Lectionary Calendar
Tuesday, May 28th, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
1 Kronieken 1

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 1

1 KRONIEKEN

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET EERSTE BOEK DER KRONIEKEN.

Herhalingen worden in gewone zaken onnodig en vervelend gevonden, maar in heilige zaken moet gebod op gebod, regel op regel zijn. Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, zegt de apostel, en het is u zeker, Philippians 3:1. Deze Boeken der Kronieken zijn in een grote mate herhaling, veel van het tweede en derde der vier Evangeliën is dit ook, en toch zijn zij geen tautologieën, noch hier, noch daar; geen ijdele herhalingen. Wij zouden geneigd zijn te denken dat wij van al de boeken der Heilige Schrift deze twee Boeken der Kronieken het best zouden kunnen missen. Het kan zijn, maar toch zouden wij ze zeer slecht kunnen missen, want er zijn vele zeer voortreffelijke en nuttige dingen in, die wij elders niet vinden. En wat nu betreft hetgeen wij hier vinden en elders reeds ontmoet hebben: 1. Het kan van groot nut geweest zijn voor hen, die leefden toen deze boeken het eerst uitgegeven werden, voordat de canon van het Oude Testament voltooid was en de onderscheidene delen er van samengevoegd waren, want het kon hun in herinnering brengen wat in de andere boeken vollediger was meegedeeld. Uittreksels, Korte Begrippen, Verwijzingen zijn in de godgeleerdheid even nuttig als in de rechtsgeleerdheid. Datgene kan wel niet tevergeefs gezegd zijn, wat tevoren reeds gezegd was. 2. Het is ook nu nog nuttig, opdat uit den mond van twee getuigen alle woord besta, en opdat het, ingeprent zijnde, in gedachtenis gehouden zal worden. Men onderstelt dat Ezra de schrijver er van is geweest, Ezra, de vaardige schriftgeleerde in de wet van Mozes, Nehemiah 7:6. Er is geen grond voor het verhaal van den apocriefen schrijver, 2 Esdras 14:21 en verder., dat, geheel de wet verbrand zijnde, Ezra door den Geest Gods gedreven werd om haar geheel opnieuw te schrijven, hetgeen echter zijn oorsprong kan hebben in het Boek der Kronieken, waarin wij wel niet geheel de geschiedenis herhaald vinden, maar toch wel al de namen vinden van hen, die het onderwerp dezer geschiedenis waren. In het Hebreeuws worden deze boeken Woorden der dagen genoemd, dagboeken, of annalen, omdat zij onder Goddelijk bestuur bijeengebracht werden uit openbare en authentieke gedenkschriften. De verzameling werd gemaakt na de gevangenschap, maar toch wordt de taal van het oorspronkelijke, dat tevoren geschreven werd, soms behouden, zoals in 2 Chronicles 5:9 :zij was daar tot op dezen dag, hetgeen geschreven moet zijn voor de verwoesting van den tempel. De Septuaginta noemt het: Een boek paraleipomenoon, van overgeslagen, of door de vorige geschiedschrijvers voorbijgeziene dingen; en er zijn ook verscheidene zodanige dingen in. Het is de achterhoede, het verzamelende heir van dit heilige legerkamp, dat opzamelt en bijeenbrengt wat achtergebleven is, opdat niets verloren ga. In het eerste boek hebben wij:

I. Een verzameling van heilige geslachtsregisters, van Adam tot op David, en zij behoren niet tot die, welke de apostel oneindige geslachtsrekeningen noemt, maar hebben hun nut en doel in Christus, 1 Chronicles 1:1-9. Onderscheiden kleine passages van geschiedenis zijn hierin opgenomen, die wij tevoren niet gehad hebben.

II. Een herhaling der geschiedenis van het overgaan van het koninkrijk van Saul op David, en van den triomf van David's regering met veel toevoegingen, 1 Chronicles 10:1-21. III. Een oorspronkelijk bericht van de bepaling, door David gemaakt nopens kerkelijke zaken, en de toebereidselen, die hij gemaakt heeft voor het bouwen van den tempel, 1 Chronicles 22:1-29. Dat zijn woorden der dagen, van de oudste dagen, van de beste dagen der Oud-Testamentische kerk. De regering van koningen, en de jaartallen van koninkrijken, zowel als het leven van gewone personen worden gerekend bij dagen, want een kleine tijd geeft dikwijls een grote omwending, en alle tijd is als niets voor de eeuwigheid. Dit hoofdstuk, en velen, die er op volgen herhalen de geslachtsregisters, die wij totnutoe in de gewijde geschiedenis ontmoet hebben, en voegen ze allen tezamen met aanmerkelijke toevoegingen.

Wij zouden in verzoeking kunnen wezen om te denken dat het wel goed zou zijn, als zij niet geschreven waren, omdat, als zij vergeleken worden met andere parallelplaatsen, er verschillen worden gevonden, die wij niet of nauwelijks tot onze voldoening kunnen vereffenen, toch moeten wij ons daarom niet ergeren aan het woord, maar God danken dat de dingen die ons ter zaligheid nodig zijn, duidelijk genoeg zijn. En daar de alwijze God het geschikt heeft geoordeeld ons deze dingen te schrijven, moeten wij ze niet opgelezen overslaan.

Alle Schrift is nuttig, hoewel niet gelijkelijk nuttig, en wij kunnen aanleiding vinden tot goede gedachten en overpeinzingen zelfs in die delen van de Schrift, die niet zo overvloedig zijn in nuttige opmerkingen als andere delen van de Schrift. Deze geslachtsregisters:

1. Waren van groot nut toen zij hier bewaard werden en de joden in handen werden gegeven na hun terugkeer uit Babel, want de gevangenschap had, evenals de zondvloed, alles in verwarring gebracht, en in hun verstrooiing en hun wanhoop zouden zij in gevaar zijn geweest dat de onderscheidingen van hun stammen en geslachten teloor zouden gaan.

Dit brengt dus de oude grenzen weer tevoorschijn zelfs van sommigen van de stammen, die gevankelijk naar Assyrië waren gevoerd. Het kon wellicht de Joden uitlokken om de Heilige Schriften te bestuderen, die veronachtzaamd waren, dat zij er de namen in vonden van hun voorouders en de opkomst van hun geslachten.

2. Zij zijn ook nu nog van enig nut ter opheldering van de geschiedenis, en inzonderheid ter verduidelijking van de stamboom van de Messias, opdat het zou blijken dat onze gezegende Zaligmaker, overeenkomstig de profetieën, de zoon was van David, de zoon van Juda, de zoon van Abraham de zoon van Adam.

En nu Hij gekomen is om wiens wil deze registers bewaard zijn gebleven hebben de Joden zozeer al hun geslachtsregisters verloren-zelfs dat van de priesters, het heiligste van allen, is vergeten-dat zij niemand ter wereld kennen, die bewijzen kan van het huis van Aaron te zijn. Als het gebouw voltooid is, worden de steigers weggenomen. Als het beloofde Zaad is gekomen, dan wordt de lijn, die tot Hem voerde, afgebroken.

In dit hoofdstuk hebben wij een uittreksel van al de geslachtsregisters, die wij in het boek van Genesis vinden, totdat wij aan Jakob komen.

I. De afstamming van Adam tot op Noach en zijn zonen uit Genesis 5:1 1 Chronicles 1:1.

II De nakomelingen van de zonen van Noach door wie de aarde opnieuw bevolkt werd, uit Genesis 10:1 1 Chronicles 1:5.

III. De afstamming van Sem tot op Abraham uit Genesis 11:1, 1 Chronicles 1:24.

IV. De nakomelingen van Ismaël en van Abrahams zonen bij Ketura, uit 1 Chronicles 1:25, 1 Chronicles 1:29. V. Het nageslacht van Ezau uit Genesis 26:1 1 Chronicles 1:36. Over deze is in Genesis waarschijnlijk vluchtig heengegaan, en daarom moet het werk naar de regel van de school overgedaan worden, de les, die wij niet goed geleerd hebben, nog eens geleerd worden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 1

1 KRONIEKEN

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET EERSTE BOEK DER KRONIEKEN.

Herhalingen worden in gewone zaken onnodig en vervelend gevonden, maar in heilige zaken moet gebod op gebod, regel op regel zijn. Dezelfde dingen aan u te schrijven, is mij niet verdrietig, zegt de apostel, en het is u zeker, Philippians 3:1. Deze Boeken der Kronieken zijn in een grote mate herhaling, veel van het tweede en derde der vier Evangeliën is dit ook, en toch zijn zij geen tautologieën, noch hier, noch daar; geen ijdele herhalingen. Wij zouden geneigd zijn te denken dat wij van al de boeken der Heilige Schrift deze twee Boeken der Kronieken het best zouden kunnen missen. Het kan zijn, maar toch zouden wij ze zeer slecht kunnen missen, want er zijn vele zeer voortreffelijke en nuttige dingen in, die wij elders niet vinden. En wat nu betreft hetgeen wij hier vinden en elders reeds ontmoet hebben: 1. Het kan van groot nut geweest zijn voor hen, die leefden toen deze boeken het eerst uitgegeven werden, voordat de canon van het Oude Testament voltooid was en de onderscheidene delen er van samengevoegd waren, want het kon hun in herinnering brengen wat in de andere boeken vollediger was meegedeeld. Uittreksels, Korte Begrippen, Verwijzingen zijn in de godgeleerdheid even nuttig als in de rechtsgeleerdheid. Datgene kan wel niet tevergeefs gezegd zijn, wat tevoren reeds gezegd was. 2. Het is ook nu nog nuttig, opdat uit den mond van twee getuigen alle woord besta, en opdat het, ingeprent zijnde, in gedachtenis gehouden zal worden. Men onderstelt dat Ezra de schrijver er van is geweest, Ezra, de vaardige schriftgeleerde in de wet van Mozes, Nehemiah 7:6. Er is geen grond voor het verhaal van den apocriefen schrijver, 2 Esdras 14:21 en verder., dat, geheel de wet verbrand zijnde, Ezra door den Geest Gods gedreven werd om haar geheel opnieuw te schrijven, hetgeen echter zijn oorsprong kan hebben in het Boek der Kronieken, waarin wij wel niet geheel de geschiedenis herhaald vinden, maar toch wel al de namen vinden van hen, die het onderwerp dezer geschiedenis waren. In het Hebreeuws worden deze boeken Woorden der dagen genoemd, dagboeken, of annalen, omdat zij onder Goddelijk bestuur bijeengebracht werden uit openbare en authentieke gedenkschriften. De verzameling werd gemaakt na de gevangenschap, maar toch wordt de taal van het oorspronkelijke, dat tevoren geschreven werd, soms behouden, zoals in 2 Chronicles 5:9 :zij was daar tot op dezen dag, hetgeen geschreven moet zijn voor de verwoesting van den tempel. De Septuaginta noemt het: Een boek paraleipomenoon, van overgeslagen, of door de vorige geschiedschrijvers voorbijgeziene dingen; en er zijn ook verscheidene zodanige dingen in. Het is de achterhoede, het verzamelende heir van dit heilige legerkamp, dat opzamelt en bijeenbrengt wat achtergebleven is, opdat niets verloren ga. In het eerste boek hebben wij:

I. Een verzameling van heilige geslachtsregisters, van Adam tot op David, en zij behoren niet tot die, welke de apostel oneindige geslachtsrekeningen noemt, maar hebben hun nut en doel in Christus, 1 Chronicles 1:1-9. Onderscheiden kleine passages van geschiedenis zijn hierin opgenomen, die wij tevoren niet gehad hebben.

II. Een herhaling der geschiedenis van het overgaan van het koninkrijk van Saul op David, en van den triomf van David's regering met veel toevoegingen, 1 Chronicles 10:1-21. III. Een oorspronkelijk bericht van de bepaling, door David gemaakt nopens kerkelijke zaken, en de toebereidselen, die hij gemaakt heeft voor het bouwen van den tempel, 1 Chronicles 22:1-29. Dat zijn woorden der dagen, van de oudste dagen, van de beste dagen der Oud-Testamentische kerk. De regering van koningen, en de jaartallen van koninkrijken, zowel als het leven van gewone personen worden gerekend bij dagen, want een kleine tijd geeft dikwijls een grote omwending, en alle tijd is als niets voor de eeuwigheid. Dit hoofdstuk, en velen, die er op volgen herhalen de geslachtsregisters, die wij totnutoe in de gewijde geschiedenis ontmoet hebben, en voegen ze allen tezamen met aanmerkelijke toevoegingen.

Wij zouden in verzoeking kunnen wezen om te denken dat het wel goed zou zijn, als zij niet geschreven waren, omdat, als zij vergeleken worden met andere parallelplaatsen, er verschillen worden gevonden, die wij niet of nauwelijks tot onze voldoening kunnen vereffenen, toch moeten wij ons daarom niet ergeren aan het woord, maar God danken dat de dingen die ons ter zaligheid nodig zijn, duidelijk genoeg zijn. En daar de alwijze God het geschikt heeft geoordeeld ons deze dingen te schrijven, moeten wij ze niet opgelezen overslaan.

Alle Schrift is nuttig, hoewel niet gelijkelijk nuttig, en wij kunnen aanleiding vinden tot goede gedachten en overpeinzingen zelfs in die delen van de Schrift, die niet zo overvloedig zijn in nuttige opmerkingen als andere delen van de Schrift. Deze geslachtsregisters:

1. Waren van groot nut toen zij hier bewaard werden en de joden in handen werden gegeven na hun terugkeer uit Babel, want de gevangenschap had, evenals de zondvloed, alles in verwarring gebracht, en in hun verstrooiing en hun wanhoop zouden zij in gevaar zijn geweest dat de onderscheidingen van hun stammen en geslachten teloor zouden gaan.

Dit brengt dus de oude grenzen weer tevoorschijn zelfs van sommigen van de stammen, die gevankelijk naar Assyrië waren gevoerd. Het kon wellicht de Joden uitlokken om de Heilige Schriften te bestuderen, die veronachtzaamd waren, dat zij er de namen in vonden van hun voorouders en de opkomst van hun geslachten.

2. Zij zijn ook nu nog van enig nut ter opheldering van de geschiedenis, en inzonderheid ter verduidelijking van de stamboom van de Messias, opdat het zou blijken dat onze gezegende Zaligmaker, overeenkomstig de profetieën, de zoon was van David, de zoon van Juda, de zoon van Abraham de zoon van Adam.

En nu Hij gekomen is om wiens wil deze registers bewaard zijn gebleven hebben de Joden zozeer al hun geslachtsregisters verloren-zelfs dat van de priesters, het heiligste van allen, is vergeten-dat zij niemand ter wereld kennen, die bewijzen kan van het huis van Aaron te zijn. Als het gebouw voltooid is, worden de steigers weggenomen. Als het beloofde Zaad is gekomen, dan wordt de lijn, die tot Hem voerde, afgebroken.

In dit hoofdstuk hebben wij een uittreksel van al de geslachtsregisters, die wij in het boek van Genesis vinden, totdat wij aan Jakob komen.

I. De afstamming van Adam tot op Noach en zijn zonen uit Genesis 5:1 1 Chronicles 1:1.

II De nakomelingen van de zonen van Noach door wie de aarde opnieuw bevolkt werd, uit Genesis 10:1 1 Chronicles 1:5.

III. De afstamming van Sem tot op Abraham uit Genesis 11:1, 1 Chronicles 1:24.

IV. De nakomelingen van Ismaël en van Abrahams zonen bij Ketura, uit 1 Chronicles 1:25, 1 Chronicles 1:29. V. Het nageslacht van Ezau uit Genesis 26:1 1 Chronicles 1:36. Over deze is in Genesis waarschijnlijk vluchtig heengegaan, en daarom moet het werk naar de regel van de school overgedaan worden, de les, die wij niet goed geleerd hebben, nog eens geleerd worden.

Verzen 1-27

1 Kronieken 1:1-27

Het eerste woord van deze paragraaf is "Adam", het laatste "Abraham". Tussen de schepping van de eerste en de geboorte van de laatste zijn twee duizend jaren verlopen, gedurende bijna de helft daarvan heeft Adam geleefd.

Adam was de algemene vader van ons vlees, Abraham de algemene vader van de gelovigen. Het verbreken van het verbond van de onschuld door de eerste heeft ons allen ongelukkig gemaakt, door het verbond van de genade, gemaakt met de laatste, worden wij allen, of kunnen wij allen gelukkig gemaakt worden. Van nature zijn wij allen het zaad van Adam, takken van die wilde olijfboom.

Laat ons zorgen dat wij, door het geloof, het zaad Abrahams worden, Romans 4:11, Romans 4:12, dat wij ingeënt worden in de goede olijfboom, en zijn wortel en vettigheid deelachtig worden.

I. De eerste vier verzen van deze paragraaf, en de laatste vier, die saamverbonden zijn door Sem, 1 Chronicles 1:4, 1 Chronicles 1:24, bevatten de heilige linie van Christus van Adam tot op Abraham, en zijn opgenomen in Zijn stamboom, Luke 3:34, waar de orde opklimt, hier is zij afdalend. Deze geslachtslijst bewijst het onware van het smadelijk verwijt: deze weten wij niet, vanwaar hij is.

Bisschop Patrick merkt hier terecht op, dat een geslachtsregister gemaakt zijnde van de geslachten van de Joden, het als een bijzondere eer van het Joodse volk beschouwd moet worden dat zij alleen instaat zijn hun afkomst te bewijzen van de eerste mens, die God geschapen heeft, iets waarop geen ander volk aanspraak heeft gemaakt, die hebben zich en hun nageslacht misleid met fabelachtige berichten van hun oorsprong, de Arcadiërs verbeeldden zich dat zij v r de maan bestonden, het volk van Thessalië dat zij uit stenen zijn voortgekomen, de Atheners dat zij uit de aarde gegroeid zijn, tamelijk gelijk aan de ijdelen waan, die sommigen van de philosophen hadden van de oorsprong van het heelal.

Het bericht dat de Heilige Schrift geeft van de schepping van de wereld en van het ontstaan van de volken draagt even duidelijke bewijzen in zich van zijn waarheid, als deze ijdele overleveringen de kenmerken in zich dragen van haar ijdelheid en leugen.

II. Al de daartussen liggende verzen herhalen het bericht van de vervulling van de aarde door de zonen van Noach na de zondvloed.

1. Hij begint met die, welke vreemdelingen waren voor de kerk, de kinderen van Jafeth, die in de eilanden van de volken geplant werden, de westelijke delen van de wereld, de landen van Europa. Van deze geeft hij een kort bericht 1 Chronicles 1:5, omdat de Joden met deze totnutoe weinig te doen hadden.

2. Hij gaat over tot hen, van wie velen vijanden van de kerk zijn geweest, de kinderen van Cham, die zuidwaarts trokken naar Afrika, en naar de delen van Azië, die op die weg lagen.

Nimrod, de zoon van Cusch, begon een verdrukker te wezen, waarschijnlijk van Gods volk in zijn tijd. Maar Mizraim, van wie de Egyptenaren afstamden, en Kanan, van wie de Kananieten kwamen, zijn beide namen van grote bekendheid in de geschiedenis van de Joden want met hun nakomelingen had het Israël Gods zwaar te worstelen om uit het land van Egypte en in het land van Kanan te komen, en daarom worden de takken van Mizraim bijzonder vermeld, 1 Chronicles 1:11, 1 Chronicles 1:12, en van Kanan 1 Chronicles 1:13.

Zie op welk een prijs Israël wordt gesteld door God, daar Hij Egypte tot hun losgeld heeft gegeven, Isaiah 43:3 , en al die heidenen verdreven heeft van voor hun aangezicht, Psalms 80:9.

3. Daarna geeft hij een bericht van hen, die de voorouders en verbondenen van de kerk zijn geweest, het nageslacht van Sem 1 Chronicles 1:17.

Dezen bevolkten Azië en breidden zich uit naar het oosten, de Assyriërs, de Syriërs, de Chaldeën, de Perzen en de Arabieren stammen van deze af.

In het eerst was de oorsprong van de onderscheiden volken bekend, maar wij hebben reden te denken dat heden ten dage de volken zich zozeer met elkaar hebben vermengd door de uitbreiding van de handel en door overheersing, de overplanting van koloniën, de wegvoering van gevangenen, en vele dergelijke omstandigheden, dat geen enkel volk noch het grote deel van enig volk uit deze bronnen zijn oorsprong heeft.

Hiervan alleen zijn wij zeker, dat God uit een bloede het gehele geslacht van de mensen gemaakt heeft, allen stammen zij af van een Adam, van een Noach.

Hebben wij niet allen een vader? heeft niet een God ons geschapen? Malachi 2:10.

Ons register spoedt zich voort naar de linie van Abraham plotseling wegbrekende van al de andere geslachten van de zonen van Noach, behalve die van Arpachsad, uit welke Christus moest voortkomen.

De grote belofte van de Messias zegt bisschop Patrick, is overgebracht van Adam op Seth, van hem op Sem, van hem op Heber, en zo op het Hebreeuwse volk, aan hetwelk boven ieder ander volk die heilige schat toevertrouwd werd totdat de belofte vervuld was, de Messias was gekomen, en toen werd die natie tot "niet een volk" gemaakt.

Verzen 1-27

1 Kronieken 1:1-27

Het eerste woord van deze paragraaf is "Adam", het laatste "Abraham". Tussen de schepping van de eerste en de geboorte van de laatste zijn twee duizend jaren verlopen, gedurende bijna de helft daarvan heeft Adam geleefd.

Adam was de algemene vader van ons vlees, Abraham de algemene vader van de gelovigen. Het verbreken van het verbond van de onschuld door de eerste heeft ons allen ongelukkig gemaakt, door het verbond van de genade, gemaakt met de laatste, worden wij allen, of kunnen wij allen gelukkig gemaakt worden. Van nature zijn wij allen het zaad van Adam, takken van die wilde olijfboom.

Laat ons zorgen dat wij, door het geloof, het zaad Abrahams worden, Romans 4:11, Romans 4:12, dat wij ingeënt worden in de goede olijfboom, en zijn wortel en vettigheid deelachtig worden.

I. De eerste vier verzen van deze paragraaf, en de laatste vier, die saamverbonden zijn door Sem, 1 Chronicles 1:4, 1 Chronicles 1:24, bevatten de heilige linie van Christus van Adam tot op Abraham, en zijn opgenomen in Zijn stamboom, Luke 3:34, waar de orde opklimt, hier is zij afdalend. Deze geslachtslijst bewijst het onware van het smadelijk verwijt: deze weten wij niet, vanwaar hij is.

Bisschop Patrick merkt hier terecht op, dat een geslachtsregister gemaakt zijnde van de geslachten van de Joden, het als een bijzondere eer van het Joodse volk beschouwd moet worden dat zij alleen instaat zijn hun afkomst te bewijzen van de eerste mens, die God geschapen heeft, iets waarop geen ander volk aanspraak heeft gemaakt, die hebben zich en hun nageslacht misleid met fabelachtige berichten van hun oorsprong, de Arcadiërs verbeeldden zich dat zij v r de maan bestonden, het volk van Thessalië dat zij uit stenen zijn voortgekomen, de Atheners dat zij uit de aarde gegroeid zijn, tamelijk gelijk aan de ijdelen waan, die sommigen van de philosophen hadden van de oorsprong van het heelal.

Het bericht dat de Heilige Schrift geeft van de schepping van de wereld en van het ontstaan van de volken draagt even duidelijke bewijzen in zich van zijn waarheid, als deze ijdele overleveringen de kenmerken in zich dragen van haar ijdelheid en leugen.

II. Al de daartussen liggende verzen herhalen het bericht van de vervulling van de aarde door de zonen van Noach na de zondvloed.

1. Hij begint met die, welke vreemdelingen waren voor de kerk, de kinderen van Jafeth, die in de eilanden van de volken geplant werden, de westelijke delen van de wereld, de landen van Europa. Van deze geeft hij een kort bericht 1 Chronicles 1:5, omdat de Joden met deze totnutoe weinig te doen hadden.

2. Hij gaat over tot hen, van wie velen vijanden van de kerk zijn geweest, de kinderen van Cham, die zuidwaarts trokken naar Afrika, en naar de delen van Azië, die op die weg lagen.

Nimrod, de zoon van Cusch, begon een verdrukker te wezen, waarschijnlijk van Gods volk in zijn tijd. Maar Mizraim, van wie de Egyptenaren afstamden, en Kanan, van wie de Kananieten kwamen, zijn beide namen van grote bekendheid in de geschiedenis van de Joden want met hun nakomelingen had het Israël Gods zwaar te worstelen om uit het land van Egypte en in het land van Kanan te komen, en daarom worden de takken van Mizraim bijzonder vermeld, 1 Chronicles 1:11, 1 Chronicles 1:12, en van Kanan 1 Chronicles 1:13.

Zie op welk een prijs Israël wordt gesteld door God, daar Hij Egypte tot hun losgeld heeft gegeven, Isaiah 43:3 , en al die heidenen verdreven heeft van voor hun aangezicht, Psalms 80:9.

3. Daarna geeft hij een bericht van hen, die de voorouders en verbondenen van de kerk zijn geweest, het nageslacht van Sem 1 Chronicles 1:17.

Dezen bevolkten Azië en breidden zich uit naar het oosten, de Assyriërs, de Syriërs, de Chaldeën, de Perzen en de Arabieren stammen van deze af.

In het eerst was de oorsprong van de onderscheiden volken bekend, maar wij hebben reden te denken dat heden ten dage de volken zich zozeer met elkaar hebben vermengd door de uitbreiding van de handel en door overheersing, de overplanting van koloniën, de wegvoering van gevangenen, en vele dergelijke omstandigheden, dat geen enkel volk noch het grote deel van enig volk uit deze bronnen zijn oorsprong heeft.

Hiervan alleen zijn wij zeker, dat God uit een bloede het gehele geslacht van de mensen gemaakt heeft, allen stammen zij af van een Adam, van een Noach.

Hebben wij niet allen een vader? heeft niet een God ons geschapen? Malachi 2:10.

Ons register spoedt zich voort naar de linie van Abraham plotseling wegbrekende van al de andere geslachten van de zonen van Noach, behalve die van Arpachsad, uit welke Christus moest voortkomen.

De grote belofte van de Messias zegt bisschop Patrick, is overgebracht van Adam op Seth, van hem op Sem, van hem op Heber, en zo op het Hebreeuwse volk, aan hetwelk boven ieder ander volk die heilige schat toevertrouwd werd totdat de belofte vervuld was, de Messias was gekomen, en toen werd die natie tot "niet een volk" gemaakt.

Verzen 28-54

1 Kronieken 1:28-54

Alle volken, behalve die van het zaad Abrahams waren, zijn van dit geslachtsregister reeds weggelaten, zij hebben part noch deel aan deze zaak.

Des Heeren deel is Zijn volk, van hen houdt Hij rekening, hen kent Hij bij name, maar hen, die vreemdelingen voor Hem zijn, ziet Hij van verre.

Niet dat wij hieruit nu moeten afleiden, dat geen particuliere personen, die tot enig volk behalve het zaad Abrahams behoorden, gunst bij God gevonden hebben. Het was een waarheid, voordat Petrus haar vernomen had, dat in allen volke die Hem vreest en gerechtigheid werkt Hem aangenaam is.

Een grote schare zal uit alle natiën naar de hemel gebracht worden, Revelation 7:9, en wij willen gaarne hopen dat er vele, ja zeer vele Godvruchtige mensen waren in de wereld, die buiten de palen was van Gods bijzonder verbond met Abraham, wier namen in het boek des levens zijn, hoewel zij niet afstamden van de volgende geslachten, die in Zijn boek geschreven zijn.

De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn. Maar Israël was een uitverkoren volk, uitverkoren in type, en geen ander volk was in zijn nationale hoedanigheid zo geëerd en bevoorrecht als het Joodse volk geweest is. Dat is het heilig volk, dat het onderwerp is van de gewijde geschiedenis, en daarom zullen wij nu vervolgens al het zaad Abrahams wegdoen behalve alleen het nageslacht van Jakob, dat tot een volk is geworden en de Heere is toegevoegd, terwijl, voorzoveel blijkt, de andere nakomelingen van Abraham vervreemd werden beide van God en van elkaar.

I. Wij zullen weinig te zeggen hebben nopens de Ismaëlieten, zij waren de kinderen van de dienstmaagd, die uitgeworpen moesten worden en met het kind van de belofte niet moesten erven, zij moesten de ongelovige Joden voorstellen, Galatians 4:22 en verv, en daarom wordt er van dat volk weinig nota genomen.

Ismaëls twaalf zonen worden hier genoemd, om de vervulling te tonen van Gods belofte aan Abraham, als verhoring van zijn gebed voor hem, dat hij om Abrahams wil tot een groot volk zal worden en inzonderheid dat twaalf vorsten uit hem zullen voortkomen, Genesis 17:20.

II. Wij zullen weinig te zeggen hebben nopens de Midianieten, die van Abrahams kinderen bij Ketura afstamden. Zij waren kinderen van het Oosten, ( waarschijnlijk heeft Job tot hen behoord) en waren weggezonden van Izak, de erfgenaam van de belofte, Genesis 25:6 , alleen daarom worden zij hier genoemd, 1 Chronicles 1:32.

De kinderen van Joksan, de zoon van Ketura, worden ook genoemd, en de kinderen van Midian, 1 Chronicles 1:32, 1 Chronicles 1:33 die de voornaamsten werden, en misschien hun naam gaven aan al deze geslachten, zoals Juda aan de Joden.

III. Wij zullen niet veel te zeggen hebben nopens de Edomieten. Zij koesterden een ingewortelden haat tegen Gods Israël, omdat zij echter afstamden van Ezau, de zoon van Izak hebben wij hier een bericht van hun geslachten en de namen van sommigen van hun vermaarde mannen 1 Chronicles 1:35 tot het einde. Enkele kleine verschillen komen voor tussen sommigen van de namen hier en zoals wij ze gehad hebben in Genesis 36:1, waaraan dit gehele bericht ontleend is.

Drie of vier namen, die daar met een "waw", geschreven zijn, zijn hier met een "jod" geschreven, de uitspraak waarschijnlijk veranderd zijnde, zoals dit ook in andere talen plaatsheeft. Wij schrijven thans vele woorden heel anders dan zij voor twee honderd jaren geschreven werden.

Laat ons aanleiding nemen uit de lezing van deze geslachtsregisters om te denken:

1. Aan de grote scharen van mensen, die door deze wereld zijn gegaan, er hun rol in gespeeld hebben en haar toen hebben verlaten.

In de vroege tijd reeds, waarin Job leefde, stelde hij zich de doden voor als de levenden tot zich trekkende, terwijl degenen, die v r hem geweest waren, reeds ontelbaar waren Job 21:33.

Alle deze en al de hunnen hebben hun dag gehad, velen van hen hebben zeer veel rumoer in de wereld genaakt en een grote rol er in gespeeld, maar hun dag kwam om te vallen, en hun plaats kende hen niet meer. De paden des doods zijn begane wegen maar "Vestigia nulla retrorsum", (niemand kan op zijn schreden terugkomen).

2. Aan de voorzienigheid Gods, die de geslachten van de mensen in wezen houdt, en aldus ook dat ontaarde mensengeslacht, hoewel het schuldig en aanstotelijk is, op de aarde laat blijven. Hoe gemakkelijk zou Hij het kunnen uitroeien, hetzij door een zondvloed of een algemenen brand!

Laat slechts alle kinderen van de mensen kinderloos zijn aangeschreven, en binnen weinige jaren zal de aarde verlost zijn van de last onder welke zij zucht, maar de Goddelijke lankmoedigheid laat de bomen, die onnuttelig de aarde beslaan, niet slechts groeien, maar zich voortplanten.

"Het ene geslacht, zelfs van zondige mensen, gaat, en het andere komt," Ecclesiastes 1:4 , Numbers 32:14 en 15, en zo zal het blijven zolang als de aarde zal bestaan. Verderf ze niet, want daar is een zegen in.

Verzen 28-54

1 Kronieken 1:28-54

Alle volken, behalve die van het zaad Abrahams waren, zijn van dit geslachtsregister reeds weggelaten, zij hebben part noch deel aan deze zaak.

Des Heeren deel is Zijn volk, van hen houdt Hij rekening, hen kent Hij bij name, maar hen, die vreemdelingen voor Hem zijn, ziet Hij van verre.

Niet dat wij hieruit nu moeten afleiden, dat geen particuliere personen, die tot enig volk behalve het zaad Abrahams behoorden, gunst bij God gevonden hebben. Het was een waarheid, voordat Petrus haar vernomen had, dat in allen volke die Hem vreest en gerechtigheid werkt Hem aangenaam is.

Een grote schare zal uit alle natiën naar de hemel gebracht worden, Revelation 7:9, en wij willen gaarne hopen dat er vele, ja zeer vele Godvruchtige mensen waren in de wereld, die buiten de palen was van Gods bijzonder verbond met Abraham, wier namen in het boek des levens zijn, hoewel zij niet afstamden van de volgende geslachten, die in Zijn boek geschreven zijn.

De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn. Maar Israël was een uitverkoren volk, uitverkoren in type, en geen ander volk was in zijn nationale hoedanigheid zo geëerd en bevoorrecht als het Joodse volk geweest is. Dat is het heilig volk, dat het onderwerp is van de gewijde geschiedenis, en daarom zullen wij nu vervolgens al het zaad Abrahams wegdoen behalve alleen het nageslacht van Jakob, dat tot een volk is geworden en de Heere is toegevoegd, terwijl, voorzoveel blijkt, de andere nakomelingen van Abraham vervreemd werden beide van God en van elkaar.

I. Wij zullen weinig te zeggen hebben nopens de Ismaëlieten, zij waren de kinderen van de dienstmaagd, die uitgeworpen moesten worden en met het kind van de belofte niet moesten erven, zij moesten de ongelovige Joden voorstellen, Galatians 4:22 en verv, en daarom wordt er van dat volk weinig nota genomen.

Ismaëls twaalf zonen worden hier genoemd, om de vervulling te tonen van Gods belofte aan Abraham, als verhoring van zijn gebed voor hem, dat hij om Abrahams wil tot een groot volk zal worden en inzonderheid dat twaalf vorsten uit hem zullen voortkomen, Genesis 17:20.

II. Wij zullen weinig te zeggen hebben nopens de Midianieten, die van Abrahams kinderen bij Ketura afstamden. Zij waren kinderen van het Oosten, ( waarschijnlijk heeft Job tot hen behoord) en waren weggezonden van Izak, de erfgenaam van de belofte, Genesis 25:6 , alleen daarom worden zij hier genoemd, 1 Chronicles 1:32.

De kinderen van Joksan, de zoon van Ketura, worden ook genoemd, en de kinderen van Midian, 1 Chronicles 1:32, 1 Chronicles 1:33 die de voornaamsten werden, en misschien hun naam gaven aan al deze geslachten, zoals Juda aan de Joden.

III. Wij zullen niet veel te zeggen hebben nopens de Edomieten. Zij koesterden een ingewortelden haat tegen Gods Israël, omdat zij echter afstamden van Ezau, de zoon van Izak hebben wij hier een bericht van hun geslachten en de namen van sommigen van hun vermaarde mannen 1 Chronicles 1:35 tot het einde. Enkele kleine verschillen komen voor tussen sommigen van de namen hier en zoals wij ze gehad hebben in Genesis 36:1, waaraan dit gehele bericht ontleend is.

Drie of vier namen, die daar met een "waw", geschreven zijn, zijn hier met een "jod" geschreven, de uitspraak waarschijnlijk veranderd zijnde, zoals dit ook in andere talen plaatsheeft. Wij schrijven thans vele woorden heel anders dan zij voor twee honderd jaren geschreven werden.

Laat ons aanleiding nemen uit de lezing van deze geslachtsregisters om te denken:

1. Aan de grote scharen van mensen, die door deze wereld zijn gegaan, er hun rol in gespeeld hebben en haar toen hebben verlaten.

In de vroege tijd reeds, waarin Job leefde, stelde hij zich de doden voor als de levenden tot zich trekkende, terwijl degenen, die v r hem geweest waren, reeds ontelbaar waren Job 21:33.

Alle deze en al de hunnen hebben hun dag gehad, velen van hen hebben zeer veel rumoer in de wereld genaakt en een grote rol er in gespeeld, maar hun dag kwam om te vallen, en hun plaats kende hen niet meer. De paden des doods zijn begane wegen maar "Vestigia nulla retrorsum", (niemand kan op zijn schreden terugkomen).

2. Aan de voorzienigheid Gods, die de geslachten van de mensen in wezen houdt, en aldus ook dat ontaarde mensengeslacht, hoewel het schuldig en aanstotelijk is, op de aarde laat blijven. Hoe gemakkelijk zou Hij het kunnen uitroeien, hetzij door een zondvloed of een algemenen brand!

Laat slechts alle kinderen van de mensen kinderloos zijn aangeschreven, en binnen weinige jaren zal de aarde verlost zijn van de last onder welke zij zucht, maar de Goddelijke lankmoedigheid laat de bomen, die onnuttelig de aarde beslaan, niet slechts groeien, maar zich voortplanten.

"Het ene geslacht, zelfs van zondige mensen, gaat, en het andere komt," Ecclesiastes 1:4 , Numbers 32:14 en 15, en zo zal het blijven zolang als de aarde zal bestaan. Verderf ze niet, want daar is een zegen in.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-chronicles-1.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile