Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Psalmen 81

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 81

PSALM 81.

AANSPORING OM DE FEESTDAGEN WAARDIG TE VIEREN. 1. Voor den opperzangmeester (Psalms 81:4:1) op de Gittith (Psalms 8:1), een Psalm van Asaf, van een uit die zangersfamilie.

2.

Evenals de vorige Psalm, doet ook deze ons ziens in den tijd der uitleiding uit Egypte; hij begint met een Paasgroet en houdt daarna een Paas-rede, en wel ene prediking uit `s Heren mond zelven tot Zijn zo rijk gezegend en toch afvallig geworden volk. De Heere roept dit op zeer vriendelijke, lokkende wijze tot Zich, om het tegen de vijanden te helpen, en het van zijne smarten te genezen. Wij delen het gevoelen van Venema (Professor te Franeker overl. 1787), die meende, dat de psalm in de eerste plaats bestemd was voor het grote Paasfeest, dat de vrome Hizkia in het jaar 726 v.Chr. liet vieren, en waartoe hij ook naar het rijk van Israël zijne boden zond, om het tot mededeelneming uit te nodigen (2 Chronicles 30:1), hoewel dit eerst in de maand volgende op de wettig voorgeschreven Abib kon gehouden worden. De vervaardiger van den vorigen psalm ware dan ook de dichter van den voor ons liggenden, en beide psalmen sloten goed aan elkaar.

I. Psalms 81:2-Psalms 81:8. Vooreerst de feestgroet aan degenen, die tot viering van het Pascha te Jeruzalem verzameld waren, onder welke zich ook enigen van Aser, Manasse en Zebulon bevinden (2 Chronicles 30:11): zij worden opgeroepen om met een vrolijk hart het feest te houden, want het is het feest van Israël's verlossing uit groten nood en diepe ellende door zijnen Heere en God.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 81

PSALM 81.

AANSPORING OM DE FEESTDAGEN WAARDIG TE VIEREN. 1. Voor den opperzangmeester (Psalms 81:4:1) op de Gittith (Psalms 8:1), een Psalm van Asaf, van een uit die zangersfamilie.

2.

Evenals de vorige Psalm, doet ook deze ons ziens in den tijd der uitleiding uit Egypte; hij begint met een Paasgroet en houdt daarna een Paas-rede, en wel ene prediking uit `s Heren mond zelven tot Zijn zo rijk gezegend en toch afvallig geworden volk. De Heere roept dit op zeer vriendelijke, lokkende wijze tot Zich, om het tegen de vijanden te helpen, en het van zijne smarten te genezen. Wij delen het gevoelen van Venema (Professor te Franeker overl. 1787), die meende, dat de psalm in de eerste plaats bestemd was voor het grote Paasfeest, dat de vrome Hizkia in het jaar 726 v.Chr. liet vieren, en waartoe hij ook naar het rijk van Israël zijne boden zond, om het tot mededeelneming uit te nodigen (2 Chronicles 30:1), hoewel dit eerst in de maand volgende op de wettig voorgeschreven Abib kon gehouden worden. De vervaardiger van den vorigen psalm ware dan ook de dichter van den voor ons liggenden, en beide psalmen sloten goed aan elkaar.

I. Psalms 81:2-Psalms 81:8. Vooreerst de feestgroet aan degenen, die tot viering van het Pascha te Jeruzalem verzameld waren, onder welke zich ook enigen van Aser, Manasse en Zebulon bevinden (2 Chronicles 30:11): zij worden opgeroepen om met een vrolijk hart het feest te houden, want het is het feest van Israël's verlossing uit groten nood en diepe ellende door zijnen Heere en God.

Vers 2

2. Zingt vrolijk Gode, die onze Sterkte is, gelijk Hij in de vorige dagen bewezen heeft, en zich ook weer in onzen tegenwoordigen nood betonen kan (Psalms 81:15, Psalms 46:2); juicht, gij leden van Zijn volk! den God van Jakob.

Vers 2

2. Zingt vrolijk Gode, die onze Sterkte is, gelijk Hij in de vorige dagen bewezen heeft, en zich ook weer in onzen tegenwoordigen nood betonen kan (Psalms 81:15, Psalms 46:2); juicht, gij leden van Zijn volk! den God van Jakob.

Vers 3

3. Heft enen Psalm op, gij zangers en speellieden, naar uwe roeping (2 Chronicles 5:12) en geeft, slaat de trommel, bespeelt de lieflijke harp met de luit (2 Chronicles 30:21).

Vers 3

3. Heft enen Psalm op, gij zangers en speellieden, naar uwe roeping (2 Chronicles 5:12) en geeft, slaat de trommel, bespeelt de lieflijke harp met de luit (2 Chronicles 30:21).

Vers 4

4. Blaast de bazuin, gij priesters, gelijk het uw arbeid is (1 Chronicles 15:24) in de nieuwe maan van deze feestmaand, ter bestemder tijd, op onzen feestdag 1).

1) Volgens ene Joodse opvatting zou met dit laatstgenoemde feest het Loofhuttenfeest bedoeld zijn, en onder de nieuwe maan den 1sten Tisri als begin van het burgerlijke jaar (Exodus 12:2 ), waarom ook de Psalm, volgens een oud gebruik der Joden tot Nieuwjaarspsalm dient, terwijl hij in de gewone weken-liturgie de Psalm voor den Donderdag was (Numbers 28:8 ). Wilden wij die opvatting volgen, zo konden wij het ontstaan van onzen Psalm zien in hetgeen in Nehemiah 8:13, verhaald wordt. Intussen ligt het veel meer voor de hand aan het Paasfeest te denken, en wanneer men nu veel in den Psalm vindt, wat ten gunste van die andere opvatting schijnt te spreken, zo is dit hieruit te verklaren, dat het feest onder Hizkia gevierd werd in navolging van de Loofhuttenfeesten, vooral zoals die onder Salomo gevierd werden, en voor ene soort van feest ter kerkinwijding, of als hervormingsfeest gehouden werd (2 Chronicles 30:23, 2 Chronicles 30:26). Wij houden ons aan de volgende overzetting: Blaast in de nieuwe maan, gelijk dit reeds bij de opening van deze feestmaand geschied is; herhaalt dit ter bestemder tijd, op onzen feestdag, op welken de eigenlijke feestviering begint (Leviticus 23:6), met de 120 zilveren trompetten (2 Chronicles 5:12)..

Vers 4

4. Blaast de bazuin, gij priesters, gelijk het uw arbeid is (1 Chronicles 15:24) in de nieuwe maan van deze feestmaand, ter bestemder tijd, op onzen feestdag 1).

1) Volgens ene Joodse opvatting zou met dit laatstgenoemde feest het Loofhuttenfeest bedoeld zijn, en onder de nieuwe maan den 1sten Tisri als begin van het burgerlijke jaar (Exodus 12:2 ), waarom ook de Psalm, volgens een oud gebruik der Joden tot Nieuwjaarspsalm dient, terwijl hij in de gewone weken-liturgie de Psalm voor den Donderdag was (Numbers 28:8 ). Wilden wij die opvatting volgen, zo konden wij het ontstaan van onzen Psalm zien in hetgeen in Nehemiah 8:13, verhaald wordt. Intussen ligt het veel meer voor de hand aan het Paasfeest te denken, en wanneer men nu veel in den Psalm vindt, wat ten gunste van die andere opvatting schijnt te spreken, zo is dit hieruit te verklaren, dat het feest onder Hizkia gevierd werd in navolging van de Loofhuttenfeesten, vooral zoals die onder Salomo gevierd werden, en voor ene soort van feest ter kerkinwijding, of als hervormingsfeest gehouden werd (2 Chronicles 30:23, 2 Chronicles 30:26). Wij houden ons aan de volgende overzetting: Blaast in de nieuwe maan, gelijk dit reeds bij de opening van deze feestmaand geschied is; herhaalt dit ter bestemder tijd, op onzen feestdag, op welken de eigenlijke feestviering begint (Leviticus 23:6), met de 120 zilveren trompetten (2 Chronicles 5:12)..

Vers 5

5. Want dit feestvieren onder zang en muziek is ene inzetting van God in Israël, een recht, een ordening van den God Jakob's, waartoe Hij ons uitdrukkelijk verplicht heeft.

Vers 5

5. Want dit feestvieren onder zang en muziek is ene inzetting van God in Israël, een recht, een ordening van den God Jakob's, waartoe Hij ons uitdrukkelijk verplicht heeft.

Vers 6

6. Hij heeft het gezet tot ene getuigenis, ene bepaalde verklaring van den Goddelijken wil, in Jozef, onder het volk Zijner keuze, waartoe de noordelijke stammen zowel als de kinderen van Juda behoren. De Heere heeft die inzetting gegeven, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland (liever: over Egypteland heen, de uittocht is te roemrijker, omdat zij ene gehele streek midden door Egypte heen en dus onder de ogen der Egyptenaren geschiedde (Exodus 14:8. Numbers 33:3),als waar ik gehoord heb ene spraak, die ik niet verstond 1).

1) Of, waar ik gehoord heb ene taal van een mij onbekende. Wat nu volgt is hetgeen God zegt. En nu was God een bekende en toch ook een onbekende voor Israël. De dichter legt dit woord Israël in den mond. Israël's vromen riepen wel tot den Heere in de Egyptische slavernij, maar toch, als Jehova, als de Verbonds-God was God Israël onbekend geworden. Israël had schier onder de hand des drijvers de kracht en macht van zijn God vergeten.

Vers 6

6. Hij heeft het gezet tot ene getuigenis, ene bepaalde verklaring van den Goddelijken wil, in Jozef, onder het volk Zijner keuze, waartoe de noordelijke stammen zowel als de kinderen van Juda behoren. De Heere heeft die inzetting gegeven, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland (liever: over Egypteland heen, de uittocht is te roemrijker, omdat zij ene gehele streek midden door Egypte heen en dus onder de ogen der Egyptenaren geschiedde (Exodus 14:8. Numbers 33:3),als waar ik gehoord heb ene spraak, die ik niet verstond 1).

1) Of, waar ik gehoord heb ene taal van een mij onbekende. Wat nu volgt is hetgeen God zegt. En nu was God een bekende en toch ook een onbekende voor Israël. De dichter legt dit woord Israël in den mond. Israël's vromen riepen wel tot den Heere in de Egyptische slavernij, maar toch, als Jehova, als de Verbonds-God was God Israël onbekend geworden. Israël had schier onder de hand des drijvers de kracht en macht van zijn God vergeten.

Vers 7

7. Ik heb, zo spreekt de Heere, zijne (Israël's) schouder van den last, dien hij tot hiertoe boven zijne krachten moest dragen, onttrokken, zijne handen zijn van de potten, de korven, waarmee zij als slaven voor Farao moesten dragen, ontslagen (Exodus 6:6).

Vers 7

7. Ik heb, zo spreekt de Heere, zijne (Israël's) schouder van den last, dien hij tot hiertoe boven zijne krachten moest dragen, onttrokken, zijne handen zijn van de potten, de korven, waarmee zij als slaven voor Farao moesten dragen, ontslagen (Exodus 6:6).

Vers 8

8. In de benauwdheid riep gij, en Ik hielp u uit (Exodus 3:7); Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders, gehuld in donderwolken (Exodus 14:9); Ik beproefde u daarna (Exodus 17:1) aan de wateren van Meriba. Sela.

De muziek verheft zich en geeft aanleiding tot ernstig en lang nadenken over het gezegde.

Hij herinnert aan het twistwater om hen te doen denken aan hun zonden..

De woorden behoren eigenlijk niet bij de vorige, die slechts over den zegen Gods spreken; zij schijnen ene nevengedachte te zijn, die ongeroepen voorkomt. Deze als het ware onwillekeurige heen wijzing op Israël's ontrouw en ondank dient tot voorbereiding op de volgende vermaning en klacht, en leidt van het eerste tot het tweede deel..

9.

II. Psalms 81:9-Psalms 81:17. Nadat aan het slot der vorige afdeling de Heere zelf sprekende is ingevoerd, sluit zich nu onmiddellijk aan Zijne woorden de feestprediking aan, in welke God van de wetgeving op Sinaï spreekt, de hoofdzaak van deze wet noemt, door het eerste gebod met zijne inleiding te herhalen, maar ook herinnert, hoe tot op dezen tijd Israël's ongehoorzaamheid en eigenzinnigheid Zijne genade bedoelingen verijdeld en enen zeer treurigen toestand te weeg gebracht heeft. Nog is er hulp en alles goeds voor lichaam en ziel te verkrijgen, wanneer Israël zich wil bekeren, en aan de stem van den Heere, zijnen God wil gehoorzaam worden.

Vers 8

8. In de benauwdheid riep gij, en Ik hielp u uit (Exodus 3:7); Ik antwoordde u uit de schuilplaats des donders, gehuld in donderwolken (Exodus 14:9); Ik beproefde u daarna (Exodus 17:1) aan de wateren van Meriba. Sela.

De muziek verheft zich en geeft aanleiding tot ernstig en lang nadenken over het gezegde.

Hij herinnert aan het twistwater om hen te doen denken aan hun zonden..

De woorden behoren eigenlijk niet bij de vorige, die slechts over den zegen Gods spreken; zij schijnen ene nevengedachte te zijn, die ongeroepen voorkomt. Deze als het ware onwillekeurige heen wijzing op Israël's ontrouw en ondank dient tot voorbereiding op de volgende vermaning en klacht, en leidt van het eerste tot het tweede deel..

9.

II. Psalms 81:9-Psalms 81:17. Nadat aan het slot der vorige afdeling de Heere zelf sprekende is ingevoerd, sluit zich nu onmiddellijk aan Zijne woorden de feestprediking aan, in welke God van de wetgeving op Sinaï spreekt, de hoofdzaak van deze wet noemt, door het eerste gebod met zijne inleiding te herhalen, maar ook herinnert, hoe tot op dezen tijd Israël's ongehoorzaamheid en eigenzinnigheid Zijne genade bedoelingen verijdeld en enen zeer treurigen toestand te weeg gebracht heeft. Nog is er hulp en alles goeds voor lichaam en ziel te verkrijgen, wanneer Israël zich wil bekeren, en aan de stem van den Heere, zijnen God wil gehoorzaam worden.

Vers 9

9. Mijn volk, dat Ik bewaarde, gevoed, verlost heb! zei Ik: hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, ene getuigenis omtrent u geven (Deuteronomy 8:19. Psalms 50:7), Israël, of gij naar Mij hoorde 1) in hetgeen Ik u hiermede gebied.

1) Opdat de Profeet de gemoederen des te meer in beweging brengen, kleedt hij God in, in den persoon van een Onderwijzer, en voert Hem in sprekende op vertrouwelijke wijze in het midden der vergadering, opdat het volk voortaan weet, dat alle samenkomsten nutteloos zijn en nietig, waar de stem Gods niet weerklinkt, om tot geloof en vroomheid op te wekken. Deze korte voorspraak leert, dat de feestdagen niet zuiver en waar worden gevierd, indien de gelovigen niet bedacht zijn op de stemmen Gods, dewijl, opdat zij de handen, voeten, ogen, ja zich geheel tot gehoorzaamheid wijdende, het noodzakelijk is, met de oren te beginnen. En aldus toont hij aan, dat Hij niemand erkent als vereerder, dan wie waarlijk leerling is..

Vers 9

9. Mijn volk, dat Ik bewaarde, gevoed, verlost heb! zei Ik: hoor toe, en Ik zal onder u betuigen, ene getuigenis omtrent u geven (Deuteronomy 8:19. Psalms 50:7), Israël, of gij naar Mij hoorde 1) in hetgeen Ik u hiermede gebied.

1) Opdat de Profeet de gemoederen des te meer in beweging brengen, kleedt hij God in, in den persoon van een Onderwijzer, en voert Hem in sprekende op vertrouwelijke wijze in het midden der vergadering, opdat het volk voortaan weet, dat alle samenkomsten nutteloos zijn en nietig, waar de stem Gods niet weerklinkt, om tot geloof en vroomheid op te wekken. Deze korte voorspraak leert, dat de feestdagen niet zuiver en waar worden gevierd, indien de gelovigen niet bedacht zijn op de stemmen Gods, dewijl, opdat zij de handen, voeten, ogen, ja zich geheel tot gehoorzaamheid wijdende, het noodzakelijk is, met de oren te beginnen. En aldus toont hij aan, dat Hij niemand erkent als vereerder, dan wie waarlijk leerling is..

Vers 10

10. Er zal onder u geen uitlands god wezen, geen god nevens Mij (Exodus 20:3. Deuteronomy 5:7 Deuteronomy 5:7), en gij zult u voor genen vreemden god neerbuigen, alsof buiten Mij iemand u kon helpen. (Deuteronomy 32:12).

Vers 10

10. Er zal onder u geen uitlands god wezen, geen god nevens Mij (Exodus 20:3. Deuteronomy 5:7 Deuteronomy 5:7), en gij zult u voor genen vreemden god neerbuigen, alsof buiten Mij iemand u kon helpen. (Deuteronomy 32:12).

Vers 11

11. Ik ben alleen en uitsluitend de HEERE, uw God, die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uwen mond wijd open, open dien met gelovig, heilbegerig verlangen (Psalms 119:131), en Ik zal hem vervullen. Zo gij Mij slechts gelegenheid geeft u te verkwikken en te verzadigen met de volheid Mijner goederen, zo zult gij spoedig erkennen, dat Ik rijk genoeg ben om alle uwe behoeften en begeerten te vervullen zodat gij niemand buiten Mij behoeft.

Vers 11

11. Ik ben alleen en uitsluitend de HEERE, uw God, die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uwen mond wijd open, open dien met gelovig, heilbegerig verlangen (Psalms 119:131), en Ik zal hem vervullen. Zo gij Mij slechts gelegenheid geeft u te verkwikken en te verzadigen met de volheid Mijner goederen, zo zult gij spoedig erkennen, dat Ik rijk genoeg ben om alle uwe behoeften en begeerten te vervullen zodat gij niemand buiten Mij behoeft.

Vers 12

12. Zo heb Ik tot U gesproken; maar wat was uw antwoord? Mijn volk heeft Mijne stem niet gehoord, en Israël heeft Mijner niet gewild 1); het wendt zich van Mij af naar de vreemde goden, voor wier dienst Ik hen gewaarschuwd heb.

1) Nu klaagt God er over, hoe Hij de Israëlieten vriendelijk tot zich heeft gelokt, maar zij die liefelijke uitnodiging hebben veracht, ja, wanneer Hij lang te voren begonnen was hen te vermanen, zij altijd hun oren voor Zijn Woord hadden gesloten. Want niet om de hardnekkigheid van n dag twist Hij met hen, maar Hij verklaart, dat zij van den beginne aan terstond zich tegen Hem hebben gekeerd en in diezelfden opstand hebben volhard..

Vers 12

12. Zo heb Ik tot U gesproken; maar wat was uw antwoord? Mijn volk heeft Mijne stem niet gehoord, en Israël heeft Mijner niet gewild 1); het wendt zich van Mij af naar de vreemde goden, voor wier dienst Ik hen gewaarschuwd heb.

1) Nu klaagt God er over, hoe Hij de Israëlieten vriendelijk tot zich heeft gelokt, maar zij die liefelijke uitnodiging hebben veracht, ja, wanneer Hij lang te voren begonnen was hen te vermanen, zij altijd hun oren voor Zijn Woord hadden gesloten. Want niet om de hardnekkigheid van n dag twist Hij met hen, maar Hij verklaart, dat zij van den beginne aan terstond zich tegen Hem hebben gekeerd en in diezelfden opstand hebben volhard..

Vers 13

13. Dies heb Ik het tot rechtvaardige vergelding (Romans 1:24. 2 Thessalonians 2:10) overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen 1) (Proverbs 1:22, Isaiah 65:2. Jeremiah 7:21).

1) Hier verklaart God, dat Hij de zonde des afvals met die der verblinding en verharding heeft gestraft. De goedertierenheden des Heren als komende van een heilig God, hebben tweeërlei uitwerking. Zij vertederen of zij verharden. Al wat van een goedertieren, maar ook heilig God komt, kan niet gelijk doen blijven. Wie omtrent de weldaden Gods in onverschilligheid voortleeft, dien zullen zij het hart verharden. 14. Och dat Mijn volk naar Mij gehoord had (hoorde), dat Israël in Mijne wegen gewandeld had! (wandelde). Dat het nu nog bedacht wat tot zijnen vrede dient!

Vers 13

13. Dies heb Ik het tot rechtvaardige vergelding (Romans 1:24. 2 Thessalonians 2:10) overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen 1) (Proverbs 1:22, Isaiah 65:2. Jeremiah 7:21).

1) Hier verklaart God, dat Hij de zonde des afvals met die der verblinding en verharding heeft gestraft. De goedertierenheden des Heren als komende van een heilig God, hebben tweeërlei uitwerking. Zij vertederen of zij verharden. Al wat van een goedertieren, maar ook heilig God komt, kan niet gelijk doen blijven. Wie omtrent de weldaden Gods in onverschilligheid voortleeft, dien zullen zij het hart verharden. 14. Och dat Mijn volk naar Mij gehoord had (hoorde), dat Israël in Mijne wegen gewandeld had! (wandelde). Dat het nu nog bedacht wat tot zijnen vrede dient!

Vers 15

15. In kort, in een ogenblik zou Ik hun vijanden, de Assyriërs, door welke zij zo hard verdrukt worden (2 Kings 17:1), gedempt hebben 1) (dempen), zodat zij gene hulp van Egypte behoeven te wachten, en Mijne hand gewend hebben (wenden) tegen hun wederpartijders, zodat deze, in plaats van Mijn volk, de voorwerpen van Mijn straffen zouden worden (2 Kings 18:13-2 Kings 18:19; 2 Kings 18:37).

1) Van onder de overheersing en het wreed geweld hunner vijanden, waaronder zij vele tijden gebogen gingen, zou Hij hen in kort, in een ogenblik verlost hebben, Hij zou Zijne hand niet tegen hen, maar tegen hun vijanden gewend hebben. Hij zou hen tot een vrij en machtig volk gemaakt hebben, aan wie zijne haters zich geveinsdelijk onderworpen hadden en tot Israël zou gezegd werden: Welgelukzalig zijt gij, o Israël, wie is u gelijk! Dit zou is Israël ervaart hebben, indien het des Heren Wet onderhouden en aan Zijn oogmerk beantwoord had. Meer nog dan dit. Hij zou het met de keur Zijner zegeningen overstelpt hebben, gespijzigd met het vette, het edelste der tarwe en verzadigd met honing, die Hij voor hen wonderdadig uit de rotsstenen deed voortkomen. (Deuteronomy 32:13-Deuteronomy 32:14 en Job 29:6)..

Vers 15

15. In kort, in een ogenblik zou Ik hun vijanden, de Assyriërs, door welke zij zo hard verdrukt worden (2 Kings 17:1), gedempt hebben 1) (dempen), zodat zij gene hulp van Egypte behoeven te wachten, en Mijne hand gewend hebben (wenden) tegen hun wederpartijders, zodat deze, in plaats van Mijn volk, de voorwerpen van Mijn straffen zouden worden (2 Kings 18:13-2 Kings 18:19; 2 Kings 18:37).

1) Van onder de overheersing en het wreed geweld hunner vijanden, waaronder zij vele tijden gebogen gingen, zou Hij hen in kort, in een ogenblik verlost hebben, Hij zou Zijne hand niet tegen hen, maar tegen hun vijanden gewend hebben. Hij zou hen tot een vrij en machtig volk gemaakt hebben, aan wie zijne haters zich geveinsdelijk onderworpen hadden en tot Israël zou gezegd werden: Welgelukzalig zijt gij, o Israël, wie is u gelijk! Dit zou is Israël ervaart hebben, indien het des Heren Wet onderhouden en aan Zijn oogmerk beantwoord had. Meer nog dan dit. Hij zou het met de keur Zijner zegeningen overstelpt hebben, gespijzigd met het vette, het edelste der tarwe en verzadigd met honing, die Hij voor hen wonderdadig uit de rotsstenen deed voortkomen. (Deuteronomy 32:13-Deuteronomy 32:14 en Job 29:6)..

Vers 16

16. Die den HEERE haten, en daarom hun vijanden zijn, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben (onderwerpen), maar hunlieder, der kinderen Israël's tijd zou eeuwig geweest zijn (eeuwig duren) (2 Samuel 7:24).

Gij moet niet denken, dat Ik hun toegenegen ben; zij zijn ook Mijne vijanden; daarom echter worden zij u te sterk en overheersen u, omdat gij Mij verlaten hebt, anders zouden zij het wel laten. Het zijn de vijanden niet, die u plagen, maar Ik ben het, die u drukt, wanneer u uwe tegenpartijen verdrukken..

Vers 16

16. Die den HEERE haten, en daarom hun vijanden zijn, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen hebben (onderwerpen), maar hunlieder, der kinderen Israël's tijd zou eeuwig geweest zijn (eeuwig duren) (2 Samuel 7:24).

Gij moet niet denken, dat Ik hun toegenegen ben; zij zijn ook Mijne vijanden; daarom echter worden zij u te sterk en overheersen u, omdat gij Mij verlaten hebt, anders zouden zij het wel laten. Het zijn de vijanden niet, die u plagen, maar Ik ben het, die u drukt, wanneer u uwe tegenpartijen verdrukken..

Vers 17

17. En Hij zou het gespijsd hebben (spijzen), gelijk in Deuteronomy 32:13, beloofd is, met het vette der tarwe, met de edelste lentetarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben (verzadigen) met honing uit de rotsstenen (vgl. 2 Chronicles 30:6-2 Chronicles 30:9), zelfs de rotsstenen zouden den honing doen vloeien.

Twee dingen zijn er, die wij behoeven: voeding en bescherming. God zegt nu hiertoe, dat, zo zij zich bekeren, Hij niet alleen hun krijgsman zal zijn; die voor hen strijdt, maar ook hun akkerman, zodat degenen, die Hem vrezen en vertrouwen, niets zal ontbreken van hetgeen zij voor dit leven nodig hebben..

Op dezelfde voorwaarden van geloof en gehoorzaamheid verkrijgen Christenen die geestelijke en eeuwige goederen, die de schone velden en de vruchtbare heuvelen van Kanan voorafbeelden. Christus is het brood des levens; Hij is de Rots der behoudenis en Zijne beloften zijn als honing voor het godvruchtig gemoed. Zij, die Hem als hun Heer en Meester verwerpen, moeten Hem dus ook verliezen als hun Verlosser en Beloner..

Vers 17

17. En Hij zou het gespijsd hebben (spijzen), gelijk in Deuteronomy 32:13, beloofd is, met het vette der tarwe, met de edelste lentetarwe; ja, Ik zou u verzadigd hebben (verzadigen) met honing uit de rotsstenen (vgl. 2 Chronicles 30:6-2 Chronicles 30:9), zelfs de rotsstenen zouden den honing doen vloeien.

Twee dingen zijn er, die wij behoeven: voeding en bescherming. God zegt nu hiertoe, dat, zo zij zich bekeren, Hij niet alleen hun krijgsman zal zijn; die voor hen strijdt, maar ook hun akkerman, zodat degenen, die Hem vrezen en vertrouwen, niets zal ontbreken van hetgeen zij voor dit leven nodig hebben..

Op dezelfde voorwaarden van geloof en gehoorzaamheid verkrijgen Christenen die geestelijke en eeuwige goederen, die de schone velden en de vruchtbare heuvelen van Kanan voorafbeelden. Christus is het brood des levens; Hij is de Rots der behoudenis en Zijne beloften zijn als honing voor het godvruchtig gemoed. Zij, die Hem als hun Heer en Meester verwerpen, moeten Hem dus ook verliezen als hun Verlosser en Beloner..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 81". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-81.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile