Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Samuël 14

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Buscar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 14

In het vorige hoofdstuk lazen wij, hoe Absalom zich buiten de bescherming en gunst zijns koninklijken vaders heeft gebracht. Wij verlieten hem als balling en vogelvrijverklaarde. In dit hoofdstuk zien wij de kunstgrepen, die aangewend werden om hem en zijn vader wederom tezamen te brengen, en hoe dit ten laatste geschied is, hetgeen hier verhaald wordt om Davids dwaasheid te tonen in hem te sparen en hem toe te geven in zijn slechtheid, waarvoor hij spoedig gestraft werd in de opstand van zijn onnatuurlijke zoon.

I. Joab brengt een gewaand rechtsgeding voor hem door het geval van een arme weduwe van Thekoa en ontlokt hem een algemene uitspraak dat er een geval kan zijn, waarin vrijstelling van je doodstraf voor een moordenaar verleend moet worden, 2 Samuel 14:1..

II. Op de toepassing hiervan verkrijgt hij een order van hem om Absalom naar Jeruzalem terug te brengen, maar vooralsnog wordt aan Absalom verboden aan het hof te komen, 2 Samuel 14:21.

III. Na een bericht omtrent Absalom, zijn persoon en zijn gezin wordt ons meegedeeld, dat hij ten laatste door Joab in des konings tegenwoordigheid werd gebracht, en dat de koning ten volle met hem verzoend werd 2 Samuel 14:25.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 14

In het vorige hoofdstuk lazen wij, hoe Absalom zich buiten de bescherming en gunst zijns koninklijken vaders heeft gebracht. Wij verlieten hem als balling en vogelvrijverklaarde. In dit hoofdstuk zien wij de kunstgrepen, die aangewend werden om hem en zijn vader wederom tezamen te brengen, en hoe dit ten laatste geschied is, hetgeen hier verhaald wordt om Davids dwaasheid te tonen in hem te sparen en hem toe te geven in zijn slechtheid, waarvoor hij spoedig gestraft werd in de opstand van zijn onnatuurlijke zoon.

I. Joab brengt een gewaand rechtsgeding voor hem door het geval van een arme weduwe van Thekoa en ontlokt hem een algemene uitspraak dat er een geval kan zijn, waarin vrijstelling van je doodstraf voor een moordenaar verleend moet worden, 2 Samuel 14:1..

II. Op de toepassing hiervan verkrijgt hij een order van hem om Absalom naar Jeruzalem terug te brengen, maar vooralsnog wordt aan Absalom verboden aan het hof te komen, 2 Samuel 14:21.

III. Na een bericht omtrent Absalom, zijn persoon en zijn gezin wordt ons meegedeeld, dat hij ten laatste door Joab in des konings tegenwoordigheid werd gebracht, en dat de koning ten volle met hem verzoend werd 2 Samuel 14:25.

Verzen 1-20

2 Samuël 14:1-20

I. Hier is Joabs plan om Absalom uit zijn ballingschap teruggeroepen te krijgen, zijn misdaad vergeven en zijn eerverlies herroepen, 2 Samuel 14:1. Joab was zeer ijverig in deze zaak.

1. Als een hoveling, die er zich op toelegde om zich op alle mogelijke manieren aangenaam te maken bij zijn vorst, en zijn invloed aan te wenden om al meer in gunst bij hen te komen, hij merkte dat des konings hart over Absalom was en dat hij, nu de hitte zijns toorns afgekoeld was, nog dezelfde genegenheid voor hem had, en slechts een vriend nodig had om hem tot verzoening aan te sporen, en hem het middel aan de hand te geven hoe dit te doen, zonder dat de eer van zijn gerechtigheid eronder leed. Joab, ziende hoe Davids gemoedsgesteldheid was, heeft die goede dienst op zich genomen.

2. Als een vriend van Absalom, voor wie hij misschien een bijzondere genegenheid had of die hij tenminste beschouwde als de opgaande zon, wie zich aan te bevelen zijn belang meebracht. Hij voorzag duidelijk dat zijn vader ten laatste wel met hem verzoend zou worden, en daarom dacht hij zich hen beide te vriend te maken, door hun verzoening tot stand te brengen.

3. Als een staatsman, wie het openbare welzijn ter harte gaat. Hij wist dat Absalom de lieveling des volks was, en mocht David sterven, terwijl Absalom nog in ballingschap was, dan zou er een burgeroorlog kunnen ontstaan tussen hen, die voor hem, en hen, die tegen hem waren, want het is waarschijnlijk dat hoewel geheel Israël omtrent zijn persoon genegen was, de gevoelens omtrent zijn zaak toch zeer verdeeld waren.

4. Als iemand, die zelf een misdadiger was wegens zijn moord op Abner, hij was zich bewust van bloedschuld, en dat hijzelf blootgesteld was aan de openbare gerechtigheid, alle gunst, die hij aan Absalom kon doen bewijzen, zou dus bijdragen tot opschorting van zijn eigen straf.

II. Hoe hij het aanlegde om zijn doel te bereiken. Hij liet de koning een enigszins soortgelijk geval voorleggen, en dit werd door de persoon, die hij hiervoor gebruikte, zo handig gedaan, dat de koning het als een werkelijk geval opnam en er een oordeel over uitsprak, zoals hij deed toen Nathan hem zijn gelijkenis voorstelde, en daar het oordeel ten gunste van de misdadiger uitviel, kon tot de toepassing worden overgegaan, waarin aangetoond werd, dat het geval zijn eigen gezin betrof, mocht echter de uitspraak des konings streng zijn, dan luidde de instructie aan de vrouw waarschijnlijk, om niet tot de toepassing over te gaan.

1. De persoon, die hij gebruikte, wordt niet genoemd, maar er wordt gezegd dat zij een vrouw was van Thekoa, een die hij wist geschikt te zijn voor die taak en het was nodig dat het toneel van de handeling op een afstand gelegd zou worden, opdat David het niet vreemd zou vinden, dat hij er nog niet van gehoord had. Er wordt gezegd dat zij een wijze vrouw was, een die meer vernuft en een welbespraakter tong had dan de meesten van haar geburinnen, 2 Samuel 14:2. De waarheid van het verhaal zou te minder verdacht worden, als het, gelijk verondersteld werd, uit de mond van de persoon zelf kwam.

2. Zij stelde zich voor als een troosteloze weduwe, 2 Samuel 14:2. Joab wist dat zo een gerede toegang zou vinden bij de koning, die altijd bereid was treurenden te troosten, inzonderheid treurende weduwen, hijzelf had het als erenaam Gods aangeduid, dat Hij is "een rechter van de weduwen." Psalms 68:6. Gods oor en ook Zijn hart is ongetwijfeld meer open voor het geroep van de beproefden dan dat van de barmhartigste vorst op aarde zijn kan.

3. Het was een zaak van medelijden, die zij de koning moest voorleggen, een zaak waarvoor zij geen hulp kon verkrijgen dan van des konings meedogend hart, want de wet-en bijgevolg het oordeel van al de mindere gerechtshoven-was tegen haar. Zij zegt de koning dat haar man is gestorven, 2 Samuel 14:5, dat zij twee zonen had, die de troost en steun waren van haar weduwstaat, dat deze twee twist met elkaar kregen, zoals dit meer onder jongelieden is, en streden, en dat de een de ander ongelukkig gedood heeft, 2 Samuel 14:6, dat zij hem, die de manslag had gepleegd, gaarne zou willen beschermen, want, zoals Rebekka omtrent haar twee zonen redeneerde: "Waarom zou ik van beide beroofd worden op een dag?" Genesis 27:45. Maar hoewel zij, die de naaste bloedverwante was van de verslagene, bereid was van de eis des bloedwrekers af te zien, hebben de andere bloedverwanten er op aangedrongen, dat de overlevende broeder ter dood zou gebracht worden overeenkomstig de wet, niet uit liefde voor gerechtigheid of voor de verslagene, maar opdat, door de erfgenaam om te brengen en zij waren onbeschaamd genoeg om te bekennen dat dit hun doel was-de erfenis van hen zou zijn. En aldus wilden zij:

a. Haar van haar steun en troost beroven, mijn kool uitblussen, dus een einde maken aan al mijn blijdschap in dit leven.

b. De gedachtenis haars mans uitroeien. "Zijn geslacht zal geheel uitgestorven zijn, zij zullen hem geen naam noch overblijfsel laten op de aardbodem, 2 Samuel 14:7.

4. De koning beloofde haar zijn gunst en zijn bescherming voor haar zoon. Let op, hoe de medelijdende inwilliging des konings al meer en meer toenam.

a. Op de voorstelling harer zaak beloofde hij haar in overweging te zullen nemen en er orders voor te geven, 2 Samuel 14:8. Het was bemoedigend dat hij haar verzoek niet afwees met: "Curat lex Het recht hebbe zijn loop, bloed roept om bloed, en het moet hebben waar het om roept", maar hij wil tijd hebben om er een onderzoek naar in te stellen of hetgeen zij in haar verzoek aanvoert overeenkomstig de waarheid is.

b. Hiermede is de vrouw niet tevreden, maar verzoekt dat hij terstond uitspraak zal doen te harer gunste en zo de feiten niet zijn zoals zij ze voorstelt, en er bijgevolg een verkeerde uitspraak in wordt gegeven, zo wil zij de schuld dragen, maar de koning en zijn stoel zal zij van schuld bevrijden, 2 Samuel 14:9. Dat zij dit zegt zou de koning echter niet van schuld bevrijden, indien hij een oordeel uitspreekt zonder behoorlijk kennis genomen te hebben van de zaak.

c. Aldus gedrongen zijnde, belooft hij haar nog dat zij door haar tegenstanders niet beledigd of benadeeld zal worden, maar dat hij haar tegen alle overlast zal beschermen, 2 Samuel 14:10. Magistraten moeten de beschermers zijn van verdrukte weduwen. Dit stelt haar echter niet tevreden of zij moet ook de vergiffenis van haar zoon en zijn bescherming van hem verkrijgen. Ouders zijn niet gerust of hun kinderen moeten veilig wezen, veilig in deze en in de toekomende wereld, 2 Samuel 14:11. Laat de bloedwreker mijn zoon niet verdelgen, want ik ben ongelukkig zo ik hem verlies, men zou evengoed mijn leven kunnen nemen als het zijne. De koning gedenke toch aan de Here, uw God. Dat is:

A. "Hij bevestige zijn barmhartige uitspraak door een eed, de Here onze God noemende bij wijze van beroep op Hem opdat de uitspraak onbetwistbaar en onherroepelijk zij, en dan zal ik gerust wezen". Zie Hebrews 6:17, Hebrews 6:18.

B. "Hij bedenke welke goede redenen er zijn voor deze barmhartige uitspraak, en dan zal hij er zelf in bevestigd worden. Gedenk hoe genadig en barmhartig de Here uw God is, hoe Hij de zondaren lang verdraagt, niet met hen handelt naar dat zij verdienen, maar bereid is te vergeven. Gedenk hoe de Here uw God Kaïn gespaard heeft, die zijn broeder doodsloeg en hem tegen de bloedwrekers heeft beschermd Genesis 4:15. Gedenk hoe de Here uw God het bloed van Uria vergeven heeft, en laat de koning, die barmhartigheid verkregen heeft barmhartigheid bewijzen". Niets is geschikter om ons aan te sporen tot de vervulling van elken plicht, inzonderheid tot alle daden van barmhartigheid en weldadigheid, dan de Here onze God te gedenken.

C. Deze weduwe heeft door haar aanhoudend dringen ten laatste een volkomen vergiffenis verkregen voor haar zoon, bevestigd met een eed, zoals zij het gewenst heeft. Zo waarachtig als de Here leeft, indien er een van de haren uws zoons op de aarde vallen zal! dat is: ik sta er voor in dat hem om die zaak geen leed zal geschieden". De Zone Davids heeft aan allen die zich onder Zijn bescherming hebben gesteld, de verzekering gegeven dat, al zouden zij ook om Zijnentwil ter dood gebracht worden, toch "geen haar uit hun hoofd verloren zal gaan," Luke 21:16, dat zij, hoewel voor Hem verliezende, toch niet door Hem zullen verliezen. Of David er wel aan gedaan heeft aldus de bescherming eens moordenaars op zich te nemen, die de vrijsteden niet konden beschermen, weet ik niet. Maar zoals de zaak hem voorkwam, was er niet alleen grote reden om ontferming te betonen aan de moeder, maar ook plaats genoeg voor een gunstig oordeel omtrent de zoon. Hij had zijn broeder verslagen, maar hij heeft hem tevoren niet gehaat. Het was op een plotselinge terging, en voorzoveel men wist kon het in zelfverdediging zijn geschied. Hijzelf heeft dit niet aangevoerd, maar de rechter moet de voorspraak zijn van de beschuldigde, en daarom: Laat ditmaal de barmhartigheid roemen tegen het oordeel.

5. De zaak aldus uitgewezen zijnde ten gunste van haar zoon, is het nu tijd om dit toe te passen op des konings zoon, Absalom. Zij begint het masker af te werpen, en nu doet zich een ander toneel voor. De koning is verrast, maar volstrekt niet misnoegd, om in deze nederige smekelinge plotseling een persoon te zien, die hem bestraft, zich als zijn raadgeefster opwerpt, en als voorspraak voor de prins, zijn zoon, als de mond des volks, om hem hun gevoelen kenbaar te maken. Zij vraagt hem om vergeving en om geduld te hebben voor hetgeen zij nog verder te zeggen heeft, 2 Samuel 14:12, en zij verkrijgt verlof om het te zeggen, daar de koning veel behagen vindt in haar vernuft en haar wijze van spreken.

A. Zij stelt Absaloms zaak voor als in werkelijkheid gelijkstaande met die, welke zij als de zaak haars zoons had voorgesteld, en daarom: als de koning haar zoon wilde beschermen, hoewel hij zijn broeder had gedood, dan behoort hij nog veel meer zijn eigen zoon te beschermen en zijn verstotene weer te halen, 2 Samuel 14:13. "Mutate nomine, de te fabula narratur-Verander slechts de namen, en van u is het verhaal." Zij noemt Absalom niet, en dat was ook niet nodig, David verlangde zo naar hem, en zijn gedachten waren zo van hem vervuld, dat hij spoedig begreep wie zij bedoelde met zijn verstotene. En in die twee woorden waren twee argumenten, waarvan des konings teder hart de volle kracht gevoelde: "Hij is verbannen, verstoten, en heeft gedurende drie jaren de schande en de angst en al de ongemakken van de ballingschap verduurd, de zodanige is deze bestraffing genoeg, maar hij is uw verstotene, uw eigen zoon, een deel van uzelf, uw geliefde zoon.

Het is waar, Absaloms zaak verschilde grotelijks van die, welke zij had voorgesteld. Absalom heeft zijn broeder niet plotseling in een opwelling van toorn gedood, maar boosaardig, uit een lang- gekoesterde wrok, niet in het veld, waar geen getuigen waren, maar aan tafel, voor de ogen van zijn gasten. Absalom was ook niet, zoals haar zoon, een enige zoon, David had er nog velen, en een, die pas onlangs was geboren van wie het veel meer waarschijnlijk is dat hij zijn opvolger zal zijn, want hij was Jedid-Jah genoemd, omdat God hem liefhad. Maar David was zelf die zaak te zeer toegedaan om aanmerkingen te maken op het ongelijke in die gevallen, en was meer begerig dan zij kon zijn, om aan zijn eigen zoon het gunstig oordeel te brengen, dat hij betreffende haar zoon had gegeven.

B. Zij redeneert er over met de koning om hem te bewegen Absalom uit zijn ballingschap terug te roepen, hem vergeving te schenken en hem weer in gunst aan te nemen.

a. Zij pleit op het belang, dat het volk van Israël in hem stelt. "Wat tegen hem wordt gedaan, wordt gedaan tegen het volk Gods, die het oog op hem hebben als erfgenaam van de kroon, tenminste het oog hebben op het huis Davids in het algemeen, waarmee het verbond gemaakt is, en waarvan zij dus de vermindering of het verval niet kunnen aanzien, doordat zovelen van zijn loten in de bloei hunner jaren worden afgesneden. Want daaruit dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, want hij wil er wel in voorzien, dat de naam en de gedachtenis mijns mans niet worde afgesneden, maar heeft er geen bekommernis over dat zijn eigen naam en gedachtenis in gevaar is, terwijl die toch van veel meer waardij en gewicht zijn dan tienduizenden van ons.

b. Zij voert de sterflijkheid aan van de mens, 2 Samuel 14:14. Wij zullen de dood sterven, dit is voor ons bestemd, wij kunnen er niet aan ontkomen, noch de dood verschuiven of uitstellen. Wij bevinden ons allen onder de noodlottige noodzakelijkheid van te moeten sterven, en als wij dood zijn, kunnen wij niet meer in het leven teruggeroepen worden, wij zijn dan als water dat ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt, ja, terwijl wij nog leven zijn wij reeds zo, wij hebben onze onsterflijkheid verloren, en kunnen haar niet herwinnen. Amnon zou eens hebben moeten sterven al had Absalom hem niet gedood, en als Absalom nu ter dood gebracht moet worden, omdat hij hem gedood heeft, dat zal hem, Amnon, niet weer in het leven terugbrengen. Dat was een armzalige redenering, en zou kunnen dienen tegen het straffen van elke moordenaar, maar het schijnt dat Amnon weinig bemind of geacht was bij het volk, en dat zijn dood weinig betreurd werd, en algemeen vond men het hard, dat zo'n dierbaar leven als dat van Absalom gegeven zou worden voor een leven, zo weinig gewaardeerd als dat van Amnon.

c. Zij pleit op Gods barmhartigheid en Zijn goedertierenheid jegens arme schuldige zondaren. "God zal de ziel, of het leven, niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij de verstotene Zijn kinderen, die tegen Hem overtreden hebben, en onderhevig zijn aan Zijn gerechtigheid, zoals Absalom aan de uwe, niet voor altijd van zich verstote, 2 Samuel 14:14. Hier zijn twee grote voorbeelden van Gods barmhartigheid jegens zondaren gepast aangewend als redenen om genade te betonen. Ten eerste. De lankmoedigheid, die Hij hun betoont. Zijn wet wordt overtreden, maar Hij neemt niet terstond het leven weg van hen, die haar overtreden, doet de zondaars niet dood ter aarde vallen, dat Hij rechtvaardig zou kunnen op het ogenblik, dat zij de zonde bedrijven, maar verdraagt hen, en wacht om hun genadig te zijn. Gods wraak heeft Absalom laten leven waarom zou dan Davids gerechtigheid hem niet laten leven?

Ten tweede. De voorziening, die Hij getroffen heeft om hen in Zijn gunst te herstellen, opdat zij, die door hun zonde zich uit Zijn tegenwoordigheid hebben verbannen, toch niet voor eeuwig buitengeworpen en verstoten zullen zijn. Er kan voor de zondaars verzoening worden gedaan door offerande. Melaatsen en personen, die ceremonieel onrein waren, werden gebannen, maar er was een voorziening getroffen voor hun reiniging, opdat zij, hoewel voor een tijd buitengesloten, toch niet voor altijd verbannen zouden zijn. De toestand van zondaars is een toestand van verbannen zijn van God. Arme gebannen zondaren zouden waarschijnlijk voor eeuwig buitengeworpen worden van God, indien er geen maatregelen worden genomen om dit te voorkomen het is tegen de wil van God, dat zij dit zijn zouden, want Hij wil niet dat iemand verloren ga, de oneindige wijsheid heeft de rechte middelen beschikt om het te voorkomen zodat het de eigen schuld is van de zondaren, zo zij omkomen, buitengeworpen worden. Dit voorbeeld van Gods welwillendheid jegens ons allen, moet ons hart neigen om barmhartig en medelijdend te zijn voor elkaar, Matthew 18:32,Matthew 18:33.

6. Zij besluit haar toespraak met hoge loftuitingen aan de koning en sterke uitdrukkingen van haar verzekerdheid, dat hij doen zou wat recht en vriendelijk is, zowel in de ene zaak als in de andere, 2 Samuel 14:15, want, alsof de zaak werkelijk bestond, blijft zij nog pleiten voor haarzelve en voor haar zoon, maar bedoelende Absalom.

A. Zij zou de koning niet lastig gevallen zijn, als het niet was dat het volk haar vreesachtig gemaakt heeft. Wordt dit opgevat van haar eigen zaak, dan wil zij zeggen dat al haar naburen haar bevreesd maakten voor het verderf, dat over haar en haar zoon stond te komen van de zijde van de bloedwrekers, en de angst, die haar dieswege vervult, heeft haar de stoutmoedigheid gegeven om zich tot de koning zelf te wenden. Wordt er Absaloms zaak mee bedoeld, dan geeft zij de koning te kennen, wat hij tevoren niet wist, namelijk dat het volk ontevreden was wegens zijn strengheid voor Absalom, en wel in zo hoge mate, dat zij wezenlijk vreesde dat er een algemene muiterij en opstand op zou voortkomen, om welk groot onheil te voorkomen zij het gewaagd heeft tot de koning zelf te spreken. De angst, waarin zij verkeerde, moet tot verontschuldiging strekken voor haar onbeleefdheid.

B. Zij wendde zich tot hem met groot vertrouwen in zijn wijsheid en goedertierenheid. "Ik zei: ik zal zelf tot de koning spreken, en niemand vragen om voor mij te spreken, want de koning zal naar rede luisteren zelfs van zo'n gering schepsel als ik ben, hij zal het geroep horen van de verdrukten, en hij zal niet toelaten, dat ook de armste van zijn onderdanen van Gods erve verdelgd zal worden", dat is: "verdreven uit het land Israëls, om zich een toevlucht te gaan zoeken onder de onbesnedenen, zoals Absalom heeft moeten doen, wiens geval nog zoveel te erger is, nu hij, buitengesloten zijnde van het erfdeel Gods, Gods wet en inzettingen moet missen, die er anders toe zouden kunnen bijdragen om hem tot berouw en bekering te brengen, en gevaar loopt van besmet te worden met de afgoderij van de heidenen onder wie hij verblijft, en dan die besmetting ook over ons te brengen, onder ons. Om de koning te bewegen haar verzoek toe te staan, drukt zij het vaste vertrouwen uit, dat zijn antwoord troostrijk zal zijn, zoals engelen het brengen (zoals bisschop Patrick dit verklaart) die de boden zijn van Gods genade. Wat die vrouw zegt bij wijze van loftuiting, zegt de profeet bij wijze van belofte Zacheria 12:8, "het huis Davids zal zijn als de engel des Heren." "En om dit te doen "zal de Here uw God met u wezen om u te helpen voor deze en alle andere rechtspraken, die gij doen zult." Voor personen van eer inzonderheid zijn de grote verwachtingen, die men van hen koestert, even zoveel aansporingen om alles te doen wat zij kunnen, om hen niet teleur te stellen, die op hen rekenen.

Eindelijk. De koning vermoedt dat Joabs hand in dit alles is, en de vrouw bekent dit, 2 Samuel 14:18.

A. De koning heeft dit spoedig vermoed. Want hij kon niet denken dat een vrouw als deze zich uit eigen beweging voor een zaak van zoveel gewicht tot hem gewend zou hebben. En hij kende niemand, van wie het zo waarschijnlijk was om er haar toe aangezet te hebben, dan Joab, die een staatkundig man en een vriend van Absalom was.

B. Eerlijk wordt dit door de vrouw bekend. Uw knecht Joab, die heeft het mij geboden. "Als het wel gedaan is, zo laat hem er de lof voor hebben, indien het verkeerd was, zo drage hij er de schuld van". Hoewel zij bevond dat het de koning zeer aangenaam was, wilde zij toch de lof er voor niet voor zichzelve aannemen, maar zegt de waarheid zoals zij is, en geeft ons een voorbeeld om desgelijks te doen, en nooit een leugen te spreken teneinde een goed overlegd plan te verbergen. Durf waar zijn, er is niets dat een leugen nodig hebben kan.

Verzen 1-20

2 Samuël 14:1-20

I. Hier is Joabs plan om Absalom uit zijn ballingschap teruggeroepen te krijgen, zijn misdaad vergeven en zijn eerverlies herroepen, 2 Samuel 14:1. Joab was zeer ijverig in deze zaak.

1. Als een hoveling, die er zich op toelegde om zich op alle mogelijke manieren aangenaam te maken bij zijn vorst, en zijn invloed aan te wenden om al meer in gunst bij hen te komen, hij merkte dat des konings hart over Absalom was en dat hij, nu de hitte zijns toorns afgekoeld was, nog dezelfde genegenheid voor hem had, en slechts een vriend nodig had om hem tot verzoening aan te sporen, en hem het middel aan de hand te geven hoe dit te doen, zonder dat de eer van zijn gerechtigheid eronder leed. Joab, ziende hoe Davids gemoedsgesteldheid was, heeft die goede dienst op zich genomen.

2. Als een vriend van Absalom, voor wie hij misschien een bijzondere genegenheid had of die hij tenminste beschouwde als de opgaande zon, wie zich aan te bevelen zijn belang meebracht. Hij voorzag duidelijk dat zijn vader ten laatste wel met hem verzoend zou worden, en daarom dacht hij zich hen beide te vriend te maken, door hun verzoening tot stand te brengen.

3. Als een staatsman, wie het openbare welzijn ter harte gaat. Hij wist dat Absalom de lieveling des volks was, en mocht David sterven, terwijl Absalom nog in ballingschap was, dan zou er een burgeroorlog kunnen ontstaan tussen hen, die voor hem, en hen, die tegen hem waren, want het is waarschijnlijk dat hoewel geheel Israël omtrent zijn persoon genegen was, de gevoelens omtrent zijn zaak toch zeer verdeeld waren.

4. Als iemand, die zelf een misdadiger was wegens zijn moord op Abner, hij was zich bewust van bloedschuld, en dat hijzelf blootgesteld was aan de openbare gerechtigheid, alle gunst, die hij aan Absalom kon doen bewijzen, zou dus bijdragen tot opschorting van zijn eigen straf.

II. Hoe hij het aanlegde om zijn doel te bereiken. Hij liet de koning een enigszins soortgelijk geval voorleggen, en dit werd door de persoon, die hij hiervoor gebruikte, zo handig gedaan, dat de koning het als een werkelijk geval opnam en er een oordeel over uitsprak, zoals hij deed toen Nathan hem zijn gelijkenis voorstelde, en daar het oordeel ten gunste van de misdadiger uitviel, kon tot de toepassing worden overgegaan, waarin aangetoond werd, dat het geval zijn eigen gezin betrof, mocht echter de uitspraak des konings streng zijn, dan luidde de instructie aan de vrouw waarschijnlijk, om niet tot de toepassing over te gaan.

1. De persoon, die hij gebruikte, wordt niet genoemd, maar er wordt gezegd dat zij een vrouw was van Thekoa, een die hij wist geschikt te zijn voor die taak en het was nodig dat het toneel van de handeling op een afstand gelegd zou worden, opdat David het niet vreemd zou vinden, dat hij er nog niet van gehoord had. Er wordt gezegd dat zij een wijze vrouw was, een die meer vernuft en een welbespraakter tong had dan de meesten van haar geburinnen, 2 Samuel 14:2. De waarheid van het verhaal zou te minder verdacht worden, als het, gelijk verondersteld werd, uit de mond van de persoon zelf kwam.

2. Zij stelde zich voor als een troosteloze weduwe, 2 Samuel 14:2. Joab wist dat zo een gerede toegang zou vinden bij de koning, die altijd bereid was treurenden te troosten, inzonderheid treurende weduwen, hijzelf had het als erenaam Gods aangeduid, dat Hij is "een rechter van de weduwen." Psalms 68:6. Gods oor en ook Zijn hart is ongetwijfeld meer open voor het geroep van de beproefden dan dat van de barmhartigste vorst op aarde zijn kan.

3. Het was een zaak van medelijden, die zij de koning moest voorleggen, een zaak waarvoor zij geen hulp kon verkrijgen dan van des konings meedogend hart, want de wet-en bijgevolg het oordeel van al de mindere gerechtshoven-was tegen haar. Zij zegt de koning dat haar man is gestorven, 2 Samuel 14:5, dat zij twee zonen had, die de troost en steun waren van haar weduwstaat, dat deze twee twist met elkaar kregen, zoals dit meer onder jongelieden is, en streden, en dat de een de ander ongelukkig gedood heeft, 2 Samuel 14:6, dat zij hem, die de manslag had gepleegd, gaarne zou willen beschermen, want, zoals Rebekka omtrent haar twee zonen redeneerde: "Waarom zou ik van beide beroofd worden op een dag?" Genesis 27:45. Maar hoewel zij, die de naaste bloedverwante was van de verslagene, bereid was van de eis des bloedwrekers af te zien, hebben de andere bloedverwanten er op aangedrongen, dat de overlevende broeder ter dood zou gebracht worden overeenkomstig de wet, niet uit liefde voor gerechtigheid of voor de verslagene, maar opdat, door de erfgenaam om te brengen en zij waren onbeschaamd genoeg om te bekennen dat dit hun doel was-de erfenis van hen zou zijn. En aldus wilden zij:

a. Haar van haar steun en troost beroven, mijn kool uitblussen, dus een einde maken aan al mijn blijdschap in dit leven.

b. De gedachtenis haars mans uitroeien. "Zijn geslacht zal geheel uitgestorven zijn, zij zullen hem geen naam noch overblijfsel laten op de aardbodem, 2 Samuel 14:7.

4. De koning beloofde haar zijn gunst en zijn bescherming voor haar zoon. Let op, hoe de medelijdende inwilliging des konings al meer en meer toenam.

a. Op de voorstelling harer zaak beloofde hij haar in overweging te zullen nemen en er orders voor te geven, 2 Samuel 14:8. Het was bemoedigend dat hij haar verzoek niet afwees met: "Curat lex Het recht hebbe zijn loop, bloed roept om bloed, en het moet hebben waar het om roept", maar hij wil tijd hebben om er een onderzoek naar in te stellen of hetgeen zij in haar verzoek aanvoert overeenkomstig de waarheid is.

b. Hiermede is de vrouw niet tevreden, maar verzoekt dat hij terstond uitspraak zal doen te harer gunste en zo de feiten niet zijn zoals zij ze voorstelt, en er bijgevolg een verkeerde uitspraak in wordt gegeven, zo wil zij de schuld dragen, maar de koning en zijn stoel zal zij van schuld bevrijden, 2 Samuel 14:9. Dat zij dit zegt zou de koning echter niet van schuld bevrijden, indien hij een oordeel uitspreekt zonder behoorlijk kennis genomen te hebben van de zaak.

c. Aldus gedrongen zijnde, belooft hij haar nog dat zij door haar tegenstanders niet beledigd of benadeeld zal worden, maar dat hij haar tegen alle overlast zal beschermen, 2 Samuel 14:10. Magistraten moeten de beschermers zijn van verdrukte weduwen. Dit stelt haar echter niet tevreden of zij moet ook de vergiffenis van haar zoon en zijn bescherming van hem verkrijgen. Ouders zijn niet gerust of hun kinderen moeten veilig wezen, veilig in deze en in de toekomende wereld, 2 Samuel 14:11. Laat de bloedwreker mijn zoon niet verdelgen, want ik ben ongelukkig zo ik hem verlies, men zou evengoed mijn leven kunnen nemen als het zijne. De koning gedenke toch aan de Here, uw God. Dat is:

A. "Hij bevestige zijn barmhartige uitspraak door een eed, de Here onze God noemende bij wijze van beroep op Hem opdat de uitspraak onbetwistbaar en onherroepelijk zij, en dan zal ik gerust wezen". Zie Hebrews 6:17, Hebrews 6:18.

B. "Hij bedenke welke goede redenen er zijn voor deze barmhartige uitspraak, en dan zal hij er zelf in bevestigd worden. Gedenk hoe genadig en barmhartig de Here uw God is, hoe Hij de zondaren lang verdraagt, niet met hen handelt naar dat zij verdienen, maar bereid is te vergeven. Gedenk hoe de Here uw God Kaïn gespaard heeft, die zijn broeder doodsloeg en hem tegen de bloedwrekers heeft beschermd Genesis 4:15. Gedenk hoe de Here uw God het bloed van Uria vergeven heeft, en laat de koning, die barmhartigheid verkregen heeft barmhartigheid bewijzen". Niets is geschikter om ons aan te sporen tot de vervulling van elken plicht, inzonderheid tot alle daden van barmhartigheid en weldadigheid, dan de Here onze God te gedenken.

C. Deze weduwe heeft door haar aanhoudend dringen ten laatste een volkomen vergiffenis verkregen voor haar zoon, bevestigd met een eed, zoals zij het gewenst heeft. Zo waarachtig als de Here leeft, indien er een van de haren uws zoons op de aarde vallen zal! dat is: ik sta er voor in dat hem om die zaak geen leed zal geschieden". De Zone Davids heeft aan allen die zich onder Zijn bescherming hebben gesteld, de verzekering gegeven dat, al zouden zij ook om Zijnentwil ter dood gebracht worden, toch "geen haar uit hun hoofd verloren zal gaan," Luke 21:16, dat zij, hoewel voor Hem verliezende, toch niet door Hem zullen verliezen. Of David er wel aan gedaan heeft aldus de bescherming eens moordenaars op zich te nemen, die de vrijsteden niet konden beschermen, weet ik niet. Maar zoals de zaak hem voorkwam, was er niet alleen grote reden om ontferming te betonen aan de moeder, maar ook plaats genoeg voor een gunstig oordeel omtrent de zoon. Hij had zijn broeder verslagen, maar hij heeft hem tevoren niet gehaat. Het was op een plotselinge terging, en voorzoveel men wist kon het in zelfverdediging zijn geschied. Hijzelf heeft dit niet aangevoerd, maar de rechter moet de voorspraak zijn van de beschuldigde, en daarom: Laat ditmaal de barmhartigheid roemen tegen het oordeel.

5. De zaak aldus uitgewezen zijnde ten gunste van haar zoon, is het nu tijd om dit toe te passen op des konings zoon, Absalom. Zij begint het masker af te werpen, en nu doet zich een ander toneel voor. De koning is verrast, maar volstrekt niet misnoegd, om in deze nederige smekelinge plotseling een persoon te zien, die hem bestraft, zich als zijn raadgeefster opwerpt, en als voorspraak voor de prins, zijn zoon, als de mond des volks, om hem hun gevoelen kenbaar te maken. Zij vraagt hem om vergeving en om geduld te hebben voor hetgeen zij nog verder te zeggen heeft, 2 Samuel 14:12, en zij verkrijgt verlof om het te zeggen, daar de koning veel behagen vindt in haar vernuft en haar wijze van spreken.

A. Zij stelt Absaloms zaak voor als in werkelijkheid gelijkstaande met die, welke zij als de zaak haars zoons had voorgesteld, en daarom: als de koning haar zoon wilde beschermen, hoewel hij zijn broeder had gedood, dan behoort hij nog veel meer zijn eigen zoon te beschermen en zijn verstotene weer te halen, 2 Samuel 14:13. "Mutate nomine, de te fabula narratur-Verander slechts de namen, en van u is het verhaal." Zij noemt Absalom niet, en dat was ook niet nodig, David verlangde zo naar hem, en zijn gedachten waren zo van hem vervuld, dat hij spoedig begreep wie zij bedoelde met zijn verstotene. En in die twee woorden waren twee argumenten, waarvan des konings teder hart de volle kracht gevoelde: "Hij is verbannen, verstoten, en heeft gedurende drie jaren de schande en de angst en al de ongemakken van de ballingschap verduurd, de zodanige is deze bestraffing genoeg, maar hij is uw verstotene, uw eigen zoon, een deel van uzelf, uw geliefde zoon.

Het is waar, Absaloms zaak verschilde grotelijks van die, welke zij had voorgesteld. Absalom heeft zijn broeder niet plotseling in een opwelling van toorn gedood, maar boosaardig, uit een lang- gekoesterde wrok, niet in het veld, waar geen getuigen waren, maar aan tafel, voor de ogen van zijn gasten. Absalom was ook niet, zoals haar zoon, een enige zoon, David had er nog velen, en een, die pas onlangs was geboren van wie het veel meer waarschijnlijk is dat hij zijn opvolger zal zijn, want hij was Jedid-Jah genoemd, omdat God hem liefhad. Maar David was zelf die zaak te zeer toegedaan om aanmerkingen te maken op het ongelijke in die gevallen, en was meer begerig dan zij kon zijn, om aan zijn eigen zoon het gunstig oordeel te brengen, dat hij betreffende haar zoon had gegeven.

B. Zij redeneert er over met de koning om hem te bewegen Absalom uit zijn ballingschap terug te roepen, hem vergeving te schenken en hem weer in gunst aan te nemen.

a. Zij pleit op het belang, dat het volk van Israël in hem stelt. "Wat tegen hem wordt gedaan, wordt gedaan tegen het volk Gods, die het oog op hem hebben als erfgenaam van de kroon, tenminste het oog hebben op het huis Davids in het algemeen, waarmee het verbond gemaakt is, en waarvan zij dus de vermindering of het verval niet kunnen aanzien, doordat zovelen van zijn loten in de bloei hunner jaren worden afgesneden. Want daaruit dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, want hij wil er wel in voorzien, dat de naam en de gedachtenis mijns mans niet worde afgesneden, maar heeft er geen bekommernis over dat zijn eigen naam en gedachtenis in gevaar is, terwijl die toch van veel meer waardij en gewicht zijn dan tienduizenden van ons.

b. Zij voert de sterflijkheid aan van de mens, 2 Samuel 14:14. Wij zullen de dood sterven, dit is voor ons bestemd, wij kunnen er niet aan ontkomen, noch de dood verschuiven of uitstellen. Wij bevinden ons allen onder de noodlottige noodzakelijkheid van te moeten sterven, en als wij dood zijn, kunnen wij niet meer in het leven teruggeroepen worden, wij zijn dan als water dat ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt, ja, terwijl wij nog leven zijn wij reeds zo, wij hebben onze onsterflijkheid verloren, en kunnen haar niet herwinnen. Amnon zou eens hebben moeten sterven al had Absalom hem niet gedood, en als Absalom nu ter dood gebracht moet worden, omdat hij hem gedood heeft, dat zal hem, Amnon, niet weer in het leven terugbrengen. Dat was een armzalige redenering, en zou kunnen dienen tegen het straffen van elke moordenaar, maar het schijnt dat Amnon weinig bemind of geacht was bij het volk, en dat zijn dood weinig betreurd werd, en algemeen vond men het hard, dat zo'n dierbaar leven als dat van Absalom gegeven zou worden voor een leven, zo weinig gewaardeerd als dat van Amnon.

c. Zij pleit op Gods barmhartigheid en Zijn goedertierenheid jegens arme schuldige zondaren. "God zal de ziel, of het leven, niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij de verstotene Zijn kinderen, die tegen Hem overtreden hebben, en onderhevig zijn aan Zijn gerechtigheid, zoals Absalom aan de uwe, niet voor altijd van zich verstote, 2 Samuel 14:14. Hier zijn twee grote voorbeelden van Gods barmhartigheid jegens zondaren gepast aangewend als redenen om genade te betonen. Ten eerste. De lankmoedigheid, die Hij hun betoont. Zijn wet wordt overtreden, maar Hij neemt niet terstond het leven weg van hen, die haar overtreden, doet de zondaars niet dood ter aarde vallen, dat Hij rechtvaardig zou kunnen op het ogenblik, dat zij de zonde bedrijven, maar verdraagt hen, en wacht om hun genadig te zijn. Gods wraak heeft Absalom laten leven waarom zou dan Davids gerechtigheid hem niet laten leven?

Ten tweede. De voorziening, die Hij getroffen heeft om hen in Zijn gunst te herstellen, opdat zij, die door hun zonde zich uit Zijn tegenwoordigheid hebben verbannen, toch niet voor eeuwig buitengeworpen en verstoten zullen zijn. Er kan voor de zondaars verzoening worden gedaan door offerande. Melaatsen en personen, die ceremonieel onrein waren, werden gebannen, maar er was een voorziening getroffen voor hun reiniging, opdat zij, hoewel voor een tijd buitengesloten, toch niet voor altijd verbannen zouden zijn. De toestand van zondaars is een toestand van verbannen zijn van God. Arme gebannen zondaren zouden waarschijnlijk voor eeuwig buitengeworpen worden van God, indien er geen maatregelen worden genomen om dit te voorkomen het is tegen de wil van God, dat zij dit zijn zouden, want Hij wil niet dat iemand verloren ga, de oneindige wijsheid heeft de rechte middelen beschikt om het te voorkomen zodat het de eigen schuld is van de zondaren, zo zij omkomen, buitengeworpen worden. Dit voorbeeld van Gods welwillendheid jegens ons allen, moet ons hart neigen om barmhartig en medelijdend te zijn voor elkaar, Matthew 18:32,Matthew 18:33.

6. Zij besluit haar toespraak met hoge loftuitingen aan de koning en sterke uitdrukkingen van haar verzekerdheid, dat hij doen zou wat recht en vriendelijk is, zowel in de ene zaak als in de andere, 2 Samuel 14:15, want, alsof de zaak werkelijk bestond, blijft zij nog pleiten voor haarzelve en voor haar zoon, maar bedoelende Absalom.

A. Zij zou de koning niet lastig gevallen zijn, als het niet was dat het volk haar vreesachtig gemaakt heeft. Wordt dit opgevat van haar eigen zaak, dan wil zij zeggen dat al haar naburen haar bevreesd maakten voor het verderf, dat over haar en haar zoon stond te komen van de zijde van de bloedwrekers, en de angst, die haar dieswege vervult, heeft haar de stoutmoedigheid gegeven om zich tot de koning zelf te wenden. Wordt er Absaloms zaak mee bedoeld, dan geeft zij de koning te kennen, wat hij tevoren niet wist, namelijk dat het volk ontevreden was wegens zijn strengheid voor Absalom, en wel in zo hoge mate, dat zij wezenlijk vreesde dat er een algemene muiterij en opstand op zou voortkomen, om welk groot onheil te voorkomen zij het gewaagd heeft tot de koning zelf te spreken. De angst, waarin zij verkeerde, moet tot verontschuldiging strekken voor haar onbeleefdheid.

B. Zij wendde zich tot hem met groot vertrouwen in zijn wijsheid en goedertierenheid. "Ik zei: ik zal zelf tot de koning spreken, en niemand vragen om voor mij te spreken, want de koning zal naar rede luisteren zelfs van zo'n gering schepsel als ik ben, hij zal het geroep horen van de verdrukten, en hij zal niet toelaten, dat ook de armste van zijn onderdanen van Gods erve verdelgd zal worden", dat is: "verdreven uit het land Israëls, om zich een toevlucht te gaan zoeken onder de onbesnedenen, zoals Absalom heeft moeten doen, wiens geval nog zoveel te erger is, nu hij, buitengesloten zijnde van het erfdeel Gods, Gods wet en inzettingen moet missen, die er anders toe zouden kunnen bijdragen om hem tot berouw en bekering te brengen, en gevaar loopt van besmet te worden met de afgoderij van de heidenen onder wie hij verblijft, en dan die besmetting ook over ons te brengen, onder ons. Om de koning te bewegen haar verzoek toe te staan, drukt zij het vaste vertrouwen uit, dat zijn antwoord troostrijk zal zijn, zoals engelen het brengen (zoals bisschop Patrick dit verklaart) die de boden zijn van Gods genade. Wat die vrouw zegt bij wijze van loftuiting, zegt de profeet bij wijze van belofte Zacheria 12:8, "het huis Davids zal zijn als de engel des Heren." "En om dit te doen "zal de Here uw God met u wezen om u te helpen voor deze en alle andere rechtspraken, die gij doen zult." Voor personen van eer inzonderheid zijn de grote verwachtingen, die men van hen koestert, even zoveel aansporingen om alles te doen wat zij kunnen, om hen niet teleur te stellen, die op hen rekenen.

Eindelijk. De koning vermoedt dat Joabs hand in dit alles is, en de vrouw bekent dit, 2 Samuel 14:18.

A. De koning heeft dit spoedig vermoed. Want hij kon niet denken dat een vrouw als deze zich uit eigen beweging voor een zaak van zoveel gewicht tot hem gewend zou hebben. En hij kende niemand, van wie het zo waarschijnlijk was om er haar toe aangezet te hebben, dan Joab, die een staatkundig man en een vriend van Absalom was.

B. Eerlijk wordt dit door de vrouw bekend. Uw knecht Joab, die heeft het mij geboden. "Als het wel gedaan is, zo laat hem er de lof voor hebben, indien het verkeerd was, zo drage hij er de schuld van". Hoewel zij bevond dat het de koning zeer aangenaam was, wilde zij toch de lof er voor niet voor zichzelve aannemen, maar zegt de waarheid zoals zij is, en geeft ons een voorbeeld om desgelijks te doen, en nooit een leugen te spreken teneinde een goed overlegd plan te verbergen. Durf waar zijn, er is niets dat een leugen nodig hebben kan.

Verzen 21-27

2 Samuël 14:21-27

I. Merk hier op: de orders, die gegeven worden om Absalom terug te brengen, de zaak, waarvoor de vrouw tot David gekomen was, was hem zo aangenaam, en haar beleid daarbij zo verstandig en verrassend, dat hij er door in een zeer vriendelijk, welwillend humeur kwam. "Ga heen" zegt hij tot Joab, "haal de jongeling Absalom weer", 2 Samuel 14:21. Hijzelf was geneigd hem gunst te betonen, maar voor de eer van zijn gerechtigheid wilde hij het niet doen dan op voorspraak van anderen, hetgeen de methode van de Goddelijke genade kan voorstellen. Het is waar, God heeft gedachten van ontferming voor arme zondaren, Hij wil niet dat zij zullen omkomen, maar Hij is met hen verzoend door de Middelaar, die voor hen bij Hem tussenbeide treedt, en aan wie Hij deze orders heeft gegeven "Ga heen, haal hen weer. God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende, " en Hij is in dit land van onze ballingschap gekomen, om ons tot God te brengen. Joab, deze orders ontvangen hebbende:

1. Betuigt de koning dank voor de eer, die hij hem aandeed door hem te gebruiken voor een zaak, die zo algemene voldoening schonk, 2 Samuel 14:22. Joab beschouwde het als een vriendelijkheid jegens hemzelf en (naar sommigen denken) als een aanduiding, dat hij hem nooit ter verantwoording zou roepen voor de moord, die hij gepleegd had. Maar indien hij dit dacht, dan vergiste hij zich, zoals wij zien in 1 Kings 2:5, 1 Kings 2:6 .

2. Stelt niet uit om Davids orders ten uitvoer te brengen, hij bracht Absalom te Jeruzalem, 2 Samuel 14:23. Ik zie niet hoe David gerechtvaardigd kan worden in zijn schorsen van de aloude wet, Genesis 9:6, "Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden," waarin een rechtvaardig magistraat zelfs "zijn broederen niet moet kennen en zijn zonen niet moet achten." Gods wetten waren nooit bedoeld om als spinnewebben te zijn, die de kleine vliegen vangen, maar de grote doorlaten. God heeft Absalom rechtvaardig tot een gesel gemaakt voor hem, wiens dwaas medelijden hem aldus gespaard heeft. Maar hoewel hij hem vergunde naar zijn eigen huis terug te keren, verbood hij hem toch aan het hof te komen, en wilde zelfs hem niet zien, 2 Samuel 14:24. Hij legde hem onder dit verbod:

a. Om der wille van zijn eigen eer, om de schijn niet te hebben van zo'n groot misdadiger te steunen, noch hem al te gemakkelijk gratie te verlenen. Misschien had hij iets gehoord van zijn gedrag toen Joab hem ging halen, dat hem maar al te veel reden gaf om te denken dat hij geen werkelijk berouw had, daarom legde hij hem onder dit teken van zijn misnoegen, teneinde hem te doen ontwaken tot het besef van zijn zonde, en tot berouw en smart er over en zich met God te verzoenen, dan zou David op het eerste teken hiervan ongetwijfeld hem terstond weer in gunst hebben aangenomen.

II. Naar aanleiding hiervan wordt een bericht gegeven omtrent Absalom. Er wordt niets gezegd van zijn wijsheid of Godsvrucht, hoewel hij de zoon was van zo'n vroom vader lezen wij niets van zijn vroomheid. Ouders kunnen aan hun kinderen geen genade geven al geven zij hun ook nog zo'n goede opvoeding. Al wat hier van hem gezegd wordt, is:

1. Dat hij een zeer schoon man was, in geheel Israël werd niemand gevonden, die hem gelijk was in schoonheid, 2 Samuel 14:25. Een armzalige lof voor iemand in wie niets anders gevonden werd dat loffelijk was. Schoon is wie schone daden doet. Menige bevlekte, verdorven ziel huist in een schoon lichaam, getuige die van Absalom, die bevlekt was door bloed en misvormd was door onnatuurlijke ongenegenheid voor zijn vader en vorst. In zijn lichaam was geen gebrek, maar in zijn ziel was er niets dan wonden en etterbuilen. Misschien was dit een reden, waarom zijn vader zo veel van hem hield, en hem beschermd heeft tegen de gerechtigheid. Diegenen hebben reden te vrezen, dat zij verdriet zullen hebben van hun kinderen, die meer ingenomen zijn met hun schoonheid dan met hun deugd.

2. Dat hij zeer fraai hoofdhaar had. Hetzij het de lengte er van was, of de kleur of de buitengewone zachtheid, er was iets in, waardoor het zeer kostbaar en een sieraad voor hem was, 2 Samuel 14:26. Deze nota wordt van zijn haar genomen, niet zoals van het haar eens nazireërs-verre van hem was die strengheid van levenswijze-maar als van het haar van een pronker. Hij liet het groeien, totdat het een last voor hem was en zwaar op hem woog, maar zolang hij het enigszins kon dragen wilde hij het niet laten afknippen, gelijk hoogmoed geen koude gevoelt, zo gevoelt hij ook geen hitte, en hetgeen die hoogmoed streelt en bevredigt, daarover wordt niet geklaagd, al veroorzaakt het ook nog zoveel ongerief. Als hij van tijd tot tijd zijn hoofd toch beschoor, dan liet hij het wegen om er mee te pronken, opdat het gezien zou worden, hoe ver het het haar van andere mannen overtrof, het woog twee honderd sikkelen, naar sommiger berekening was dit gelijk aan drie pond en twee ons van ons gewicht, en met de olie en het poeder, inzonderheid als het met stofgoud gepoederd werd, (Josephus zegt dat dit toen de mode was) denkt bisschop Patrick, dat het volstrekt niet ongelooflijk is, dat het zoveel woog. Dit fraaie haar bleek zijn strop te zijn, 2 Samuel 18:9.

3. Dat zijn gezin begon gebouwd te worden. Waarschijnlijk duurde het lang eer hij een kind had, en toen was het dat hij, wanhopende om er een te hebben, die pilaar voor zich had opgericht, vermeld in 2 Samuel 18:18, om aan zijn naam te doen gedenken, maar daarna had hij drie zonen en een dochter, 2 Samuel 14:27. Of misschien zijn deze zonen door de rechtvaardige hand Gods afgesneden, toen hij het komplot van zijn rebellie smeedde, en heeft hij toen die pilaar opgericht.

Verzen 21-27

2 Samuël 14:21-27

I. Merk hier op: de orders, die gegeven worden om Absalom terug te brengen, de zaak, waarvoor de vrouw tot David gekomen was, was hem zo aangenaam, en haar beleid daarbij zo verstandig en verrassend, dat hij er door in een zeer vriendelijk, welwillend humeur kwam. "Ga heen" zegt hij tot Joab, "haal de jongeling Absalom weer", 2 Samuel 14:21. Hijzelf was geneigd hem gunst te betonen, maar voor de eer van zijn gerechtigheid wilde hij het niet doen dan op voorspraak van anderen, hetgeen de methode van de Goddelijke genade kan voorstellen. Het is waar, God heeft gedachten van ontferming voor arme zondaren, Hij wil niet dat zij zullen omkomen, maar Hij is met hen verzoend door de Middelaar, die voor hen bij Hem tussenbeide treedt, en aan wie Hij deze orders heeft gegeven "Ga heen, haal hen weer. God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende, " en Hij is in dit land van onze ballingschap gekomen, om ons tot God te brengen. Joab, deze orders ontvangen hebbende:

1. Betuigt de koning dank voor de eer, die hij hem aandeed door hem te gebruiken voor een zaak, die zo algemene voldoening schonk, 2 Samuel 14:22. Joab beschouwde het als een vriendelijkheid jegens hemzelf en (naar sommigen denken) als een aanduiding, dat hij hem nooit ter verantwoording zou roepen voor de moord, die hij gepleegd had. Maar indien hij dit dacht, dan vergiste hij zich, zoals wij zien in 1 Kings 2:5, 1 Kings 2:6 .

2. Stelt niet uit om Davids orders ten uitvoer te brengen, hij bracht Absalom te Jeruzalem, 2 Samuel 14:23. Ik zie niet hoe David gerechtvaardigd kan worden in zijn schorsen van de aloude wet, Genesis 9:6, "Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden," waarin een rechtvaardig magistraat zelfs "zijn broederen niet moet kennen en zijn zonen niet moet achten." Gods wetten waren nooit bedoeld om als spinnewebben te zijn, die de kleine vliegen vangen, maar de grote doorlaten. God heeft Absalom rechtvaardig tot een gesel gemaakt voor hem, wiens dwaas medelijden hem aldus gespaard heeft. Maar hoewel hij hem vergunde naar zijn eigen huis terug te keren, verbood hij hem toch aan het hof te komen, en wilde zelfs hem niet zien, 2 Samuel 14:24. Hij legde hem onder dit verbod:

a. Om der wille van zijn eigen eer, om de schijn niet te hebben van zo'n groot misdadiger te steunen, noch hem al te gemakkelijk gratie te verlenen. Misschien had hij iets gehoord van zijn gedrag toen Joab hem ging halen, dat hem maar al te veel reden gaf om te denken dat hij geen werkelijk berouw had, daarom legde hij hem onder dit teken van zijn misnoegen, teneinde hem te doen ontwaken tot het besef van zijn zonde, en tot berouw en smart er over en zich met God te verzoenen, dan zou David op het eerste teken hiervan ongetwijfeld hem terstond weer in gunst hebben aangenomen.

II. Naar aanleiding hiervan wordt een bericht gegeven omtrent Absalom. Er wordt niets gezegd van zijn wijsheid of Godsvrucht, hoewel hij de zoon was van zo'n vroom vader lezen wij niets van zijn vroomheid. Ouders kunnen aan hun kinderen geen genade geven al geven zij hun ook nog zo'n goede opvoeding. Al wat hier van hem gezegd wordt, is:

1. Dat hij een zeer schoon man was, in geheel Israël werd niemand gevonden, die hem gelijk was in schoonheid, 2 Samuel 14:25. Een armzalige lof voor iemand in wie niets anders gevonden werd dat loffelijk was. Schoon is wie schone daden doet. Menige bevlekte, verdorven ziel huist in een schoon lichaam, getuige die van Absalom, die bevlekt was door bloed en misvormd was door onnatuurlijke ongenegenheid voor zijn vader en vorst. In zijn lichaam was geen gebrek, maar in zijn ziel was er niets dan wonden en etterbuilen. Misschien was dit een reden, waarom zijn vader zo veel van hem hield, en hem beschermd heeft tegen de gerechtigheid. Diegenen hebben reden te vrezen, dat zij verdriet zullen hebben van hun kinderen, die meer ingenomen zijn met hun schoonheid dan met hun deugd.

2. Dat hij zeer fraai hoofdhaar had. Hetzij het de lengte er van was, of de kleur of de buitengewone zachtheid, er was iets in, waardoor het zeer kostbaar en een sieraad voor hem was, 2 Samuel 14:26. Deze nota wordt van zijn haar genomen, niet zoals van het haar eens nazireërs-verre van hem was die strengheid van levenswijze-maar als van het haar van een pronker. Hij liet het groeien, totdat het een last voor hem was en zwaar op hem woog, maar zolang hij het enigszins kon dragen wilde hij het niet laten afknippen, gelijk hoogmoed geen koude gevoelt, zo gevoelt hij ook geen hitte, en hetgeen die hoogmoed streelt en bevredigt, daarover wordt niet geklaagd, al veroorzaakt het ook nog zoveel ongerief. Als hij van tijd tot tijd zijn hoofd toch beschoor, dan liet hij het wegen om er mee te pronken, opdat het gezien zou worden, hoe ver het het haar van andere mannen overtrof, het woog twee honderd sikkelen, naar sommiger berekening was dit gelijk aan drie pond en twee ons van ons gewicht, en met de olie en het poeder, inzonderheid als het met stofgoud gepoederd werd, (Josephus zegt dat dit toen de mode was) denkt bisschop Patrick, dat het volstrekt niet ongelooflijk is, dat het zoveel woog. Dit fraaie haar bleek zijn strop te zijn, 2 Samuel 18:9.

3. Dat zijn gezin begon gebouwd te worden. Waarschijnlijk duurde het lang eer hij een kind had, en toen was het dat hij, wanhopende om er een te hebben, die pilaar voor zich had opgericht, vermeld in 2 Samuel 18:18, om aan zijn naam te doen gedenken, maar daarna had hij drie zonen en een dochter, 2 Samuel 14:27. Of misschien zijn deze zonen door de rechtvaardige hand Gods afgesneden, toen hij het komplot van zijn rebellie smeedde, en heeft hij toen die pilaar opgericht.

Verzen 28-33

2 Samuël 14:28-33

Drie jaren had Absalom in ballingschap doorgebracht bij zijn grootvader, en twee jaren als gevangene op vrije voeten in zijn eigen huis, en in die beide toestanden wordt hij beter behandeld dan hij verdiend had, maar zijn hart is nog niet verootmoedigd, zijn hoogmoed niet ternedergeworpen, en, inplaats van dankbaar te zijn dat hem het leven gespaard is, acht hij zich grotelijks verongelijkt omdat hij niet in al zijn ereplaatsen aan het hof is hersteld. Indien hij waarlijk berouw had gehad van zijn zonde, dan zou zijn afwezigheid van de hoffeesten, en zijn eenzaamheid en afzondering in zijn eigen huis, inzonderheid wijl hij toch te Jeruzalem, de heilige stad, was, hem zeer aangenaam geweest zijn. Als een moordenaar in het leven moet blijven, zo laat hem altijd in afzondering leven. Maar Absalom kan die rechtvaardige en zachte vernedering niet dragen, hij verlangt des konings aangezicht te zien, voorgevende dat het was omdat hij hem liefhad, maar in werkelijkheid omdat hij naar een gelegenheid zocht om hem te verdringen. Hij kan zijn vader geen kwaad doen, voordat hij met hem verzoend is, dit is dus nu het eerste bedrijf van het komplot, deze adder kan niet weer bijten, voordat hij aan zijns vaders hart verwarmd is. Hij bereikte zijn doel, niet door voorgewende onderworpenheid en beloften van verbetering, maar -zou men het willen geloven? -door belediging en kwaad doen.

1. Door zijn onbeschaamdheid tegenover Joab, bracht hij deze terstond tot zich. Eenmaal en nogmaals had hij om Joab gezonden dat deze tot hem zou komen om met hem te spreken, (want tot hem gaan durfde hij niet) maar Joab wilde niet komen, 2 Samuel 14:29, waarschijnlijk omdat Absalom hem niet zoveel dankbaarheid betoonde als hij moest voor zijn vriendelijkheid van hem weer naar Jeruzalem teruggebracht te hebben, hoogmoedige mensen beschouwen elke dienst, die men hun bewijst, als iets dat men hun verschuldigd is. Men zou gedacht hebben dat iemand in Absaloms omstandigheden een vriendelijke boodschap aan Joab gezonden zou hebben, hem een ruime beloning zou hebben aangeboden, want hovelingen verwachten dit, maar inplaats hiervan gebiedt hij zijn dienaren Joabs korenveld in brand te steken, 2 Samuel 14:30, een daad zo boosaardig als hij maar bedenken kon. Simson heeft geen groter kwaad dan dit kunnen bedenken om aan de Filistijnen te doen. Het is vreemd dat Absalom dacht, dat hij door aan Joab kwaad te doen, hem zou bewegen om hem een vriendelijkheid te bewijzen, of zich zou aanbevelen in de gunst van zijn vorst of zijn volk, door zich zo boosaardig te tonen, en zo'n vijand van het algemene welzijn, want het vuur had zich naar andere korenvelden kunnen verspreiden. Toch heeft hij Joab hier werkelijk door tot zich gebracht, 2 Samuel 14:38. Zo brengt God door beproevingen hen tot zich, die zich ver van Hem hebben gehouden. Absalom was door de wet verplicht schadevergoeding te geven, Exodus 22:6, maar wij bevinden niet dat hij het aangeboden of dat Joab het geëist heeft. Joab heeft misschien gedacht dat hij zijn weigering om met hem te gaan spreken niet kon rechtvaardigen, en daarom heeft Absalom gedacht dat hij deze manier om hem tot zich te doen komen wel kon rechtvaardigen. En nu ziet Joab niet slechts deze belediging over het hoofd, (misschien was hij verschrikt door Absaloms verbazende stoutmoedigheid en woede, en vrezende dat hij genoeg invloed op het volk had verkregen, dat zij hem ook in de vermetelste daden en ondernemingen zouden steunen, want anders zou hij dit nooit gewaagd hebben) maar gaat ook zijn boodschap doen bij de koning. Zie wat sommige mensen niet al doen kunnen door dreigementen, en door zich hoog en trots aan te stellen.

2. Door zijn onbeschaamde boodschap (ik kan haar met geen betere naam bestempelen) aan de koning, herkreeg hij zijn plaats aan het hof, om des konings aangezicht te zien dat is: om geheim raadsheer te worden, Esther 1:14.. a. Zijn boodschap was trots en gebiedend, zeer weinig gepast voor een zoon of voor een onderdaan, 2 Samuel 14:32. Hij onderschatte de gunst, die hem bewezen was in zijn terugroeping uit de ballingschap en vergunning om in zijn eigen huis weer te keren en dat nog wel in Jeruzalem. Waarom ben ik van Gesur gekomen? Hij loochent zijn eigen misdaden hoewel zij algemeen bekend waren, en wil niet erkennen dat er enigerlei ongerechtigheid in hem was, en geeft dus te kennen dat hem onrecht was aangedaan in de bestraffing, waaronder hij lag. Hij tart des konings gerechtigheid, "hij dode mij, indien hij dit van zich kan verkrijgen", wetende dat hij hem daar al te lief voor had.

b. Toch heeft hij door deze boodschap zijn doel bereikt, 2 Samuel 14:33. Davids sterke genegenheid voor hem heeft in dat alles de taal gezien van grote eerbied voor zijn vader en een vurige begeerte naar zijn gunst, terwijl zij, helaas, niets minder dan dat was. Zie hoe licht wijze en goede mensen bedrogen kunnen worden door hun eigen kinderen, die kwade bedoelingen hebben, inzonderheid als zij een blinde liefde voor hen koesteren. Door de houding van zijn lichaam betuigde Absalom onderdanigheid aan zijn vader, hij boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, en David heeft met een kus zijn vergiffenis bezegeld. Hebben de ingewanden van de barmhartigheid eens vaders hem bewogen om zich met een onboetvaardige zoon te verzoenen, en zullen dan berouwvolle, boetvaardige zondaren twijfelen aan de ontferming van Hem, die de Vader is van de barmhartigheid? Als Efraïm zich beklaagt dan zal God hem spoedig beklagen, met al de vriendelijke uitdrukkingen van een vaderlijke tederheid: "hij is mij een dierbare zoon, een troetelkind," Jeremiah 31:20.

Verzen 28-33

2 Samuël 14:28-33

Drie jaren had Absalom in ballingschap doorgebracht bij zijn grootvader, en twee jaren als gevangene op vrije voeten in zijn eigen huis, en in die beide toestanden wordt hij beter behandeld dan hij verdiend had, maar zijn hart is nog niet verootmoedigd, zijn hoogmoed niet ternedergeworpen, en, inplaats van dankbaar te zijn dat hem het leven gespaard is, acht hij zich grotelijks verongelijkt omdat hij niet in al zijn ereplaatsen aan het hof is hersteld. Indien hij waarlijk berouw had gehad van zijn zonde, dan zou zijn afwezigheid van de hoffeesten, en zijn eenzaamheid en afzondering in zijn eigen huis, inzonderheid wijl hij toch te Jeruzalem, de heilige stad, was, hem zeer aangenaam geweest zijn. Als een moordenaar in het leven moet blijven, zo laat hem altijd in afzondering leven. Maar Absalom kan die rechtvaardige en zachte vernedering niet dragen, hij verlangt des konings aangezicht te zien, voorgevende dat het was omdat hij hem liefhad, maar in werkelijkheid omdat hij naar een gelegenheid zocht om hem te verdringen. Hij kan zijn vader geen kwaad doen, voordat hij met hem verzoend is, dit is dus nu het eerste bedrijf van het komplot, deze adder kan niet weer bijten, voordat hij aan zijns vaders hart verwarmd is. Hij bereikte zijn doel, niet door voorgewende onderworpenheid en beloften van verbetering, maar -zou men het willen geloven? -door belediging en kwaad doen.

1. Door zijn onbeschaamdheid tegenover Joab, bracht hij deze terstond tot zich. Eenmaal en nogmaals had hij om Joab gezonden dat deze tot hem zou komen om met hem te spreken, (want tot hem gaan durfde hij niet) maar Joab wilde niet komen, 2 Samuel 14:29, waarschijnlijk omdat Absalom hem niet zoveel dankbaarheid betoonde als hij moest voor zijn vriendelijkheid van hem weer naar Jeruzalem teruggebracht te hebben, hoogmoedige mensen beschouwen elke dienst, die men hun bewijst, als iets dat men hun verschuldigd is. Men zou gedacht hebben dat iemand in Absaloms omstandigheden een vriendelijke boodschap aan Joab gezonden zou hebben, hem een ruime beloning zou hebben aangeboden, want hovelingen verwachten dit, maar inplaats hiervan gebiedt hij zijn dienaren Joabs korenveld in brand te steken, 2 Samuel 14:30, een daad zo boosaardig als hij maar bedenken kon. Simson heeft geen groter kwaad dan dit kunnen bedenken om aan de Filistijnen te doen. Het is vreemd dat Absalom dacht, dat hij door aan Joab kwaad te doen, hem zou bewegen om hem een vriendelijkheid te bewijzen, of zich zou aanbevelen in de gunst van zijn vorst of zijn volk, door zich zo boosaardig te tonen, en zo'n vijand van het algemene welzijn, want het vuur had zich naar andere korenvelden kunnen verspreiden. Toch heeft hij Joab hier werkelijk door tot zich gebracht, 2 Samuel 14:38. Zo brengt God door beproevingen hen tot zich, die zich ver van Hem hebben gehouden. Absalom was door de wet verplicht schadevergoeding te geven, Exodus 22:6, maar wij bevinden niet dat hij het aangeboden of dat Joab het geëist heeft. Joab heeft misschien gedacht dat hij zijn weigering om met hem te gaan spreken niet kon rechtvaardigen, en daarom heeft Absalom gedacht dat hij deze manier om hem tot zich te doen komen wel kon rechtvaardigen. En nu ziet Joab niet slechts deze belediging over het hoofd, (misschien was hij verschrikt door Absaloms verbazende stoutmoedigheid en woede, en vrezende dat hij genoeg invloed op het volk had verkregen, dat zij hem ook in de vermetelste daden en ondernemingen zouden steunen, want anders zou hij dit nooit gewaagd hebben) maar gaat ook zijn boodschap doen bij de koning. Zie wat sommige mensen niet al doen kunnen door dreigementen, en door zich hoog en trots aan te stellen.

2. Door zijn onbeschaamde boodschap (ik kan haar met geen betere naam bestempelen) aan de koning, herkreeg hij zijn plaats aan het hof, om des konings aangezicht te zien dat is: om geheim raadsheer te worden, Esther 1:14.. a. Zijn boodschap was trots en gebiedend, zeer weinig gepast voor een zoon of voor een onderdaan, 2 Samuel 14:32. Hij onderschatte de gunst, die hem bewezen was in zijn terugroeping uit de ballingschap en vergunning om in zijn eigen huis weer te keren en dat nog wel in Jeruzalem. Waarom ben ik van Gesur gekomen? Hij loochent zijn eigen misdaden hoewel zij algemeen bekend waren, en wil niet erkennen dat er enigerlei ongerechtigheid in hem was, en geeft dus te kennen dat hem onrecht was aangedaan in de bestraffing, waaronder hij lag. Hij tart des konings gerechtigheid, "hij dode mij, indien hij dit van zich kan verkrijgen", wetende dat hij hem daar al te lief voor had.

b. Toch heeft hij door deze boodschap zijn doel bereikt, 2 Samuel 14:33. Davids sterke genegenheid voor hem heeft in dat alles de taal gezien van grote eerbied voor zijn vader en een vurige begeerte naar zijn gunst, terwijl zij, helaas, niets minder dan dat was. Zie hoe licht wijze en goede mensen bedrogen kunnen worden door hun eigen kinderen, die kwade bedoelingen hebben, inzonderheid als zij een blinde liefde voor hen koesteren. Door de houding van zijn lichaam betuigde Absalom onderdanigheid aan zijn vader, hij boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, en David heeft met een kus zijn vergiffenis bezegeld. Hebben de ingewanden van de barmhartigheid eens vaders hem bewogen om zich met een onboetvaardige zoon te verzoenen, en zullen dan berouwvolle, boetvaardige zondaren twijfelen aan de ontferming van Hem, die de Vader is van de barmhartigheid? Als Efraïm zich beklaagt dan zal God hem spoedig beklagen, met al de vriendelijke uitdrukkingen van een vaderlijke tederheid: "hij is mij een dierbare zoon, een troetelkind," Jeremiah 31:20.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Samuel 14". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-samuel-14.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile