Lectionary Calendar
Friday, May 17th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 4

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 4

PSALM 4.

TROOSTVOL GEBED TEGEN DE IJDELHEID VAN DE KINDEREN DER WERELD.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 4

PSALM 4.

TROOSTVOL GEBED TEGEN DE IJDELHEID VAN DE KINDEREN DER WERELD.

Vers 1

1. Een psalm (Psalms 3:1) van David voor den opperzangmeester, om dien over te geven, opdat hij dien met zijne zangers lere, op de Neginoth "met snarenspel" en niet met andere instrumenten te begeleiden.

2.

Aan het morgenlied sluit zich een avondlied van David aan, eveneens tijdens Absaloms opstand gedicht, doch later dan de vorige toen zijne wederpartijders reeds enigen tijd zich verzet hadden en onder zijne hem trouw geblevene vrienden radeloosheid en moedeloosheid de overhand dreigden te nemen. (2 Samuel 17:21 )

I. Psalms 4:2-Psalms 4:6. Door vijanden omgeven en verdrukt, wendt zich de heilige zanger tot den Heere, zijnen rechtvaardigen God, met een kort aanroepen van hem om hulp (Psalms 4:2); daarop richt hij zich tot de tegenpartijen. Hij vermaant hen afstand te doen van hun onderneming, om hem zijne waardigheid te willen ontroven, die hem toch van God gegeven is, en die de Heere zeker voor hem bewaren zal; hij raadt hun het vruchteloos en leugenachtig drijven, dat de kiem des verderfs in zich omdraagt, na te laten (Psalms 4:3,Psalms 4:4). Hij dringt hen, niet verder door hartstochtelijke opwinding zich te bezondigen, maar de hand in den boezem te steken, wanneer de stem des gewetens hun zeggen zal wat zij doen moeten, ook niet langer te wanen, dat zij door huichelachtige offeranden Gods gunst winnen, en op den voorrang van menselijke hulpmiddelen zich niet te verlaten, maar integendeel in des Heren heiligdom rechtvaardige offers te brengen en op den Heere zelven en onmiddellijk hun vertrouwen te stelen. (Psalms 4:5 en 6).

Vers 1

1. Een psalm (Psalms 3:1) van David voor den opperzangmeester, om dien over te geven, opdat hij dien met zijne zangers lere, op de Neginoth "met snarenspel" en niet met andere instrumenten te begeleiden.

2.

Aan het morgenlied sluit zich een avondlied van David aan, eveneens tijdens Absaloms opstand gedicht, doch later dan de vorige toen zijne wederpartijders reeds enigen tijd zich verzet hadden en onder zijne hem trouw geblevene vrienden radeloosheid en moedeloosheid de overhand dreigden te nemen. (2 Samuel 17:21 )

I. Psalms 4:2-Psalms 4:6. Door vijanden omgeven en verdrukt, wendt zich de heilige zanger tot den Heere, zijnen rechtvaardigen God, met een kort aanroepen van hem om hulp (Psalms 4:2); daarop richt hij zich tot de tegenpartijen. Hij vermaant hen afstand te doen van hun onderneming, om hem zijne waardigheid te willen ontroven, die hem toch van God gegeven is, en die de Heere zeker voor hem bewaren zal; hij raadt hun het vruchteloos en leugenachtig drijven, dat de kiem des verderfs in zich omdraagt, na te laten (Psalms 4:3,Psalms 4:4). Hij dringt hen, niet verder door hartstochtelijke opwinding zich te bezondigen, maar de hand in den boezem te steken, wanneer de stem des gewetens hun zeggen zal wat zij doen moeten, ook niet langer te wanen, dat zij door huichelachtige offeranden Gods gunst winnen, en op den voorrang van menselijke hulpmiddelen zich niet te verlaten, maar integendeel in des Heren heiligdom rechtvaardige offers te brengen en op den Heere zelven en onmiddellijk hun vertrouwen te stelen. (Psalms 4:5 en 6).

Vers 2

2. Als ik roep, in mijnen ellendigen toestand U om bijstand smeek, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! 1) in benauwdheid hebt Gij mij reeds zo dikwijls ruimte gemaakt, reeds zo dikwijls redding gegeven; wees mij ook thans genadig, Gij, dien ik ken als degene die de miskenden en vervolgden rechtvaardigt en redt, en hoor mijn gebed.

1) David geeft te kennen, dat hij de hulp niet van ene partijdige voorliefde van zijnen God voor hem, maar van zijnen God als den rechtvaardige verwacht, die aan zijne rechtvaardige zaak bijstand moet verlenen. Hij geeft daardoor een regel voor ieder gebed in gelijken nood. Om hulp bidden, zonder dat men God alzo kan noemen, staat met ene godslastering gelijk, want in plaats van te verlangen, dat hij overeenkomstig Zijn Wezen zou handelen, verlangt men daarmee, dat Hij Zijn Wezen zou verloochenen..

De naam, met welken de Heere hier genoemd wordt: God mijner gerechtigheid, heeft verklaring nodig, te meer daar die in geen ander gedeelte der Schrift gebruikt wordt. Hij bedoelt: Gij zijt de oorzaak, de openbaarder, de onderhouder, de kennen en de beloner van mijne gerechtigheid; op U beroep ik mij van de lasteringen en harde veroordelingen der mensen..

Jehova is eigenaar der gerechtigheid, oorsprong der gerechtigheid, handhaver der miskende en vervolgde gerechtigen. Dezen God der gerechtigheid noemt David vol vertrouwen den Zijne, want de gerechtigheid, die hij bezit, bezit hij in Hem, en de gerechtigheid, die hij verwacht, verwacht hij van Hem..

Vers 2

2. Als ik roep, in mijnen ellendigen toestand U om bijstand smeek, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! 1) in benauwdheid hebt Gij mij reeds zo dikwijls ruimte gemaakt, reeds zo dikwijls redding gegeven; wees mij ook thans genadig, Gij, dien ik ken als degene die de miskenden en vervolgden rechtvaardigt en redt, en hoor mijn gebed.

1) David geeft te kennen, dat hij de hulp niet van ene partijdige voorliefde van zijnen God voor hem, maar van zijnen God als den rechtvaardige verwacht, die aan zijne rechtvaardige zaak bijstand moet verlenen. Hij geeft daardoor een regel voor ieder gebed in gelijken nood. Om hulp bidden, zonder dat men God alzo kan noemen, staat met ene godslastering gelijk, want in plaats van te verlangen, dat hij overeenkomstig Zijn Wezen zou handelen, verlangt men daarmee, dat Hij Zijn Wezen zou verloochenen..

De naam, met welken de Heere hier genoemd wordt: God mijner gerechtigheid, heeft verklaring nodig, te meer daar die in geen ander gedeelte der Schrift gebruikt wordt. Hij bedoelt: Gij zijt de oorzaak, de openbaarder, de onderhouder, de kennen en de beloner van mijne gerechtigheid; op U beroep ik mij van de lasteringen en harde veroordelingen der mensen..

Jehova is eigenaar der gerechtigheid, oorsprong der gerechtigheid, handhaver der miskende en vervolgde gerechtigen. Dezen God der gerechtigheid noemt David vol vertrouwen den Zijne, want de gerechtigheid, die hij bezit, bezit hij in Hem, en de gerechtigheid, die hij verwacht, verwacht hij van Hem..

Vers 3

3. Gij mannen, die u zelven voor de edelsten en voornaamsten van het volk houdt! hoe lang zal mijne eer, mijne koninklijke waardigheid die gij geroofd hebt, tot schande zijn, door u geschandvlekt worden? hoe lang zult gij de ijdelheid, den laster beminnen, de leugen zoeken? want al het recht, dat gij voor den opstand voorgeeft, is niets dan schijn en het middel niets dan een leugenachtig voorwendsel (2 Samuel 11:1). Sela zie Psalms 3:3

In tegenoverstelling tot Benee-Adam "de grote menigte" betekent Benee-isch, mannen die boven haar uitsteken (vgl. Psalms 49:3; Psalms 62:10. Proverbs 8:4. Isaiah 2:9; Isaiah 5:15). Van zijn ontaarden zoon spreekt David in dezen en in den vorigen Psalm zo weinig als in de Psalmen uit den tijd der vervolging door Saul van dien verblinden koning; hij richt het woord tot de Aristocratische partij, wier werktuig Absalom geworden was..

De uitdrukking is ironisch; zij hielden zich voor edel en verstandig, terwijl slechts ene blinde woede hen tot hun schandelijke ondernemingen dreef..

Vers 3

3. Gij mannen, die u zelven voor de edelsten en voornaamsten van het volk houdt! hoe lang zal mijne eer, mijne koninklijke waardigheid die gij geroofd hebt, tot schande zijn, door u geschandvlekt worden? hoe lang zult gij de ijdelheid, den laster beminnen, de leugen zoeken? want al het recht, dat gij voor den opstand voorgeeft, is niets dan schijn en het middel niets dan een leugenachtig voorwendsel (2 Samuel 11:1). Sela zie Psalms 3:3

In tegenoverstelling tot Benee-Adam "de grote menigte" betekent Benee-isch, mannen die boven haar uitsteken (vgl. Psalms 49:3; Psalms 62:10. Proverbs 8:4. Isaiah 2:9; Isaiah 5:15). Van zijn ontaarden zoon spreekt David in dezen en in den vorigen Psalm zo weinig als in de Psalmen uit den tijd der vervolging door Saul van dien verblinden koning; hij richt het woord tot de Aristocratische partij, wier werktuig Absalom geworden was..

De uitdrukking is ironisch; zij hielden zich voor edel en verstandig, terwijl slechts ene blinde woede hen tot hun schandelijke ondernemingen dreef..

Vers 4

4. Weet toch, dat de voorspoed, dien gij tot hiertoe genoot, geen bewijs is, dat gij recht hebt en God met u is, weet, dat de HEERE Zich enen gunstgenoot heeft afgezonderd, mij, dien Hij als Zijnen dienaar kende (1 Samuel 13:14; 1 Samuel 15:28), tot deze waardigheid van koning over Israël verkoren heeft (1 Samuel 16:7), en gij dus tegen God strijdt. De uitkomst zal tegen uwe verwachting zijn, want de HEERE zal horen, als ik tot Hem roep, op dezen nacht volgt een morgen van licht, op deze vernedering verhoging.

Wie zich van zijne verkiezing en begenadiging voor God recht bewust is, verliest alle mensenvrees. Maar hij moet ook in den hem geschonken toestand leven, hij moet zich niet alleen tegen aanvallen verdedigen, maar zich in de genade door overgave aan God bevestigen, en anderen, zelfs de tegenstanders, aan hunnen plicht herinneren en door waarschuwing, vermaning en aansporing tot het volbrengen van hun schuld dringen..

Er is tweeërlei gerustheid, ene vleselijke, die doemwaardig is; ene geestelijke, die te prijzen is en uit het geloof voortkomt.

Vers 4

4. Weet toch, dat de voorspoed, dien gij tot hiertoe genoot, geen bewijs is, dat gij recht hebt en God met u is, weet, dat de HEERE Zich enen gunstgenoot heeft afgezonderd, mij, dien Hij als Zijnen dienaar kende (1 Samuel 13:14; 1 Samuel 15:28), tot deze waardigheid van koning over Israël verkoren heeft (1 Samuel 16:7), en gij dus tegen God strijdt. De uitkomst zal tegen uwe verwachting zijn, want de HEERE zal horen, als ik tot Hem roep, op dezen nacht volgt een morgen van licht, op deze vernedering verhoging.

Wie zich van zijne verkiezing en begenadiging voor God recht bewust is, verliest alle mensenvrees. Maar hij moet ook in den hem geschonken toestand leven, hij moet zich niet alleen tegen aanvallen verdedigen, maar zich in de genade door overgave aan God bevestigen, en anderen, zelfs de tegenstanders, aan hunnen plicht herinneren en door waarschuwing, vermaning en aansporing tot het volbrengen van hun schuld dringen..

Er is tweeërlei gerustheid, ene vleselijke, die doemwaardig is; ene geestelijke, die te prijzen is en uit het geloof voortkomt.

Vers 5

5. Zijt beroerd, gevoelt gij u ontroerd, toornig, is er iets dat uwe ontevredenheid over mijn bestuur opwekt, (ik weet toch, dat ik een zondig mens ben, die dwalen kan) zo maakt geen opstand en zondigt niet (Ephesians 4:26); spreekt liever in ulieder hart 1) op uw leger, overdenkt die in de afzondering, waar de betere stem des harten zich kan laten horen, en zijt stil 2), geeft op die stem acht, totdat uw hart volkomen rustig geworden is. Sela 3).

1) Het hart is de plaats des gewetens en de Geest Gods verbergt zich, gelijk bij deze plaats Haman opmerkt in onze eigene stem, zodat wij zijne toespraak, Zijnen raad, Zijne wijsheid uit ons eigen stenen hart zien voortkomen..

2) De vermaning heeft ene bijzondere betekenis door de opmerking, dat het een avondlied is. David vermaant zijne vijanden, datgene te doen, wat hijzelf doet en waarvan hij zelf den rijken zegen ondervond. In de stilte van den nacht onderhoudt hij zich in zijn kamertje en op zijn leger met God; daar wordt hem alles zo helder, alles zo licht. Mocht toch zijnen vijanden dezelfde zegen ten deel zijn! Wat zij op deze wijze konden winnen, toont onze Psalm, de vrucht van David's nachtelijk nadenken; de toon is zo rustig zo zacht, geen toorn tegen de stoute oproermakers, maar liefdevol leedgevoel, teder medelijden met hen, dat zij hun eigene ziel zo verwoesten, vervult hem..

Opent den mond niet, om de zonde te verontschuldigen..

3) Het eerste vers der beide strofen in Psalms 4:3, en Psalms 4:5, bevat de afmaning; het tweede de aanmaning; in het midden beide keren ene pauze als om hun tijd tot nadenken te geven, hen pensief te maken. Men denke zich in plaats aan Sela een streep, die tot overpeinzing dringt..

Vers 5

5. Zijt beroerd, gevoelt gij u ontroerd, toornig, is er iets dat uwe ontevredenheid over mijn bestuur opwekt, (ik weet toch, dat ik een zondig mens ben, die dwalen kan) zo maakt geen opstand en zondigt niet (Ephesians 4:26); spreekt liever in ulieder hart 1) op uw leger, overdenkt die in de afzondering, waar de betere stem des harten zich kan laten horen, en zijt stil 2), geeft op die stem acht, totdat uw hart volkomen rustig geworden is. Sela 3).

1) Het hart is de plaats des gewetens en de Geest Gods verbergt zich, gelijk bij deze plaats Haman opmerkt in onze eigene stem, zodat wij zijne toespraak, Zijnen raad, Zijne wijsheid uit ons eigen stenen hart zien voortkomen..

2) De vermaning heeft ene bijzondere betekenis door de opmerking, dat het een avondlied is. David vermaant zijne vijanden, datgene te doen, wat hijzelf doet en waarvan hij zelf den rijken zegen ondervond. In de stilte van den nacht onderhoudt hij zich in zijn kamertje en op zijn leger met God; daar wordt hem alles zo helder, alles zo licht. Mocht toch zijnen vijanden dezelfde zegen ten deel zijn! Wat zij op deze wijze konden winnen, toont onze Psalm, de vrucht van David's nachtelijk nadenken; de toon is zo rustig zo zacht, geen toorn tegen de stoute oproermakers, maar liefdevol leedgevoel, teder medelijden met hen, dat zij hun eigene ziel zo verwoesten, vervult hem..

Opent den mond niet, om de zonde te verontschuldigen..

3) Het eerste vers der beide strofen in Psalms 4:3, en Psalms 4:5, bevat de afmaning; het tweede de aanmaning; in het midden beide keren ene pauze als om hun tijd tot nadenken te geven, hen pensief te maken. Men denke zich in plaats aan Sela een streep, die tot overpeinzing dringt..

Vers 6

6. Offert, in plaats van de huichelachtige offers, waarmee gij in `t heiligdom uwe slechte zaak zoekt te wijden en God tot u te trekken a)offeranden der gerechtigheid 1), Hem in de rechte, Gode welgevallige, stemming gebracht, en vertrouwt 2) op den HEERE, in plaats van op de menselijke hulpmiddelen, op welke gij u verlaat; dit kunt gij zeker niet doen zonder u van uwe eigene zaak, die zondig is, af te keren. a) Deuteronomy 33:19.

1) Offert offeranden der gerechtigheid, zodat gij van zonde en toorn aflaat en uwen plicht volbrengt, want anders zal uw geloof ijdel en uwe gehelen dienst te vergeefs zijn, al offerde gij nog zo veel. Het is niet genoeg offers te brengen, maar zij moeten ook een goeden grond hebben. Die zijnen broeder haat, kan gene aangename gave op het altaar brengen; zijn gebed zelfs zou zonde zijn. De Heere haat den godsdienst, die met ongerechtigheid, vijandschap, belediging van den naaste en nalaten der verschuldigde gehoorzaamheid verbonden is; er behoort een boetvaardig en gebroken hart tot een waar offer en een ootmoedig en dankbaar geloof, dat men zich zelven Gode tot een levendig offer stelt, en zijne leden tot wapenen der gerechtigheid (Psalms 51:19; Psalms 50:14,Psalms 50:23. Romans 6:13; Romans 12:1).

2) In het Hebreeën Bitchoe el-Jahweh). Het eerste woord betekent wel vertrouwen, maar dan in een zeer uitgebreiden zin. Het betekent vertrouwen met de bijbetekenis van aanhangen. Vertrouwen op den Heere wil dan zoveel zeggen: Op Hem niet alleen zijn vertrouwen zetten, maar ook Hem aanhangen, zich vol vertrouwen aan God in waarheid overgeven. Hun zonde was niet alleen, dat zij den koning hadden verworpen, maar daardoor ook, dat zij in blind zelfvertrouwen God de gehoorzaamheid hadden opgezegd die David tot koning had verkozen. En zo zij het ijdele zelfvertrouwen zouden laten varen en weer zich aan God onderwerpen, dan zouden zij ook zelf hun daden van ontevredenheid en opstand afkeuren, ja, dan zouden die daden en gedachten vaarwel worden gezegd, en in plaats van de wrevelige stemming zou er weer een opgeruimde stemming komen.

Het stamverwante woord in het Arabisch geeft juist aan, dat de vrucht van zulk een vertrouwen een opgeruimde stemming is.

7.

II. Psalms 4:7-Psalms 4:9. Terugziende van de wederpartijders daarbuiten op het eigene, kleine leger van vrienden, dat hij bij zich heeft, denkt hij hoe men wel spotten moet met het vertrouwen, dat hem nog vervult. Hij weet echter wie zijn Helper is, en bidt den Heere, het licht van Zijn aangezicht over hem en de zijnen te verheffen. Terwijl hij nu in de gemeenschap met God zich rijker en gelukkiger gevoelt dan zijne tegenstanders, middenin den overvloed, legt hij zich getroost en blijmoedig ter ruste, wetende dat hij ook voortaan in rust en vrede zal inslapen.

Vers 6

6. Offert, in plaats van de huichelachtige offers, waarmee gij in `t heiligdom uwe slechte zaak zoekt te wijden en God tot u te trekken a)offeranden der gerechtigheid 1), Hem in de rechte, Gode welgevallige, stemming gebracht, en vertrouwt 2) op den HEERE, in plaats van op de menselijke hulpmiddelen, op welke gij u verlaat; dit kunt gij zeker niet doen zonder u van uwe eigene zaak, die zondig is, af te keren. a) Deuteronomy 33:19.

1) Offert offeranden der gerechtigheid, zodat gij van zonde en toorn aflaat en uwen plicht volbrengt, want anders zal uw geloof ijdel en uwe gehelen dienst te vergeefs zijn, al offerde gij nog zo veel. Het is niet genoeg offers te brengen, maar zij moeten ook een goeden grond hebben. Die zijnen broeder haat, kan gene aangename gave op het altaar brengen; zijn gebed zelfs zou zonde zijn. De Heere haat den godsdienst, die met ongerechtigheid, vijandschap, belediging van den naaste en nalaten der verschuldigde gehoorzaamheid verbonden is; er behoort een boetvaardig en gebroken hart tot een waar offer en een ootmoedig en dankbaar geloof, dat men zich zelven Gode tot een levendig offer stelt, en zijne leden tot wapenen der gerechtigheid (Psalms 51:19; Psalms 50:14,Psalms 50:23. Romans 6:13; Romans 12:1).

2) In het Hebreeën Bitchoe el-Jahweh). Het eerste woord betekent wel vertrouwen, maar dan in een zeer uitgebreiden zin. Het betekent vertrouwen met de bijbetekenis van aanhangen. Vertrouwen op den Heere wil dan zoveel zeggen: Op Hem niet alleen zijn vertrouwen zetten, maar ook Hem aanhangen, zich vol vertrouwen aan God in waarheid overgeven. Hun zonde was niet alleen, dat zij den koning hadden verworpen, maar daardoor ook, dat zij in blind zelfvertrouwen God de gehoorzaamheid hadden opgezegd die David tot koning had verkozen. En zo zij het ijdele zelfvertrouwen zouden laten varen en weer zich aan God onderwerpen, dan zouden zij ook zelf hun daden van ontevredenheid en opstand afkeuren, ja, dan zouden die daden en gedachten vaarwel worden gezegd, en in plaats van de wrevelige stemming zou er weer een opgeruimde stemming komen.

Het stamverwante woord in het Arabisch geeft juist aan, dat de vrucht van zulk een vertrouwen een opgeruimde stemming is.

7.

II. Psalms 4:7-Psalms 4:9. Terugziende van de wederpartijders daarbuiten op het eigene, kleine leger van vrienden, dat hij bij zich heeft, denkt hij hoe men wel spotten moet met het vertrouwen, dat hem nog vervult. Hij weet echter wie zijn Helper is, en bidt den Heere, het licht van Zijn aangezicht over hem en de zijnen te verheffen. Terwijl hij nu in de gemeenschap met God zich rijker en gelukkiger gevoelt dan zijne tegenstanders, middenin den overvloed, legt hij zich getroost en blijmoedig ter ruste, wetende dat hij ook voortaan in rust en vrede zal inslapen.

Vers 7

7. Velen 1) dergenen, die hier in de vesting Mahanaïm bij mij zijn, terwijl de vijanden daarbuiten zich ten strijde verzamelen (2 Samuel 17:24), zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? van waar zal ons hulpe komen; het ontbreekt ons zelfs aan de nodige levensmiddelen? Nochtans vrees ik niet; ik weet van waar mijne hulpe komen zal en bid: verhef Gij over ons, gelijk Gij in den zegen van Aron beloofd hebt (Numbers 6:24) voor Uw volk te zullen doen, het licht Uws aanschijns, o HEERE! 2) want zodra, Uw aangezicht Zich in genade tot ons wendt, is de duisternis verdreven, gelijk de aardse zon den nacht verjaagt. 1) Velen. Dezen zijn te zoeken in de omgeving van David. Zij hadden al lang verwacht een omkering van zaken en nu scheen het wel, dat niet David, maar Absalom de overwinnende partij zou zijn. David heeft dan hier niet alleen den strijd tegen vijanden daarbuiten, maar ook tegen twijfel en moedeloosheid daarbinnen, in zijne omgeving. En daarom van alle mensen afgebracht, is het zijne ootmoedige bede, dat de Heere, en Hij alleen, zijn helper en redder zou zijn, dat de Heere Zijn goedgunstig Aangezicht over hem en zijne vrienden zou doen lichten. Want alleen het licht Gods in de ziele zou den donkeren nevel van twijfelzucht en ongeloof kunnen wegvagen.

2) Waar deze bede het hart vervult, daar wordt aan vele dwaze verwachtingen, nutteloze bekommeringen, zondige klachten een einde gemaakt; waar deze bede verhoord wordt, daar smaakt men ene vreugde boven alle vreugde, daar blijft men kalm en gerust bij elke nood, daar gevoelt men in zich kracht en moed tot de grote taak des levens..

Het is beter, zei iemand: Gods gunst in onze verslagene harten te gevoelen, dan het gehele leven te zitten in den warmsten zonneschijn, die deze wereld oplevert. Christus in het hart is beter dan koren in de schuur of wijn in het vat. Koren en wijn zijn slechts vruchten der wereld, maar het licht van Gods aangezicht is de rijpe vrucht des hemels. "Gij zijt met mij" is een veel meer gezegend woord dan "een oogstlied!" Laat mijn korenschuur ledig zijn, ik ben vol van zegeningen, indien Jezus Christus mij toelacht, maar indien ik de gehele wereld heb, zonder Hem ben ik arm..

Vers 7

7. Velen 1) dergenen, die hier in de vesting Mahanaïm bij mij zijn, terwijl de vijanden daarbuiten zich ten strijde verzamelen (2 Samuel 17:24), zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? van waar zal ons hulpe komen; het ontbreekt ons zelfs aan de nodige levensmiddelen? Nochtans vrees ik niet; ik weet van waar mijne hulpe komen zal en bid: verhef Gij over ons, gelijk Gij in den zegen van Aron beloofd hebt (Numbers 6:24) voor Uw volk te zullen doen, het licht Uws aanschijns, o HEERE! 2) want zodra, Uw aangezicht Zich in genade tot ons wendt, is de duisternis verdreven, gelijk de aardse zon den nacht verjaagt. 1) Velen. Dezen zijn te zoeken in de omgeving van David. Zij hadden al lang verwacht een omkering van zaken en nu scheen het wel, dat niet David, maar Absalom de overwinnende partij zou zijn. David heeft dan hier niet alleen den strijd tegen vijanden daarbuiten, maar ook tegen twijfel en moedeloosheid daarbinnen, in zijne omgeving. En daarom van alle mensen afgebracht, is het zijne ootmoedige bede, dat de Heere, en Hij alleen, zijn helper en redder zou zijn, dat de Heere Zijn goedgunstig Aangezicht over hem en zijne vrienden zou doen lichten. Want alleen het licht Gods in de ziele zou den donkeren nevel van twijfelzucht en ongeloof kunnen wegvagen.

2) Waar deze bede het hart vervult, daar wordt aan vele dwaze verwachtingen, nutteloze bekommeringen, zondige klachten een einde gemaakt; waar deze bede verhoord wordt, daar smaakt men ene vreugde boven alle vreugde, daar blijft men kalm en gerust bij elke nood, daar gevoelt men in zich kracht en moed tot de grote taak des levens..

Het is beter, zei iemand: Gods gunst in onze verslagene harten te gevoelen, dan het gehele leven te zitten in den warmsten zonneschijn, die deze wereld oplevert. Christus in het hart is beter dan koren in de schuur of wijn in het vat. Koren en wijn zijn slechts vruchten der wereld, maar het licht van Gods aangezicht is de rijpe vrucht des hemels. "Gij zijt met mij" is een veel meer gezegend woord dan "een oogstlied!" Laat mijn korenschuur ledig zijn, ik ben vol van zegeningen, indien Jezus Christus mij toelacht, maar indien ik de gehele wereld heb, zonder Hem ben ik arm..

Vers 8

8. Gij, Heere, op wiens genadige leiding ik met vrolijk vertrouwen steun, hebt reeds nu, ondanks al het gevaarvolle van den tegenwoordigen tijd, vreugde in mijn hart gegeven 1), zo dat ik gene reden heb om mijne vijanden te benijden, meer vreugde dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn; hoewel ons hier alles ontbreekt, en wij als ene bende van bedelaars dwalen (2 Samuel 17:27), ruil ik met mijne tegenstanders in al hunnen overvloed niet.

1) Nooit derhalve vervult ons een zoete vrede en een liefelijke vreugde, dan wanneer Gods gunst ons bestraalt. Ofschoon de gelovigen hun inkomsten ook voor zich zelven begeren, toch worden ze er niet z door vervoerd, of zij laten er zich geduldig van beroven, indien zij het slechts vatten, dat God hun verzorger is..

Vers 8

8. Gij, Heere, op wiens genadige leiding ik met vrolijk vertrouwen steun, hebt reeds nu, ondanks al het gevaarvolle van den tegenwoordigen tijd, vreugde in mijn hart gegeven 1), zo dat ik gene reden heb om mijne vijanden te benijden, meer vreugde dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn; hoewel ons hier alles ontbreekt, en wij als ene bende van bedelaars dwalen (2 Samuel 17:27), ruil ik met mijne tegenstanders in al hunnen overvloed niet.

1) Nooit derhalve vervult ons een zoete vrede en een liefelijke vreugde, dan wanneer Gods gunst ons bestraalt. Ofschoon de gelovigen hun inkomsten ook voor zich zelven begeren, toch worden ze er niet z door vervoerd, of zij laten er zich geduldig van beroven, indien zij het slechts vatten, dat God hun verzorger is..

Vers 9

9. Ik zal in vrede te zamen (straks) neerliggen en slapen, in plaats van mij door zorgen te laten kwellen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen; hoewel gene menselijke wachters mij omgeven, als toen ik nog den koningstroon bezat, toch zal ik gerust zijn, ja nu nog meer, daar mijn vertrouwen op gene menselijke bescherming berust, maar alleen op Gods trouw.

De gelovigen vinden bij Jezus rust voor hun zielen in dit leven, rust voor hun lichaam in den dood, en rust voor lichaam en ziel in de eeuwigheid (Matthew 11:29. Isaiah 57:2. Hebrews 4:1). In de laatste regels gaat het avondlied zelf ter rust; de Jamben, met welke het sluit, zijn als de laatste klanken van een wiegelied, welke zachtkens dommelend klinken. Dante zegt in zijn convito terecht, dat de lieflijkheid en de harmonie van den Hebreeën Psalm in de Griekse en Latijnse overzetting verloren gegaan is..

Welk een kinderlijk geloofsvertrouwen. Hoe blijkt het hier, dat David weet, dat zijn God een verzoend God is, die zelf het wolkgordijn heeft verscheurd en Zich nu weer door Zijn kind in het lieflijk Aangezicht laat zien.

Vers 9

9. Ik zal in vrede te zamen (straks) neerliggen en slapen, in plaats van mij door zorgen te laten kwellen; want Gij, o HEERE! alleen zult mij doen zeker wonen; hoewel gene menselijke wachters mij omgeven, als toen ik nog den koningstroon bezat, toch zal ik gerust zijn, ja nu nog meer, daar mijn vertrouwen op gene menselijke bescherming berust, maar alleen op Gods trouw.

De gelovigen vinden bij Jezus rust voor hun zielen in dit leven, rust voor hun lichaam in den dood, en rust voor lichaam en ziel in de eeuwigheid (Matthew 11:29. Isaiah 57:2. Hebrews 4:1). In de laatste regels gaat het avondlied zelf ter rust; de Jamben, met welke het sluit, zijn als de laatste klanken van een wiegelied, welke zachtkens dommelend klinken. Dante zegt in zijn convito terecht, dat de lieflijkheid en de harmonie van den Hebreeën Psalm in de Griekse en Latijnse overzetting verloren gegaan is..

Welk een kinderlijk geloofsvertrouwen. Hoe blijkt het hier, dat David weet, dat zijn God een verzoend God is, die zelf het wolkgordijn heeft verscheurd en Zich nu weer door Zijn kind in het lieflijk Aangezicht laat zien.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-4.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile