van het Sabbath-jaar in verband stond.

Vers 32

32. Want dit is nu eenmaal de oplossing van de verdere geschiedenis van Israël (Isaiah 6:13.): van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het ontkomene van den berg Zion, het kleine hoopje volk zal tot ene grote menigte aangroeien. De ijver des HEEREN der heirscharen zal dit doen (Isaiah 9:6, Isaiah 9:7. 2 Kings 19:31

Vers 32

32. Want dit is nu eenmaal de oplossing van de verdere geschiedenis van Israël (Isaiah 6:13.): van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan, en het ontkomene van den berg Zion, het kleine hoopje volk zal tot ene grote menigte aangroeien. De ijver des HEEREN der heirscharen zal dit doen (Isaiah 9:6, Isaiah 9:7. 2 Kings 19:31

Vers 33

33. Daarom, het tot hiertoe gezegde als in ene somma samentrekkende, zo zegt de HEERE van den koning van Assyrië: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar enen pijl in schieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, en zal genen wal daartegen opwerpen, het zal niet tot ene bestorming, zelfs niet tot een insluiten van de stad komen.

Vers 33

33. Daarom, het tot hiertoe gezegde als in ene somma samentrekkende, zo zegt de HEERE van den koning van Assyrië: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar enen pijl in schieten; ook zal hij met geen schild daarvoor komen, en zal genen wal daartegen opwerpen, het zal niet tot ene bestorming, zelfs niet tot een insluiten van de stad komen.

Vers 34

34. Door den weg, dien hij gekomen is door dien zal hij wederkeren, maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE.

Vers 34

34. Door den weg, dien hij gekomen is door dien zal hij wederkeren, maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE.

Vers 35

35. Want a) Ik zal, gelijk reeds in Isaiah 31:4 voorzegd is, deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, 1) gelijk Hizkia heeft gebeden (Isaiah 37:20), en om David's, Mijns knechts wil, wie Ik eeuwigdurende genade heb toegezegd (2 Samuel 7:1.).

a) 2 Kings 20:6.

Isaiah 36:1 Isaiah 37:1-Isaiah 37:37 :35 stelt ons de geschiedenis in drie scherp getekende gedaanten voor, die in hun gedrag en woorden bepaalde grondrichtingen des geestes uitspraken: Rabsake, Hizkia en Jesaja De hoogmoedige en verwaande Assyriër, die den levenden God niet kent en Hem daarom hoont, is het beeld des ongeloofs in iedere tijd. De vrome koning Hizkia verschijnt als trouwe getuige van `t geloof, dat niet tot bestendige en gehele daad des levens wordt. Maar de Profeet geeft ons den verheven heldenmoed van levendig uitstromende, onveranderlijk vaste, de kleinmoedigheid versterkende geloofskracht.

Ook hier verzekert de Heere God weer dat Juda's ontrouw Zijne trouw niet vernietigt, en dat waar er niets in Juda was, wat Hem kon aanzetten, integendeel waar alles in Juda Hem kon bewegen om Zijne weldaden in te houden, daar zou de Heere God het enkel doen, omdat Zijn Verbond eeuwig vast stond. Hij zou het doen om Zichzelfs wil en om David, den man naar Zijn harte, om de beloften aan David, aan dit Zijn kind gedaan.

Vers 35

35. Want a) Ik zal, gelijk reeds in Isaiah 31:4 voorzegd is, deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, 1) gelijk Hizkia heeft gebeden (Isaiah 37:20), en om David's, Mijns knechts wil, wie Ik eeuwigdurende genade heb toegezegd (2 Samuel 7:1.).

a) 2 Kings 20:6.

Isaiah 36:1 Isaiah 37:1-Isaiah 37:37 :35 stelt ons de geschiedenis in drie scherp getekende gedaanten voor, die in hun gedrag en woorden bepaalde grondrichtingen des geestes uitspraken: Rabsake, Hizkia en Jesaja De hoogmoedige en verwaande Assyriër, die den levenden God niet kent en Hem daarom hoont, is het beeld des ongeloofs in iedere tijd. De vrome koning Hizkia verschijnt als trouwe getuige van `t geloof, dat niet tot bestendige en gehele daad des levens wordt. Maar de Profeet geeft ons den verheven heldenmoed van levendig uitstromende, onveranderlijk vaste, de kleinmoedigheid versterkende geloofskracht.

Ook hier verzekert de Heere God weer dat Juda's ontrouw Zijne trouw niet vernietigt, en dat waar er niets in Juda was, wat Hem kon aanzetten, integendeel waar alles in Juda Hem kon bewegen om Zijne weldaden in te houden, daar zou de Heere God het enkel doen, omdat Zijn Verbond eeuwig vast stond. Hij zou het doen om Zichzelfs wil en om David, den man naar Zijn harte, om de beloften aan David, aan dit Zijn kind gedaan.

Vers 36

36. a) Toen, nadat Sanherib nog diezelfden dag, dat Jesaja dit voorzegde, met zijn leger van Libna was opgebroken en tot nabij Jeruzalem gekomen was, voer de Engel des HEEREN in den op dezen dag volgenden nacht uit, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig duizend man. En toen zij, die van die plaag verschoond bleven, zich des morgens vroeg opmaakten, om tot de belegering van Jeruzalem over te gaan, ziet, die allen waren dode lichamen (Isaiah 17:13, Isaiah 31:8). a) 2 Kings 19:35.

Vers 36

36. a) Toen, nadat Sanherib nog diezelfden dag, dat Jesaja dit voorzegde, met zijn leger van Libna was opgebroken en tot nabij Jeruzalem gekomen was, voer de Engel des HEEREN in den op dezen dag volgenden nacht uit, en sloeg in het leger van Assyrië honderd vijf en tachtig duizend man. En toen zij, die van die plaag verschoond bleven, zich des morgens vroeg opmaakten, om tot de belegering van Jeruzalem over te gaan, ziet, die allen waren dode lichamen (Isaiah 17:13, Isaiah 31:8). a) 2 Kings 19:35.

Vers 37

37. Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en keerde weer; en hij bleef te Ninev, 1) de hoofdstad van zijn rijk.

1) Wel een bewijs dat hij zelf een vreselijken indruk heeft gehad van deze nederlaag, dit blijven te Ninev duurde nog ongeveer 20 jaren-, want nooit heeft hij n enkele poging meer gewaagd om Jeruzalem in te nemen. In zijn overmoed heeft hij alleen in het dusgenaamde Prisma-inschrift aangetekend: (volgens Friedrich Delitzsch) Hem (n. l. Hizkia) sloot ik in zijn residentie op als een vogel in zijn kooi, wallen wierp ik tegen hem op en wie tot de stadspoort uitkwam, dien dwong ik rechtsomkeer te maken. " Van verovering spreekt hij niet. Zijn eigen verhaal van zijn ondergang is geheel in overeenstemming met dit Bijbels verhaal.

Vers 37

37. Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog henen, en keerde weer; en hij bleef te Ninev, 1) de hoofdstad van zijn rijk.

1) Wel een bewijs dat hij zelf een vreselijken indruk heeft gehad van deze nederlaag, dit blijven te Ninev duurde nog ongeveer 20 jaren-, want nooit heeft hij n enkele poging meer gewaagd om Jeruzalem in te nemen. In zijn overmoed heeft hij alleen in het dusgenaamde Prisma-inschrift aangetekend: (volgens Friedrich Delitzsch) Hem (n. l. Hizkia) sloot ik in zijn residentie op als een vogel in zijn kooi, wallen wierp ik tegen hem op en wie tot de stadspoort uitkwam, dien dwong ik rechtsomkeer te maken. " Van verovering spreekt hij niet. Zijn eigen verhaal van zijn ondergang is geheel in overeenstemming met dit Bijbels verhaal.

Vers 38

38. Het geschiedde nu, ene reeks van jaren daarna, ongeveer 20 jaren, als hij in het huis van Nisroch, zijnen god, zich neerboog, dat Adramlech en Sarzer, zijne zonen, hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Arafat; en Esar-Haddon, zijn zoon werd koning in zijne plaats.

Van deze beide zonen, dewijl zij naar Armenië vluchtten, stammen, volgens de Armenische overlevering, de Sassuniërs en Arzruniërs in Armenië af; uit het laatst genoemde vorstenhuis is afkomstig de Byzantijnse keizer, Leo, de Armeniër (813-820 na C.). Niet minder dan 10 keizers zouden dan van Sanherib afstammen.

Vers 38

38. Het geschiedde nu, ene reeks van jaren daarna, ongeveer 20 jaren, als hij in het huis van Nisroch, zijnen god, zich neerboog, dat Adramlech en Sarzer, zijne zonen, hem met het zwaard versloegen; doch zij ontkwamen in het land van Arafat; en Esar-Haddon, zijn zoon werd koning in zijne plaats.

Van deze beide zonen, dewijl zij naar Armenië vluchtten, stammen, volgens de Armenische overlevering, de Sassuniërs en Arzruniërs in Armenië af; uit het laatst genoemde vorstenhuis is afkomstig de Byzantijnse keizer, Leo, de Armeniër (813-820 na C.). Niet minder dan 10 keizers zouden dan van Sanherib afstammen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 37". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-37.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile