Lectionary Calendar
Tuesday, May 28th, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
1 Kronieken 20

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 20

Hier hebben wij een herhaling van de geschiedenis van Davids oorlogen:

I. Met de Ammonieten, en de inneming van Rabba, 1 Chronicles 20:1

II. Met de reuzen van de Filistijnen, 1 Chronicles 20:4.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 20

Hier hebben wij een herhaling van de geschiedenis van Davids oorlogen:

I. Met de Ammonieten, en de inneming van Rabba, 1 Chronicles 20:1

II. Met de reuzen van de Filistijnen, 1 Chronicles 20:4.

Verzen 1-3

1 Kronieken 20:1-3

Hoe het leger van de Ammonieten en hun bondgenoten verslagen werd te velde, lazen wij in de vorige hoofdstukken. Hier hebben wij de verwoesting van Rabba, de hoofdstad huns rijke, 1 Chronicles 20:1, het plaatsen van de kroon huns konings op Davids hoofd, 1 Chronicles 20:2, en de grote strengheid, waarmee gehandeld werd jegens het volk, 1 Chronicles 20:3. Wij hadden er een uitvoerig bericht van in 2 Samuel 11:1 en 12, en wij moeten hierbij wel gedenken dat, terwijl Joab Rabba belegerde, David in die grote zonde is gevallen in de zaak van Uria.

Maar het is opmerkelijk dat hoewel het overige van de geschiedenis herhaald wordt, die zaak stilzwijgend wordt voorbijgegaan, slechts een wenk, een aanduiding er van wordt gegeven in die woorden: maar David bleef te Jeruzalem, dat hier als in een tussenzin ligt.

Indien hij uitgegaan was met zijn leger, hij zou die verzoeking uit de weg zijn geweest, maar toegevende aan gemakzucht, viel hij in onkuisheid.

Gelijk nu het verhalen van de zonde waarin David gevallen is, een voorbeeld is van de onpartijdigheid en trouw van de gewijde schrijvers, zo is het niet herhalen er van, nu er gelegenheid was om er nogmaals van te spreken, bedoeld om ons te leren dat, hoewel er een goede, rechtmatige aanleiding kan zijn om van de fouten en misdragingen van anderen te spreken, wij er toch geen behagen in moeten scheppen om ze te herhalen. Dat moet altijd beschouwd worden als een onaangenaam onderwerp, dat wij wel niet kunnen vermijden om soms te ontmoeten, maar waarbij wij toch niet gaarne moeten verwijlen, evenmin als wij het aangenaam zouden vinden om een mesthoop op te rakelen. Als wij van personen of zaken geen goed kunnen zeggen, dan is het het best om er maar niets van te zeggen.

Verzen 1-3

1 Kronieken 20:1-3

Hoe het leger van de Ammonieten en hun bondgenoten verslagen werd te velde, lazen wij in de vorige hoofdstukken. Hier hebben wij de verwoesting van Rabba, de hoofdstad huns rijke, 1 Chronicles 20:1, het plaatsen van de kroon huns konings op Davids hoofd, 1 Chronicles 20:2, en de grote strengheid, waarmee gehandeld werd jegens het volk, 1 Chronicles 20:3. Wij hadden er een uitvoerig bericht van in 2 Samuel 11:1 en 12, en wij moeten hierbij wel gedenken dat, terwijl Joab Rabba belegerde, David in die grote zonde is gevallen in de zaak van Uria.

Maar het is opmerkelijk dat hoewel het overige van de geschiedenis herhaald wordt, die zaak stilzwijgend wordt voorbijgegaan, slechts een wenk, een aanduiding er van wordt gegeven in die woorden: maar David bleef te Jeruzalem, dat hier als in een tussenzin ligt.

Indien hij uitgegaan was met zijn leger, hij zou die verzoeking uit de weg zijn geweest, maar toegevende aan gemakzucht, viel hij in onkuisheid.

Gelijk nu het verhalen van de zonde waarin David gevallen is, een voorbeeld is van de onpartijdigheid en trouw van de gewijde schrijvers, zo is het niet herhalen er van, nu er gelegenheid was om er nogmaals van te spreken, bedoeld om ons te leren dat, hoewel er een goede, rechtmatige aanleiding kan zijn om van de fouten en misdragingen van anderen te spreken, wij er toch geen behagen in moeten scheppen om ze te herhalen. Dat moet altijd beschouwd worden als een onaangenaam onderwerp, dat wij wel niet kunnen vermijden om soms te ontmoeten, maar waarbij wij toch niet gaarne moeten verwijlen, evenmin als wij het aangenaam zouden vinden om een mesthoop op te rakelen. Als wij van personen of zaken geen goed kunnen zeggen, dan is het het best om er maar niets van te zeggen.

Verzen 4-8

1 Kronieken 20:4-8

De Filistijnen waren bijna ten onder gebracht, 1 Chronicles 18:1 ,

maar gelijk in de verdelging van de Kananieten door Jozua de Enakieten het laatst tenonder werden gebracht, Joshua 11:21, zo werden ook in de oorlog tegen de Filistijnen de reuzen van Gath het laatst onderworpen.

In de strijd tussen genade en bederf zijn er sommige zonden, die, evenals deze reuzen, zeer lang stand houden, en niet zonder grote moeite en een langdurige worsteling overmeesterd kunnen worden, maar het oordeel zal ten laatste uitgebracht worden tot overwinning.

Merk op:

1. Nooit lezen wij van reuzen onder de Israëlieten, zoals wij van reuzen lezen onder de Filistijnen, de reuzen van Gath, maar geen reuzen van Jeruzalem.

De groei van Gods planten is in nuttigheid, niet in omvang. Zij, die begeren ellen tot hun lengte toe te doen, bedenken niet dat dit hen slechts zoveel te meer log en lomp zou maken. In de weegschaal van het heiligdom weegt David veel zwaarder dan Goliath.

2. Hoewel Davids knechten mannen waren van gewone statuur, waren zij de reuzen van Gath toch te sterk in elke strijd, omdat zij God aan hun zijde hadden, die er behagen in schept de hoge ogen van de mensen te vernederen en de reuzen, die op de aarde zijn te beteugelen of te verdelgen, zoals Hij het vanouds gedaan heeft door de zondvloed hoewel zij mannen van naam waren. Laat de vrienden van de kerk nooit ontmoedigd worden door de macht en kracht en hoogmoed van de vijanden van de kerk. Wij behoeven de grote mannen, die tegen ons zijn, niet te vrezen zolang de grote God voor ons is. Wat zal een vinger meer aan iedere hand of een teen meer aan elken voet uitmaken in de strijd met de Almacht?

3. Deze reus hoonde Israël, 1 Chronicles 20:7, en zijn onbeschoftheid kwam hem duur te staan. Niemand is duidelijker getekend voor het verderf, dan zij die God en Zijn Israël smaden. God zal grote dingen doen, veeleer dan toe te laten dat de vijand zich trots zal houden, Deuteronomy 32:27.

Evenals de overwinningen van David zijn ook de overwinningen van de Zone Davids gradueel. Wij "zien nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn", maar weldra zal dit gezien worden, en dan zal ook de dood, de laatste vijand, evenals deze reuzen overwonnen zijn.

Verzen 4-8

1 Kronieken 20:4-8

De Filistijnen waren bijna ten onder gebracht, 1 Chronicles 18:1 ,

maar gelijk in de verdelging van de Kananieten door Jozua de Enakieten het laatst tenonder werden gebracht, Joshua 11:21, zo werden ook in de oorlog tegen de Filistijnen de reuzen van Gath het laatst onderworpen.

In de strijd tussen genade en bederf zijn er sommige zonden, die, evenals deze reuzen, zeer lang stand houden, en niet zonder grote moeite en een langdurige worsteling overmeesterd kunnen worden, maar het oordeel zal ten laatste uitgebracht worden tot overwinning.

Merk op:

1. Nooit lezen wij van reuzen onder de Israëlieten, zoals wij van reuzen lezen onder de Filistijnen, de reuzen van Gath, maar geen reuzen van Jeruzalem.

De groei van Gods planten is in nuttigheid, niet in omvang. Zij, die begeren ellen tot hun lengte toe te doen, bedenken niet dat dit hen slechts zoveel te meer log en lomp zou maken. In de weegschaal van het heiligdom weegt David veel zwaarder dan Goliath.

2. Hoewel Davids knechten mannen waren van gewone statuur, waren zij de reuzen van Gath toch te sterk in elke strijd, omdat zij God aan hun zijde hadden, die er behagen in schept de hoge ogen van de mensen te vernederen en de reuzen, die op de aarde zijn te beteugelen of te verdelgen, zoals Hij het vanouds gedaan heeft door de zondvloed hoewel zij mannen van naam waren. Laat de vrienden van de kerk nooit ontmoedigd worden door de macht en kracht en hoogmoed van de vijanden van de kerk. Wij behoeven de grote mannen, die tegen ons zijn, niet te vrezen zolang de grote God voor ons is. Wat zal een vinger meer aan iedere hand of een teen meer aan elken voet uitmaken in de strijd met de Almacht?

3. Deze reus hoonde Israël, 1 Chronicles 20:7, en zijn onbeschoftheid kwam hem duur te staan. Niemand is duidelijker getekend voor het verderf, dan zij die God en Zijn Israël smaden. God zal grote dingen doen, veeleer dan toe te laten dat de vijand zich trots zal houden, Deuteronomy 32:27.

Evenals de overwinningen van David zijn ook de overwinningen van de Zone Davids gradueel. Wij "zien nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn", maar weldra zal dit gezien worden, en dan zal ook de dood, de laatste vijand, evenals deze reuzen overwonnen zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 20". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-chronicles-20.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile