Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Spreuken 16

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 16

Proverbs 16:1.

OVER GODS VOORZIENIGHEID EN REGERING, EN `S MENSEN PLICHT.

XII. Proverbs 16:1-Proverbs 16:33. Het tweede grote hoofddeel der verzameling Spreuken van Salomo, dat hier aanvangt, loopt van Proverbs 16:1-Proverbs 22:16, en bevat vermaningen tot enen heiligen wandel, in godsvrucht en gehoorzaamheid. Het kan verdeeld worden in zeven groepen, waarvan de eerst voorkomende door de gedachte beheerst wordt, dat God de handelingen der mensen geheel naar hunnen eigen wil en welgevallen regeert, waarom men op Hem vertrouwen moet. Proverbs 16:1-Proverbs 16:3 spreken van God, als den wijzen Beschikker en Bestuurder aller dingen in het algemeen; Proverbs 16:4-Proverbs 16:9 van Gods wijs en rechtvaardig handelen ten opzichte van het belonen van het goede en de bestraffing van het kwade; Proverbs 16:10-Proverbs 16:15 van de koningen als middelaars en werktuigen van het wege Godsbestuur over de wereld; Proverbs 16:16-Proverbs 16:26 van het rechtvaardige handelen van God met wijzen en dwazen; eindelijk Proverbs 16:27-Proverbs 16:33 nogmaals van de Goddelijke gerechtigheid bij de bestraffing der bozen en de beloning der godvrezenden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 16

Proverbs 16:1.

OVER GODS VOORZIENIGHEID EN REGERING, EN `S MENSEN PLICHT.

XII. Proverbs 16:1-Proverbs 16:33. Het tweede grote hoofddeel der verzameling Spreuken van Salomo, dat hier aanvangt, loopt van Proverbs 16:1-Proverbs 22:16, en bevat vermaningen tot enen heiligen wandel, in godsvrucht en gehoorzaamheid. Het kan verdeeld worden in zeven groepen, waarvan de eerst voorkomende door de gedachte beheerst wordt, dat God de handelingen der mensen geheel naar hunnen eigen wil en welgevallen regeert, waarom men op Hem vertrouwen moet. Proverbs 16:1-Proverbs 16:3 spreken van God, als den wijzen Beschikker en Bestuurder aller dingen in het algemeen; Proverbs 16:4-Proverbs 16:9 van Gods wijs en rechtvaardig handelen ten opzichte van het belonen van het goede en de bestraffing van het kwade; Proverbs 16:10-Proverbs 16:15 van de koningen als middelaars en werktuigen van het wege Godsbestuur over de wereld; Proverbs 16:16-Proverbs 16:26 van het rechtvaardige handelen van God met wijzen en dwazen; eindelijk Proverbs 16:27-Proverbs 16:33 nogmaals van de Goddelijke gerechtigheid bij de bestraffing der bozen en de beloning der godvrezenden.

Vers 1

1. De a) mens heeft onderscheidene schikkingen des harten, dan deze, dan gene, en meent alles te kunnen zeggen, wat hij wil; maar het staat niet in zijne eigende macht om te doen en te spreken, wat hij wil; want het antwoord der tong is van den HEERE. Zo zelfs de gedachten zulk ene gedaante aannemen, als de Heere goed vindt, hoe veel te meer staat iedere schrede tot verdere uitvoering van `s mensen plannen onder Gods besturing (Numbers 22:18,Numbers 22:35).

a) Proverbs 16:9. Proverbs 19:21; Proverbs 20:24. Jeremiah 10:23.

1) Het is een zaak, op ervaring gegrond, waarvan de prediker, de redenaar, de schrijver en ieder mens aan wie beroep of ambtsbezigheid een zeer zwaar onderwerp opgeven, op zich zelven de proef kan nemen. Dan jagen de gedachten in het binnenste door elkaar, men beproeft het nu eens zo dan weer anders, de toestand van het hart gelijkt de chaos v r de schepping. Wanneer men echter eindelijk de rechte gedachte en voor zich de rechte oplossing gevonden heeft, zo verschijnt ons het gevoelen, niet als zelf gewerkt, maar als gegeven. Wij staan, met het gevoel, dat een Hogere macht in ons denken en vormen van gedachten ingegrepen heeft; de belijdenis: onze bekwaamheid is van God (2 Corinthians 3:5) is ons, voor zover wij geloven in een levenden God, onafwijsbaar..

De Schrift leert hier duidelijk, dat, ja de mens een vrijheid van denken heeft, van ontwerpen en besluiten, maar dat hij in den grond der zaak niets kan uitvoeren dan wat God wil, dat hij derhalve wat het ten uitvoer leggen, van hetgeen hij besluit, onder een Hogere macht staat. Bileam ging uit om te vloeken en moest zegenen.

Vers 1

1. De a) mens heeft onderscheidene schikkingen des harten, dan deze, dan gene, en meent alles te kunnen zeggen, wat hij wil; maar het staat niet in zijne eigende macht om te doen en te spreken, wat hij wil; want het antwoord der tong is van den HEERE. Zo zelfs de gedachten zulk ene gedaante aannemen, als de Heere goed vindt, hoe veel te meer staat iedere schrede tot verdere uitvoering van `s mensen plannen onder Gods besturing (Numbers 22:18,Numbers 22:35).

a) Proverbs 16:9. Proverbs 19:21; Proverbs 20:24. Jeremiah 10:23.

1) Het is een zaak, op ervaring gegrond, waarvan de prediker, de redenaar, de schrijver en ieder mens aan wie beroep of ambtsbezigheid een zeer zwaar onderwerp opgeven, op zich zelven de proef kan nemen. Dan jagen de gedachten in het binnenste door elkaar, men beproeft het nu eens zo dan weer anders, de toestand van het hart gelijkt de chaos v r de schepping. Wanneer men echter eindelijk de rechte gedachte en voor zich de rechte oplossing gevonden heeft, zo verschijnt ons het gevoelen, niet als zelf gewerkt, maar als gegeven. Wij staan, met het gevoel, dat een Hogere macht in ons denken en vormen van gedachten ingegrepen heeft; de belijdenis: onze bekwaamheid is van God (2 Corinthians 3:5) is ons, voor zover wij geloven in een levenden God, onafwijsbaar..

De Schrift leert hier duidelijk, dat, ja de mens een vrijheid van denken heeft, van ontwerpen en besluiten, maar dat hij in den grond der zaak niets kan uitvoeren dan wat God wil, dat hij derhalve wat het ten uitvoer leggen, van hetgeen hij besluit, onder een Hogere macht staat. Bileam ging uit om te vloeken en moest zegenen.

Vers 2

2. a) Alle wegen des mans zijn zuiver en goed in zijne eigene ogen, want de mens weet ook voor zijne verkeerde handelingen altijd verschoning te bedenken, en ziet alleen op het uiterlijke; maar de HEERE weegt de geesten, proeft de gezindheden des harten, van welke de uiterlijke daad een gevolg is, namelijk of het Hem en de ware gerechtigheid heeft gezocht, dan wel zich zelven en eigen lust; en dan is zijn oordeel dikwijls geheel anders dan dat der mensen (1 Samuel 16:7; 1 Samuel 2:3). a) Proverbs 21:2.

Vers 2

2. a) Alle wegen des mans zijn zuiver en goed in zijne eigene ogen, want de mens weet ook voor zijne verkeerde handelingen altijd verschoning te bedenken, en ziet alleen op het uiterlijke; maar de HEERE weegt de geesten, proeft de gezindheden des harten, van welke de uiterlijke daad een gevolg is, namelijk of het Hem en de ware gerechtigheid heeft gezocht, dan wel zich zelven en eigen lust; en dan is zijn oordeel dikwijls geheel anders dan dat der mensen (1 Samuel 16:7; 1 Samuel 2:3). a) Proverbs 21:2.

Vers 3

3. a) Wentel met vol vertrouwen uwe werken, die gij in uw beroep hebt te volbrengen, op den HEERE, geef den last der zorgen aan Hem over, en uwe gedachten zullen door Hem tot uitvoering kunnen komen, en gij zult al meer en meer bevestigd worden, dat Gods Voorzienigheid alles bestuurt, en dat uw lot in Zijne hand is (Psalms 22:9; Psalms 90:17. Proverbs 3:5; Proverbs 19:21).

a) Psalms 37:5; Psalms 55:23. Matthew 6:25. Lak. 12:22. 1 Peter 5:7.

Vers 3

3. a) Wentel met vol vertrouwen uwe werken, die gij in uw beroep hebt te volbrengen, op den HEERE, geef den last der zorgen aan Hem over, en uwe gedachten zullen door Hem tot uitvoering kunnen komen, en gij zult al meer en meer bevestigd worden, dat Gods Voorzienigheid alles bestuurt, en dat uw lot in Zijne hand is (Psalms 22:9; Psalms 90:17. Proverbs 3:5; Proverbs 19:21).

a) Psalms 37:5; Psalms 55:23. Matthew 6:25. Lak. 12:22. 1 Peter 5:7.

Vers 4

4. De HEERE heeft als Schepper en Heere der wereld alles gewrocht, wat er bestaat, en laat ook alles wat er geschiedt, toe om Zijns zelfs wil 1), dat is: om Zijn wijs en heilig doel te bereiken, a) ja ook den goddeloze, al laat Hij hem zijne goddeloosheid toe, ook deze moet medewerken aan Zijn groot doel, Hij bewaart hem tot den dag des kwaads2); op dien dag, hetzij nog hier op aarde, hetzij hier namaals, zal Gods gericht over hem uitgevoerd worden; hij zal zijne welverdiende straf ontvangen, en alzo tegen zijnen wil medewerken tot verheerlijking van Gods naam, en ter vervulling van Zijnen heiligen wil.

a) Job 21:30.

1) Hij heeft niet geschapen, om van de schepselen volmaakt te worden, maar opdat Hij ze zou volmaken en Zijne volmaaktheid als het ware in dezelve over en in storten zou, welke ontvangen en aangenomen zijnde, Hij van degenen, welke ze ontvangen, zou erkend, geroemd en geprezen worden.

God heeft de wereld en al wat in dezelve is, niet om het schepsel, maar om Zichzelfs wil geschapen, opdat Hij er door geëerd en geprezen en verheerlijkt zou worden. Hij is de Soevereine God, uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen geschapen zijn, zoals ook de heilige Apostel Paulus in Romans 11:36 zegt. Er was bij God geen noodzakelijkheid om de wereld te scheppen, Hij is de algenoegzame in Zich zelven, maar Hij heeft het alles gewerkt, opdat Zijn Goddelijk doel zou bereikt worden. Daarom staan schepping en herschepping ook met elkaar in zulk een nauw verband.

2) Zonder Gods wil bestaat ook de duivel en de zonde niet. Ook de allergrootste vijandschap tegen Gods heiligen wil moet alleen daartoe medewerken, dat de wil Zijner eeuwige liefde tot verlossing en zaliging der Zijnen zo veel te eerder en beter bereikt worde. Tot de bereiking van het einddoel van den weg van God dient ook de verdoemenis der goddelozen..

Alle uitwendige dingen, die tot de verblinding der verworpenen dienen, zijn instrumenten van dien toorn. En Satan zelf, die inwendig krachtig werkt, is alzo zijn dienaar, dat hij niets kan zonder zijn bevel. Zo valt dan de ijdele uitvlucht, die de scholastieken hebben van een voorwetenschap. Want Paulus zegt niet, dat de val der goddelozen door den Heere voorzien is, maar dat hij door Zijn raad en wil verordend wordt, gelijk ook Salomo leert, dat het verderf der goddelozen niet alleen voorzien is, maar dat de goddelozen zelf opzettelijk zijn geschapen tot verderf.. 5. a) Al wie hoog is van hart, hoogmoedig en onboetvaardig blijft, is den HEERE een gruwel (Proverbs 15:9,Proverbs 15:25),hand aan hand (Proverbs 11:21 ), zal hij niet onschuldig zijn.

a) Proverbs 6:17; Proverbs 8:13.

Volgens anderen betekent deze uitdrukking: hand aan hand, dat al heeft hen vele medestanders, die ons als het ware hij de hand vasthouden, het niet zal baten; de schuldige zal niet onschuldig gehouden worden..

Anderen vertalen, de hand er op, m.a.w. waarachtig, zeker is het. Wij houden ons aan de verklaring in Proverbs 11:21 gegeven.

Vers 4

4. De HEERE heeft als Schepper en Heere der wereld alles gewrocht, wat er bestaat, en laat ook alles wat er geschiedt, toe om Zijns zelfs wil 1), dat is: om Zijn wijs en heilig doel te bereiken, a) ja ook den goddeloze, al laat Hij hem zijne goddeloosheid toe, ook deze moet medewerken aan Zijn groot doel, Hij bewaart hem tot den dag des kwaads2); op dien dag, hetzij nog hier op aarde, hetzij hier namaals, zal Gods gericht over hem uitgevoerd worden; hij zal zijne welverdiende straf ontvangen, en alzo tegen zijnen wil medewerken tot verheerlijking van Gods naam, en ter vervulling van Zijnen heiligen wil.

a) Job 21:30.

1) Hij heeft niet geschapen, om van de schepselen volmaakt te worden, maar opdat Hij ze zou volmaken en Zijne volmaaktheid als het ware in dezelve over en in storten zou, welke ontvangen en aangenomen zijnde, Hij van degenen, welke ze ontvangen, zou erkend, geroemd en geprezen worden.

God heeft de wereld en al wat in dezelve is, niet om het schepsel, maar om Zichzelfs wil geschapen, opdat Hij er door geëerd en geprezen en verheerlijkt zou worden. Hij is de Soevereine God, uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen geschapen zijn, zoals ook de heilige Apostel Paulus in Romans 11:36 zegt. Er was bij God geen noodzakelijkheid om de wereld te scheppen, Hij is de algenoegzame in Zich zelven, maar Hij heeft het alles gewerkt, opdat Zijn Goddelijk doel zou bereikt worden. Daarom staan schepping en herschepping ook met elkaar in zulk een nauw verband.

2) Zonder Gods wil bestaat ook de duivel en de zonde niet. Ook de allergrootste vijandschap tegen Gods heiligen wil moet alleen daartoe medewerken, dat de wil Zijner eeuwige liefde tot verlossing en zaliging der Zijnen zo veel te eerder en beter bereikt worde. Tot de bereiking van het einddoel van den weg van God dient ook de verdoemenis der goddelozen..

Alle uitwendige dingen, die tot de verblinding der verworpenen dienen, zijn instrumenten van dien toorn. En Satan zelf, die inwendig krachtig werkt, is alzo zijn dienaar, dat hij niets kan zonder zijn bevel. Zo valt dan de ijdele uitvlucht, die de scholastieken hebben van een voorwetenschap. Want Paulus zegt niet, dat de val der goddelozen door den Heere voorzien is, maar dat hij door Zijn raad en wil verordend wordt, gelijk ook Salomo leert, dat het verderf der goddelozen niet alleen voorzien is, maar dat de goddelozen zelf opzettelijk zijn geschapen tot verderf.. 5. a) Al wie hoog is van hart, hoogmoedig en onboetvaardig blijft, is den HEERE een gruwel (Proverbs 15:9,Proverbs 15:25),hand aan hand (Proverbs 11:21 ), zal hij niet onschuldig zijn.

a) Proverbs 6:17; Proverbs 8:13.

Volgens anderen betekent deze uitdrukking: hand aan hand, dat al heeft hen vele medestanders, die ons als het ware hij de hand vasthouden, het niet zal baten; de schuldige zal niet onschuldig gehouden worden..

Anderen vertalen, de hand er op, m.a.w. waarachtig, zeker is het. Wij houden ons aan de verklaring in Proverbs 11:21 gegeven.

Vers 6

6. Door goedertierenheid en trouw jegens den naaste, als zekere tekenen van een boetvaardig en gelovig hart, wordt de misdaad verzoend 1), want zulk een hart neemt de beloofde genade Gods aan; en door de vreze des HEEREN 2) wijkt men af van het kwade, zowel van de zonde als hare gevolgen, den toorn van God en allerlei ongeluk (Luke 7:47. 7:47 Isaiah 58:7. Daniel 4:24. Proverbs 10:12; Proverbs 8:13. Job 28:28).

1) Het geloof is niet waardoor men gerechtvaardigd wordt, als verdienende oorzaak, maar wel is het het geloof, hetwelk rechtvaardigt, (mon fides, qua justificat, ses fides, quae justificat). En dit wordt hier uitgesproken. Goedertierenheid en trouw zijn bewijzen van een levend gemaakte ziele, van een begenadigd gemoed, en daardoor wordt het openbaar, dat de zonde is verzoend. Er wordt hier gewezen op de vrucht des geloofs en der bekering. Van daar ook in het tweede gedeelte dat door de vreze des Heeren men van het kwade afwijkt.

2) Onder vreze des Heeren wordt hier, de ware Godsverering naar het geopenbaarde Woord Gods, door ene boetvaardige en gelovige gezindheid des harten, die zich terstond als liefde en waarheid openbaart, verstaan..

Vers 6

6. Door goedertierenheid en trouw jegens den naaste, als zekere tekenen van een boetvaardig en gelovig hart, wordt de misdaad verzoend 1), want zulk een hart neemt de beloofde genade Gods aan; en door de vreze des HEEREN 2) wijkt men af van het kwade, zowel van de zonde als hare gevolgen, den toorn van God en allerlei ongeluk (Luke 7:47. 7:47 Isaiah 58:7. Daniel 4:24. Proverbs 10:12; Proverbs 8:13. Job 28:28).

1) Het geloof is niet waardoor men gerechtvaardigd wordt, als verdienende oorzaak, maar wel is het het geloof, hetwelk rechtvaardigt, (mon fides, qua justificat, ses fides, quae justificat). En dit wordt hier uitgesproken. Goedertierenheid en trouw zijn bewijzen van een levend gemaakte ziele, van een begenadigd gemoed, en daardoor wordt het openbaar, dat de zonde is verzoend. Er wordt hier gewezen op de vrucht des geloofs en der bekering. Van daar ook in het tweede gedeelte dat door de vreze des Heeren men van het kwade afwijkt.

2) Onder vreze des Heeren wordt hier, de ware Godsverering naar het geopenbaarde Woord Gods, door ene boetvaardige en gelovige gezindheid des harten, die zich terstond als liefde en waarheid openbaart, verstaan..

Vers 7

7. Als iemands wegen door dit leven den HEERE behagen, zo zal Hij, de Heere, ook zijne vijanden met Hem bevredigen, 1) zodat zij toch ten laatste zulk een kind van God als ene trouwe ziel en waren menschenvriend erkennen moeten (Openbaring :9. Proverbs 25:21, Genesis 33:4).

1) Zo bevredigde God den stuggen Ezau met zijn broeder Jacob, den koning Abimlech met Izak en Davids vijanden werden dus genoopt om zijn gunst te zoeken en een verbond met Israël te maken. Gods beeld in de rechtvaardigen zich betonende, en Zijne bijzondere, lieflijke, ontfermende goedheid en zonderlinge genade omtrent hen, is genoeg om hen de achting zelfs van hun vervolgers en vijanden te doen erlangen..

Vers 7

7. Als iemands wegen door dit leven den HEERE behagen, zo zal Hij, de Heere, ook zijne vijanden met Hem bevredigen, 1) zodat zij toch ten laatste zulk een kind van God als ene trouwe ziel en waren menschenvriend erkennen moeten (Openbaring :9. Proverbs 25:21, Genesis 33:4).

1) Zo bevredigde God den stuggen Ezau met zijn broeder Jacob, den koning Abimlech met Izak en Davids vijanden werden dus genoopt om zijn gunst te zoeken en een verbond met Israël te maken. Gods beeld in de rechtvaardigen zich betonende, en Zijne bijzondere, lieflijke, ontfermende goedheid en zonderlinge genade omtrent hen, is genoeg om hen de achting zelfs van hun vervolgers en vijanden te doen erlangen..

Vers 8

8. a) Beter is het een weinig vermogen te hebben, dat met gerechtigheid verworven is, en goed wordt gebruikt, dan de veelheid der inkomsten, die zonder recht 1) vaardigheid, in het algemeen zonder godsvrucht en gebed verworven en gebruikt worden (Proverbs 10:16. 1 Timothy 6:6). a) Psalms 37:16. Proverbs 15:16.

1) Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet en geeft geen waar genot, want de bezitter zal, zolang zijn conscientie spreekt, toch altijd met een niet verblijd gemoed daarvan genieten.

Vers 8

8. a) Beter is het een weinig vermogen te hebben, dat met gerechtigheid verworven is, en goed wordt gebruikt, dan de veelheid der inkomsten, die zonder recht 1) vaardigheid, in het algemeen zonder godsvrucht en gebed verworven en gebruikt worden (Proverbs 10:16. 1 Timothy 6:6). a) Psalms 37:16. Proverbs 15:16.

1) Onrechtvaardig verkregen goed gedijt niet en geeft geen waar genot, want de bezitter zal, zolang zijn conscientie spreekt, toch altijd met een niet verblijd gemoed daarvan genieten.

Vers 9

9. Het hart des mensen overdenkt zijnen weg, wikt en weegt wel, wat hij in het leven doen en verkrijgen wil; maar de HEERE stiert, richt zijnen gang, op zulk ene wijze, dat iemand geheel anders en beter in zijne handelingen geleid wordt, als hij bij zich zelven overlegd had.

Vers 9

9. Het hart des mensen overdenkt zijnen weg, wikt en weegt wel, wat hij in het leven doen en verkrijgen wil; maar de HEERE stiert, richt zijnen gang, op zulk ene wijze, dat iemand geheel anders en beter in zijne handelingen geleid wordt, als hij bij zich zelven overlegd had.

Vers 10

10. Waarzegging, of Goddelijke beslissing is op de lippen des konings, in de eerste plaats van den uit Davids geslacht voortgesproten koning van het volk Gods, die als gezalfde den Heiligen Geest ontvangen had, en, als de zichtbare plaatsbekleder van den Koning aller koningen, den tegenwoordigen toestand en de toekomst van het volk doorzag en recht verstond; zijn mond zal daarom ook in zaken, die voor hem gebracht worden, niet overtreden in het gericht, dat bijhoudt, wanneer hij in de plaats van God een vonnis uitspreekt. Op het volkomenste is deze uitspraak vervuld in Koning Jezus Christus.

Hier en op vele andere plaatsen van onze Proverbs 12:1, 15; Proverbs 17:11; Proverbs 19:12; Proverbs 20:9,Proverbs 20:26, Proverbs 20:28; Proverbs 22:11 de wondervolle kracht van een koning tot ene strenge, maar toch rechtvaardige onderhouding van de orde en het welzijn van enen Staat in zulke heldere kleuren, met zichtbare voorliefde, ja met zulk ene reine en verhevene geestdrift beschreven, dat men noodzakelijk moet opmerken, dat de eerste heerlijke tijd van het krachtige, onbevlekte koningschap in Israël, en van de algemene, onkreukbare achting voor Hem bij de Spreuken tot grondslag ligt; nauwelijks vindt men anders in het O. Test. een zo helderen en lieflijken spiegel van de ware grootheid van dien tijd in dit opzicht.

Onze Spreukenuk heeft werkelijk gene andere betekenis, dan hetgeen Paulus in Romans 13:1-Romans 13:7 zegt, behalve dat de hand van God over het ganse rijk in het Oude Verbond nog meer bestuurde, als over iedere andere macht der Overheid, daar zij de koningen en hun onderdanen steeds voorbereidden voor het rijk van den hoogsten Koning op aarde. Men moet hierbij niet vergeten, dat deze Spreuken uit den tijd van Salomo zijn, v rdat er zonen van David op den troon geweest waren, die kwaad deden voor het. aangezicht des Heeren..

Vers 10

10. Waarzegging, of Goddelijke beslissing is op de lippen des konings, in de eerste plaats van den uit Davids geslacht voortgesproten koning van het volk Gods, die als gezalfde den Heiligen Geest ontvangen had, en, als de zichtbare plaatsbekleder van den Koning aller koningen, den tegenwoordigen toestand en de toekomst van het volk doorzag en recht verstond; zijn mond zal daarom ook in zaken, die voor hem gebracht worden, niet overtreden in het gericht, dat bijhoudt, wanneer hij in de plaats van God een vonnis uitspreekt. Op het volkomenste is deze uitspraak vervuld in Koning Jezus Christus.

Hier en op vele andere plaatsen van onze Proverbs 12:1, 15; Proverbs 17:11; Proverbs 19:12; Proverbs 20:9,Proverbs 20:26, Proverbs 20:28; Proverbs 22:11 de wondervolle kracht van een koning tot ene strenge, maar toch rechtvaardige onderhouding van de orde en het welzijn van enen Staat in zulke heldere kleuren, met zichtbare voorliefde, ja met zulk ene reine en verhevene geestdrift beschreven, dat men noodzakelijk moet opmerken, dat de eerste heerlijke tijd van het krachtige, onbevlekte koningschap in Israël, en van de algemene, onkreukbare achting voor Hem bij de Spreuken tot grondslag ligt; nauwelijks vindt men anders in het O. Test. een zo helderen en lieflijken spiegel van de ware grootheid van dien tijd in dit opzicht.

Onze Spreukenuk heeft werkelijk gene andere betekenis, dan hetgeen Paulus in Romans 13:1-Romans 13:7 zegt, behalve dat de hand van God over het ganse rijk in het Oude Verbond nog meer bestuurde, als over iedere andere macht der Overheid, daar zij de koningen en hun onderdanen steeds voorbereidden voor het rijk van den hoogsten Koning op aarde. Men moet hierbij niet vergeten, dat deze Spreuken uit den tijd van Salomo zijn, v rdat er zonen van David op den troon geweest waren, die kwaad deden voor het. aangezicht des Heeren..

Vers 11

11. a) Ene rechte waag- en weegschaal zijn des HEEREN, zijn alzo heilig en goddelijk in hunnen aard, dat, wie in dit opzicht misdoet, ook tegenover God zelf misdoet: alle weegstenen des zaks, alle gewichten, die door de Hebreërs in enen zak of buidel werden bewaard, en daaruit als het nodig was, moesten genomen worden (Micah 6:11), zijn Zijn werk, behoren tot de ordeningen Zijner schepping.

a) Leviticus 19:36. Deuteronomy 26:13, Proverbs 11:1,Proverbs 11:20; Proverbs 10:23.

Stenen werden bij voorkeur, tot gewichten gebruikt, omdat zij niet zo licht afslijten en zelfs door hun onveranderlijkheid boven het ijzer zijn te verkiezen, omdat dit laatste aan roest onderhevig is. Omdat de Heere naar waag en weegschaal, dat wil zeggen naar de maat der gerechtigheid handelt en niet naar willekeur, daarom is Hem ook elke aardse maat geheiligd, en als Zijne onschendbare ordening te vereren. Ook in geestelijken zin kan in deze Spreukenuk de maat en het gewicht verstaan worden, namelijk als beelden van de naar de wetten der gerechtigheid uit te spreken vonnissen der koningen. (Proverbs 8:16)..

Vers 11

11. a) Ene rechte waag- en weegschaal zijn des HEEREN, zijn alzo heilig en goddelijk in hunnen aard, dat, wie in dit opzicht misdoet, ook tegenover God zelf misdoet: alle weegstenen des zaks, alle gewichten, die door de Hebreërs in enen zak of buidel werden bewaard, en daaruit als het nodig was, moesten genomen worden (Micah 6:11), zijn Zijn werk, behoren tot de ordeningen Zijner schepping.

a) Leviticus 19:36. Deuteronomy 26:13, Proverbs 11:1,Proverbs 11:20; Proverbs 10:23.

Stenen werden bij voorkeur, tot gewichten gebruikt, omdat zij niet zo licht afslijten en zelfs door hun onveranderlijkheid boven het ijzer zijn te verkiezen, omdat dit laatste aan roest onderhevig is. Omdat de Heere naar waag en weegschaal, dat wil zeggen naar de maat der gerechtigheid handelt en niet naar willekeur, daarom is Hem ook elke aardse maat geheiligd, en als Zijne onschendbare ordening te vereren. Ook in geestelijken zin kan in deze Spreukenuk de maat en het gewicht verstaan worden, namelijk als beelden van de naar de wetten der gerechtigheid uit te spreken vonnissen der koningen. (Proverbs 8:16)..

Vers 12

12. Het is der koningen gruwel, goddeloosheid te doen, zowel wanneer hij zelf het onrecht, dat hij naar Gods verordening moet bestraffen, doet, als dat zijn volk de geboden Gods overtreedt; want zowel zijne eigene zonde als die van zijn volk vernietigt de heerlijkheid, die den koning door den Heere gegeven is, en brengt Gods gericht over hem en zijn land; maar door gerechtigheid, die de koning handhaaft, en die zijn volk in handel en wandel oefent, wordt de troon door God bevestigd, zodat geen vijand of enige ramp hem kan schaden (Hoofdst 14:34; 25:5).

In dit en in het volgende vers is het vertrouwen uitgedrukt, dat een koning zich nooit zo ver kan vervreemden van de verplichtingen, die God zelf aan zijn ambt heeft verbonden, dat daarvan in de uitoefening van zijne heilige taak niet iets zou overblijven..

Zoals Proverbs 16:10b een vermaning tot de koningen behelst, welke zich met de daadzaak in Proverbs 16:10b genoemd in verband staat, zo bevat Proverbs 16:12a een vermaning, welke door de daadzaak van Proverbs 16:12b bevestigd wordt. Het is een feit, dat de troon slechts door gerechtigheid vaststaat, derhalve zij het den koningen een gruwel, middellijk en onmiddellijk goddeloosheid te plegen, door zich, in despotische willekeur, te stellen boven de wet. Zulk een goddeloosheid zal hen een afschuw zijn en pleegt het ook te zijn, wijl zij weten, dat zij daardoor de vastigheid van hun troon in gevaar stellen..

Wat hier van de koningen gezegd wordt, is ook, zo als van zelven spreekt, op elke Overheid toepasselijk. Alleen het vasthouden aan hunnen eigenen goddelijken oorsprong, aan de goddelijke openbaring, aan de eeuwige goddelijke instellingen, geeft haar vastheid en bestendigheid. Zodra zij zich daarentegen van haren oorsprong van Boven losmaakt, hare macht en waardigheid uit het volk, uit menselijke overeenkomsten afleidt, en zo als dit b.v. door de afschaffing van de doodstraf geschiedt, dat men God niet meer als de hoogste macht eerbiedigt, dan houdt hare macht ook op ene hogere macht te zijn, en is ook inderdaad gene Overheid meer..

Vers 12

12. Het is der koningen gruwel, goddeloosheid te doen, zowel wanneer hij zelf het onrecht, dat hij naar Gods verordening moet bestraffen, doet, als dat zijn volk de geboden Gods overtreedt; want zowel zijne eigene zonde als die van zijn volk vernietigt de heerlijkheid, die den koning door den Heere gegeven is, en brengt Gods gericht over hem en zijn land; maar door gerechtigheid, die de koning handhaaft, en die zijn volk in handel en wandel oefent, wordt de troon door God bevestigd, zodat geen vijand of enige ramp hem kan schaden (Hoofdst 14:34; 25:5).

In dit en in het volgende vers is het vertrouwen uitgedrukt, dat een koning zich nooit zo ver kan vervreemden van de verplichtingen, die God zelf aan zijn ambt heeft verbonden, dat daarvan in de uitoefening van zijne heilige taak niet iets zou overblijven..

Zoals Proverbs 16:10b een vermaning tot de koningen behelst, welke zich met de daadzaak in Proverbs 16:10b genoemd in verband staat, zo bevat Proverbs 16:12a een vermaning, welke door de daadzaak van Proverbs 16:12b bevestigd wordt. Het is een feit, dat de troon slechts door gerechtigheid vaststaat, derhalve zij het den koningen een gruwel, middellijk en onmiddellijk goddeloosheid te plegen, door zich, in despotische willekeur, te stellen boven de wet. Zulk een goddeloosheid zal hen een afschuw zijn en pleegt het ook te zijn, wijl zij weten, dat zij daardoor de vastigheid van hun troon in gevaar stellen..

Wat hier van de koningen gezegd wordt, is ook, zo als van zelven spreekt, op elke Overheid toepasselijk. Alleen het vasthouden aan hunnen eigenen goddelijken oorsprong, aan de goddelijke openbaring, aan de eeuwige goddelijke instellingen, geeft haar vastheid en bestendigheid. Zodra zij zich daarentegen van haren oorsprong van Boven losmaakt, hare macht en waardigheid uit het volk, uit menselijke overeenkomsten afleidt, en zo als dit b.v. door de afschaffing van de doodstraf geschiedt, dat men God niet meer als de hoogste macht eerbiedigt, dan houdt hare macht ook op ene hogere macht te zijn, en is ook inderdaad gene Overheid meer..

Vers 13

13. De lippen der gerechtigheid, de mond, die spreekt wat recht en billijk is, zonder te huichelen of te vleien, zijn het welgevallen der koningen, die Gods waarheid en recht bevorderen; en elk een van hen, die met macht bekleed zijn, zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt. Zo zal men ondervinden dat de waarheid de leugen en de vleierij overwint, en een standvastiger geluk schenkt, dan deze.

Vers 13

13. De lippen der gerechtigheid, de mond, die spreekt wat recht en billijk is, zonder te huichelen of te vleien, zijn het welgevallen der koningen, die Gods waarheid en recht bevorderen; en elk een van hen, die met macht bekleed zijn, zal liefhebben dien, die rechte dingen spreekt. Zo zal men ondervinden dat de waarheid de leugen en de vleierij overwint, en een standvastiger geluk schenkt, dan deze.

Vers 14

14. a) De grimmigheid des konings is als de onverbiddelijkeboden, de dreigende voortekenen des naderenden doods en des dreigenden oordeels (Proverbs 17:11); maar een wijs man zal die echter door zijn gepast woord verzoenen. Verkrijg, acht en zoek voor u zulk ene wijsheid! (Ecclesiastes 8:3). a) Proverbs 19:12; Proverbs 20:2.

Vers 14

14. a) De grimmigheid des konings is als de onverbiddelijkeboden, de dreigende voortekenen des naderenden doods en des dreigenden oordeels (Proverbs 17:11); maar een wijs man zal die echter door zijn gepast woord verzoenen. Verkrijg, acht en zoek voor u zulk ene wijsheid! (Ecclesiastes 8:3). a) Proverbs 19:12; Proverbs 20:2.

Vers 15

15. Daarentegen a) in het licht van des konings aangezicht, dat blinkt als de stralen van de opgaande lentezon, is leven, dat al wat hem omringt vervrolijkt, verheldert en het leven verheugt; en zijn welgevallen is als ene wolk des spaden regens, die verfrist, en doet groeien en bloeien (Job 29:23).

a) Proverbs 19:12.

De spade regen (Leviticus 26:5 Aanm) maakte het uitgeschotene gras vruchtbaar, en gaf hoop op een rijken oogst. De wolken, die dien aankondigen, waren daarom voor de Israëlieten een teken van toekomstigen regen..

Deze beide verzen tonen de macht der koningen aan, welke overal zeer groot is, maar voornamelijk in de Oosterse landen, waar zij volstrekt en willekeurig is, en daar het leven en dood der onderdanen van hun welbehagen afhangt en zij dezelve als lijfeigenen gebruiken, doende hun wil als een wet gelden..

Hier wordt duidelijk aangewezen, dat een koning het recht heeft op het leven en den dood zijner onderdanen in het Oosten. Denk aan Ahasveros ten opzichte van Haman en van Esther. Daarom wordt de grimmigheid bij den dood vergeleken en het vriendelijk licht der ogen bij het leven. Het ene had den dood, het andere het leven, het blijven leven ten gevolge.

Vers 15

15. Daarentegen a) in het licht van des konings aangezicht, dat blinkt als de stralen van de opgaande lentezon, is leven, dat al wat hem omringt vervrolijkt, verheldert en het leven verheugt; en zijn welgevallen is als ene wolk des spaden regens, die verfrist, en doet groeien en bloeien (Job 29:23).

a) Proverbs 19:12.

De spade regen (Leviticus 26:5 Aanm) maakte het uitgeschotene gras vruchtbaar, en gaf hoop op een rijken oogst. De wolken, die dien aankondigen, waren daarom voor de Israëlieten een teken van toekomstigen regen..

Deze beide verzen tonen de macht der koningen aan, welke overal zeer groot is, maar voornamelijk in de Oosterse landen, waar zij volstrekt en willekeurig is, en daar het leven en dood der onderdanen van hun welbehagen afhangt en zij dezelve als lijfeigenen gebruiken, doende hun wil als een wet gelden..

Hier wordt duidelijk aangewezen, dat een koning het recht heeft op het leven en den dood zijner onderdanen in het Oosten. Denk aan Ahasveros ten opzichte van Haman en van Esther. Daarom wordt de grimmigheid bij den dood vergeleken en het vriendelijk licht der ogen bij het leven. Het ene had den dood, het andere het leven, het blijven leven ten gevolge.

Vers 16

16. a) Hoeveel beter is het ware wijsheid te bekomen dan uitgegraven goud, en grote schatten! En hoeveel uitnemenderis het, verstand en inzicht in de goddelijke waarheid te bekomen, dan zilver; want in beiden heeft men onvergankelijke schatten, ja God zelf, die de ware wijsheid is.

a) Job 28:15. Psalms 19:11; Psalms 119:72. Proverbs 3:14,Proverbs 3:15; Proverbs 8:11,Proverbs 8:19.

Genade zal ons te pas komen in het uur des doods, wanneer het goud ons niet meer baten zal. Velen spannen zich in om rijkdom te vergaderen, maar komen er slecht af; maar genade werd nooit geweigerd aan hem, die er oprechtelijk naar zocht. Het is ijdelheid en kwelling des geestes, rijkdommen te zoeken, maar vreugde en blijdschap des geestes wijsheid te verkrijgen..

Vers 16

16. a) Hoeveel beter is het ware wijsheid te bekomen dan uitgegraven goud, en grote schatten! En hoeveel uitnemenderis het, verstand en inzicht in de goddelijke waarheid te bekomen, dan zilver; want in beiden heeft men onvergankelijke schatten, ja God zelf, die de ware wijsheid is.

a) Job 28:15. Psalms 19:11; Psalms 119:72. Proverbs 3:14,Proverbs 3:15; Proverbs 8:11,Proverbs 8:19.

Genade zal ons te pas komen in het uur des doods, wanneer het goud ons niet meer baten zal. Velen spannen zich in om rijkdom te vergaderen, maar komen er slecht af; maar genade werd nooit geweigerd aan hem, die er oprechtelijk naar zocht. Het is ijdelheid en kwelling des geestes, rijkdommen te zoeken, maar vreugde en blijdschap des geestes wijsheid te verkrijgen..

Vers 17

17. De effene baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijne ziel, zodat zij zeker is tegen het verderf van den eeuwigen dood, die zijnen weg zorgvuldig bewaart voor afwijkingen (Proverbs 8:13; Proverbs 4:25).

Vers 17

17. De effene baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijne ziel, zodat zij zeker is tegen het verderf van den eeuwigen dood, die zijnen weg zorgvuldig bewaart voor afwijkingen (Proverbs 8:13; Proverbs 4:25).

Vers 18

18. a) Hovaardigheid is de v rloper van de verbreking; van schande, ongeluk en ellende en hoogheid des geesteskomt v r den val.

a) Proverbs 11:2; Proverbs 17:19. De staat der mensen is als breekbare waar; hoe hoger zij opgeheven wordt, hoe groter hun val en verbrijzeling is.

Wat bovenstaande Spreukenuk uitdrukt, is ene ervaring, die zowel in het grote als in het kleine, nu eens zichtbaarder, dan meer verborgen, bevestigd wordt. Ieder zal het wel bij ondervinding hebben, dat ene hoogmoedige zekerheid altijd gevolgd wordt door het vallen in grote zonde. Wel hem, die zich door zulk een val laat tuchtigen en tot diepe boetvaardigheid komt. De meesten echter ervaren dit tot hun eeuwig verderf. Zelfs de kinderen spreken deze stellige ervaring uit..

Ik durf beweren, dat het nuttig is voor den hoogmoedige in de ene of andere openbare zonde te vervallen, waardoor hij zich zelven mishaagt, omdat hij door het welgevallen in zich zelven gevallen was..

Vers 18

18. a) Hovaardigheid is de v rloper van de verbreking; van schande, ongeluk en ellende en hoogheid des geesteskomt v r den val.

a) Proverbs 11:2; Proverbs 17:19. De staat der mensen is als breekbare waar; hoe hoger zij opgeheven wordt, hoe groter hun val en verbrijzeling is.

Wat bovenstaande Spreukenuk uitdrukt, is ene ervaring, die zowel in het grote als in het kleine, nu eens zichtbaarder, dan meer verborgen, bevestigd wordt. Ieder zal het wel bij ondervinding hebben, dat ene hoogmoedige zekerheid altijd gevolgd wordt door het vallen in grote zonde. Wel hem, die zich door zulk een val laat tuchtigen en tot diepe boetvaardigheid komt. De meesten echter ervaren dit tot hun eeuwig verderf. Zelfs de kinderen spreken deze stellige ervaring uit..

Ik durf beweren, dat het nuttig is voor den hoogmoedige in de ene of andere openbare zonde te vervallen, waardoor hij zich zelven mishaagt, omdat hij door het welgevallen in zich zelven gevallen was..

Vers 19

19. Het is derhalve beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, die door lijden gebogen en geestelijk arm geworden zijn, en naar de eeuwige waarheid en gerechtigheid hongeren, maar in de wereld meestal weinig opzien baren (Zechariah 9:9), dan roof te delen, overwinning en zegepraal te vieren, en zo als veeltijds geschiedt, schijnbaar in de wereld gezegend en geprezen te worden met de hovaardigen, en met hen eindelijk ook eeuwig verloren te gaan (Psalms 84:11).

Vers 19

19. Het is derhalve beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen, die door lijden gebogen en geestelijk arm geworden zijn, en naar de eeuwige waarheid en gerechtigheid hongeren, maar in de wereld meestal weinig opzien baren (Zechariah 9:9), dan roof te delen, overwinning en zegepraal te vieren, en zo als veeltijds geschiedt, schijnbaar in de wereld gezegend en geprezen te worden met de hovaardigen, en met hen eindelijk ook eeuwig verloren te gaan (Psalms 84:11).

Vers 20

20. Die op het Woord 1) des Heeren verstandelijk let, op het Woord des Heeren acht geeft, en daarnaar zijn leven leert in te richten,zal het goede vinden, zal het ware geluk deelachtig worden a) en die op den HEERE vertrouwt, bij alles wat hij doet, is welgelukzalig. 1)

a) Psalms 2:12; Psalms 34:9; Psalms 125:1. Isaiah 30:18. Jeremiah 17:1.

1) Het eerste staat in het nauwste verband met het tweede. Die op den Heere vertrouwt is degene, die door een levend geloof met Hem is verbonden, en dezen zal het ook behoefte zijn om met de dichter van Psalms 119:1 Gods woord tot zijn licht te hebben op het pad en tot een lamp voor den voet.

Vers 20

20. Die op het Woord 1) des Heeren verstandelijk let, op het Woord des Heeren acht geeft, en daarnaar zijn leven leert in te richten,zal het goede vinden, zal het ware geluk deelachtig worden a) en die op den HEERE vertrouwt, bij alles wat hij doet, is welgelukzalig. 1)

a) Psalms 2:12; Psalms 34:9; Psalms 125:1. Isaiah 30:18. Jeremiah 17:1.

1) Het eerste staat in het nauwste verband met het tweede. Die op den Heere vertrouwt is degene, die door een levend geloof met Hem is verbonden, en dezen zal het ook behoefte zijn om met de dichter van Psalms 119:1 Gods woord tot zijn licht te hebben op het pad en tot een lamp voor den voet.

Vers 21

21. De wijze van hart, zal verstandig genoemd worden; want de wijsheid, die uit God is, maakt geschikt tot alle dingen, en dat moeten de mensen ook erkennen en roemen; en de zoetheid der lippen, welgeordende en klare, en daarom ook gaarne aangehoorde en aangenomene redenen over de dingen der hoogste wijsheid en het Goddelijk verstand, zal de leringvoor hem, die ze aanhoort, vermeerderen, en bevorderlijk zijn tot de uitbreiding van de ware kennis (Proverbs 27:9; Proverbs 15:2).

Vers 21

21. De wijze van hart, zal verstandig genoemd worden; want de wijsheid, die uit God is, maakt geschikt tot alle dingen, en dat moeten de mensen ook erkennen en roemen; en de zoetheid der lippen, welgeordende en klare, en daarom ook gaarne aangehoorde en aangenomene redenen over de dingen der hoogste wijsheid en het Goddelijk verstand, zal de leringvoor hem, die ze aanhoort, vermeerderen, en bevorderlijk zijn tot de uitbreiding van de ware kennis (Proverbs 27:9; Proverbs 15:2).

Vers 22

22. Het verstand dergenen, die het bezitten, ontleend aan de goddelijke wijsheid, is ene a) springader des levens, van aardsen en hemelsen zegen; maar de tucht, de straf en de bron van alle mogelijke nadelen en wederwaardigheden der dwazen is hun eigene dwaasheid, zij straft zich zelf steeds (Proverbs 10:11; Proverbs 14:27).

a) Proverbs 13:14. Een klaar begrip van zaken, en een recht oordeel daarover, geeft, even als ene onuitputtelijke bron, gedurige vertroosting en genoegen aan den bezitter, en maakt hem nuttig voor anderen; maar de geleerdheid der zotten is beuzelachtig en ijdel, waarom zij, als zij het wagen anderen te tuchtigen, hen slechts eveneens maken als zij zelven.

Vers 22

22. Het verstand dergenen, die het bezitten, ontleend aan de goddelijke wijsheid, is ene a) springader des levens, van aardsen en hemelsen zegen; maar de tucht, de straf en de bron van alle mogelijke nadelen en wederwaardigheden der dwazen is hun eigene dwaasheid, zij straft zich zelf steeds (Proverbs 10:11; Proverbs 14:27).

a) Proverbs 13:14. Een klaar begrip van zaken, en een recht oordeel daarover, geeft, even als ene onuitputtelijke bron, gedurige vertroosting en genoegen aan den bezitter, en maakt hem nuttig voor anderen; maar de geleerdheid der zotten is beuzelachtig en ijdel, waarom zij, als zij het wagen anderen te tuchtigen, hen slechts eveneens maken als zij zelven.

Vers 23

23. Het hart eens wijzen maakt zijnen mond verstandig, om door welsprekendheid bij anderen ingang te hebben, en zal op zijne lippen de lering vermeerderen 1), zodat de waarheid en de wijsheid uitgebreid en gaarne aangenomen worden (Proverbs 10:32; Proverbs 12:26; Proverbs 15:7).

1) De Wijsheid in het hart is de voornaamste zaak, daar het op aan komt. Want eerstelijk bestiert deze ons in het spreken, zij leert den mond, wat die zeggen, hoe hij en wanneer hij spreken moet, opdat een niet dan rechttijdige, welgepaste, stichtelijke reden er uit voortkome, want zo het anders is, was het beter, dat de mond gesloten bleef, al ware de taal nog zo keurig. Ten andere geeft de Wijsheid klem en kracht aan hetgeen wij spreken en voegt er een lering of kracht van zeggen en klemmende bewijsredenen bij..

Vers 23

23. Het hart eens wijzen maakt zijnen mond verstandig, om door welsprekendheid bij anderen ingang te hebben, en zal op zijne lippen de lering vermeerderen 1), zodat de waarheid en de wijsheid uitgebreid en gaarne aangenomen worden (Proverbs 10:32; Proverbs 12:26; Proverbs 15:7).

1) De Wijsheid in het hart is de voornaamste zaak, daar het op aan komt. Want eerstelijk bestiert deze ons in het spreken, zij leert den mond, wat die zeggen, hoe hij en wanneer hij spreken moet, opdat een niet dan rechttijdige, welgepaste, stichtelijke reden er uit voortkome, want zo het anders is, was het beter, dat de mond gesloten bleef, al ware de taal nog zo keurig. Ten andere geeft de Wijsheid klem en kracht aan hetgeen wij spreken en voegt er een lering of kracht van zeggen en klemmende bewijsredenen bij..

Vers 24

24. Lieflijke redenen, uit enen welsprekenden en wijsheid voortbrengenden mond voortgekomen, zijn ene honigraat (vergelijk Psalms 19:11), door haar zoet geluid en haren heilzamen invloed; zij zijn een troost voor de ziel, en een medicijn voor het gebeente en het vlees, ja voor den gansen mens, en worden ook hierdoor ene bron des levens (Proverbs 16:22. Song of Solomon 4:11).

Men herinnere zich hierbij, dat niet alleen in het Oosten, maar ook nog heden ten dage hier de honing als een geneesmiddel gebruikt wordt..

Vers 24

24. Lieflijke redenen, uit enen welsprekenden en wijsheid voortbrengenden mond voortgekomen, zijn ene honigraat (vergelijk Psalms 19:11), door haar zoet geluid en haren heilzamen invloed; zij zijn een troost voor de ziel, en een medicijn voor het gebeente en het vlees, ja voor den gansen mens, en worden ook hierdoor ene bron des levens (Proverbs 16:22. Song of Solomon 4:11).

Men herinnere zich hierbij, dat niet alleen in het Oosten, maar ook nog heden ten dage hier de honing als een geneesmiddel gebruikt wordt..

Vers 25

25. a) Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.

a) Proverbs 14:12, alwaar deze spreuk ook woordelijk voorkomt. Zie de uitlegging aldaar.

Vers 25

25. a) Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.

a) Proverbs 14:12, alwaar deze spreuk ook woordelijk voorkomt. Zie de uitlegging aldaar.

Vers 26

26. De ziel 1) des arbeidzamen arbeidt voor zich zelven, het gevoel van behoefte doet hem den arbeid liefhebben en met vreugde volbrengen tot zijn eigen nut en voordeel, want zijn mond buigt zich voor hem, 2) als een nederig verzoeker, en bidt hem om toch te arbeiden, opdat hij spijze moge ontvangen tot verkwikking en voeding voor het gehele lichaam.

1) Anderen vertalen het woord in den grondtekst door eetlust. De bedoeling is hetzelfde. De wijze koning Israëls zegt hier, dat de mensen door behoefte aan voedsel gedrongen wordt om te arbeiden. Die niet werkt, zegt dan ook de Apostel, zal ook niet eten.

2) Terwijl dat, wat een mens moeite en zorg veroorzaakt, ene bron van levensonderhoud voor hem wordt, helpt het ook weer moeite en zorg overwinnen, terwijl deze tot een prikkel wordt om hem aan te drijven; want de honger geeft lust, en ruimt alle moeite uit den weg. Welk een wenk van de leidende, besturende Voorzienigheid..

Het is ene krachtige beweegreden, om een mens op te wekken tot het doen van moeite en eerlijke bezigheid, dat al zijn arbeid strekt tot zijn eigen behoud; zijn mond verzoekt hem deze gunst, om toch niet uitgehongerd te worden. Maar hij integendeel, die zijn tijd doorbrengt met anderen te plagen en te kwellen, zal bevinden, dat dit op hem zelven terugkeert, want hij kan niet het minste kwade woord spreken, of het zal op hem terugstuiten en hem in `t aangezicht vliegen..

Vers 26

26. De ziel 1) des arbeidzamen arbeidt voor zich zelven, het gevoel van behoefte doet hem den arbeid liefhebben en met vreugde volbrengen tot zijn eigen nut en voordeel, want zijn mond buigt zich voor hem, 2) als een nederig verzoeker, en bidt hem om toch te arbeiden, opdat hij spijze moge ontvangen tot verkwikking en voeding voor het gehele lichaam.

1) Anderen vertalen het woord in den grondtekst door eetlust. De bedoeling is hetzelfde. De wijze koning Israëls zegt hier, dat de mensen door behoefte aan voedsel gedrongen wordt om te arbeiden. Die niet werkt, zegt dan ook de Apostel, zal ook niet eten.

2) Terwijl dat, wat een mens moeite en zorg veroorzaakt, ene bron van levensonderhoud voor hem wordt, helpt het ook weer moeite en zorg overwinnen, terwijl deze tot een prikkel wordt om hem aan te drijven; want de honger geeft lust, en ruimt alle moeite uit den weg. Welk een wenk van de leidende, besturende Voorzienigheid..

Het is ene krachtige beweegreden, om een mens op te wekken tot het doen van moeite en eerlijke bezigheid, dat al zijn arbeid strekt tot zijn eigen behoud; zijn mond verzoekt hem deze gunst, om toch niet uitgehongerd te worden. Maar hij integendeel, die zijn tijd doorbrengt met anderen te plagen en te kwellen, zal bevinden, dat dit op hem zelven terugkeert, want hij kan niet het minste kwade woord spreken, of het zal op hem terugstuiten en hem in `t aangezicht vliegen..

Vers 27

27. Een Belials man, een goddeloze mens, graaftkuilen om anderen er in te storten en zo opzettelijk te verderven, maar hij graaft voor zich zelf kwaad; en a) op zijne lippen is als een brandend, verzengend vuur, 1) woorden, die tweedracht en laster zaaien, waarvoor iedereen zich moet hoeden (Proverbs 26:23. Job 31:12. James 3:5).

a) Proverbs 12:18.

1) Alles wat schrik, verderf, onheil en schade kan te weeg brengen wordt op een welluidende wijze vuur geheten. (Judges 9:15,Judges 9:20. Isaiah 33:11,Isaiah 33:12. Obadiah 1:1:18).

Vers 27

27. Een Belials man, een goddeloze mens, graaftkuilen om anderen er in te storten en zo opzettelijk te verderven, maar hij graaft voor zich zelf kwaad; en a) op zijne lippen is als een brandend, verzengend vuur, 1) woorden, die tweedracht en laster zaaien, waarvoor iedereen zich moet hoeden (Proverbs 26:23. Job 31:12. James 3:5).

a) Proverbs 12:18.

1) Alles wat schrik, verderf, onheil en schade kan te weeg brengen wordt op een welluidende wijze vuur geheten. (Judges 9:15,Judges 9:20. Isaiah 33:11,Isaiah 33:12. Obadiah 1:1:18).

Vers 28

28. a) Een verkeerd man zal krakeel en twist veroorzaken, waar hij maar kan, hij zoekt overal zijn gif in te werpen; en een oorblazer, die rondgaat, om de mensen kwaad of laster aan te brengen, scheidt den voornaamsten, den besten vriend van zijnen vriend, die hem lief en dierbaar was (Proverbs 17:9).

a) Proverbs 15:18; Proverbs 26:21; Proverbs 29:22.

Vers 28

28. a) Een verkeerd man zal krakeel en twist veroorzaken, waar hij maar kan, hij zoekt overal zijn gif in te werpen; en een oorblazer, die rondgaat, om de mensen kwaad of laster aan te brengen, scheidt den voornaamsten, den besten vriend van zijnen vriend, die hem lief en dierbaar was (Proverbs 17:9).

a) Proverbs 15:18; Proverbs 26:21; Proverbs 29:22.

Vers 29

29. Een man des gewelds, die door geweldige middelen zijn slecht doel zoekt te bereiken, verlokt zijnen naaste, die lichtgelovig op zijne rechtschapenheid en vriendschap vertrouwde, en hij leidt hem in enen weg, die niet alleen niet goed is, maar hem veeleer onheil en verderf aanbrengt (Proverbs 1:10, Psalms 36:5. Isaiah 65:2).

Vers 29

29. Een man des gewelds, die door geweldige middelen zijn slecht doel zoekt te bereiken, verlokt zijnen naaste, die lichtgelovig op zijne rechtschapenheid en vriendschap vertrouwde, en hij leidt hem in enen weg, die niet alleen niet goed is, maar hem veeleer onheil en verderf aanbrengt (Proverbs 1:10, Psalms 36:5. Isaiah 65:2).

Vers 30

30. a) Hij, 1) die zulk een boos en vals gemoed heeft, zo als in Proverbs 16:20 beschreven is, bij wien het terstond te bemerken is, sluit zijne ogen, in plaats van onbeschroomd om zich heen te zien, om verkeerdheden te bedenken; zijne lippen bijtende, denkt hij er niet alleen aan om weer boosheid te verrichten, maar in zijn hart volbrengt hij reeds het kwaad, 2) dat hij voornemens is te doen.

a) Proverbs 6:13,Proverbs 6:14

1) De laatste vier spreuken maken ene zamenhangende beschrijving uit van de voornaamste soorten van schadelijke en ondeugende mensen en hun goddeloze daden..

2) Betere vertaling is: Wie zijne ogen sluit om verkeerdheden te bedenken, wie zijne lippen toeknijpt, volbrengt het kwade. Het op elkaar nijpen der lippen is teken van toorn en valsheid, een gebaar, dat arglist aanduidt.

Vers 30

30. a) Hij, 1) die zulk een boos en vals gemoed heeft, zo als in Proverbs 16:20 beschreven is, bij wien het terstond te bemerken is, sluit zijne ogen, in plaats van onbeschroomd om zich heen te zien, om verkeerdheden te bedenken; zijne lippen bijtende, denkt hij er niet alleen aan om weer boosheid te verrichten, maar in zijn hart volbrengt hij reeds het kwaad, 2) dat hij voornemens is te doen.

a) Proverbs 6:13,Proverbs 6:14

1) De laatste vier spreuken maken ene zamenhangende beschrijving uit van de voornaamste soorten van schadelijke en ondeugende mensen en hun goddeloze daden..

2) Betere vertaling is: Wie zijne ogen sluit om verkeerdheden te bedenken, wie zijne lippen toeknijpt, volbrengt het kwade. Het op elkaar nijpen der lippen is teken van toorn en valsheid, een gebaar, dat arglist aanduidt.

Vers 31

31. De grijsheid, ene hoge ouderdom, die rijk is aan ervaringen, is ene sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden, in zoverre de gerechtigheid behoedt tegen snode zonden, bereidt voor den vromen grijsaard Gods bijzondere bescherming, een lang leven, en alzo een hogen ouderdom (Proverbs 4:19; Proverbs 20:29; Proverbs 4:10; Proverbs 4:2).

Waarlijk vererenswaardig zijn zulke grijze haren, die blinken door heilige gedachten en goede werken.

De ouderdom is uit zichzelven eerwaardig, en beveelt en eist ieders eerbied en achting. Voor de grauwe of grijze haren eist de wet (Leviticus 19:34), dat wij opstaan. Maar wordt deze grijsheid in den weg der goddeloosheid gevonden, dan wordt hare ere verbeurd, hare kroon ontheiligd. bezwalkt en in het stof neer geworpen. (Isaiah 65:20). De genade is de ere des ouderdoms..

Deze spreuk staat in verband met de belofte van het vijfde gebod in het bijzonder en met de uitspraak der Wet in het algemeen.

Vers 31

31. De grijsheid, ene hoge ouderdom, die rijk is aan ervaringen, is ene sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden, in zoverre de gerechtigheid behoedt tegen snode zonden, bereidt voor den vromen grijsaard Gods bijzondere bescherming, een lang leven, en alzo een hogen ouderdom (Proverbs 4:19; Proverbs 20:29; Proverbs 4:10; Proverbs 4:2).

Waarlijk vererenswaardig zijn zulke grijze haren, die blinken door heilige gedachten en goede werken.

De ouderdom is uit zichzelven eerwaardig, en beveelt en eist ieders eerbied en achting. Voor de grauwe of grijze haren eist de wet (Leviticus 19:34), dat wij opstaan. Maar wordt deze grijsheid in den weg der goddeloosheid gevonden, dan wordt hare ere verbeurd, hare kroon ontheiligd. bezwalkt en in het stof neer geworpen. (Isaiah 65:20). De genade is de ere des ouderdoms..

Deze spreuk staat in verband met de belofte van het vijfde gebod in het bijzonder en met de uitspraak der Wet in het algemeen.

Vers 32

32. De lankmoedige, die zijne opwellende hartstochten weet te overwinnen en zijne boze gedachten kan onderdrukken, is beter dan de sterke, dan de krijgsheld, die op het oorlogsveld grote legers verslaat, en met roem wordt gekroond; en die heerst over zijnen geest, die zich zelven verloochent, is meer te prijzen, dan die ene stad inneemt (Proverbs 14:29. 2 Samuel 12:16. Matthew 5:5).

Het is moeilijk anderen te overwinnen, maar groter is de overwinning van hem, die over de boze gedachten van zijn eigen hart zegeviert.

Een koning zijt gij, wanneer gij u zelven en uwe begeerten beheerst; een koning, wanneer de wijsheid en niet de hartstocht u regeert..

Vers 32

32. De lankmoedige, die zijne opwellende hartstochten weet te overwinnen en zijne boze gedachten kan onderdrukken, is beter dan de sterke, dan de krijgsheld, die op het oorlogsveld grote legers verslaat, en met roem wordt gekroond; en die heerst over zijnen geest, die zich zelven verloochent, is meer te prijzen, dan die ene stad inneemt (Proverbs 14:29. 2 Samuel 12:16. Matthew 5:5).

Het is moeilijk anderen te overwinnen, maar groter is de overwinning van hem, die over de boze gedachten van zijn eigen hart zegeviert.

Een koning zijt gij, wanneer gij u zelven en uwe begeerten beheerst; een koning, wanneer de wijsheid en niet de hartstocht u regeert..

Vers 33

33. Het lot wordt door ons mensen, schijnbaar naar onze willekeur in den schoot, of in een daartoe gebruikten bak geworpen; maar hoe toevallig de uitkomst ook moge zijn, toch is het zeker, het gehele beleid daarvan is van den HEERE, die als hoogste Rechter alles beslist (Proverbs 18:18. Joshua 7:18 ).

Er is geen toeval in de betekenis van onverschilligheid of onbestemdheid, ook daar niet waar de mens dit meent; maar al zijn handelen is van ene hogere leiding der dingen afhankelijk. Zo is dan in deze Spreukenuk de moeielijkste vraag over de verhouding der menselijke vrijheid en de goddelijke noodzakelijkheid op deze wijze beantwoord: dat de mens alleen zijne krachten in ene vrije handeling kan ontwikkelen, maar het gelukken van zijne pogingen moet hij aan het vrije bestuur van God overlaten.

In het algemeen schijnt dit gehele hoofdstuk de spreuk der Wijsheid: (Proverbs 8:15) door Mij regeren de koningen, door te voeren. De Heere regeert alles, terwijl de denkende mens naar eigen oordeel schijnt te handelen. Bewust of onbewust is hij slechts het werktuig des Heeren, die ook daar, waar de mens tegen Zijne geboden handelt, de ontwikkeling en den uitslag van de daden der mensen leidt. Wanneer wij dus erkennen, dat de inrichting van den Staat een werk van God is, dan moeten wij die in ere houden, en met alle kracht beschermen, haar, omdat God het wil, gaarne gehoorzamen, en den Heere, die haar staande houdt, daarvoor hartelijk danken. Want wij weten, dat de toorn des duivels en der mensen, die deze ordening zoekt te ondermijnen, den Heere een gruwel is.

Hierdoor wordt het werpen van het lot niet gesanctioneerd, maar de Spreuken-dichter wil zeggen, dat als het lot wordt geworpen, het de Heere is, van wien het beleid is. In de Wet komt slechts eenmaal het werpen van het lot als bewijsmiddel voor (Numbers 5:12-Numbers 5:31).

Vers 33

33. Het lot wordt door ons mensen, schijnbaar naar onze willekeur in den schoot, of in een daartoe gebruikten bak geworpen; maar hoe toevallig de uitkomst ook moge zijn, toch is het zeker, het gehele beleid daarvan is van den HEERE, die als hoogste Rechter alles beslist (Proverbs 18:18. Joshua 7:18 ).

Er is geen toeval in de betekenis van onverschilligheid of onbestemdheid, ook daar niet waar de mens dit meent; maar al zijn handelen is van ene hogere leiding der dingen afhankelijk. Zo is dan in deze Spreukenuk de moeielijkste vraag over de verhouding der menselijke vrijheid en de goddelijke noodzakelijkheid op deze wijze beantwoord: dat de mens alleen zijne krachten in ene vrije handeling kan ontwikkelen, maar het gelukken van zijne pogingen moet hij aan het vrije bestuur van God overlaten.

In het algemeen schijnt dit gehele hoofdstuk de spreuk der Wijsheid: (Proverbs 8:15) door Mij regeren de koningen, door te voeren. De Heere regeert alles, terwijl de denkende mens naar eigen oordeel schijnt te handelen. Bewust of onbewust is hij slechts het werktuig des Heeren, die ook daar, waar de mens tegen Zijne geboden handelt, de ontwikkeling en den uitslag van de daden der mensen leidt. Wanneer wij dus erkennen, dat de inrichting van den Staat een werk van God is, dan moeten wij die in ere houden, en met alle kracht beschermen, haar, omdat God het wil, gaarne gehoorzamen, en den Heere, die haar staande houdt, daarvoor hartelijk danken. Want wij weten, dat de toorn des duivels en der mensen, die deze ordening zoekt te ondermijnen, den Heere een gruwel is.

Hierdoor wordt het werpen van het lot niet gesanctioneerd, maar de Spreuken-dichter wil zeggen, dat als het lot wordt geworpen, het de Heere is, van wien het beleid is. In de Wet komt slechts eenmaal het werpen van het lot als bewijsmiddel voor (Numbers 5:12-Numbers 5:31).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-16.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile