Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
1 Samuël 19

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 19

Terstond na Davids huwelijk, dat hem de genegenheid van Saul had moeten verzekeren, bevinden wij dat zijn moeilijkheden zich vermenigvuldigden, en dat Sauls vijandschap er de oorzaak van was.

Zijn dood werd gezworen, en in dit hoofdstuk zien wij hem viermaal aan het zwaard van Saul ontkomen.

De eerste maal door de verstandige tussenkomst van Jonathan, 1 Samuel 19:1.

De tweede maal door zijn eigen vlugheid, 1 Samuel 19:8.

De derde maal door Michals trots, 1 Samuel 19:11.

De vierde maal door Samuëls bescherming, en een verandering, die voor het ogenblik in Saul gewerkt was, 1 Samuel 19:18.

Zo heeft God veel middelen om Zijn volk te bewaren. De Voorzienigheid staat nooit verlegen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 19

Terstond na Davids huwelijk, dat hem de genegenheid van Saul had moeten verzekeren, bevinden wij dat zijn moeilijkheden zich vermenigvuldigden, en dat Sauls vijandschap er de oorzaak van was.

Zijn dood werd gezworen, en in dit hoofdstuk zien wij hem viermaal aan het zwaard van Saul ontkomen.

De eerste maal door de verstandige tussenkomst van Jonathan, 1 Samuel 19:1.

De tweede maal door zijn eigen vlugheid, 1 Samuel 19:8.

De derde maal door Michals trots, 1 Samuel 19:11.

De vierde maal door Samuëls bescherming, en een verandering, die voor het ogenblik in Saul gewerkt was, 1 Samuel 19:18.

Zo heeft God veel middelen om Zijn volk te bewaren. De Voorzienigheid staat nooit verlegen.

Verzen 1-7

1 Samuël 19:1-7

Saul en Jonathan komen hier uit in hun verschillend karakter met betrekking tot David.

I. Nooit was een vijand zo onredelijk wreed als Saul. Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. 1 Samuel 19:1

1. Zijn plannen om hem uit de weg te ruimen waren mislukt, en daarom verklaart hij hem buiten de wet, vogelvrij, en beveelt allen om hem heen op hun trouw, om de eerste gelegenheid waar te nemen om David te doden. Het is vreemd dat hij zich niet schaamde om voor zijn boosaardigheid uit te komen, en dat hij, wetende dat al zijn knechten David liefhadden (want dat had hijzelf gezegd, 1 Samuel 18:2 niet bevreesd was hen door dit bloeddorstig bevel tot opstand te brengen.

De boosaardigheid was toen wellicht nog niet zo listig en het recht nog niet zo verdorven als het later geworden is, want anders zou Saul hem door valse getuigen van hoogverraad hebben laten beschuldigen, en hem onder schijn van recht uit de weg hebben geruimd, zoals dit met Naboth geschied is, maar een onverholen boosaardigheid, zoals deze, is minder gevaarlijk.

Het was vreemd dat hij, die wist hoezeer Jonathan David beminde, kon verwachten dat deze hem zou doden, maar hij dacht dat hij, omdat hij erfgenaam was van de kroon, even afgunstig op David moest zijn als hijzelf was. En Gods voorzienigheid heeft dit zo geleid opdat hij voor Davids veiligheid zou zorgen.

II. Nooit was een vriend zo verwonderlijk vriendelijk als Jonathan geweest is. In de nood leert men de vriend kennen, zo'n vriend was Jonathan voor David. Hij bleef niet slechts groot welgevallen aan David hebben, hoewel Davids roem de zijnen verduisterde, maar is kloekmoedig voor hem in de bres gaan staan nu de stroom zich zo sterk tegen hem keerde.

1. Hij droeg zorg voor zijn ogenblikkelijke veiligheid door hem met zijn gevaar bekend te maken, 1 Samuel 19:2. "Neem u in acht, en blijf het kwaad uit de weg. Jonathan wist niet of niet sommigen van de knechten Sauls zo gedienstig zouden zijn voor de koning of zo afgunstig van David, om het bevel ten uitvoer te brengen indien zij David zouden ontmoeten.

2. Hij droeg zorg om zijn vader te bevredigen, en hem met David te verzoenen. De volgenden morgen waagde hij het om over David met hem te spreken, 1 Samuel 19:3, niet die avond, hetzij omdat hij zag dat Saul dronken was, en hij dus niet in een toestand was dat men met hem kon spreken, of omdat hij hoopte dat hij, na er een nacht over geslapen te hebben, zelf de order zou herroepen, of omdat hij misschien v r de volgenden morgen geen gelegenheid zou hebben om met hem te spreken. Zijn voorspraak voor David was:

A. Zeer voorzichtig. Er was grote zachtmoedigheid en wijsheid in, en hij toonde zich getrouw aan zijn vriend door goed van hem te spreken, hoewel hij gevaar liep van zich zijns vaders ongenoegen er mee op de hals te halen. Een zeldzaam voorbeeld van kostelijke vriendschap! Hij pleit

a. Op de goede diensten door David aan het land bewezen, en inzonderheid aan Saul zelf. Zijn daden zijn voor u zeer goed, 1 Samuel 19:4. Getuige de verlichting, die hij hem had gegeven tegen zijn ziekte door zijn harp, en zijn stoutmoedig gevecht met Goliath, het gedenkwaardige wapenfeit, waardoor in werkelijkheid Sauls leven en zijn koninkrijk gered werden.

Hij beroept zich hieromtrent op hemzelf, gij hebt het gezien, en zijt verblijd geweest.

Hierin, en bij nog andere gelegenheden, blijkt het dat David een gunstgenoot des hemels was en een vriend voor Israël, zowel als een goed en trouw dienaar van Saul, want door hem heeft de Heere een groot heil aan geheel Israël gedaan, zodat het bevel om hem te doden niet alleen lage ondankbaarheid was jegens zo goed en getrouw een dienaar, maar een grote belediging aan God, en een groot nadeel voor het publiek.

b. Hij pleit op zijn onschuld. Had hij vroeger ook goede diensten bewezen, maar zich thans aan enigerlei misdaad schuldig gemaakt dan zou het een andere zaak zijn, maar omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, 1 Samuel 19:4, zijn bloed is onschuldig, 1 Samuel 19:5, en zo hij gedood wordt dan is het zonder oorzaak. En Jonathan had reden om er tegen te protesteren, omdat hij niets verderfelijkers over zijn geslacht kon brengen dan de schuld van onschuldig vergoten bloed.

B. Zijn voorspraak aldus voorzichtig zijnde heeft hij overmocht. God neigde het hart van Saul om naar Jonathans stem te horen. Wij moeten bereid wezen om naar rede te luisteren en bestraffing en goeden raad ook van onze minderen willen aannemen, ouders van hun eigen kinderen. Hoeveel kracht is er in ware woorden! Saul was voor het ogenblik in zoverre overtuigd van het onredelijke van zijn vijandschap tegen David, dat:

a. Hij zijn bloeddorstig bevel om hem ter dood te brengen herriep, 1 Samuel 19:6. Zo waarachtig als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden.

Of Saul hier al of niet met behoorlijke plechtigheid heeft gezworen, blijkt niet, misschien heeft hij het gedaan, en de zaak was van zoveel gewicht dat zij het verdiende, en van zo'n onzekerheid, dat zij het nodig had, maar op andere tijden heeft Saul roekeloos en op onheilige wijze gezworen, waardoor de oprechtheid van zijn eed met recht betwijfeld kon worden, want het is te vrezen, dat zij, die kunnen schertsen met een eed, zodat zij er een stopwoord van maken en hem om de minste beuzeling breken niet zo'n besef hebben van het verplichtende er van, als zij moesten hebben. Sommigen denken dat Saul dit gezworen heeft met de boze bedoeling van David weer onder zijn bereik te brengen, voornemens zijnde hem bij de eerste gelegenheid te doden, maar, slecht als Saul was, kunnen wij toch nauwelijks z60 slecht van hem denken, en daarom onderstellen wij dat hij toen sprak zoals hij dacht maar weldra verzwakten deze gevoelens, en had zijn bederf de overhand.

b. Hij vernieuwde zijn aanstelling aan het hof. Jonathan bracht hem tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren, 1 Samuel 19:7, hopende dat de storm nu voorbij was, en dat zijn vriend Jonathan het middel zou wezen om zijn vader altijd in deze goede gezindheid te houden.

Verzen 1-7

1 Samuël 19:1-7

Saul en Jonathan komen hier uit in hun verschillend karakter met betrekking tot David.

I. Nooit was een vijand zo onredelijk wreed als Saul. Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden. 1 Samuel 19:1

1. Zijn plannen om hem uit de weg te ruimen waren mislukt, en daarom verklaart hij hem buiten de wet, vogelvrij, en beveelt allen om hem heen op hun trouw, om de eerste gelegenheid waar te nemen om David te doden. Het is vreemd dat hij zich niet schaamde om voor zijn boosaardigheid uit te komen, en dat hij, wetende dat al zijn knechten David liefhadden (want dat had hijzelf gezegd, 1 Samuel 18:2 niet bevreesd was hen door dit bloeddorstig bevel tot opstand te brengen.

De boosaardigheid was toen wellicht nog niet zo listig en het recht nog niet zo verdorven als het later geworden is, want anders zou Saul hem door valse getuigen van hoogverraad hebben laten beschuldigen, en hem onder schijn van recht uit de weg hebben geruimd, zoals dit met Naboth geschied is, maar een onverholen boosaardigheid, zoals deze, is minder gevaarlijk.

Het was vreemd dat hij, die wist hoezeer Jonathan David beminde, kon verwachten dat deze hem zou doden, maar hij dacht dat hij, omdat hij erfgenaam was van de kroon, even afgunstig op David moest zijn als hijzelf was. En Gods voorzienigheid heeft dit zo geleid opdat hij voor Davids veiligheid zou zorgen.

II. Nooit was een vriend zo verwonderlijk vriendelijk als Jonathan geweest is. In de nood leert men de vriend kennen, zo'n vriend was Jonathan voor David. Hij bleef niet slechts groot welgevallen aan David hebben, hoewel Davids roem de zijnen verduisterde, maar is kloekmoedig voor hem in de bres gaan staan nu de stroom zich zo sterk tegen hem keerde.

1. Hij droeg zorg voor zijn ogenblikkelijke veiligheid door hem met zijn gevaar bekend te maken, 1 Samuel 19:2. "Neem u in acht, en blijf het kwaad uit de weg. Jonathan wist niet of niet sommigen van de knechten Sauls zo gedienstig zouden zijn voor de koning of zo afgunstig van David, om het bevel ten uitvoer te brengen indien zij David zouden ontmoeten.

2. Hij droeg zorg om zijn vader te bevredigen, en hem met David te verzoenen. De volgenden morgen waagde hij het om over David met hem te spreken, 1 Samuel 19:3, niet die avond, hetzij omdat hij zag dat Saul dronken was, en hij dus niet in een toestand was dat men met hem kon spreken, of omdat hij hoopte dat hij, na er een nacht over geslapen te hebben, zelf de order zou herroepen, of omdat hij misschien v r de volgenden morgen geen gelegenheid zou hebben om met hem te spreken. Zijn voorspraak voor David was:

A. Zeer voorzichtig. Er was grote zachtmoedigheid en wijsheid in, en hij toonde zich getrouw aan zijn vriend door goed van hem te spreken, hoewel hij gevaar liep van zich zijns vaders ongenoegen er mee op de hals te halen. Een zeldzaam voorbeeld van kostelijke vriendschap! Hij pleit

a. Op de goede diensten door David aan het land bewezen, en inzonderheid aan Saul zelf. Zijn daden zijn voor u zeer goed, 1 Samuel 19:4. Getuige de verlichting, die hij hem had gegeven tegen zijn ziekte door zijn harp, en zijn stoutmoedig gevecht met Goliath, het gedenkwaardige wapenfeit, waardoor in werkelijkheid Sauls leven en zijn koninkrijk gered werden.

Hij beroept zich hieromtrent op hemzelf, gij hebt het gezien, en zijt verblijd geweest.

Hierin, en bij nog andere gelegenheden, blijkt het dat David een gunstgenoot des hemels was en een vriend voor Israël, zowel als een goed en trouw dienaar van Saul, want door hem heeft de Heere een groot heil aan geheel Israël gedaan, zodat het bevel om hem te doden niet alleen lage ondankbaarheid was jegens zo goed en getrouw een dienaar, maar een grote belediging aan God, en een groot nadeel voor het publiek.

b. Hij pleit op zijn onschuld. Had hij vroeger ook goede diensten bewezen, maar zich thans aan enigerlei misdaad schuldig gemaakt dan zou het een andere zaak zijn, maar omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, 1 Samuel 19:4, zijn bloed is onschuldig, 1 Samuel 19:5, en zo hij gedood wordt dan is het zonder oorzaak. En Jonathan had reden om er tegen te protesteren, omdat hij niets verderfelijkers over zijn geslacht kon brengen dan de schuld van onschuldig vergoten bloed.

B. Zijn voorspraak aldus voorzichtig zijnde heeft hij overmocht. God neigde het hart van Saul om naar Jonathans stem te horen. Wij moeten bereid wezen om naar rede te luisteren en bestraffing en goeden raad ook van onze minderen willen aannemen, ouders van hun eigen kinderen. Hoeveel kracht is er in ware woorden! Saul was voor het ogenblik in zoverre overtuigd van het onredelijke van zijn vijandschap tegen David, dat:

a. Hij zijn bloeddorstig bevel om hem ter dood te brengen herriep, 1 Samuel 19:6. Zo waarachtig als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden.

Of Saul hier al of niet met behoorlijke plechtigheid heeft gezworen, blijkt niet, misschien heeft hij het gedaan, en de zaak was van zoveel gewicht dat zij het verdiende, en van zo'n onzekerheid, dat zij het nodig had, maar op andere tijden heeft Saul roekeloos en op onheilige wijze gezworen, waardoor de oprechtheid van zijn eed met recht betwijfeld kon worden, want het is te vrezen, dat zij, die kunnen schertsen met een eed, zodat zij er een stopwoord van maken en hem om de minste beuzeling breken niet zo'n besef hebben van het verplichtende er van, als zij moesten hebben. Sommigen denken dat Saul dit gezworen heeft met de boze bedoeling van David weer onder zijn bereik te brengen, voornemens zijnde hem bij de eerste gelegenheid te doden, maar, slecht als Saul was, kunnen wij toch nauwelijks z60 slecht van hem denken, en daarom onderstellen wij dat hij toen sprak zoals hij dacht maar weldra verzwakten deze gevoelens, en had zijn bederf de overhand.

b. Hij vernieuwde zijn aanstelling aan het hof. Jonathan bracht hem tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren, 1 Samuel 19:7, hopende dat de storm nu voorbij was, en dat zijn vriend Jonathan het middel zou wezen om zijn vader altijd in deze goede gezindheid te houden.

Verzen 8-10

1 Samuël 19:8-10

1. David gaat voort met goede diensten te bewijzen aan zijn koning en zijn land. Hoewel Saul hem goed met kwaad heeft vergolden, en zijn bruikbaarheid juist de zaak was om welke Saul afgunstig op hem was, heeft hij zich daarom niet in gemelijkheid teruggetrokken en de openbaren dienst geweigerd. Zij, die voor goed doen slecht beloond worden, moeten daarom toch niet vertragen in goeddoen, gedenkende welk een milde weldoener onze hemelse Vader is, zelfs voor de wederhorigen en ondankbaren.

In weerwil van de vele beledigingen, die Saul David heeft aangedaan, vinden wij hem:

a. Even kloekmoedig als altijd om zijn zwaard te gebruiken ten diepste zijns lands, 1 Samuel 19:8. Er was weer oorlog uitgebroken met de Filistijnen hetgeen aan David gelegenheid gaf om zich te onderscheiden. Met veel beleid en dapperheid heeft hij hen aangevallen en bleef overwinnaar, velen waren gedood, en de overigen namen de vlucht.

b. Even blijmoedig als altijd zijn harp bespelende ten diepste van zijn vorst. Als Saul weer gekweld werd door vlagen van zijn vorige droefgeestigheid, David speelde op snarenspel met de hand, 1 Samuel 19:9. Hij zou gezegd kunnen hebben dat deze dienst nu beneden hem was, maar een nederig Godvruchtig man acht niets beneden zich waarmee hij goed kan doen. Hij zou op het gevaar hebben kunnen wijzen, waarin hij zich bevond, toen hij de laatste maal die dienst voor Saul heeft verricht, 1 Samuel 18:10. 11. Maar hij had geleerd kwaad met goed te vergelden, en op God te vertrouwen voor zijn veiligheid in de weg des plichts. Zie hoe het David te moede was als zijn vijand leed onder zijn ziekte Psalms 35:1, welke woorden wellicht verwijzen naar Sauls ziekte.

2. Saul volhardt in zijn boosaardigheid tegen David. Hij, die nog zo kort tevoren gezworen had bij zijn Maker, dat hij niet gedood zou worden, poogt nu zelf hem te doden. Zo onverzoenlijk, zo ongeneeslijk is de vijandschap van het zaad van de slang tegen het zaad van de vrouw, zo arglistig, ja dodelijk, is het hart des mensen zonder Gods genade, Jeremiah 17:9.

Inplaats dat de nieuwe roem, die David in de laatsten oorlog met de Filistijnen had verkregen, gestrekt heeft om Sauls onwil tegen hem te doen ophouden, en zijn verzoening met hem te bevestigen, werd zijn afgunst er opnieuw door opgewekt, en werd hij temeer verbitterd op hem.

En daar hij zich toegaf in die boze hartstocht, is het geen wonder dat de boze geest over hem kwam, 1 Samuel 19:9, want, als wij de zon laten ondergaan over onze toornigheid, dan geven wij de duivel plaats, Efeziers 4:26, 27, dan maken wij plaats voor hem, en nodigen hem er in te komen.

Hoewel ontsteltenis van de geest door de werking van Satan bevorderd wordt, heeft zij toch gewoonlijk haar oorsprong in des mensen eigen zonden en dwaasheden. Sauls vrees en jaloersheid maakten hem tot een kwelling van zichzelf, zodat hij niet in zijn huis kon zitten zonder een spies in zijn hand, voorgevende dat hij het deed tot zelfbehoud, maar in werkelijkheid Davids verderf bedoelende, want hij poogde hem aan den wand te spitten, de spies met zo'n kracht naar hem werpende, dat hij haar in de wand sloeg. Zo sterk was de duivel in hem, zo sterk waren zijn eigen woede en hartstocht. Misschien dacht hij dat hij voor God en de mensen te verontschuldigen zou zijn, zo hij hem nu gedood had, als zijnde "non compos mentis niet bij zijn zinnen, en dus niet toerekenbaar". Maar God kan door geen voorwendsels worden bedrogen, hoe gemakkelijk de mensen er zich ook door laten misleiden.

3. God blijft zorg dragen voor David, en waakt nog over hem ten goede. Saul miste zijn slag, David was hem te vlug, en vlood, en door de goede voorzienigheid Gods ontkwam in dienzelfde nacht. Naar deze bewaringen, onder anderen, verwijst David dikwijls in zijn psalmen, als hij zegt dat God zijn schild en rondas is, zijn rots en zijn hoog vertrek, en zijn ziel bevrijd heeft van de dood.

Verzen 8-10

1 Samuël 19:8-10

1. David gaat voort met goede diensten te bewijzen aan zijn koning en zijn land. Hoewel Saul hem goed met kwaad heeft vergolden, en zijn bruikbaarheid juist de zaak was om welke Saul afgunstig op hem was, heeft hij zich daarom niet in gemelijkheid teruggetrokken en de openbaren dienst geweigerd. Zij, die voor goed doen slecht beloond worden, moeten daarom toch niet vertragen in goeddoen, gedenkende welk een milde weldoener onze hemelse Vader is, zelfs voor de wederhorigen en ondankbaren.

In weerwil van de vele beledigingen, die Saul David heeft aangedaan, vinden wij hem:

a. Even kloekmoedig als altijd om zijn zwaard te gebruiken ten diepste zijns lands, 1 Samuel 19:8. Er was weer oorlog uitgebroken met de Filistijnen hetgeen aan David gelegenheid gaf om zich te onderscheiden. Met veel beleid en dapperheid heeft hij hen aangevallen en bleef overwinnaar, velen waren gedood, en de overigen namen de vlucht.

b. Even blijmoedig als altijd zijn harp bespelende ten diepste van zijn vorst. Als Saul weer gekweld werd door vlagen van zijn vorige droefgeestigheid, David speelde op snarenspel met de hand, 1 Samuel 19:9. Hij zou gezegd kunnen hebben dat deze dienst nu beneden hem was, maar een nederig Godvruchtig man acht niets beneden zich waarmee hij goed kan doen. Hij zou op het gevaar hebben kunnen wijzen, waarin hij zich bevond, toen hij de laatste maal die dienst voor Saul heeft verricht, 1 Samuel 18:10. 11. Maar hij had geleerd kwaad met goed te vergelden, en op God te vertrouwen voor zijn veiligheid in de weg des plichts. Zie hoe het David te moede was als zijn vijand leed onder zijn ziekte Psalms 35:1, welke woorden wellicht verwijzen naar Sauls ziekte.

2. Saul volhardt in zijn boosaardigheid tegen David. Hij, die nog zo kort tevoren gezworen had bij zijn Maker, dat hij niet gedood zou worden, poogt nu zelf hem te doden. Zo onverzoenlijk, zo ongeneeslijk is de vijandschap van het zaad van de slang tegen het zaad van de vrouw, zo arglistig, ja dodelijk, is het hart des mensen zonder Gods genade, Jeremiah 17:9.

Inplaats dat de nieuwe roem, die David in de laatsten oorlog met de Filistijnen had verkregen, gestrekt heeft om Sauls onwil tegen hem te doen ophouden, en zijn verzoening met hem te bevestigen, werd zijn afgunst er opnieuw door opgewekt, en werd hij temeer verbitterd op hem.

En daar hij zich toegaf in die boze hartstocht, is het geen wonder dat de boze geest over hem kwam, 1 Samuel 19:9, want, als wij de zon laten ondergaan over onze toornigheid, dan geven wij de duivel plaats, Efeziers 4:26, 27, dan maken wij plaats voor hem, en nodigen hem er in te komen.

Hoewel ontsteltenis van de geest door de werking van Satan bevorderd wordt, heeft zij toch gewoonlijk haar oorsprong in des mensen eigen zonden en dwaasheden. Sauls vrees en jaloersheid maakten hem tot een kwelling van zichzelf, zodat hij niet in zijn huis kon zitten zonder een spies in zijn hand, voorgevende dat hij het deed tot zelfbehoud, maar in werkelijkheid Davids verderf bedoelende, want hij poogde hem aan den wand te spitten, de spies met zo'n kracht naar hem werpende, dat hij haar in de wand sloeg. Zo sterk was de duivel in hem, zo sterk waren zijn eigen woede en hartstocht. Misschien dacht hij dat hij voor God en de mensen te verontschuldigen zou zijn, zo hij hem nu gedood had, als zijnde "non compos mentis niet bij zijn zinnen, en dus niet toerekenbaar". Maar God kan door geen voorwendsels worden bedrogen, hoe gemakkelijk de mensen er zich ook door laten misleiden.

3. God blijft zorg dragen voor David, en waakt nog over hem ten goede. Saul miste zijn slag, David was hem te vlug, en vlood, en door de goede voorzienigheid Gods ontkwam in dienzelfde nacht. Naar deze bewaringen, onder anderen, verwijst David dikwijls in zijn psalmen, als hij zegt dat God zijn schild en rondas is, zijn rots en zijn hoog vertrek, en zijn ziel bevrijd heeft van de dood.

Verzen 11-17

1 Samuël 19:11-17

I. Hier is Sauls verdere kwade bedoeling tegen David. Toen hij aan de werpspies was ontkomen, onderstelde Saul dat hij regelrecht naar zijn eigen huis zou gaan, dat hij ook gedaan heeft, en nu zond hij enige van zijn wachten, om in hinderlaag te liggen aan zijn deur, en hem des morgens, zodra hij uit zijn huis kwam te vermoorden, 1 Samuel 19:11.

Josephus zegt dat de bedoeling was hem te grijpen, en hem in allerijl voor een gerechtshof te brengen, dat bevel had ontvangen hem ter dood te veroordelen als een verrader, en het vonnis terstond te laten voltrekken, maar hier wordt ons gezegd, dat men sneller met hem te werk wilde gaan, zij hadden bevel ontvangen hem te doden.

Wel mocht David klagen dat zijn vijanden mannen des bloeds waren, zoals hij doet in de psalm, die hij in die tijd en bij deze gelegenheid gedicht heeft, Psalms 59:1, toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden om hem te doden. Zie 1 Samuel 19:2, 1 Samuel 19:3 en 7. Hij klaagt dat zwaarden op hun lippen zijn, 1 Samuel 19:8.

II. Davids wondervolle verlossing uit dat gevaar. Michal was er het middel toe, die Saul hem gegeven had om hem ten valstrik te zijn, maar die zijn beschermster en hulp bleek te wezen, de duivel schiet zich dikwijls met zijn eigen boog voorbij.

Hoe Michal het te weten kwam dat hij in gevaar was, blijkt niet, misschien was haar bericht gezonden van het hof, of liever, zij bespeurde, toen zij zich ter ruste wilde begeven, de wachten om het huis, hoewel zij zich stil en rustig hielden, zodat zij zeiden: wie hoort het? zoals David opmerkt in 1 Samuel 19:8 van die psalm.

Haars vaders heftigen toorn tegen David kennende, vermoedde zij dadelijk wat de bedoeling was, en heeft zij voor de veiligheid haars mans gezorgd.

1. Zij kreeg David buiten gevaar. Zij zei hem hoe nabij het gevaar was, 1 Samuel 19:11. Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden.

Zij zei hem, gelijk Josephus het omschrijft, dat, zo de zon hem de volgenden morgen daar zag, zij hem nooit meer zien zou, en toen heeft zij hem doen ontkomen.

David zelf was meer ervaren in de kunst van vechten dan van vluchten, en, zo het wettig voor hem ware geweest, hij zou zijn huis met zijn zwaard hebben kunnen zuiveren van hen, die het omsingelden, maar Michal liet hem neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam. 1 Samuel 19:12, daar alle deuren bewaakt werden, en zo vluchtte hij en ontkwam.

En nu was het, dat hij, hetzij in zijn eigen binnenkamer v r hij vertrok, of in de schuilplaats waar hij heen gevlucht is, die negen en vijftigsten psalm schreef, die aantoont, dat hij in zijn haast en schrik toch kalm van geest was, en dat in dit grote gevaar zijn geloof in God even sterk en vast was, en terwijl het plan was hem des morgens te doden, spreekt hij met de grootste verzekerdheid, en zegt: "Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was". 1 Samuel 19:17. 2. Zij gebruikte een list om Saul en hen, die hij als werktuigen van zijn wreedheid gebruikte, te misleiden. Toen des morgens de deuren van het huis geopend werden, en David niet verscheen, hebben de boden huiszoeking naar hem gedaan.

Maar Michal zei hun dat hij ziek te bed lag, 1 Samuel 19:14, en zo zij haar niet geloven wilden, dan konden zij zelf hem gaan zien, 1 Samuel 19:13, want zij had een stenen beeld in het bed gelegd, en het goed en warm toegedekt, alsof het David was, die sliep en niet in een toestand was om met hem te kunnen spreken.

Het geitehaar aan het beeld moest op Davids haar gelijken, ten einde hen zoveel gemakkelijker te misleiden. Michal kan niet verontschuldigd worden wegens haar liegen, en haar leugentaal aldus door bedrog te bedekken,

Gods waarheid had haar leugen niet nodig, maar zij bedoelde er mee Saul enigen tijd in onzekerheid te houden, ten einde aan David de tijd te geven om in veiligheid te komen, niet twijfelende of de boden zouden hem vervolgen, indien zij wisten dat hij weggegaan was. De boden waren menselijk genoeg om hem niet te storen, toen zij hoorden dat hij ziek was, want aan hen, die in deze ellende zijn, moet medelijden betoond worden, maar Saul heeft, toen hij het hoorde, stellige orders gegeven om hem ziek, of niet ziek tot hem te brengen, 1 Samuel 19:15.

Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode. Het was laag en wreed, aldus over een krenken mens te triumferen, en de dood te zweren aan iemand, die, voorzoveel hij wist, stervende was door de hand van de natuur.

Zo gretig dorstte hij naar zijn bloed, en zo fel was zijn wraakzucht, dat hij niet tevreden kon wezen of hij moet zelf hem de dood geven, of schoon hij kort geleden gezegd had: laat mijne hand niet tegen hem zijn.

Zo worden de mensen als zij aan hun hartstochten de vrijen teugel vieren, al meer en meer gewelddadig. Toen de boden weer naar zijn huis gezonden werden, werd het bedrog ontdekt, 1 Samuel 19:16.

Maar nu kon men hopen dat David in veiligheid was, en daarom was Michal niet zeer bekommerd om de ontdekking. Saul bestrafte haar omdat zij David geholpen had te ontvluchten, 1 Samuel 19:17.

Waarom hebt gij mij alzo bedrogen? Welk een laag karakter had Saul, dat hij kon verwachten dat Michal, omdat zij zijn dochter was, daarom haar echtgenoot aan hem moest verraden en onrechtvaardig overleveren! Moest zij niet haar vader en haar vaders huis verlaten en vergeten om haar echtgenoot aan te hangen?

Zij, die zelf door geen banden van rede of Godsdienst gehouden willen worden, zijn altijd bereid te denken, dat ook anderen die banden even gemakkelijk afschudden.

In antwoord op Sauls bestraffing is Michal niet zo in zorg voor de goede naam haar echtgenote, als zij voor zijn persoon, zijn leven, geweest is, toen zij tot haar verontschuldiging inbracht: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden? Gelijk haar voorgeven, dat zij zijn vlucht had willen verhinderen, vals was, (zij was het, die hem aanried te vluchten, en hem er bij behulpzaam was) zo was het ook een onrechtvaardige onwaardige blaam op hem, toen zij te kennen gaf, dat hij dreigde haar te zullen doden als zij hem niet wilde laten gaan, en wel geschikt om Saul in zijn woede tegen hem te versterken.

David was alles behalve zo wreed een man, en zo tiranniek een echtgenoot, zo woest en ongevoelig in zijn besluiten en zo trots in zijn bedreigingen, als zij hem hier voorstelde.

Maar David heeft zowel van vrienden als van vijanden geleden, en zo was het ook met de Zone Davids.

Verzen 11-17

1 Samuël 19:11-17

I. Hier is Sauls verdere kwade bedoeling tegen David. Toen hij aan de werpspies was ontkomen, onderstelde Saul dat hij regelrecht naar zijn eigen huis zou gaan, dat hij ook gedaan heeft, en nu zond hij enige van zijn wachten, om in hinderlaag te liggen aan zijn deur, en hem des morgens, zodra hij uit zijn huis kwam te vermoorden, 1 Samuel 19:11.

Josephus zegt dat de bedoeling was hem te grijpen, en hem in allerijl voor een gerechtshof te brengen, dat bevel had ontvangen hem ter dood te veroordelen als een verrader, en het vonnis terstond te laten voltrekken, maar hier wordt ons gezegd, dat men sneller met hem te werk wilde gaan, zij hadden bevel ontvangen hem te doden.

Wel mocht David klagen dat zijn vijanden mannen des bloeds waren, zoals hij doet in de psalm, die hij in die tijd en bij deze gelegenheid gedicht heeft, Psalms 59:1, toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden om hem te doden. Zie 1 Samuel 19:2, 1 Samuel 19:3 en 7. Hij klaagt dat zwaarden op hun lippen zijn, 1 Samuel 19:8.

II. Davids wondervolle verlossing uit dat gevaar. Michal was er het middel toe, die Saul hem gegeven had om hem ten valstrik te zijn, maar die zijn beschermster en hulp bleek te wezen, de duivel schiet zich dikwijls met zijn eigen boog voorbij.

Hoe Michal het te weten kwam dat hij in gevaar was, blijkt niet, misschien was haar bericht gezonden van het hof, of liever, zij bespeurde, toen zij zich ter ruste wilde begeven, de wachten om het huis, hoewel zij zich stil en rustig hielden, zodat zij zeiden: wie hoort het? zoals David opmerkt in 1 Samuel 19:8 van die psalm.

Haars vaders heftigen toorn tegen David kennende, vermoedde zij dadelijk wat de bedoeling was, en heeft zij voor de veiligheid haars mans gezorgd.

1. Zij kreeg David buiten gevaar. Zij zei hem hoe nabij het gevaar was, 1 Samuel 19:11. Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden.

Zij zei hem, gelijk Josephus het omschrijft, dat, zo de zon hem de volgenden morgen daar zag, zij hem nooit meer zien zou, en toen heeft zij hem doen ontkomen.

David zelf was meer ervaren in de kunst van vechten dan van vluchten, en, zo het wettig voor hem ware geweest, hij zou zijn huis met zijn zwaard hebben kunnen zuiveren van hen, die het omsingelden, maar Michal liet hem neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam. 1 Samuel 19:12, daar alle deuren bewaakt werden, en zo vluchtte hij en ontkwam.

En nu was het, dat hij, hetzij in zijn eigen binnenkamer v r hij vertrok, of in de schuilplaats waar hij heen gevlucht is, die negen en vijftigsten psalm schreef, die aantoont, dat hij in zijn haast en schrik toch kalm van geest was, en dat in dit grote gevaar zijn geloof in God even sterk en vast was, en terwijl het plan was hem des morgens te doden, spreekt hij met de grootste verzekerdheid, en zegt: "Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was". 1 Samuel 19:17. 2. Zij gebruikte een list om Saul en hen, die hij als werktuigen van zijn wreedheid gebruikte, te misleiden. Toen des morgens de deuren van het huis geopend werden, en David niet verscheen, hebben de boden huiszoeking naar hem gedaan.

Maar Michal zei hun dat hij ziek te bed lag, 1 Samuel 19:14, en zo zij haar niet geloven wilden, dan konden zij zelf hem gaan zien, 1 Samuel 19:13, want zij had een stenen beeld in het bed gelegd, en het goed en warm toegedekt, alsof het David was, die sliep en niet in een toestand was om met hem te kunnen spreken.

Het geitehaar aan het beeld moest op Davids haar gelijken, ten einde hen zoveel gemakkelijker te misleiden. Michal kan niet verontschuldigd worden wegens haar liegen, en haar leugentaal aldus door bedrog te bedekken,

Gods waarheid had haar leugen niet nodig, maar zij bedoelde er mee Saul enigen tijd in onzekerheid te houden, ten einde aan David de tijd te geven om in veiligheid te komen, niet twijfelende of de boden zouden hem vervolgen, indien zij wisten dat hij weggegaan was. De boden waren menselijk genoeg om hem niet te storen, toen zij hoorden dat hij ziek was, want aan hen, die in deze ellende zijn, moet medelijden betoond worden, maar Saul heeft, toen hij het hoorde, stellige orders gegeven om hem ziek, of niet ziek tot hem te brengen, 1 Samuel 19:15.

Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode. Het was laag en wreed, aldus over een krenken mens te triumferen, en de dood te zweren aan iemand, die, voorzoveel hij wist, stervende was door de hand van de natuur.

Zo gretig dorstte hij naar zijn bloed, en zo fel was zijn wraakzucht, dat hij niet tevreden kon wezen of hij moet zelf hem de dood geven, of schoon hij kort geleden gezegd had: laat mijne hand niet tegen hem zijn.

Zo worden de mensen als zij aan hun hartstochten de vrijen teugel vieren, al meer en meer gewelddadig. Toen de boden weer naar zijn huis gezonden werden, werd het bedrog ontdekt, 1 Samuel 19:16.

Maar nu kon men hopen dat David in veiligheid was, en daarom was Michal niet zeer bekommerd om de ontdekking. Saul bestrafte haar omdat zij David geholpen had te ontvluchten, 1 Samuel 19:17.

Waarom hebt gij mij alzo bedrogen? Welk een laag karakter had Saul, dat hij kon verwachten dat Michal, omdat zij zijn dochter was, daarom haar echtgenoot aan hem moest verraden en onrechtvaardig overleveren! Moest zij niet haar vader en haar vaders huis verlaten en vergeten om haar echtgenoot aan te hangen?

Zij, die zelf door geen banden van rede of Godsdienst gehouden willen worden, zijn altijd bereid te denken, dat ook anderen die banden even gemakkelijk afschudden.

In antwoord op Sauls bestraffing is Michal niet zo in zorg voor de goede naam haar echtgenote, als zij voor zijn persoon, zijn leven, geweest is, toen zij tot haar verontschuldiging inbracht: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden? Gelijk haar voorgeven, dat zij zijn vlucht had willen verhinderen, vals was, (zij was het, die hem aanried te vluchten, en hem er bij behulpzaam was) zo was het ook een onrechtvaardige onwaardige blaam op hem, toen zij te kennen gaf, dat hij dreigde haar te zullen doden als zij hem niet wilde laten gaan, en wel geschikt om Saul in zijn woede tegen hem te versterken.

David was alles behalve zo wreed een man, en zo tiranniek een echtgenoot, zo woest en ongevoelig in zijn besluiten en zo trots in zijn bedreigingen, als zij hem hier voorstelde.

Maar David heeft zowel van vrienden als van vijanden geleden, en zo was het ook met de Zone Davids.

Verzen 18-24

1 Samuël 19:18-24

I. Hier is Davids toevluchtsoord. Des nachts uit zijn eigen huis ontkomen zijnde, vluchtte hij niet naar zijn bloedverwanten te Bethlehem of naar een van de steden Israëls waar hij zo uitbundig geprezen was, om daar invloed uit te oefenen en hun bescherming in te roepen, maar hij ging tot Samuël en gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had, en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth 1 Samuel 19:18.

1. Omdat Samuël de man was, die hem de verzekering had gegeven dat hij koning zou worden, en daar nu zijn geloof in die verzekering begon te wankelen, en hij gereed was om in zijn haasten (of zoals sommigen het lezen: in zijn vluchten) te zeggen: alle mensen zijn leugenaars, niet alleen Saul, die mij mijn leven beloofde, maar ook Samuël zelf, die mij de troon beloofde-tot wie zou hij dus gaan om bemoedigd te worden in deze zijn dag van de benauwdheid, tot wie anders dan tot Samuël die zijn geloof zal ondersteunen? Door tot Samuël te vluchten, stelde hij God tot zijn schuilplaats, betrouwende in de schaduw van Zijn vleugelen, waar anders kunnen Godvruchtigen zich veilig achten?

2. Omdat Samuël, als profeet, het best instaat was hem te raden wat hij doen moest in deze dag van de benauwdheid. In de psalm, die hij de vorigen nacht geschreven had, hief hij zijn hart op in het gebed tot God, en nu gaat hij naar Samuël, ten einde leiding en onderricht van God te ontvangen. Als wij een antwoord des vredes verwachten op onze gebeden, dan moeten wij onze oren open hebben voor Gods Woord.

3. Omdat bij Samuël een school was van profeten, met wie hij zich kon verenigen om God te loven, en het genot daarvan zou hem de grootst-mogelijke verlichting zijn in zijn tegenwoordige benauwdheid. Aan Sauls hof had hij weinig rust df voldoening, en daarom ging hij die zoeken in Samuëls kerk. En voorzeker is het weinige genot, dat er nog in deze wereld te vinden is, het deel van hen, die een leven leiden van gemeenschap met God, daarheen heeft David in de tijd van de benauwdheid de toevlucht genomen, Psalms 27:4.

II. Davids bescherming te dier plaatse. Hij en Samuël gingen heen en zij bleven (of woonden) te Najoth, waar de profetenschool was, bij Rama, als in een vrijplaats, want zelfs de Filistijnen wilden er de vergaderingen niet storen, 1 Samuel 10:10.

Maar Saul, er kennis van bekomen hebbende door zijn verspieders 1 Samuel 19:19,, zond beambten om David gevangen te nemen, 1 Samuel 19:20..

Toen zij hem niet brachten, zond hij anderen, toen deze niet terugkeerden zond hij ten derden male, 1 Samuel 19:21 , en ook van deze geen tijding horende, ging hij zelf, 1 Samuel 19:22.

Zo ongeduldig was hij in zijn dorst naar Davids bloed, zo rusteloos om zijn doel met hem te bereiken, hoewel hij door de ene leiding van Gods voorzienigheid na de andere teleurgesteld werd, dat hij maar niet kon bemerken, dat David onder de bijzondere bescherming des hemels stond. Het was beneden de waardigheid van de koning om zelf op zo'n boodschap uit te gaan, maar vervolgers zullen zich tot alles vernederen en voor niets terugdeinzen, om hun boosaardigheid te bevredigen.

Saul legt alle openbare zaken terzijde om jacht te gaan maken op David. Hoe werd David verlost, nu hij op het punt stond (zoals vroeger zijn lam) om in de muil des leeuws te vallen? Niet zoals hij zijn lam verloste, door de leeuw te doden, of zoals Elia verlost werd, door de boden te verteren met vuur van de hemel, maar doordat de leeuwen voor het ogenblik in lammeren werden verkeerd.

1. Toen de boden in de vergadering kwamen waar David was onder de profeten, kwam de Geest Gods over hen, en zij profeteerden, dat is: zij verenigden zich met de anderen om God te loven. Inplaats van David te grijpen, waren zij zelf gegrepen. En aldus:

a. Heeft God David beveiligd, want zij waren f door de geest van de profetie in zodanige verrukking gekomen, dat zij aan niets anders konden denken, en hun boodschap vergaten, en geen acht sloegen op David, f zij waren er voor het ogenblik in zo'n goede gemoedstoestand door gekomen, dat zij er niet aan konden denken zo slecht een daad te doen.

b. Hij legde eer op de zonen van de profeten en de gemeenschap van de heiligen, en toonde hoe Hij, als het Hem behaagt, de slechtste mensen in ontzag kan houden door de tekenen van Zijn tegenwoordigheid in de vergaderingen van de gelovigen, en hun de bekentenis kan ontwringen, dat "God waarlijk onder hen is," 1 Corinthiers 14:24, 25.

Zie ook het voordeel van Godsdienstige verenigingen, en welke goede indrukken door deze teweeggebracht kunnen worden op mensen, die voor zulke indrukken onvatbaar schenen te zijn. En waar anders kan de invloed des Geestes verwacht worden dan in de vergaderingen van de heiligen?

c. Hij verheerlijkte Zijn macht over de geest van de mensen. Hij, die het hart en de tong gemaakt heeft, kan beide gebruiken om Zijn eigen doeleinden tot stand te brengen. Bileam profeteerde het geluk het heil van Israël, dat hij heeft willen vloeken en sommigen van de Joodse schrijvers denken dat deze boden Davids bevordering op de troon hebben geprofeteerd.

2. Ook Saul zelf werd door de geest van de profetie aangegrepen, eer hij nog op de plaats kwam. Men zou gedacht hebben dat zo slecht een man als hij geen gevaar liep van in een profeet veranderd te worden, maar als God dit middel wil aanwenden om David te beschermen, dan is zelfs Saul niet zodra onder de reuk van de rook van Najoth gekomen (zoals bisschop Hall het uitdrukt) of hij profeteert evenals zijn boden gedaan hebben, 1 Samuel 19:23.

Hij ontdeed zich van zijn koninklijk gewaad en zijn krijgsrusting, omdat zij of te fraai f te zwaar waren voor deze dienst, hij scheen in een vertrekking van zinnen of in een geestvervoering te zijn geraakt, die de gehelen dag en nacht aanhield.

De heiligen te Damascus werden verlost van de woede van de NieuwTestamentische Saul, door een verandering, gewrocht in zijn geest, maar die van een anderen aard was dan deze. Deze was slechts verbazingwekkend, maar die gaf voldoening. Deze duurde een dag, die was voor altijd. Velen hebben grote gaven, maar geen genade profeteren in de naam van Christus, maar worden toch door Hem verloochend, Matthew 7:22, Matthew 7:23.

Nu wordt het spreekwoord weer gebezigd: Is Saul ook onder de profeten? 1 Samuel 10:12.

Toen was hij anders dan hij geweest is, nu is hij weerspannig. Hij is verworpen door God, wordt gedreven door een boze geest, en toch is hij onder de profeten.

Verzen 18-24

1 Samuël 19:18-24

I. Hier is Davids toevluchtsoord. Des nachts uit zijn eigen huis ontkomen zijnde, vluchtte hij niet naar zijn bloedverwanten te Bethlehem of naar een van de steden Israëls waar hij zo uitbundig geprezen was, om daar invloed uit te oefenen en hun bescherming in te roepen, maar hij ging tot Samuël en gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had, en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth 1 Samuel 19:18.

1. Omdat Samuël de man was, die hem de verzekering had gegeven dat hij koning zou worden, en daar nu zijn geloof in die verzekering begon te wankelen, en hij gereed was om in zijn haasten (of zoals sommigen het lezen: in zijn vluchten) te zeggen: alle mensen zijn leugenaars, niet alleen Saul, die mij mijn leven beloofde, maar ook Samuël zelf, die mij de troon beloofde-tot wie zou hij dus gaan om bemoedigd te worden in deze zijn dag van de benauwdheid, tot wie anders dan tot Samuël die zijn geloof zal ondersteunen? Door tot Samuël te vluchten, stelde hij God tot zijn schuilplaats, betrouwende in de schaduw van Zijn vleugelen, waar anders kunnen Godvruchtigen zich veilig achten?

2. Omdat Samuël, als profeet, het best instaat was hem te raden wat hij doen moest in deze dag van de benauwdheid. In de psalm, die hij de vorigen nacht geschreven had, hief hij zijn hart op in het gebed tot God, en nu gaat hij naar Samuël, ten einde leiding en onderricht van God te ontvangen. Als wij een antwoord des vredes verwachten op onze gebeden, dan moeten wij onze oren open hebben voor Gods Woord.

3. Omdat bij Samuël een school was van profeten, met wie hij zich kon verenigen om God te loven, en het genot daarvan zou hem de grootst-mogelijke verlichting zijn in zijn tegenwoordige benauwdheid. Aan Sauls hof had hij weinig rust df voldoening, en daarom ging hij die zoeken in Samuëls kerk. En voorzeker is het weinige genot, dat er nog in deze wereld te vinden is, het deel van hen, die een leven leiden van gemeenschap met God, daarheen heeft David in de tijd van de benauwdheid de toevlucht genomen, Psalms 27:4.

II. Davids bescherming te dier plaatse. Hij en Samuël gingen heen en zij bleven (of woonden) te Najoth, waar de profetenschool was, bij Rama, als in een vrijplaats, want zelfs de Filistijnen wilden er de vergaderingen niet storen, 1 Samuel 10:10.

Maar Saul, er kennis van bekomen hebbende door zijn verspieders 1 Samuel 19:19,, zond beambten om David gevangen te nemen, 1 Samuel 19:20..

Toen zij hem niet brachten, zond hij anderen, toen deze niet terugkeerden zond hij ten derden male, 1 Samuel 19:21 , en ook van deze geen tijding horende, ging hij zelf, 1 Samuel 19:22.

Zo ongeduldig was hij in zijn dorst naar Davids bloed, zo rusteloos om zijn doel met hem te bereiken, hoewel hij door de ene leiding van Gods voorzienigheid na de andere teleurgesteld werd, dat hij maar niet kon bemerken, dat David onder de bijzondere bescherming des hemels stond. Het was beneden de waardigheid van de koning om zelf op zo'n boodschap uit te gaan, maar vervolgers zullen zich tot alles vernederen en voor niets terugdeinzen, om hun boosaardigheid te bevredigen.

Saul legt alle openbare zaken terzijde om jacht te gaan maken op David. Hoe werd David verlost, nu hij op het punt stond (zoals vroeger zijn lam) om in de muil des leeuws te vallen? Niet zoals hij zijn lam verloste, door de leeuw te doden, of zoals Elia verlost werd, door de boden te verteren met vuur van de hemel, maar doordat de leeuwen voor het ogenblik in lammeren werden verkeerd.

1. Toen de boden in de vergadering kwamen waar David was onder de profeten, kwam de Geest Gods over hen, en zij profeteerden, dat is: zij verenigden zich met de anderen om God te loven. Inplaats van David te grijpen, waren zij zelf gegrepen. En aldus:

a. Heeft God David beveiligd, want zij waren f door de geest van de profetie in zodanige verrukking gekomen, dat zij aan niets anders konden denken, en hun boodschap vergaten, en geen acht sloegen op David, f zij waren er voor het ogenblik in zo'n goede gemoedstoestand door gekomen, dat zij er niet aan konden denken zo slecht een daad te doen.

b. Hij legde eer op de zonen van de profeten en de gemeenschap van de heiligen, en toonde hoe Hij, als het Hem behaagt, de slechtste mensen in ontzag kan houden door de tekenen van Zijn tegenwoordigheid in de vergaderingen van de gelovigen, en hun de bekentenis kan ontwringen, dat "God waarlijk onder hen is," 1 Corinthiers 14:24, 25.

Zie ook het voordeel van Godsdienstige verenigingen, en welke goede indrukken door deze teweeggebracht kunnen worden op mensen, die voor zulke indrukken onvatbaar schenen te zijn. En waar anders kan de invloed des Geestes verwacht worden dan in de vergaderingen van de heiligen?

c. Hij verheerlijkte Zijn macht over de geest van de mensen. Hij, die het hart en de tong gemaakt heeft, kan beide gebruiken om Zijn eigen doeleinden tot stand te brengen. Bileam profeteerde het geluk het heil van Israël, dat hij heeft willen vloeken en sommigen van de Joodse schrijvers denken dat deze boden Davids bevordering op de troon hebben geprofeteerd.

2. Ook Saul zelf werd door de geest van de profetie aangegrepen, eer hij nog op de plaats kwam. Men zou gedacht hebben dat zo slecht een man als hij geen gevaar liep van in een profeet veranderd te worden, maar als God dit middel wil aanwenden om David te beschermen, dan is zelfs Saul niet zodra onder de reuk van de rook van Najoth gekomen (zoals bisschop Hall het uitdrukt) of hij profeteert evenals zijn boden gedaan hebben, 1 Samuel 19:23.

Hij ontdeed zich van zijn koninklijk gewaad en zijn krijgsrusting, omdat zij of te fraai f te zwaar waren voor deze dienst, hij scheen in een vertrekking van zinnen of in een geestvervoering te zijn geraakt, die de gehelen dag en nacht aanhield.

De heiligen te Damascus werden verlost van de woede van de NieuwTestamentische Saul, door een verandering, gewrocht in zijn geest, maar die van een anderen aard was dan deze. Deze was slechts verbazingwekkend, maar die gaf voldoening. Deze duurde een dag, die was voor altijd. Velen hebben grote gaven, maar geen genade profeteren in de naam van Christus, maar worden toch door Hem verloochend, Matthew 7:22, Matthew 7:23.

Nu wordt het spreekwoord weer gebezigd: Is Saul ook onder de profeten? 1 Samuel 10:12.

Toen was hij anders dan hij geweest is, nu is hij weerspannig. Hij is verworpen door God, wordt gedreven door een boze geest, en toch is hij onder de profeten.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 19". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-samuel-19.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile