Lectionary Calendar
Friday, May 17th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 10

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 10

Proverbs 10:1.

VAN DE GERECHTIGHEID.

I. Proverbs 10:1-Proverbs 10:32. Het tweede hoofddeel van het Boek (Proverbs 10:1-Proverbs 22:16), dat hier begint, bevat de Oud-Salomonische kern van de ganse Spreukenverzameling, omtrent 700 zedenspreuken, lessen en vermaningen, die betrekking hebben op de meest onderscheidene verhoudingen van het menselijke leven, die veelal uit twee regels of leden, in den Hebreeuwsen grondtekst uit zeven woorden bestaan, die een antithesis (tegenstelling) uitmaken. (2 Samuel 1:27 ). Het is zeer onderscheiden van de 9 hoofdstukken van het eerste gedeelte, met zijne 45 welgeordende, nauw samenhangende en de dikwijls moeilijk te vinden verbinding der enkelvoudige elementen. Echter kan men niet ontkennen, dat ook in dit gedeelte een zeker plan is op te merken, met grotere of kleinere groepen; intussen vindt men meermalen enkele verzen, die met het voorgaande of het volgende niet den minsten samenhang hebben. Dit hoofddeel kan men vervolgens in twee grote onderdelen splitsen (Proverbs 10:1-Proverbs 15:33 en Proverbs 16:1-Proverbs 22:16), waarvan het eerste het onderscheid tussen vromen en goddelozen en tussen hun wederkerig levenslot aanwijst. Ons hoofdstuk vergelijkt vooreerst den vrome en den goddeloze, ten opzichte van hun leven en gedrag in het algemeen. Nadat in Proverbs 10:1 het verschil tussen die beiden in een algemeen begrip is vooropgesteld, word in Proverbs 10:2-Proverbs 10:7 verder aangegeven, hoe onderscheiden zij zijn ten opzichte van aardse bezittingen, in het bijzonder van rijkdom en enen goeden naam; daarna Proverbs 10:8-Proverbs 10:14 hun verschillende gezindheden, hoe zij zich door mond en lippen, als organen der rede vertonen in den invloed op hun levensgeluk; vervolgens, in Proverbs 10:15-Proverbs 10:24, Proverbs 10:26, het gezegende of noodlottige gevolg van den arbeid van beiden, zowel door hen zelven als voor anderen, en eindelijk Proverbs 10:25, Proverbs 10:27-Proverbs 10:32 het verschillende einde van het leven van beiden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 10

Proverbs 10:1.

VAN DE GERECHTIGHEID.

I. Proverbs 10:1-Proverbs 10:32. Het tweede hoofddeel van het Boek (Proverbs 10:1-Proverbs 22:16), dat hier begint, bevat de Oud-Salomonische kern van de ganse Spreukenverzameling, omtrent 700 zedenspreuken, lessen en vermaningen, die betrekking hebben op de meest onderscheidene verhoudingen van het menselijke leven, die veelal uit twee regels of leden, in den Hebreeuwsen grondtekst uit zeven woorden bestaan, die een antithesis (tegenstelling) uitmaken. (2 Samuel 1:27 ). Het is zeer onderscheiden van de 9 hoofdstukken van het eerste gedeelte, met zijne 45 welgeordende, nauw samenhangende en de dikwijls moeilijk te vinden verbinding der enkelvoudige elementen. Echter kan men niet ontkennen, dat ook in dit gedeelte een zeker plan is op te merken, met grotere of kleinere groepen; intussen vindt men meermalen enkele verzen, die met het voorgaande of het volgende niet den minsten samenhang hebben. Dit hoofddeel kan men vervolgens in twee grote onderdelen splitsen (Proverbs 10:1-Proverbs 15:33 en Proverbs 16:1-Proverbs 22:16), waarvan het eerste het onderscheid tussen vromen en goddelozen en tussen hun wederkerig levenslot aanwijst. Ons hoofdstuk vergelijkt vooreerst den vrome en den goddeloze, ten opzichte van hun leven en gedrag in het algemeen. Nadat in Proverbs 10:1 het verschil tussen die beiden in een algemeen begrip is vooropgesteld, word in Proverbs 10:2-Proverbs 10:7 verder aangegeven, hoe onderscheiden zij zijn ten opzichte van aardse bezittingen, in het bijzonder van rijkdom en enen goeden naam; daarna Proverbs 10:8-Proverbs 10:14 hun verschillende gezindheden, hoe zij zich door mond en lippen, als organen der rede vertonen in den invloed op hun levensgeluk; vervolgens, in Proverbs 10:15-Proverbs 10:24, Proverbs 10:26, het gezegende of noodlottige gevolg van den arbeid van beiden, zowel door hen zelven als voor anderen, en eindelijk Proverbs 10:25, Proverbs 10:27-Proverbs 10:32 het verschillende einde van het leven van beiden.

Vers 1

1. De spreuken van Salomo, die hij uitsprak door de hem aan God geschonkene wijsheid, en dat hier als een snoer van paarlen zijn aaneen gevlochten (1 Kings 4:32). a) Een wijs zoon, die God met zijn hart vreest, de begeerlijkheden des vlezes veracht en zijne vreugde vindt in het woord en de kennis van God, verblijdt den vader (Sir. 30:4); maar een zot zoon, die niet vraagt naar God, noch naar tucht; of eer, is zijner moeder droefheid.

a) Proverbs 15:20; Proverbs 17:25; Proverbs 23:15.

Ofschoon de beide helften van het vers het ouderpaar bedoelen, en de vader niet zonder kommer en droefheid gedacht kan worden, zo heeft hier toch de onderscheiding van vader en moeder ene diep zielkundige betekenis. De vader heeft voornamelijk vreugde over de zedelijk eervolle ontwikkeling van den zoon, en wanneer het tegenovergestelde plaats heeft, is zijne droefheid niet zo groot als die der moeder, die zich de schande van haren zoon meer aantrekt, omdat haar gevoel fijner is, zodat het haar wel eens het leven kost. Dit vers dient tot inleiding van de volgende verzameling van spreuken, even als Proverbs 1:1 Proverbs 10:8, en dit in aanmerking genomen zijnde, zullen de volgende vermaningen meer ingang bij de ouders vinden. Verkiest gij de deugd niet om hare eigene waarde, of om uws zelfs wil, dan doet gij het misschien om uwe geliefde ouders. Wat alle verstandelijke redeneringen in de treurigste ervaringen bij een verloren zoon niet vermochten, hebben dikwijls moedertranen in zijn trots en lichtzinnig hart te weeg gebracht..

Is ons in het voorgaande gedeelte de heerlijkheid der wijsheid aangegeven, hier hebben wij de toepassing van de wijsheid, hare beoefening en welke vrucht die beoefening afwerpt, terwijl tevens op de beoefening der dwaasheid wordt gewezen en de heilloze gevolgen daarvan. Het is daarom, dat een wijs zoon moet opgevat worden in den zin van, een zoon, die de Wijsheid beoefent, en een zot zoon, hij, die hoort naar de dwaasheid en deze in beoefening heeft.

Vers 1

1. De spreuken van Salomo, die hij uitsprak door de hem aan God geschonkene wijsheid, en dat hier als een snoer van paarlen zijn aaneen gevlochten (1 Kings 4:32). a) Een wijs zoon, die God met zijn hart vreest, de begeerlijkheden des vlezes veracht en zijne vreugde vindt in het woord en de kennis van God, verblijdt den vader (Sir. 30:4); maar een zot zoon, die niet vraagt naar God, noch naar tucht; of eer, is zijner moeder droefheid.

a) Proverbs 15:20; Proverbs 17:25; Proverbs 23:15.

Ofschoon de beide helften van het vers het ouderpaar bedoelen, en de vader niet zonder kommer en droefheid gedacht kan worden, zo heeft hier toch de onderscheiding van vader en moeder ene diep zielkundige betekenis. De vader heeft voornamelijk vreugde over de zedelijk eervolle ontwikkeling van den zoon, en wanneer het tegenovergestelde plaats heeft, is zijne droefheid niet zo groot als die der moeder, die zich de schande van haren zoon meer aantrekt, omdat haar gevoel fijner is, zodat het haar wel eens het leven kost. Dit vers dient tot inleiding van de volgende verzameling van spreuken, even als Proverbs 1:1 Proverbs 10:8, en dit in aanmerking genomen zijnde, zullen de volgende vermaningen meer ingang bij de ouders vinden. Verkiest gij de deugd niet om hare eigene waarde, of om uws zelfs wil, dan doet gij het misschien om uwe geliefde ouders. Wat alle verstandelijke redeneringen in de treurigste ervaringen bij een verloren zoon niet vermochten, hebben dikwijls moedertranen in zijn trots en lichtzinnig hart te weeg gebracht..

Is ons in het voorgaande gedeelte de heerlijkheid der wijsheid aangegeven, hier hebben wij de toepassing van de wijsheid, hare beoefening en welke vrucht die beoefening afwerpt, terwijl tevens op de beoefening der dwaasheid wordt gewezen en de heilloze gevolgen daarvan. Het is daarom, dat een wijs zoon moet opgevat worden in den zin van, een zoon, die de Wijsheid beoefent, en een zot zoon, hij, die hoort naar de dwaasheid en deze in beoefening heeft.

Vers 2

2. Schatten der goddeloosheid, die door ongerechtigheid verkregen zijn) doen geen nut 1), wanneer ongeluk, gevaar en dood komen, dan gaan zij even zo als zij gekomen zijn; maar de gerechtigheid, met liefde, trouw en barmhartigheid, bewaart voor zielensmart en redt van den vroegen en schandelijken dood, 2) ja, eindelijk voert God de ziel van den rechtvaardige in het eeuwig zalig leven (Proverbs 11:4,Proverbs 11:19. Matthew 16:26. Luke 12:20).

1) Rijkdommen, door geweld of bedrog verkregen, of in goddeloosheid doorgebracht, geven den bezitter geen wezenlijk genot, maar de gerechtigheid behoedt ons tegen de noodlottige gevolgen des doods, en ofschoon de rechtvaardige arm naar de wereld moge zijn, de Heere laat niet toe, dat hij gebrek heeft aan geestelijk goed, aan het geestelijk leven zijner ziel..

2) Wat op een zuivere, eerlijke wijze verkregen en in liefdewerken besteed wordt, naarmate des vermogens, beantwoordt aan het oogmerk des schenkers, bereikt het doel der schatten zelf, behoudt den bezitter in het leven en is een steun en schild voor hem in den bozen dag, en zal hem verlossen uit de oordelen, welke de goddelozen over zich halen. `t Zal, hoewel het hem niet voor den dood zelven behoeden kan, dezelve prikkel wegnemen, en dat uiteinde en alle rampen des levens zoet voor hen maken, door er den schrik van te dempen..

Vers 2

2. Schatten der goddeloosheid, die door ongerechtigheid verkregen zijn) doen geen nut 1), wanneer ongeluk, gevaar en dood komen, dan gaan zij even zo als zij gekomen zijn; maar de gerechtigheid, met liefde, trouw en barmhartigheid, bewaart voor zielensmart en redt van den vroegen en schandelijken dood, 2) ja, eindelijk voert God de ziel van den rechtvaardige in het eeuwig zalig leven (Proverbs 11:4,Proverbs 11:19. Matthew 16:26. Luke 12:20).

1) Rijkdommen, door geweld of bedrog verkregen, of in goddeloosheid doorgebracht, geven den bezitter geen wezenlijk genot, maar de gerechtigheid behoedt ons tegen de noodlottige gevolgen des doods, en ofschoon de rechtvaardige arm naar de wereld moge zijn, de Heere laat niet toe, dat hij gebrek heeft aan geestelijk goed, aan het geestelijk leven zijner ziel..

2) Wat op een zuivere, eerlijke wijze verkregen en in liefdewerken besteed wordt, naarmate des vermogens, beantwoordt aan het oogmerk des schenkers, bereikt het doel der schatten zelf, behoudt den bezitter in het leven en is een steun en schild voor hem in den bozen dag, en zal hem verlossen uit de oordelen, welke de goddelozen over zich halen. `t Zal, hoewel het hem niet voor den dood zelven behoeden kan, dezelve prikkel wegnemen, en dat uiteinde en alle rampen des levens zoet voor hen maken, door er den schrik van te dempen..

Vers 3

3. De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen in kommervolle tijden niet hongeren, maar geeft hem het nodige, al is het dat Hij soms door onthouding beproeft; daarom zorg niet, geloof alleenlijk (Psalms 37:25; Psalms 33:18 v.; 34:10 v. Hebrews 13:5 v.); maar de have der goddelozen, en hunnen woeker, waardoor zij naar vermeerdering van hun rijkdommen, en naar bevrediging van hun begeerlijkheden trachten, stoot Hij weg, en maakt ze tot schande.

Zoek v r alle dingen naar het koninkrijk van God en zijne gerechtigheid, en pleit op zijne belofte, dat de hongerigen door Hem zullen gespijzigd worden. Houdt niet op God in het verborgene daarom te bidden, dan zult gij ondervinden, dat Hij wil geven. Want het is zijn grootste genoegen, als er vele zulke hongerige gasten tot Hem komen, die afkerig zijn van al het vergankelijke goed. Dezulken wil Hij met zich zelven, met zijn eigen vlees ten eeuwigen leven voeden.

Vers 3

3. De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen in kommervolle tijden niet hongeren, maar geeft hem het nodige, al is het dat Hij soms door onthouding beproeft; daarom zorg niet, geloof alleenlijk (Psalms 37:25; Psalms 33:18 v.; 34:10 v. Hebrews 13:5 v.); maar de have der goddelozen, en hunnen woeker, waardoor zij naar vermeerdering van hun rijkdommen, en naar bevrediging van hun begeerlijkheden trachten, stoot Hij weg, en maakt ze tot schande.

Zoek v r alle dingen naar het koninkrijk van God en zijne gerechtigheid, en pleit op zijne belofte, dat de hongerigen door Hem zullen gespijzigd worden. Houdt niet op God in het verborgene daarom te bidden, dan zult gij ondervinden, dat Hij wil geven. Want het is zijn grootste genoegen, als er vele zulke hongerige gasten tot Hem komen, die afkerig zijn van al het vergankelijke goed. Dezulken wil Hij met zich zelven, met zijn eigen vlees ten eeuwigen leven voeden.

Vers 4

4. a) Die met ene bedrieglijke hand 1) werkt, wordt arm; want de vloek van God rust op hem, maar de hand der vlijtigen, die in stilheid en godsvrucht zijn beroep waarneemt, maakt rijk, 2) want Gods zegen maakt het verkregene bestendig en duurzaam.

a) Proverbs 12:24,Proverbs 12:27; Proverbs 19:15. Jeremiah 48:10. 1) In het Hebreeën Kaf-remijah. Beter, een trage hand. In het tweede lid wordt van de hand des vlijtigen gesproken, en het is duidelijk, dat we hier een tegenstelling hebben. De luiaard en de vlijtige worden hier en in Proverbs 10:5 tegenover elkaar gesteld. Daarom kan de betekenis van bedrieglijk wel worden volgehouden, dewijl hij die niet op eerlijke en vlijtige manier zijn brood tracht te vinden, tot oneerlijke middelen dikwijls de toevlucht neemt.

2) Het is duidelijk genoeg, dat de ervaring deze spreuk bevestigt. Maar hoewel vlijt en naarstigheid de gewone middelen zijn, die God tot dit einde verordent, moet men dit echter zo verstaan, dat geen vlijt kan helpen, tenzij Gods zegen meewerkte. Wanneer wij spreken van den zegen van God, verstaan wij dit in gewonen zin; namelijk, wanneer het God behaagt, dat zulke middelen het begeerde doel zullen doen bereiken. Het werk der goddelozen wordt wel eens schijnbaar gezegend en de vrome ondervindt soms grote teleurstellingen, maar dit is dan slechts schijnbaar. De eeuwigheid alleen zal dit voor Gods kinderen openbaren.

Vers 4

4. a) Die met ene bedrieglijke hand 1) werkt, wordt arm; want de vloek van God rust op hem, maar de hand der vlijtigen, die in stilheid en godsvrucht zijn beroep waarneemt, maakt rijk, 2) want Gods zegen maakt het verkregene bestendig en duurzaam.

a) Proverbs 12:24,Proverbs 12:27; Proverbs 19:15. Jeremiah 48:10. 1) In het Hebreeën Kaf-remijah. Beter, een trage hand. In het tweede lid wordt van de hand des vlijtigen gesproken, en het is duidelijk, dat we hier een tegenstelling hebben. De luiaard en de vlijtige worden hier en in Proverbs 10:5 tegenover elkaar gesteld. Daarom kan de betekenis van bedrieglijk wel worden volgehouden, dewijl hij die niet op eerlijke en vlijtige manier zijn brood tracht te vinden, tot oneerlijke middelen dikwijls de toevlucht neemt.

2) Het is duidelijk genoeg, dat de ervaring deze spreuk bevestigt. Maar hoewel vlijt en naarstigheid de gewone middelen zijn, die God tot dit einde verordent, moet men dit echter zo verstaan, dat geen vlijt kan helpen, tenzij Gods zegen meewerkte. Wanneer wij spreken van den zegen van God, verstaan wij dit in gewonen zin; namelijk, wanneer het God behaagt, dat zulke middelen het begeerde doel zullen doen bereiken. Het werk der goddelozen wordt wel eens schijnbaar gezegend en de vrome ondervindt soms grote teleurstellingen, maar dit is dan slechts schijnbaar. De eeuwigheid alleen zal dit voor Gods kinderen openbaren.

Vers 5

5. Die, zo als de mier (Proverbs 6:8)in den zomer, als de gelegenheid bestaat, vergadert voor den tijd van gebrek en nood, is een verstandig zoon, en ook dit is niet mogelijk zonder godsvrucht; maar die in den oogst, wanneer het meest moet gearbeid worden, vast slaapt, of ledig en werkeloos rondloopt, is een zoon, die zijne ouders beschaamd maakt. (Proverbs 6:8 ).

Dit is slechts ene gelijkenis, waardoor Salomo de volgende gulden les wil inscherpen. Er zijn zekere tijdpunten in het menselijke leven, die aan de mens ene bijzonder goede gelegenheid aanbieden, om hun geluk en hunnen voorspoed te bevorderen. Die verstandig is neemt zulke gunstige gelegenheden waar, en gebruikt die met ijver en vlijt. Die deze echter uit achteloosheid en traagheid ongebruikt laat voorbijgaan, zal het nooit ver in de wereld brengen. Zulke gunstige tijden zijn b.v. de jaren der jeugd; dan moet de mens wat nuttigs leren, zich voor zijn toekomstig beroep voorbereiden, zich onder de mensen een goeden, onbesproken naam maken, en den grond leggen om goed door de wereld te komen. Ook in het geestelijk leven zijn er zomer- en oogsttijden. Waar gij het woord Gods rijkelijk kunt horen, daar is uw zomer. Hij, die kennis en wijsheid opzamelt in de dagen zijner jeugd, vergadert in den zomer, en het zal hem gemak en aanzien geven; maar die de dagen zijner jeugd verbeuzelt, zal daarvan de schande dragen, wanneer hij oud is..

Vers 5

5. Die, zo als de mier (Proverbs 6:8)in den zomer, als de gelegenheid bestaat, vergadert voor den tijd van gebrek en nood, is een verstandig zoon, en ook dit is niet mogelijk zonder godsvrucht; maar die in den oogst, wanneer het meest moet gearbeid worden, vast slaapt, of ledig en werkeloos rondloopt, is een zoon, die zijne ouders beschaamd maakt. (Proverbs 6:8 ).

Dit is slechts ene gelijkenis, waardoor Salomo de volgende gulden les wil inscherpen. Er zijn zekere tijdpunten in het menselijke leven, die aan de mens ene bijzonder goede gelegenheid aanbieden, om hun geluk en hunnen voorspoed te bevorderen. Die verstandig is neemt zulke gunstige gelegenheden waar, en gebruikt die met ijver en vlijt. Die deze echter uit achteloosheid en traagheid ongebruikt laat voorbijgaan, zal het nooit ver in de wereld brengen. Zulke gunstige tijden zijn b.v. de jaren der jeugd; dan moet de mens wat nuttigs leren, zich voor zijn toekomstig beroep voorbereiden, zich onder de mensen een goeden, onbesproken naam maken, en den grond leggen om goed door de wereld te komen. Ook in het geestelijk leven zijn er zomer- en oogsttijden. Waar gij het woord Gods rijkelijk kunt horen, daar is uw zomer. Hij, die kennis en wijsheid opzamelt in de dagen zijner jeugd, vergadert in den zomer, en het zal hem gemak en aanzien geven; maar die de dagen zijner jeugd verbeuzelt, zal daarvan de schande dragen, wanneer hij oud is..

Vers 6

6. Menigvuldig zegeningen, in tijdelijk en eeuwig goed zijndoor den Heere op het hoofd des rechtvaardigen gehoopt, op de gebeden van hen, die Hem kennen en liefhebben; maar geen mond opent zich, om den goddeloze te zegenen; veeleer kan men zeggen: het geweld, dat door het goddelijk strafgericht tot hen terugkeert, bedekt den mond der goddelozen1), die zo dikwijls de bron van lastering, overmoed, twist en geweld geweest is, om dien voor altijd te bedekken en toe te sluiten (Proverbs 10:11).

1) Dit is, hun monden zullen met schaamte gestopt worden, om het geweld, hetwelk zij gedaan hebben. Zij zullen niet een enkel woord tot verschoning voor zich weten in te brengen. Hun adem zal gestuit en als teruggedreven of beteugeld worden, om iets te zeggen, wanneer het oordeel over hun boze daden komt en het gepleegde geweld met dubbelen woeker hun betaald gezet wordt. 7. De gedachtenis aan het godzalige leven des rechtvaardigen zal na hunnen dood meer en meer tot zegening zijn, zodat zijne woorden en werken ook dan enen gezegenden invloed zullen hebben, en zo dikwijls aan hem gedacht wordt, zal men zich dien zegen ook toewensen (Psalms 112:6); maar de naam der goddelozen, al wordt hij ook gedurende zijn leven hoog geroemd en geprezen, zal toch zeker spoedig verdwijnen, en als een lijk verrotten, 2) de lucht verpesten, en bij velen walging en afschuw. (Job 24:19).

Het zichtbare vergaat bij beiden op gelijke wijze; maar de eeuwige goddelijke kracht, die in den eerste werkte en handelde, laat lange en duurzame gevolgen van hem op aarde achter, terwijl zonder zulk ene in hem wonende goddelijke kracht het aandenken van den laatste als een lijk verrot..

De nijd moge den luister des vromen enen tijd lang benevelen, nochtans zal hij na zijnen dood met ere genoemd worden; men zal hem met lof gedenken, wanneer de gedachtenis des goddelozen, die thans misschien geroemd wordt, zal vergaan, of stinkende en verfoeilijk zal zijn.

Wij mogen God danken, dat wij ons in hun licht hebben mogen verheugen, dat ze veel goeds in hun geslacht, en in de wereld in het gemeen, of ook om ons in het bijzonder gedaan hebben. En nooit zal onze dankbaarheid in deze beter en oprechter zijn, dan wanneer wij tonen ijverige navolgers te zijn van dat goede, hetwelk hun den naam van rechtvaardigen deed verwerven..

2) De uitdrukking is ontleend aan den boom, die gestorven, verrot, zich oplost, zodat er niets van overblijft. Zo ook gaat het met de namen der goddelozen. Niemand wil er mee te maken hebben, niemand zal zich naar hen noemen.

Vers 6

6. Menigvuldig zegeningen, in tijdelijk en eeuwig goed zijndoor den Heere op het hoofd des rechtvaardigen gehoopt, op de gebeden van hen, die Hem kennen en liefhebben; maar geen mond opent zich, om den goddeloze te zegenen; veeleer kan men zeggen: het geweld, dat door het goddelijk strafgericht tot hen terugkeert, bedekt den mond der goddelozen1), die zo dikwijls de bron van lastering, overmoed, twist en geweld geweest is, om dien voor altijd te bedekken en toe te sluiten (Proverbs 10:11).

1) Dit is, hun monden zullen met schaamte gestopt worden, om het geweld, hetwelk zij gedaan hebben. Zij zullen niet een enkel woord tot verschoning voor zich weten in te brengen. Hun adem zal gestuit en als teruggedreven of beteugeld worden, om iets te zeggen, wanneer het oordeel over hun boze daden komt en het gepleegde geweld met dubbelen woeker hun betaald gezet wordt. 7. De gedachtenis aan het godzalige leven des rechtvaardigen zal na hunnen dood meer en meer tot zegening zijn, zodat zijne woorden en werken ook dan enen gezegenden invloed zullen hebben, en zo dikwijls aan hem gedacht wordt, zal men zich dien zegen ook toewensen (Psalms 112:6); maar de naam der goddelozen, al wordt hij ook gedurende zijn leven hoog geroemd en geprezen, zal toch zeker spoedig verdwijnen, en als een lijk verrotten, 2) de lucht verpesten, en bij velen walging en afschuw. (Job 24:19).

Het zichtbare vergaat bij beiden op gelijke wijze; maar de eeuwige goddelijke kracht, die in den eerste werkte en handelde, laat lange en duurzame gevolgen van hem op aarde achter, terwijl zonder zulk ene in hem wonende goddelijke kracht het aandenken van den laatste als een lijk verrot..

De nijd moge den luister des vromen enen tijd lang benevelen, nochtans zal hij na zijnen dood met ere genoemd worden; men zal hem met lof gedenken, wanneer de gedachtenis des goddelozen, die thans misschien geroemd wordt, zal vergaan, of stinkende en verfoeilijk zal zijn.

Wij mogen God danken, dat wij ons in hun licht hebben mogen verheugen, dat ze veel goeds in hun geslacht, en in de wereld in het gemeen, of ook om ons in het bijzonder gedaan hebben. En nooit zal onze dankbaarheid in deze beter en oprechter zijn, dan wanneer wij tonen ijverige navolgers te zijn van dat goede, hetwelk hun den naam van rechtvaardigen deed verwerven..

2) De uitdrukking is ontleend aan den boom, die gestorven, verrot, zich oplost, zodat er niets van overblijft. Zo ook gaat het met de namen der goddelozen. Niemand wil er mee te maken hebben, niemand zal zich naar hen noemen.

Vers 8

8. Die wijs van hart, door God en zijn Woord geleerd, en Hem vrezende is, neemt de geboden gaarne aan, en laat zich daardoor tuchtigen en leren; maar a) die dwaas is van lippen, door een ijdel, oppervlakkig en goddeloos gezwets toont, dat hij een hoogmoedige dwaas is, zal door zijne eigene dwaasheid omgeworpen worden, en eindelijk in het eeuwig verderf storten.

a) Proverbs 10:20.

Men lette op de gewichtige tegenstelling tussen de inwendige gedachten van den wijze en het uitwendige woord van den dwaas. Ene kerkelijke gedachte is bij den dwaas niet te veronderstellen; hij verraadt zijne gedachteloosheid altijd door zijn gezwets..

In Proverbs 10:8-Proverbs 10:14 wordt gesproken over de zonden der lippen en wat daar tegenover staat.

Vers 8

8. Die wijs van hart, door God en zijn Woord geleerd, en Hem vrezende is, neemt de geboden gaarne aan, en laat zich daardoor tuchtigen en leren; maar a) die dwaas is van lippen, door een ijdel, oppervlakkig en goddeloos gezwets toont, dat hij een hoogmoedige dwaas is, zal door zijne eigene dwaasheid omgeworpen worden, en eindelijk in het eeuwig verderf storten.

a) Proverbs 10:20.

Men lette op de gewichtige tegenstelling tussen de inwendige gedachten van den wijze en het uitwendige woord van den dwaas. Ene kerkelijke gedachte is bij den dwaas niet te veronderstellen; hij verraadt zijne gedachteloosheid altijd door zijn gezwets..

In Proverbs 10:8-Proverbs 10:14 wordt gesproken over de zonden der lippen en wat daar tegenover staat.

Vers 9

9. Die in oprechtheid wandelt, behoeft voor niets te vrezen en wandelt zeker; maar die in plaats van den rechten weg van Gods geboden te volgen, zijne wegen op ene bedrieglijke, onbillijke en listige wijze verkeert, slinkse wegen bewandelt, zal altijd in vrees voor de ontdekking zijner boosheden leven, maar zich ten laatste toch niet meer kunnen verbergen, en niet alleen aan de mensen, ook zeker voor den rechterstoel van den alwetenden God bekend worden.

Die oprecht en openhartig in de uitvoering van een plan te werk gaat, komt zeker tot zijn doel; die listig en verborgen handelt verraadt zich zelven toch eindelijk, en mist dan daardoor juist zijn doel.

Niet zozeer wordt hier gesproken van oprechte daden, maar veeleer van oprechte woorden, m.a.w. van hen, die altijd eerlijk voor den dag komen en niet tot leugen of verdichtsel hun toevlucht nemen. Het zijn dezelfden, welke de Heere Christus de reinen noemt, of de oprechten als een duif.

Vers 9

9. Die in oprechtheid wandelt, behoeft voor niets te vrezen en wandelt zeker; maar die in plaats van den rechten weg van Gods geboden te volgen, zijne wegen op ene bedrieglijke, onbillijke en listige wijze verkeert, slinkse wegen bewandelt, zal altijd in vrees voor de ontdekking zijner boosheden leven, maar zich ten laatste toch niet meer kunnen verbergen, en niet alleen aan de mensen, ook zeker voor den rechterstoel van den alwetenden God bekend worden.

Die oprecht en openhartig in de uitvoering van een plan te werk gaat, komt zeker tot zijn doel; die listig en verborgen handelt verraadt zich zelven toch eindelijk, en mist dan daardoor juist zijn doel.

Niet zozeer wordt hier gesproken van oprechte daden, maar veeleer van oprechte woorden, m.a.w. van hen, die altijd eerlijk voor den dag komen en niet tot leugen of verdichtsel hun toevlucht nemen. Het zijn dezelfden, welke de Heere Christus de reinen noemt, of de oprechten als een duif.

Vers 10

10. Die uit valsheid of uit blijdschap over het leed van anderen met het oog wenkt, terwijl hij met iemand vriendelijk spreekt, richt smart, moeite er kommer aan (Proverbs 6:13),en een dwaas van lippen, die met zijn kwaadaardigen mond openlijk beledigt, zal omgeworpen worden, om zich zelven in het verderf te storten. (Proverbs 10:8).

Vers 10

10. Die uit valsheid of uit blijdschap over het leed van anderen met het oog wenkt, terwijl hij met iemand vriendelijk spreekt, richt smart, moeite er kommer aan (Proverbs 6:13),en een dwaas van lippen, die met zijn kwaadaardigen mond openlijk beledigt, zal omgeworpen worden, om zich zelven in het verderf te storten. (Proverbs 10:8).

Vers 11

11. a) De mond des rechtvaardigen is ene springader des levens, woorden des levens komen er uit voort, die den hoorder lieflijk in de oren klinken, hem verfrissen, versterken, levendig maken en genade geven (John 7:38); maar het geweld bedekt den mond der goddelozen, die vol onheil en onrecht is. (Proverbs 10:6).

a) Proverbs 13:14.

De mond aan een goed mens is altijd geopend om te leren, te vertroosten en anderen den weg te wijzen, als een vloeiende bron, die niet kan gestopt worden. De ongerechtigheid aan den goddeloze, hun geweten verontrustende, stopt hunnen mond met schaamte en vrees.

Vers 11

11. a) De mond des rechtvaardigen is ene springader des levens, woorden des levens komen er uit voort, die den hoorder lieflijk in de oren klinken, hem verfrissen, versterken, levendig maken en genade geven (John 7:38); maar het geweld bedekt den mond der goddelozen, die vol onheil en onrecht is. (Proverbs 10:6).

a) Proverbs 13:14.

De mond aan een goed mens is altijd geopend om te leren, te vertroosten en anderen den weg te wijzen, als een vloeiende bron, die niet kan gestopt worden. De ongerechtigheid aan den goddeloze, hun geweten verontrustende, stopt hunnen mond met schaamte en vrees.

Vers 12

12. Haat in het hart verwekt ook weldra krakelen met den mond, a) maar de liefde dekt alle overtredingen van den naaste toe, 1) zij vergeeft, zij overwint die, zo als de Goddelijke liefde de misdaden vergeeft. (Proverbs 17:9. James 5:20).

a) 1 Corinthians 13:4-1 Corinthians 13:7. 1 Peter 4:8.

1) De grootste vredemaakster en de moeder des geluks is de Liefde, welke alle overtredingen bedekt, d.i. die deugd, welke allen hoon en beledigingen, waardoor tweedracht en verwijdering ontstaan mocht, door ze te verkleinen, te verschonen, of in een betere vouw te slaan, weet af te weren of derwijze te bedekken, dat zij in vergetelheid, of door vergoeding verbeterd, of door inschikkelijkheid verschoond worden..

Vers 12

12. Haat in het hart verwekt ook weldra krakelen met den mond, a) maar de liefde dekt alle overtredingen van den naaste toe, 1) zij vergeeft, zij overwint die, zo als de Goddelijke liefde de misdaden vergeeft. (Proverbs 17:9. James 5:20).

a) 1 Corinthians 13:4-1 Corinthians 13:7. 1 Peter 4:8.

1) De grootste vredemaakster en de moeder des geluks is de Liefde, welke alle overtredingen bedekt, d.i. die deugd, welke allen hoon en beledigingen, waardoor tweedracht en verwijdering ontstaan mocht, door ze te verkleinen, te verschonen, of in een betere vouw te slaan, weet af te weren of derwijze te bedekken, dat zij in vergetelheid, of door vergoeding verbeterd, of door inschikkelijkheid verschoond worden..

Vers 13

13. In de lippen des verstandigen, die het onderscheid heeft leren kennen tussen recht en onrecht, waarheid en leugen, wordt wijsheid gevonden; a) maar op den rug des verstandelozen, die zijn hart en zijne lippen voor de wijsheid toesluit, past de roede, opdat hij de gevolgen zijner goddeloosheid gevoelig zou ondervinden, of ten minste moge in toom gehouden worden. a) Proverbs 20:30.

Vers 13

13. In de lippen des verstandigen, die het onderscheid heeft leren kennen tussen recht en onrecht, waarheid en leugen, wordt wijsheid gevonden; a) maar op den rug des verstandelozen, die zijn hart en zijne lippen voor de wijsheid toesluit, past de roede, opdat hij de gevolgen zijner goddeloosheid gevoelig zou ondervinden, of ten minste moge in toom gehouden worden. a) Proverbs 20:30.

Vers 14

14. De wijzen verbergen hun gevoelen in het hart, en leggende wetenschap, die zij van goddelijke en menselijke zaken bezitten, weg1), en wel ter rechter ure en bij geschikte gelegenheden, en verkwisten die niet door ontijdig spreken en ijdel pochen; maar den mond des dwazen is, zo als altijd een bouwvallig huis, de verstoring, de verwoesting nabij; 2) want hij is steeds gereed met zijne dwaze woorden te schermen, om zich zelven en anderen daardoor verderf en schrik te bereiden.

1) De wijzen verkrijgen deze wijsheid door in den Bijbel te lezen, door het Woord te horen, door overdenking en door ondervinding, door het gebed, door het geloof in Christus, die door God tot wijsheid gemaakt is..

2) De mond der dwazen is niet alleen gevaarlijk voor hen zelven, maar ook voor anderen, dewijl bij verderf en onheil aanbrengt.

Vers 14

14. De wijzen verbergen hun gevoelen in het hart, en leggende wetenschap, die zij van goddelijke en menselijke zaken bezitten, weg1), en wel ter rechter ure en bij geschikte gelegenheden, en verkwisten die niet door ontijdig spreken en ijdel pochen; maar den mond des dwazen is, zo als altijd een bouwvallig huis, de verstoring, de verwoesting nabij; 2) want hij is steeds gereed met zijne dwaze woorden te schermen, om zich zelven en anderen daardoor verderf en schrik te bereiden.

1) De wijzen verkrijgen deze wijsheid door in den Bijbel te lezen, door het Woord te horen, door overdenking en door ondervinding, door het gebed, door het geloof in Christus, die door God tot wijsheid gemaakt is..

2) De mond der dwazen is niet alleen gevaarlijk voor hen zelven, maar ook voor anderen, dewijl bij verderf en onheil aanbrengt.

Vers 15

15. Des rijken goed, dat hij door wijsheid verworven heeft, en heeft aangewend om werken der wijsheid daar te stellen, is ene stad zijner sterkte, waarin hij zich kan terugtrekken, en die hem tegen de gevaren en de wisselvalligheden des levens beschutten; de armoede der geringen, die door hun eigene dwaasheid arm zijn, is hun verstoring, zij zijn vreesachtig, omdat zij gene beschutting hebben; want hun armoede gelijkt naar ene vervallene ruïne, die aan elk gevaar is blootgesteld. (Proverbs 18:11. Ecclesiastes 7:12).

Rijkdommen dienen den bezitters tot ene krachtige bescherming tegen veel kwaad, waaraan wij in dit leven onderhevig zijn, zij verheffen het natuurlijk hart der mensen en maken hen stout; terwijl de armoede anderen blootstelt aan veel ongelijk en mishandeling, en den geest menigmaal neerslachtig maakt.

Vers 15

15. Des rijken goed, dat hij door wijsheid verworven heeft, en heeft aangewend om werken der wijsheid daar te stellen, is ene stad zijner sterkte, waarin hij zich kan terugtrekken, en die hem tegen de gevaren en de wisselvalligheden des levens beschutten; de armoede der geringen, die door hun eigene dwaasheid arm zijn, is hun verstoring, zij zijn vreesachtig, omdat zij gene beschutting hebben; want hun armoede gelijkt naar ene vervallene ruïne, die aan elk gevaar is blootgesteld. (Proverbs 18:11. Ecclesiastes 7:12).

Rijkdommen dienen den bezitters tot ene krachtige bescherming tegen veel kwaad, waaraan wij in dit leven onderhevig zijn, zij verheffen het natuurlijk hart der mensen en maken hen stout; terwijl de armoede anderen blootstelt aan veel ongelijk en mishandeling, en den geest menigmaal neerslachtig maakt.

Vers 16

16. Het werk des rechtvaardigen, door zuren arbeid daargesteld,is ten leven, het wordt door den Heere gezegend, en kan met Zijne hulp ten eeuwigen leven gedijen; de inkomst des goddelozen is ter voortzetting en vergroting zijner zonde, 1) en daarenboven tot zijne vernietiging, tot zijn eeuwig verderf.

1) De rechtvaardige bedoelt met zijn werk, met zijn arbeid zijn eigen geluk en dat des anderen, zowel voor den tijd als voor de eeuwigheid, maar de goddeloze leeft van zijn inkomen tot zonde, dat is, hij besteedt het in den dienst der zonde en ontvangt daarom het loon der zonde.

Vers 16

16. Het werk des rechtvaardigen, door zuren arbeid daargesteld,is ten leven, het wordt door den Heere gezegend, en kan met Zijne hulp ten eeuwigen leven gedijen; de inkomst des goddelozen is ter voortzetting en vergroting zijner zonde, 1) en daarenboven tot zijne vernietiging, tot zijn eeuwig verderf.

1) De rechtvaardige bedoelt met zijn werk, met zijn arbeid zijn eigen geluk en dat des anderen, zowel voor den tijd als voor de eeuwigheid, maar de goddeloze leeft van zijn inkomen tot zonde, dat is, hij besteedt het in den dienst der zonde en ontvangt daarom het loon der zonde.

Vers 17

17. Het pad tot het waarachtig gelukkige en eeuwig zalige leven is degene, die de tucht der wijsheid, waardoor zij al het ongoddelijk handelen van een mens ontdekt en straft, gaarne aanneemt en in het hart bewaart; maar die de bestraffing der tuchtigende wijsheid veracht of verlaat, dwaalt niet alleen zelfs in de gewichtigste vragen des levens, maar doet dwalen. 1)

1) In het Hebreeën Mattheus 'h. Beter is, dwalende, voedt de dwaling, bevindt zich op een dwaalweg. De weg des doods wordt hier gesteld tegenover den weg des levens. Wie zich onder de tucht stelt, bewandelt den weg ten leven, maar wie van de bestraffing, van de tucht des Woords en der Wijsheid zich afkeert, bewandelt den weg des doods.

Vers 17

17. Het pad tot het waarachtig gelukkige en eeuwig zalige leven is degene, die de tucht der wijsheid, waardoor zij al het ongoddelijk handelen van een mens ontdekt en straft, gaarne aanneemt en in het hart bewaart; maar die de bestraffing der tuchtigende wijsheid veracht of verlaat, dwaalt niet alleen zelfs in de gewichtigste vragen des levens, maar doet dwalen. 1)

1) In het Hebreeën Mattheus 'h. Beter is, dwalende, voedt de dwaling, bevindt zich op een dwaalweg. De weg des doods wordt hier gesteld tegenover den weg des levens. Wie zich onder de tucht stelt, bewandelt den weg ten leven, maar wie van de bestraffing, van de tucht des Woords en der Wijsheid zich afkeert, bewandelt den weg des doods.

Vers 18

18. Die den haat in het hart voedt, en dien bedekt, is van valse lippen, 1) d.i. waar haat in het hart woont, daar is ook leugen en laster op de lippen, en die een kwaad gerucht 2) voortbrengt en verspreidt is een zot, die noch God noch zich zelven kent.

1) Valse of leugenlippen zijn kwaad genoeg voor haar zelf, doch hebben een bijzondere smaadheid in zich als zij tot een dekkleed ener opzettelijke boosheid dienen..

2) Onder kwaad gerucht hebben wij opzettelijken laster te verstaan. Hij, die dit verspreidt wordt een zot, een gek genoemd, dewijl hij niet alleen anderen, maar ook zich zelven schaadt.

Vers 18

18. Die den haat in het hart voedt, en dien bedekt, is van valse lippen, 1) d.i. waar haat in het hart woont, daar is ook leugen en laster op de lippen, en die een kwaad gerucht 2) voortbrengt en verspreidt is een zot, die noch God noch zich zelven kent.

1) Valse of leugenlippen zijn kwaad genoeg voor haar zelf, doch hebben een bijzondere smaadheid in zich als zij tot een dekkleed ener opzettelijke boosheid dienen..

2) Onder kwaad gerucht hebben wij opzettelijken laster te verstaan. Hij, die dit verspreidt wordt een zot, een gek genoemd, dewijl hij niet alleen anderen, maar ook zich zelven schaadt.

Vers 19

19. In de veelheid der woorden, zo als bij de dwazen (Proverbs 10:8, Proverbs 10:14) ontbreekt de overtreding niet, 1) als van leugen, ijdelheid, twist en strijd; maar die zijne lippen weerhoudt van veel te spreken, opdat zij het hart niet ontledigen zouden van de vreze en de kennis van God, en alleen spreken wat goed en waar is, is kloek verstandig, is waarlijk verstandig, want hij blijft bewaard voor vele zonden, en volgt den weg des levens. (1 Peter 3:10. Ecclesiastes 5:1).

1) Zelden gebeurt het, dat zij, die veel praten zich niet meermalen bezondigen, hetzij door ijdele woorden en beuzelingen, hetzij door leugentaal van horen zeggen verder voort te verhalen, of door bijhangselen het nog te vergroten, niet bedenkende, hoeveel stof tot berouw zij zich zelven maken..

Vers 19

19. In de veelheid der woorden, zo als bij de dwazen (Proverbs 10:8, Proverbs 10:14) ontbreekt de overtreding niet, 1) als van leugen, ijdelheid, twist en strijd; maar die zijne lippen weerhoudt van veel te spreken, opdat zij het hart niet ontledigen zouden van de vreze en de kennis van God, en alleen spreken wat goed en waar is, is kloek verstandig, is waarlijk verstandig, want hij blijft bewaard voor vele zonden, en volgt den weg des levens. (1 Peter 3:10. Ecclesiastes 5:1).

1) Zelden gebeurt het, dat zij, die veel praten zich niet meermalen bezondigen, hetzij door ijdele woorden en beuzelingen, hetzij door leugentaal van horen zeggen verder voort te verhalen, of door bijhangselen het nog te vergroten, niet bedenkende, hoeveel stof tot berouw zij zich zelven maken..

Vers 20

20. De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver, zij spreekt zelden en alleen zuivere taal uit Gods woord, bevestigd door de ervaring, en voortvloeiende uit een hart, dat in de waarheid staat; het hart der goddelozen, de bron hunner handelingen, waaruit de gedachten en woorden voortkomen (Matthew 15:19) is weinig waard, een niets, aan alles ledig, wat innerlijke waarde heeft, hoeveel te meer de woorden die daaruit voortkomen.

Vers 20

20. De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver, zij spreekt zelden en alleen zuivere taal uit Gods woord, bevestigd door de ervaring, en voortvloeiende uit een hart, dat in de waarheid staat; het hart der goddelozen, de bron hunner handelingen, waaruit de gedachten en woorden voortkomen (Matthew 15:19) is weinig waard, een niets, aan alles ledig, wat innerlijke waarde heeft, hoeveel te meer de woorden die daaruit voortkomen.

Vers 21

21. De lippen des rechtvaardigen voeden, verkwikken er velen met heilzame lessen der godzaligheid, en weiden hen, geleiden hen alzo naar het eeuwige leven (Ecclesiastes 12:11. Ezekiel 24:2, Acts 20:28); maar de dwazen, die verstokt zijn tegenover de hemelse wijsheid, zijn niet alleen onbekwaam om voor anderen leraars der waarheid en wegwijzers ten leven te zijn, maar zij zijn zelfs kinderen des doods, en sterven door gebrek van verstand, door hun vijandschap tegen de waarheid. Alzo verliezen zij hun tijdelijk en eeuwig geluk.

Het hart van den goddeloze is weinig waard. Zijne beginselen, zijne begrippen, zijne gedachten, zijne oogmerken, alles wat in hem is, wat hem aandoen is werelds en vleselijk, en daarom van gene waarde. Dwazen sterven door gebrek aan wijsheid; dwazen zijn zij inderdaad door te sterven uit gebrek aan datgene, wat zij konden verkrijgen. Dwazen sterven uit gebrek aan een hart, dat is een hart, dat denkt en gevoelt..

Vers 21

21. De lippen des rechtvaardigen voeden, verkwikken er velen met heilzame lessen der godzaligheid, en weiden hen, geleiden hen alzo naar het eeuwige leven (Ecclesiastes 12:11. Ezekiel 24:2, Acts 20:28); maar de dwazen, die verstokt zijn tegenover de hemelse wijsheid, zijn niet alleen onbekwaam om voor anderen leraars der waarheid en wegwijzers ten leven te zijn, maar zij zijn zelfs kinderen des doods, en sterven door gebrek van verstand, door hun vijandschap tegen de waarheid. Alzo verliezen zij hun tijdelijk en eeuwig geluk.

Het hart van den goddeloze is weinig waard. Zijne beginselen, zijne begrippen, zijne gedachten, zijne oogmerken, alles wat in hem is, wat hem aandoen is werelds en vleselijk, en daarom van gene waarde. Dwazen sterven door gebrek aan wijsheid; dwazen zijn zij inderdaad door te sterven uit gebrek aan datgene, wat zij konden verkrijgen. Dwazen sterven uit gebrek aan een hart, dat is een hart, dat denkt en gevoelt..

Vers 22

22. De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er gene smart bij; gene angstige zorgen des mensen kunnen er iets aan toedoen. (Psalms 127:2). God beschikt en geeft raad..

Dat betekent: 1) wat alle inspanning niet vermag, geeft Gods zegen; 2) de alzo verworven rijkdom is zonder enige bittere gedachte, terwijl het goed, dat zonder en tegen den wil des Heren is verworven, veel onrust en gewetensangst veroorzaakt; 3) die zegen is alles waard, en maakt alleen den mens rijk, maar niet het goed..

Vers 22

22. De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er gene smart bij; gene angstige zorgen des mensen kunnen er iets aan toedoen. (Psalms 127:2). God beschikt en geeft raad..

Dat betekent: 1) wat alle inspanning niet vermag, geeft Gods zegen; 2) de alzo verworven rijkdom is zonder enige bittere gedachte, terwijl het goed, dat zonder en tegen den wil des Heren is verworven, veel onrust en gewetensangst veroorzaakt; 3) die zegen is alles waard, en maakt alleen den mens rijk, maar niet het goed..

Vers 23

23. a) Het is voor den goddelozen zot als spel, schandelijkheid te doen aan zijnen naaste, het is hem tot innige blijdschap, als hem dit gelukt; maar voor een man van verstand is het ene vreugde des harten, wijsheid 1) te plegen; de godzalige gevoelt zich het gelukkigst, wanneer het woord van God hem verlicht; want al naar dat de mens inwendig, is, hoeft hij ook zijn genoegen en zijne vreugde.

a) Proverbs 14:9.

1) Salomo zegt hier, dat de dwaze in zijn element is, als hij onrecht pleegt, schandelijkheid doet; en evenzeer van des verstandige, den man, die naar Gods Wet en Woord wenst te leven, als hij naar de grondregels van Gods Woord leeft en alzo de Wijsheid beoefent.

Vers 23

23. a) Het is voor den goddelozen zot als spel, schandelijkheid te doen aan zijnen naaste, het is hem tot innige blijdschap, als hem dit gelukt; maar voor een man van verstand is het ene vreugde des harten, wijsheid 1) te plegen; de godzalige gevoelt zich het gelukkigst, wanneer het woord van God hem verlicht; want al naar dat de mens inwendig, is, hoeft hij ook zijn genoegen en zijne vreugde.

a) Proverbs 14:9.

1) Salomo zegt hier, dat de dwaze in zijn element is, als hij onrecht pleegt, schandelijkheid doet; en evenzeer van des verstandige, den man, die naar Gods Wet en Woord wenst te leven, als hij naar de grondregels van Gods Woord leeft en alzo de Wijsheid beoefent.

Vers 24

24. De vreze des goddelozen, als goddelijke vergelding zijnen daden in zijn hart en geweten, die zal hem ook zeker overkomen (Proverbs 1:27. Isaiah 66:4. Job 3:25. Proverbs 11:27); maar de begeerte der rechtvaardigen, die zij als genadeloon in goederen voor de eeuwigheid verwachten, zal God, die het beloofd heeft, geven. (Psalms 37:4).

Vers 24

24. De vreze des goddelozen, als goddelijke vergelding zijnen daden in zijn hart en geweten, die zal hem ook zeker overkomen (Proverbs 1:27. Isaiah 66:4. Job 3:25. Proverbs 11:27); maar de begeerte der rechtvaardigen, die zij als genadeloon in goederen voor de eeuwigheid verwachten, zal God, die het beloofd heeft, geven. (Psalms 37:4).

Vers 25

25. Gelijk een wervelwind 1) zich eensklaps vertoont en snel voorbijgaat, alzo is de goddeloze weldra niet meer, want de leugen en het onrecht kunnen niet bestaan (Proverbs 1:27. Isaiah 28:18); maar de rechtvaardige is of heeft ene eeuwige grondvest, en kan niet wankelen, zo als God en zijn heilig Woord, waarin Hij, de rechtvaardige, ingeworteld is. (Proverbs 10:30. Psalms 125:1).

1) De goddelozen, welk een gevaar, gedruis of geweld zij ook mogen aanrichten, of dreigen, evenals een wervelwind, die alles schijnt te willen overhoop storten, zullen ook schielijk en onherstelbaar, als zulk een draaiwind voorbijgaan en men zal hen niet meer gewaar worden, noch iets van hen te vrezen hebben. Integendeel maken de rechtvaardigen geen vertoning en liggen stil en als verscholen in het verborgene, gelijk een grondrente van een gebied, die laag en buiten het gezicht blijven, maar zo veel te vaster blijven zij gehecht aan de kerk van God, voor welke zij tot grondvesten dienen, en welker steunsels zij zijn..

Vers 25

25. Gelijk een wervelwind 1) zich eensklaps vertoont en snel voorbijgaat, alzo is de goddeloze weldra niet meer, want de leugen en het onrecht kunnen niet bestaan (Proverbs 1:27. Isaiah 28:18); maar de rechtvaardige is of heeft ene eeuwige grondvest, en kan niet wankelen, zo als God en zijn heilig Woord, waarin Hij, de rechtvaardige, ingeworteld is. (Proverbs 10:30. Psalms 125:1).

1) De goddelozen, welk een gevaar, gedruis of geweld zij ook mogen aanrichten, of dreigen, evenals een wervelwind, die alles schijnt te willen overhoop storten, zullen ook schielijk en onherstelbaar, als zulk een draaiwind voorbijgaan en men zal hen niet meer gewaar worden, noch iets van hen te vrezen hebben. Integendeel maken de rechtvaardigen geen vertoning en liggen stil en als verscholen in het verborgene, gelijk een grondrente van een gebied, die laag en buiten het gezicht blijven, maar zo veel te vaster blijven zij gehecht aan de kerk van God, voor welke zij tot grondvesten dienen, en welker steunsels zij zijn..

Vers 26

26. Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is, zo is de luie degenen, die hem uitzenden met de ene of andere boodschap in hun plaats; hij ontneemt hun alle macht en aanzien (Proverbs 6:6; Proverbs 12:27; Proverbs 19:24; Proverbs 22:13

Luther's randtekening, waar slechte heren en ambtslieden zijn, daar zien de ogen niet en bijten de tanden niet; d.i. tucht en straf worden vernietigd.. 27. a) De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen van het aardse, en schenkt het eeuwige leven (Proverbs 3:2 ; Proverbs 9:11; Proverbs 14:27); maar de jaren der goddelozen worden verkort. tot straf van hun onverschilligheid omtrent het eeuwige leven.

a) Proverbs 9:11.

Die God vreest doet dit, omdat hij uit Gods woord leeft; daardoor kan men zeggen, dat zijn leven oneindig verlengd wordt, zodat hij op een dag door Gods woord duizend jaren door leven kan. Die zich aan het woord Gods vast hecht, ondervindt dit ontegenzeglijk ook aan zijn lichaam; dit is echter slechts een afschijnsel van het bovengenoemde. De jaren van den goddeloze worden door hem zelven verkort, al leefde hij ook duizend jaren; want hij leeft altijd slechts voor het tegenwoordige ogenblik, en zorgt voor de toekomst; van het verledene maakt hij geen gebruik. Die dit laatste hartstochtelijk drijft schaadt daardoor ook zijn lichaam, dat hij het verderf ten prooi geeft..

Vers 26

26. Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is, zo is de luie degenen, die hem uitzenden met de ene of andere boodschap in hun plaats; hij ontneemt hun alle macht en aanzien (Proverbs 6:6; Proverbs 12:27; Proverbs 19:24; Proverbs 22:13

Luther's randtekening, waar slechte heren en ambtslieden zijn, daar zien de ogen niet en bijten de tanden niet; d.i. tucht en straf worden vernietigd.. 27. a) De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen van het aardse, en schenkt het eeuwige leven (Proverbs 3:2 ; Proverbs 9:11; Proverbs 14:27); maar de jaren der goddelozen worden verkort. tot straf van hun onverschilligheid omtrent het eeuwige leven.

a) Proverbs 9:11.

Die God vreest doet dit, omdat hij uit Gods woord leeft; daardoor kan men zeggen, dat zijn leven oneindig verlengd wordt, zodat hij op een dag door Gods woord duizend jaren door leven kan. Die zich aan het woord Gods vast hecht, ondervindt dit ontegenzeglijk ook aan zijn lichaam; dit is echter slechts een afschijnsel van het bovengenoemde. De jaren van den goddeloze worden door hem zelven verkort, al leefde hij ook duizend jaren; want hij leeft altijd slechts voor het tegenwoordige ogenblik, en zorgt voor de toekomst; van het verledene maakt hij geen gebruik. Die dit laatste hartstochtelijk drijft schaadt daardoor ook zijn lichaam, dat hij het verderf ten prooi geeft..

Vers 28

28. De hoop der rechtvaardigen, die in den levenden God gegeven is, zal daarom ook vervuld worden, en zij zal hem tot zalige blijdschapzijn; maar de a) verwachting der goddelozen, die op ijdele en vergankelijke dingen gericht is, zal vergaan (vs 24. Isaiah 66:4) loopt op niets uit.

a) Job 8:13,Job 8:14. Psalms 112:10.

Vers 28

28. De hoop der rechtvaardigen, die in den levenden God gegeven is, zal daarom ook vervuld worden, en zij zal hem tot zalige blijdschapzijn; maar de a) verwachting der goddelozen, die op ijdele en vergankelijke dingen gericht is, zal vergaan (vs 24. Isaiah 66:4) loopt op niets uit.

a) Job 8:13,Job 8:14. Psalms 112:10.

Vers 29

29. De weg, het rechtvaardige en genadige bestuur des HEEREN in de wereld, is voor den oprechte, die in onschuld en gerechtigheid zijnen weg bewandelt, sterkte en vertrouwen in alle noden des levens, die hem toch allen ten beste moeten gedijen 1); maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring, dewijl de dreigende straffen Gods hen doen sidderen en beven (Proverbs 13:6).

Of: de weg, de voorschriften Gods, de weg, welken Hij in Zijn Woord voorschrijft, is de steun der rechtvaardigen, dat is, hoe nauwgezetter men wandelt op den weg, die ten leven leidt, hoe geruster en vaster en vrediger zijn levensrichting en zijn leven zal wezen. De weg Gods is dan of de weg van Gods Voorzienige zorg, of de heilsordening, die Hij geopenbaard heeft. Beide verklaringen hebben recht van bestaan, wij houden het met de laatste.

Vers 29

29. De weg, het rechtvaardige en genadige bestuur des HEEREN in de wereld, is voor den oprechte, die in onschuld en gerechtigheid zijnen weg bewandelt, sterkte en vertrouwen in alle noden des levens, die hem toch allen ten beste moeten gedijen 1); maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring, dewijl de dreigende straffen Gods hen doen sidderen en beven (Proverbs 13:6).

Of: de weg, de voorschriften Gods, de weg, welken Hij in Zijn Woord voorschrijft, is de steun der rechtvaardigen, dat is, hoe nauwgezetter men wandelt op den weg, die ten leven leidt, hoe geruster en vaster en vrediger zijn levensrichting en zijn leven zal wezen. De weg Gods is dan of de weg van Gods Voorzienige zorg, of de heilsordening, die Hij geopenbaard heeft. Beide verklaringen hebben recht van bestaan, wij houden het met de laatste.

Vers 30

30. De rechtvaardige, die in de genade Gods vast staat, zal in eeuwigheid niet bewogen worden, zelfs niet in de grootste beproevingen des levens; maar de goddelozen zullen de aarde, het land der belofte, niet bewonen, maar eenmaal uit de gemeente uitgeroeid worden, en zij zullen heengaan naar hun plaats (Psalms 37:29).

De rechtvaardige zal nimmer wankelen. Zij, die vast in de deugd staan, hebben enen onvergankelijken vrede en het hoogste geluk, dat niemand hun kan ontroven; hun grondslag staat vast tot in eeuwigheid. De goddelozen zouden gaarne deze aarde tot hun eeuwige woning en erfenis willen hebben, maar dat kan niet geschieden. Zij moeten sterven en al hun afgoden achterlaten.. 31. De mond des rechtvaardigen brengt, even als een vruchtbare boom, die door gezonde sappen gevoel altijd door nieuwe takken, bloesems en vruchten voort, overvloedig wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal als een ongezonde of verdorde boom uitgeroeid worden (Matthew 3:10; Matthew 7:19).

Vers 30

30. De rechtvaardige, die in de genade Gods vast staat, zal in eeuwigheid niet bewogen worden, zelfs niet in de grootste beproevingen des levens; maar de goddelozen zullen de aarde, het land der belofte, niet bewonen, maar eenmaal uit de gemeente uitgeroeid worden, en zij zullen heengaan naar hun plaats (Psalms 37:29).

De rechtvaardige zal nimmer wankelen. Zij, die vast in de deugd staan, hebben enen onvergankelijken vrede en het hoogste geluk, dat niemand hun kan ontroven; hun grondslag staat vast tot in eeuwigheid. De goddelozen zouden gaarne deze aarde tot hun eeuwige woning en erfenis willen hebben, maar dat kan niet geschieden. Zij moeten sterven en al hun afgoden achterlaten.. 31. De mond des rechtvaardigen brengt, even als een vruchtbare boom, die door gezonde sappen gevoel altijd door nieuwe takken, bloesems en vruchten voort, overvloedig wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal als een ongezonde of verdorde boom uitgeroeid worden (Matthew 3:10; Matthew 7:19).

Vers 32

32. De lippen des rechtvaardigen weten wat God en mensen welgevallig is, en wat strekken kan tot nut en verbetering; daarmee zijn zij vertrouwd, daarvan spreken zij gaarne (Ephesians 4:29); maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid; hij kan niets voortbrengen dan wat verkeerd, goddeloos, bedrieglijk en leugenachtig is, en ook anderen in verzoeking en dwaling, stort; daarmee is hij allen vertrouwd. (Psalms 10:7)

Wij hebben gene reden om den goddeloze zijn voorbijgaand geluk en zijn ijdelen roem te benijden.

De rechtvaardige daarentegen is op de Rots der eeuwen gebouwd, hij wordt staande gehouden door de kracht Gods, en noch overheden, noch machten, noch leven, noch dood, noch enig ander schepsel zal hem kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus..

32. De lippen des rechtvaardigen weten wat God en mensen welgevallig is, en wat strekken kan tot nut en verbetering; daarmee zijn zij vertrouwd, daarvan spreken zij gaarne (Ephesians 4:29); maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid; hij kan niets voortbrengen dan wat verkeerd, goddeloos, bedrieglijk en leugenachtig is, en ook anderen in verzoeking en dwaling, stort; daarmee is hij allen vertrouwd. (Psalms 10:7)

Wij hebben gene reden om den goddeloze zijn voorbijgaand geluk en zijn ijdelen roem te benijden.

De rechtvaardige daarentegen is op de Rots der eeuwen gebouwd, hij wordt staande gehouden door de kracht Gods, en noch overheden, noch machten, noch leven, noch dood, noch enig ander schepsel zal hem kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus..

Vers 32

32. De lippen des rechtvaardigen weten wat God en mensen welgevallig is, en wat strekken kan tot nut en verbetering; daarmee zijn zij vertrouwd, daarvan spreken zij gaarne (Ephesians 4:29); maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid; hij kan niets voortbrengen dan wat verkeerd, goddeloos, bedrieglijk en leugenachtig is, en ook anderen in verzoeking en dwaling, stort; daarmee is hij allen vertrouwd. (Psalms 10:7)

Wij hebben gene reden om den goddeloze zijn voorbijgaand geluk en zijn ijdelen roem te benijden.

De rechtvaardige daarentegen is op de Rots der eeuwen gebouwd, hij wordt staande gehouden door de kracht Gods, en noch overheden, noch machten, noch leven, noch dood, noch enig ander schepsel zal hem kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus..

32. De lippen des rechtvaardigen weten wat God en mensen welgevallig is, en wat strekken kan tot nut en verbetering; daarmee zijn zij vertrouwd, daarvan spreken zij gaarne (Ephesians 4:29); maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid; hij kan niets voortbrengen dan wat verkeerd, goddeloos, bedrieglijk en leugenachtig is, en ook anderen in verzoeking en dwaling, stort; daarmee is hij allen vertrouwd. (Psalms 10:7)

Wij hebben gene reden om den goddeloze zijn voorbijgaand geluk en zijn ijdelen roem te benijden.

De rechtvaardige daarentegen is op de Rots der eeuwen gebouwd, hij wordt staande gehouden door de kracht Gods, en noch overheden, noch machten, noch leven, noch dood, noch enig ander schepsel zal hem kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 10". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-10.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile