Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 149

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 149

PSALM 149.

DANKZEGGING VOOR DE UITBREIDING VAN HET HEILIG EVANGELIE VAN CHRISTUS.

De Psalm staat door zijn begin in nauwe verwantschap met het slot van den vorigen, en heeft ook door zijn slot met het einde van den vorigen een punt van aanraking (Vergelijk : "dit zal de een van al Zijne gunstgenoten zijn." Psalms 149:9, met: "Hij heeft verhoogd den roem al Zijner gunstgenoten." (Psalms 148:14). Om die reden volgt hij op den vorigen, hoewel hij wat zijn ontstaan aangaat iets ouder is dan die, en waarschijnlijk even als Psalms 147:1 bij de inwijding aan de nieuwe stadsmuren gezongen werd (Nehemiah 12:42).

I. Psalms 149:1-Psalms 149:5. Tot de nieuwe gevestigde gemeente komt de aansporing, om den Heere, die haar gemaakt heeft en wiens rijk zij is, met een nieuw lied te prijzen, want door hetgeen nu aan Israël is geschied, heeft Hij Zijn welbehagen in Israël betuigd en het uit diepe ellende opgeheven.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 149

PSALM 149.

DANKZEGGING VOOR DE UITBREIDING VAN HET HEILIG EVANGELIE VAN CHRISTUS.

De Psalm staat door zijn begin in nauwe verwantschap met het slot van den vorigen, en heeft ook door zijn slot met het einde van den vorigen een punt van aanraking (Vergelijk : "dit zal de een van al Zijne gunstgenoten zijn." Psalms 149:9, met: "Hij heeft verhoogd den roem al Zijner gunstgenoten." (Psalms 148:14). Om die reden volgt hij op den vorigen, hoewel hij wat zijn ontstaan aangaat iets ouder is dan die, en waarschijnlijk even als Psalms 147:1 bij de inwijding aan de nieuwe stadsmuren gezongen werd (Nehemiah 12:42).

I. Psalms 149:1-Psalms 149:5. Tot de nieuwe gevestigde gemeente komt de aansporing, om den Heere, die haar gemaakt heeft en wiens rijk zij is, met een nieuw lied te prijzen, want door hetgeen nu aan Israël is geschied, heeft Hij Zijn welbehagen in Israël betuigd en het uit diepe ellende opgeheven.

Vers 1

1. Halleluja! (Psalms 104:35, Psalms 104:106 ). zingt den HEERE een nieuw lied 1), gelijk het overal betaamt, waar Hij Zijn volk heeft vernieuwd en het nader heeft doen komen tot zijne bestemming (Psalms 33:3; Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1 Openbaring :9); Zijn lof zij in de gemeente Zijner gunstgenoten, onder het gehele volk Israël.

1) Als de Heere nieuwe ongeziene dingen omtrent Zijne gelovigen of Zijne Kerk te voorschijn brengt, wil Hij ook, dat zij een nieuw lied zal zingen, d.i. een lied, waarin die heerlijke gebeurtenissen worden bezongen. Als Israël verlost was van Farao, zong Mirjam een nieuw lied. Als de Heere David verlost had, bezong hij de grote daden des Heren in een lofzang, ter ere van Zijn God. Zo ook Hanna, zo ook Maria. De Heere God wil de ere van Zijn Naam ontvangen vooral hetgeen Hij verricht.

Vers 1

1. Halleluja! (Psalms 104:35, Psalms 104:106 ). zingt den HEERE een nieuw lied 1), gelijk het overal betaamt, waar Hij Zijn volk heeft vernieuwd en het nader heeft doen komen tot zijne bestemming (Psalms 33:3; Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1 Openbaring :9); Zijn lof zij in de gemeente Zijner gunstgenoten, onder het gehele volk Israël.

1) Als de Heere nieuwe ongeziene dingen omtrent Zijne gelovigen of Zijne Kerk te voorschijn brengt, wil Hij ook, dat zij een nieuw lied zal zingen, d.i. een lied, waarin die heerlijke gebeurtenissen worden bezongen. Als Israël verlost was van Farao, zong Mirjam een nieuw lied. Als de Heere David verlost had, bezong hij de grote daden des Heren in een lofzang, ter ere van Zijn God. Zo ook Hanna, zo ook Maria. De Heere God wil de ere van Zijn Naam ontvangen vooral hetgeen Hij verricht.

Vers 2

2. Dat Israël zich verblijde in a) Degenen, die hem gemaakt heeft, die het tot een bijzonder volk uit al de volken heeft uitverkoren, en het met krachtige hand heeft bewaard, toen het dreigde ten onder te gaan (Psalms 95:6); dat de kinderen Zions zich verheugen over hunnen Koning, die niet bij voortduring laat zuchten onder het juk van vreemden, maar te rechter tijd weer onder Zijn eigen bestuur brengt (Isaiah 26:13; Isaiah 63:19).

a) Psalms 100:3.

Gelovige! wees blijde, maar draag zorg, dat uwe blijdschap hare bron in den Heere hebbe. Gij hebt veel reden tot blijdschap in uwen God, want gij kunt met David zingen: "God der blijdschap mijner verheuging." Wees blijde, dat de Heere regeert, dat Jehova Koning is! Verheug u, dat Hij op den troon zit en alle dingen bestuurt! Iedere eigenschap van God moet ene nieuwe straal in het zonlicht onzer blijdschap worden. Zijne wijsheid moet ons verblijden, daar wij onze dwaasheid kennen. Zijne macht moet ons ene oorzaak van blijdschap zijn, ons die bij het gezicht onzer dwaasheid leven. Zijne eeuwigheid moet steeds ene reden tot onze vreugde zijn, als wij weten, dat wij als verderven. Zijne onveranderlijkheid moet ons gedurig doen zingen, daar wij elk uur veranderen. Dat Hij vol genade is, dat Hij die doet overvloeien en ons die genade door het verbond heeft geschonken-dat zij dient om ons te reinigen, om ons te bewaren, om ons te heiligen, om ons te vermaken, om ons te verheerlijken, -dat alles moet ons in Hem van vreugde doen juichen. Deze blijdschap in God is als ene diepe rivier; wij hebben tot nog toe slechts even haar oever aangeraakt; wij kennen iets van hare heldere, zoete, hemelse wateren, maar verder op is zij dieper en de stroming onstuimiger in hare vreugde. De christen gevoelt, dat hij zich niet enkel verblijden mag in hetgeen God is, maar ook in alles, wat God vroeger gedaan heeft. De Psalmen doen ons zien, dat Gods volk in de oude tijden gewoon was veel aan Gods daden te denken, en die allen in liederen te verheffen. Dat alzo Gods volk nu de daden des Heren verkondige! Dat zij Zijn machtige daden vertellen, en "den Heere zingen, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan." Dat zij nimmer ophouden te zingen, want daar hun dagelijks nieuwe goedertierenheden toestromen, moet hun blijdschap in de liefdedaden des Heren, in Zijne voorzienigheid en in Zijne genade zich door gedurige dankzegging tonen: "Weest vrolijk, gij kinderen Zions, en verheugt u in den Heere, uwen God!".

Vers 2

2. Dat Israël zich verblijde in a) Degenen, die hem gemaakt heeft, die het tot een bijzonder volk uit al de volken heeft uitverkoren, en het met krachtige hand heeft bewaard, toen het dreigde ten onder te gaan (Psalms 95:6); dat de kinderen Zions zich verheugen over hunnen Koning, die niet bij voortduring laat zuchten onder het juk van vreemden, maar te rechter tijd weer onder Zijn eigen bestuur brengt (Isaiah 26:13; Isaiah 63:19).

a) Psalms 100:3.

Gelovige! wees blijde, maar draag zorg, dat uwe blijdschap hare bron in den Heere hebbe. Gij hebt veel reden tot blijdschap in uwen God, want gij kunt met David zingen: "God der blijdschap mijner verheuging." Wees blijde, dat de Heere regeert, dat Jehova Koning is! Verheug u, dat Hij op den troon zit en alle dingen bestuurt! Iedere eigenschap van God moet ene nieuwe straal in het zonlicht onzer blijdschap worden. Zijne wijsheid moet ons verblijden, daar wij onze dwaasheid kennen. Zijne macht moet ons ene oorzaak van blijdschap zijn, ons die bij het gezicht onzer dwaasheid leven. Zijne eeuwigheid moet steeds ene reden tot onze vreugde zijn, als wij weten, dat wij als verderven. Zijne onveranderlijkheid moet ons gedurig doen zingen, daar wij elk uur veranderen. Dat Hij vol genade is, dat Hij die doet overvloeien en ons die genade door het verbond heeft geschonken-dat zij dient om ons te reinigen, om ons te bewaren, om ons te heiligen, om ons te vermaken, om ons te verheerlijken, -dat alles moet ons in Hem van vreugde doen juichen. Deze blijdschap in God is als ene diepe rivier; wij hebben tot nog toe slechts even haar oever aangeraakt; wij kennen iets van hare heldere, zoete, hemelse wateren, maar verder op is zij dieper en de stroming onstuimiger in hare vreugde. De christen gevoelt, dat hij zich niet enkel verblijden mag in hetgeen God is, maar ook in alles, wat God vroeger gedaan heeft. De Psalmen doen ons zien, dat Gods volk in de oude tijden gewoon was veel aan Gods daden te denken, en die allen in liederen te verheffen. Dat alzo Gods volk nu de daden des Heren verkondige! Dat zij Zijn machtige daden vertellen, en "den Heere zingen, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan." Dat zij nimmer ophouden te zingen, want daar hun dagelijks nieuwe goedertierenheden toestromen, moet hun blijdschap in de liefdedaden des Heren, in Zijne voorzienigheid en in Zijne genade zich door gedurige dankzegging tonen: "Weest vrolijk, gij kinderen Zions, en verheugt u in den Heere, uwen God!".

Vers 3

3. a) Dat zij Zijnen naam loven op de fluit 1), dat zij Hem psalmzingen (Psalmen spelen) op de trommel, op de pauk en harp2) (Exodus 15:20 Exodus 15:2).

a) Psalms 81:3,Psalms 81:4.

1) Liever: met reien.

2) Een tijd, waarin de Gemeente verjongd wordt en hare ontwikkeling nader komt, dringt met inwendige noodzakelijkheid tot nieuwe liederen. Zulk een nieuwe tijd is thans aangebroken voor de gemeente der vromen, voor Israël, dat trouw gebleven is aan zijn God en aan het geloof der vaderen. De Formeerder van Israël heeft getoond, dat Hij ook de Onderhouder van Israël en de Koning van Zion is, dat Hij Zions kinderen niet op den duur onder vreemde heerschappij kan laten en het zuchten der ballingen verhoord heeft. Daarom moet de gemeente, door haren God en Koning opnieuw aangenomen, Hem, Wiens Naam thans opnieuw in hun geschiedenis met zoveel glans omgeven is, met reien, pauken en citers verheffen.. 4. Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk, is het nu weer in genade toegekeerd (Isaiah 54:7), Hij zal de zachtmoedigen, de ellendigen, de verdrukten, versieren met heil1), hen rijkelijk zegenen.

1) De Heere had Israël verlost uit Babels banden. Hij had de gevangenschap gewend. Het verdrukte volk had Hij gered en het ellendige volk Zijne goedertierenheid doen genieten. Maar nog was Israël er niet. Nog waren er vele vijanden. Maar de dichter spreekt het hier in het geloof uit, dat de Heere Zijn ellendig volk versieren zal met heil, d.i. uit alle zwarigheden redden, en van alle vijanden verlossen.

Vers 3

3. a) Dat zij Zijnen naam loven op de fluit 1), dat zij Hem psalmzingen (Psalmen spelen) op de trommel, op de pauk en harp2) (Exodus 15:20 Exodus 15:2).

a) Psalms 81:3,Psalms 81:4.

1) Liever: met reien.

2) Een tijd, waarin de Gemeente verjongd wordt en hare ontwikkeling nader komt, dringt met inwendige noodzakelijkheid tot nieuwe liederen. Zulk een nieuwe tijd is thans aangebroken voor de gemeente der vromen, voor Israël, dat trouw gebleven is aan zijn God en aan het geloof der vaderen. De Formeerder van Israël heeft getoond, dat Hij ook de Onderhouder van Israël en de Koning van Zion is, dat Hij Zions kinderen niet op den duur onder vreemde heerschappij kan laten en het zuchten der ballingen verhoord heeft. Daarom moet de gemeente, door haren God en Koning opnieuw aangenomen, Hem, Wiens Naam thans opnieuw in hun geschiedenis met zoveel glans omgeven is, met reien, pauken en citers verheffen.. 4. Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk, is het nu weer in genade toegekeerd (Isaiah 54:7), Hij zal de zachtmoedigen, de ellendigen, de verdrukten, versieren met heil1), hen rijkelijk zegenen.

1) De Heere had Israël verlost uit Babels banden. Hij had de gevangenschap gewend. Het verdrukte volk had Hij gered en het ellendige volk Zijne goedertierenheid doen genieten. Maar nog was Israël er niet. Nog waren er vele vijanden. Maar de dichter spreekt het hier in het geloof uit, dat de Heere Zijn ellendig volk versieren zal met heil, d.i. uit alle zwarigheden redden, en van alle vijanden verlossen.

Vers 5

5. Dat Zijne gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer, van wege den verhevenen toestand, tot welken hun Koning hen gebracht heeft in plaats van de vroegere slavernij; dat zij juichen den gansen dag, maar ook zelfs in de eenzaamheid van den nacht, op hun legers, op hun legersteden waar vroeger hun ellende hen verteerde (Hosea 7:14).

God zal de gemeente, die Hij gesticht heeft, ook tegen al hare vijanden beschermen, maar zij moet zich ook door Hem laten regeren..

6.

II. Psalms 149:6-Psalms 149:9. Met de herinnering aan hare roeping, om den Heere te loven, verbindt zich ene tweede herinnering voor de gemeente: in hare hand heeft zij een scherp zwaard te voeren, om de gerichten Gods aan de heidenen te volbrengen en hun koningen aan den Heere aller heidenen (Psalms 82:8) te onderwerpen-zulk ene onderwerping is een doel der ere voor de heiligen des Heren.

Vers 5

5. Dat Zijne gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer, van wege den verhevenen toestand, tot welken hun Koning hen gebracht heeft in plaats van de vroegere slavernij; dat zij juichen den gansen dag, maar ook zelfs in de eenzaamheid van den nacht, op hun legers, op hun legersteden waar vroeger hun ellende hen verteerde (Hosea 7:14).

God zal de gemeente, die Hij gesticht heeft, ook tegen al hare vijanden beschermen, maar zij moet zich ook door Hem laten regeren..

6.

II. Psalms 149:6-Psalms 149:9. Met de herinnering aan hare roeping, om den Heere te loven, verbindt zich ene tweede herinnering voor de gemeente: in hare hand heeft zij een scherp zwaard te voeren, om de gerichten Gods aan de heidenen te volbrengen en hun koningen aan den Heere aller heidenen (Psalms 82:8) te onderwerpen-zulk ene onderwerping is een doel der ere voor de heiligen des Heren.

Vers 6

6. De verheffingen Gods, de lofprijzingen des Heren zullen in hun keel zijn, in den mond van Gods gunstgenoten, en a) een tweesnijdend zwaard zal in hun hand 1) wezen, daar zij geroepen zijn om den heiligen strijd te strijden tegen de vijanden Gods.

a) 2 Thessalonians 2:8. Hebrews 4:12. Openbaring :16.

1) Hiermede wordt voorspeld, dat het een heilige krijg zou wezen, een krijg, waarin des Heren naam zou verheerlijkt worden, als zij den strijd zouden voeren tegen alle de vijanden Gods. De aanvankelijke verlossing was een hoopvolle profetie. De dichter ziet dus verder dan tot op dien tegenwoordigen tijd, en spreekt hier van de toekomst van de Kerk van Christus.

Vers 6

6. De verheffingen Gods, de lofprijzingen des Heren zullen in hun keel zijn, in den mond van Gods gunstgenoten, en a) een tweesnijdend zwaard zal in hun hand 1) wezen, daar zij geroepen zijn om den heiligen strijd te strijden tegen de vijanden Gods.

a) 2 Thessalonians 2:8. Hebrews 4:12. Openbaring :16.

1) Hiermede wordt voorspeld, dat het een heilige krijg zou wezen, een krijg, waarin des Heren naam zou verheerlijkt worden, als zij den strijd zouden voeren tegen alle de vijanden Gods. De aanvankelijke verlossing was een hoopvolle profetie. De dichter ziet dus verder dan tot op dien tegenwoordigen tijd, en spreekt hier van de toekomst van de Kerk van Christus.

Vers 7

7. Om als een leger van den Heere op aarde (Deuteronomy 32:40), wraak te doen, te oefenen over de heidenen en bestraffingen over de volken (Ezekiel 25:14);

Vers 7

7. Om als een leger van den Heere op aarde (Deuteronomy 32:40), wraak te doen, te oefenen over de heidenen en bestraffingen over de volken (Ezekiel 25:14);

Vers 8

8. Om hun koningen a) te binden met ketenen, en hun achtbaren, hun aanzienlijken met ijzeren boeien (Isaiah 45:14) gelijk zij Israël's koningen geboeid hadden en hun ambtlieden in boeien geslagen.

a) Matthew 18:18. 9. Om het beschreven recht over hen te doen, om de wrake aan hen te volbrengen, die in de wet des Heren is opgetekend (Deuteronomy 7:24; Deuteronomy 12:32; Deuteronomy 29:19; Deuteronomy 32:41-Deuteronomy 32:43 Dit werk, Gods wrake uit te oefenen en het Godsrijk te doen zegevieren op aarde, zal de heerlijkheid van al Zijne gunstgenoten zijn (Revelation 9:15). Halleluja! Looft den Heere!

a) Deuteronomy 4:6.

Israël had juist een groten zegen ondervonden maar zijn toestand was noch steeds verre verwijderd van dien, welke aan het volk van God beloofd was en het betaamde; nog waren zij knechten in het land, dat de Heere hunnen vaderen had gegeven, om de vrucht en het goede daarvan te eten (Nehemiah 9:36, De nieuwe verheffing van het volksbewustzijn, terwijl na langen tijd voor het eerst weer een geest van moed was ontwaakt, verwekt nu weer een geestdrift, zodat zij hopen, meer dan zij nog zien, dat, wat er van de ellende is overgebleven, eveneens zal verdwijnen. Deze in ieder opzicht rechtmatige hoop, die, wat haar wezen aangaat, op enen eeuwigen grond rust (want het volk Gods kan volgens zijne idee nooit een volk der dienstbaarheid zijn), die onze kleinmoedigheid tot diepe beschaamdheid verstrekt, werd, gelijk het in de eerste plaats uitwendig bedoeld was, ook eerst uitwendig vervuld in den Makkabeeën tijd, welks gevolgen hunnen wortel hadden in hetgeen door Nehemia geschied was (2 Makk. 15:26) Oneindig heerlijker en boven eigene gedachten werd zij vervuld, toen Israël in den tijd van den Messias het zwaard des Geestes in de hand nam en zich daardoor op de edelste wijze aan de heidense overwinnaars wreekte..

Dat is de wraak, die in de Schrift beloofd is, dat Abrahams zaad door het Evangelie, het geestelijk zwaard, in de gehele wereld de afgoderij zal vernietigen, de heiligheid en wijsheid van alle koningen en wijzen gevangen zal nemen en aan Christus zal onderwerpen..

In den waan hem zonder geestelijke verklaring te kunnen nabidden, is Psalms 149:1 het parool der vreeslijkste dwalingen geworden. Casp. Scioppius (eigenlijk Schopp, een die tot de Katholieke kerk was overgegaan, in den Paltz), ontvlamde door middel van dezen Psalm in zijn Classicum belli sacri, dat niet met inkt, maar met bloed is geschreven, de Rooms-Katholieke vorsten tot den dertigjarigen godsdienstoorlog, en in de Protestantse kerk zette Thomas Mnzer door dezen Psalm tot den boeren-krijg op..

Israël wacht alzo een strijd, gelijk de Gemeente des Heren door alle tijden heen te strijden heeft, maar een strijd in den naam en de kracht des Heren, waarbij "de verheffingen" de lofverheffing, "Gods in hun keel," in hunnen mond, "zullen zijn, en een tweesnijdend zwaard in hun hand. Zij zouden gelijk zijn aan de bouwers van Jeruzalems muren, die ieder met zijne hand doende waren aan het werk en de andere hand het geweer hield. Nehemiah 4:17. Zullen zij met tweesnijdende zwaarden strijden, hun strijd zal evenwel niet gelijk zijn aan dien der Heidenen, "de verheffingen Gods zullen in hun keel zijn." De lof des Heren, dien zij onder het strijden verheffen zullen, zal hun moed en kracht vermeerderen; niet in hunnen naam en hun kracht zullen zij oorlogen; maar als dienaren en krijgsknechten Gods zullen zij zijne oordelen over de vijanden des Heren uitvoeren..

Vers 8

8. Om hun koningen a) te binden met ketenen, en hun achtbaren, hun aanzienlijken met ijzeren boeien (Isaiah 45:14) gelijk zij Israël's koningen geboeid hadden en hun ambtlieden in boeien geslagen.

a) Matthew 18:18. 9. Om het beschreven recht over hen te doen, om de wrake aan hen te volbrengen, die in de wet des Heren is opgetekend (Deuteronomy 7:24; Deuteronomy 12:32; Deuteronomy 29:19; Deuteronomy 32:41-Deuteronomy 32:43 Dit werk, Gods wrake uit te oefenen en het Godsrijk te doen zegevieren op aarde, zal de heerlijkheid van al Zijne gunstgenoten zijn (Revelation 9:15). Halleluja! Looft den Heere!

a) Deuteronomy 4:6.

Israël had juist een groten zegen ondervonden maar zijn toestand was noch steeds verre verwijderd van dien, welke aan het volk van God beloofd was en het betaamde; nog waren zij knechten in het land, dat de Heere hunnen vaderen had gegeven, om de vrucht en het goede daarvan te eten (Nehemiah 9:36, De nieuwe verheffing van het volksbewustzijn, terwijl na langen tijd voor het eerst weer een geest van moed was ontwaakt, verwekt nu weer een geestdrift, zodat zij hopen, meer dan zij nog zien, dat, wat er van de ellende is overgebleven, eveneens zal verdwijnen. Deze in ieder opzicht rechtmatige hoop, die, wat haar wezen aangaat, op enen eeuwigen grond rust (want het volk Gods kan volgens zijne idee nooit een volk der dienstbaarheid zijn), die onze kleinmoedigheid tot diepe beschaamdheid verstrekt, werd, gelijk het in de eerste plaats uitwendig bedoeld was, ook eerst uitwendig vervuld in den Makkabeeën tijd, welks gevolgen hunnen wortel hadden in hetgeen door Nehemia geschied was (2 Makk. 15:26) Oneindig heerlijker en boven eigene gedachten werd zij vervuld, toen Israël in den tijd van den Messias het zwaard des Geestes in de hand nam en zich daardoor op de edelste wijze aan de heidense overwinnaars wreekte..

Dat is de wraak, die in de Schrift beloofd is, dat Abrahams zaad door het Evangelie, het geestelijk zwaard, in de gehele wereld de afgoderij zal vernietigen, de heiligheid en wijsheid van alle koningen en wijzen gevangen zal nemen en aan Christus zal onderwerpen..

In den waan hem zonder geestelijke verklaring te kunnen nabidden, is Psalms 149:1 het parool der vreeslijkste dwalingen geworden. Casp. Scioppius (eigenlijk Schopp, een die tot de Katholieke kerk was overgegaan, in den Paltz), ontvlamde door middel van dezen Psalm in zijn Classicum belli sacri, dat niet met inkt, maar met bloed is geschreven, de Rooms-Katholieke vorsten tot den dertigjarigen godsdienstoorlog, en in de Protestantse kerk zette Thomas Mnzer door dezen Psalm tot den boeren-krijg op..

Israël wacht alzo een strijd, gelijk de Gemeente des Heren door alle tijden heen te strijden heeft, maar een strijd in den naam en de kracht des Heren, waarbij "de verheffingen" de lofverheffing, "Gods in hun keel," in hunnen mond, "zullen zijn, en een tweesnijdend zwaard in hun hand. Zij zouden gelijk zijn aan de bouwers van Jeruzalems muren, die ieder met zijne hand doende waren aan het werk en de andere hand het geweer hield. Nehemiah 4:17. Zullen zij met tweesnijdende zwaarden strijden, hun strijd zal evenwel niet gelijk zijn aan dien der Heidenen, "de verheffingen Gods zullen in hun keel zijn." De lof des Heren, dien zij onder het strijden verheffen zullen, zal hun moed en kracht vermeerderen; niet in hunnen naam en hun kracht zullen zij oorlogen; maar als dienaren en krijgsknechten Gods zullen zij zijne oordelen over de vijanden des Heren uitvoeren..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 149". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-149.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile