Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Ezechiël 12

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 12

Hoewel het visioen van de heerlijkheid Gods van de profeet opgetrokken was, toch bereikt Gods Woord hem nog, en wordt door hem tot het volk gezonden met hetzelfde doel, dat hem in het visioen geopenbaard was, namelijk de verschrikkelijke oordelen te verkondigen, die over Jeruzalem zouden komen, waardoor stad en tempel geheel verwoest zouden worden In dit hoofdstuk,

I. Moet de profeet, door zijn huis te verlaten en zijn benodigdheden mee te nemen een teken zijn van Zedekia's vlucht uit Jeruzalem In de grootste ontsteltenis, omdat de Chaldeen de stad innamen, Ezekiel 12:1.

II. Moet de profeet, door zijn brood met beving te eten, een teken zijn van de honger in de stad, gedurende het beleg, en van de ontsteltenis, die de inwoners overmeesteren zou Ezekiel 12:17.

III. Wordt een boodschap van God tot het volk gezonden, om hen te verzekeren, dat al deze voorspellingen haastiglijk vervuld zouden worden, en niet uitgesteld, met welke hoop zij zich vleiden, Ezekiel 12:21.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 12

Hoewel het visioen van de heerlijkheid Gods van de profeet opgetrokken was, toch bereikt Gods Woord hem nog, en wordt door hem tot het volk gezonden met hetzelfde doel, dat hem in het visioen geopenbaard was, namelijk de verschrikkelijke oordelen te verkondigen, die over Jeruzalem zouden komen, waardoor stad en tempel geheel verwoest zouden worden In dit hoofdstuk,

I. Moet de profeet, door zijn huis te verlaten en zijn benodigdheden mee te nemen een teken zijn van Zedekia's vlucht uit Jeruzalem In de grootste ontsteltenis, omdat de Chaldeen de stad innamen, Ezekiel 12:1.

II. Moet de profeet, door zijn brood met beving te eten, een teken zijn van de honger in de stad, gedurende het beleg, en van de ontsteltenis, die de inwoners overmeesteren zou Ezekiel 12:17.

III. Wordt een boodschap van God tot het volk gezonden, om hen te verzekeren, dat al deze voorspellingen haastiglijk vervuld zouden worden, en niet uitgesteld, met welke hoop zij zich vleiden, Ezekiel 12:21.

Verzen 1-6

Ezechiël 12:1-16

Misschien dacht Ezechiël met zoveel genoegen aan het visioen van de heerlijkheid Gods, dat hem te beurt gevallen was, dat hij dikwijls, sinds het van hem opgetrokken werd, wenste, dat het opnieuw tot hem neergelaten zou worden en, daar hij het eens en tweemaal gezien had wilde hij hopen, dat hem die gunst een derde maal wedervaren mocht, maar wij vinden niet, dat hij het ooit weer gezien heeft, en toch "geschiedt het Woord des Heeren tot hem, want God heeft op velerlei wijze tot de vaderen gesproken," Hebrews 1:1 en dikwijls hoorden zij de woorden van God, als zij de gezichten van de Almachtige niet zagen. Het geloof komt door het gehoor van dat woord van de profetie, dat meer zeker is dan het visioen. Wij kunnen de gemeenschap met God onderhouden zonder verrukking en geestvervoering.

I. In deze verzen wordt de profeet bevolen, met welke tekenen en handelingen hij de naderende gevangenschap van Zedekia, de koning van Juda, moet aanduiden, dat was het wat voorspeld moest worden, en het wordt voorspeld aan hen, die al in gevangenschap waren, omdat, zolang Zedekia op de troon zat, zij zich vleiden met de hoop, dat hij zich staande zou houden tegen de koning van Babel, wiens juk hij nu van plan was af te schudden waarvan deze arme gevangenen zich waarschijnlijk grote dingen beloofden, en misschien ook zond hij, terwijl hij deze plannen maakte, in het geheim, een boodschap van bemoediging tot hen, om hun hoop te geven, dat hij ze binnenkort bevrijden zou of hun de vrijheid geven door uitwisseling van de gevangenen. Zolang zij deze hoop koesterden, konden zij er niet toe komen, zich aan hun beproeving te onderwerpen of er enig nut van te trekken. Daarom was het noodzakelijk, maar zeer moeilijk, hen te overtuigen, dat Zedekia, in plaats van hun verlosser, binnenkort hun deelgenoot in het lijden zou zijn. Men zou denken, dat het voldoende was, als Ezechiël hun dit in Gods naam aanzeide, zoals hij ook deed, Ezekiel 12:10 maar om hen op de profetie voor te bereiden moet hij hun eerst een teken geven, moet hij eerst tot hun ogen spreken en dan tot hun oren, en hier hebben wij,

1. De reden waarom hij deze methode volgen moet, Ezekiel 12:2 :het is, omdat zij een dom, stompzinnig, gedachteloos volk zijn, dat niet wil luisteren, of spoedig vergeten is, wat het gehoord heeft, of er ten minste niet door getroffen wil zijn, het zal in `t geheel geen indruk op hen maken: Gij woont in het midden van een weerspannig huis, dat voor het goede bijna onontvankelijk is. Zij "hebben ogen en oren, zij hebben verstandelijke krachten en vermogens maar zij zien niet en horen niet," Psalms 115:5, Psalms 115:8. Weerspannig moeten heten, allen, die hun ogen voor het goddelijk licht sluiten, en hun oren voor de wet van God toestoppen. De onwetendheid van hen, die opzettelijk onwetend zijn, die vermogens en middelen hebben en ze niet willen gebruiken, wel verre van hun schuld te verminderen, doet nog tot hun zonde toe. Niemand is zo blind en doof, als die niet zien en niet horen wil. Zij zien niet, zij horen niet, want zij zijn een weerspannig huis. De oorzaak ligt geheel bij hen, de duisternis van hun verstand is aan de verdorvenheid van hun wil te wijten. En dat is de reden, waarom hij door tekenen tot hen spreken moet zoals men doven onderwijst, opdat zij geleerd of beschaamd mogen zijn. Predikanten moeten zich schikken, niet alleen naar de zwakheid, maar ook naar de eigenzinnigheid van hen, met wie zij te doen hebben, en hen daarnaar behandelen, als zij wonen onder degenen, die hardnekkig zijn, moeten zij zoveel nadrukkelijker en duidelijker spreken, en z dat het waarschijnlijk de meesten indruk op hen maken zal, opdat hun geen verontschuldigingen overblijven.

2. De methode, die hij volgen moet om hen op te wekken en te treffen, hij moet zich voorzien van al het nodige voor het vertrek, Ezekiel 12:3 hij moet geld en klederen tot zich nemen, hij moet vertrekken van de ene plaats naar een andere, als iemand, die verjaagd en gedwongen wordt te vluchten, dit moet hij doen bij dag, voor de ogen van het volk, hij moet al zijn huisraad naar buiten brengen, om ingepakt en weggezonden te worden, Ezekiel 12:4, en, omdat alle deuren en poorten zo gesloten waren, dat zij er niet door konden, of z bewaakt door de vijand, dat zij niet durfden, daarom moet hij de wand doorgraven, en heimelijk zijn reisgoed door dat gat in de wand uitbrengen Ezekiel 12:5. Hij moet het zelf op de schouder nemen, bij gebreke van een knecht, hij moet dit doen in de avond, om niet ontdekt te worden, en als hij alles wat hij kan, gedaan heeft, om het beste mee te nemen, dan moet hij zelf in de avond voor hun ogen uitgaan met vreze en beving vanwege de Chaldeen, gelijk zij uitgaan, die vertrekken, Ezekiel 12:4, dat is: hij moet zijn aangezicht bedekken, Ezekiel 12:6, als zich schamende om gezien, en bevreesd om herkend te worden, of ten teken van grote smart, hij moet weggaan als een arm, geruïneerd koopman, die, als hij gedwongen is zijn winkel te sluiten, zijn gezicht bedekt en zijn land verlaat. Aldus moet Ezechiël hun zelf tot een teken zijn, en misschien, omdat hij wat onwillig was om al die moeite te doen, en zich bloot te stellen aan spot en belaching, en om hem er mee te verzoenen, zegt God, Ezekiel 12:3. "Misschien zullen zij het merken, en er door opgeschrikt worden uit hun ijdel vertrouwen, hoewel zij een weerspannig huis zijn." Wij moeten zelfs aan de slechtste mensen niet wanhopen, opdat zij er nog toe gebracht mogen worden zich te bedenken en berouw te hebben, en daarom moeten wij voortgaan gebruik te maken van gepaste middelen voor hun overtuiging en bekering, omdat, zolang er leven is, er ook hoop is". En predikanten moeten gewillig zijn, om de moeilijkste en lastigste bezigheden te verrichten (want dat was zijn vertrek voor Ezechiël), ook al hebben zij misschien geen succes. Als er ook maar een ziel wordt opgewekt om na te denken, dan is onze zorg en moeite goed besteed.

3. Ezechiëls vaardige en stipte gehoorzaamheid aan de bevelen hem door God gegeven Ezekiel 12:7. Ik deed, gelijk als mij bevolen was. Hiermee leert hij ons allen, in `t bijzonder predikanten,

a. Met blijmoedigheid ieder bevel van God te gehoorzamen, zelfs het moeilijkste. Christus leerde zelf gehoorzaamheid, en dat moeten wij allen.

b. Alles te doen, wat wij kunnen voor het welzijn van de zieren van anderen, geen moeite of inspanning te ontzien ter overtuiging van hen, die nog niet overtuigd zijn. Wij doen alles (dat is wij zijn bereid om alles te doen), geliefden, tot uw stichting.

c. Om zelf warm te zijn voor hetgeen, waarmee zij anderen willen treffen. Als Ezechiël zijn toehoorders een droef vooruitzicht wil voorstellen dan neemt hij zelf een droevig uitzicht aan.

d. Los te zijn van deze wereld, en ons voor te bereiden, om ze te verlaten, ons reisgoed uit te brengen voor vertrek, omdat wij hier geen blijvende stad hebben. Maakt u op en gaat henen, want dit land zal de ruste niet zijn, omdat het verontreinigd is. Gij woont in een weerspannig huis, bereidt u daarom om te vertrekken, want wie zou niet gewillig zijn, zo'n huis, zulk een goddeloze wereld als deze te verlaten.

II. Hem wordt bevolen met welke woorden hij deze tekenen en handelingen moet verklaren, zoals Agabus, toen hij zijn eigen handen en voeten bond, zei, wiens binden daardoor betekend werd. Maar het was niet voor de morgen, dat God hem uitleg gaf van het teken niet voor de volgende morgen, om hem in voortdurende afhankelijkheid van God te houden voor Zijn onderricht. Wat God doet en wat Hij ons beveelt te doen, weten wij misschien nu niet, maar wij zullen het hiernamaals weten. 1. Verondersteld werd, dat het volk de bedoeling van dit teken vragen zou, of tenminste behoorden zij dat te doen, Ezekiel 12:9 : "Heeft niet het huis Israëls tot u gezegd: Wat doet gij? Ja, Ik weet, dat zij het gedaan hebben. Hoewel zij een weerspannig huis zijn, toch zijn zij nieuwsgierig naar de wil van God, als degenen, die "Mij dagelijks zoeken," Isaiah 58:2. " Daarom moet de profeet iets doen, dat zo vreemd en zonderling is, opdat zij mogen vragen, wat dat betekent, en dan is het te hopen, dat ze kennis zullen nemen van wat hun gezegd wordt, en er hun voordeel mee doen, wanneer hun vragen beantwoord worden. Maar sommigen vatten het op in die zin, dat niemand die vraag gedaan had: "Heeft het weerspannige huis niet eens tot u gezegd: Wat doet gij? Neen, zij nemen er geen kennis van, maar zeg hun wat de bedoeling is, al vragen zij er ook niet zelf naar." Als God dan Zijn dienaren tot ons zendt, let Hij op `t onthaal, dat de boodschap, die Hij zendt, te beurt valt, Hij hoort en luistert naar `t geen wij er op zeggen, en welke vragen wij doen naar aanleiding daarvan, en is zeer misnoegd, als wij onze weg vervolgen zonder er acht op te slaan. Als wij het Woord gehoord hebben, moeten wij ons tot onze predikant wenden, om verder onderricht, en dan zullen wij weten of wij het uit gehoorzaamheid doen.

2. De profeet moet hun de bedoeling van dat alles zeggen. In `t algemeen Ezekiel 12:10 :Is deze last tegen de vorst te Jeruzalem, zij wisten wie dat was, en nu zij in gevangenschap waren, roemden zij er in, dat zij een eigen vorst te Jeruzalem hadden, en dat het huis Israëls nog in zijn geheel daar was, en daarom twijfelden zij niet, of het zou nog goed met hen aflopen, mettertijd. "Maar zeg hun", zegt God, "dat zij, in wat gij gedaan hebt, het vonnis kunnen lezen van hun vrienden te Jeruzalem. Zeg: Ik ben ulieder wonderteken, Ezekiel 12:11. " Evenals de redenen van de predikanten het volk moeten leren, wat zij behoren te doen, zo is het soms de bedoeling van de leidingen Gods met hen, om hun te zeggen, wat zij kunnen verwachten. De onvastheid van woonplaats en de voortdurende verplaatsing van predikanten, is een waarschuwing voor de mensen, wat hun te wachten staat in deze wereld, geen blijvende toestand, maar voortdurende veranderingen. Als er tijden van beroering komen, zegt Christus tot Zijn discipelen, "zullen zij voor alles hun handen aan ulieden slaan," Luke 21:12..

a. Het volk zal worden weggevoerd in gevangenschap, Ezekiel 12:11. Gelijk als ik gedaan heb, alzo zal hun gedaan worden, zij zullen uit hun eigen huis verdreven worden, om er niet weer terug te keren, en ook kent hun plaats hen niet meer. Wij kunnen niet zeggen, dat onze woonplaats onze rustplaats is, want wil weten van tevoren niet, hoever daarvandaan wij nog terecht zullen komen, eer dat wij sterven.

b. De vorst zal tevergeefs pogen te ontkomen, want ook hij zal in gevangenschap gaan. Jeremia had Zedekia in zijn gezicht hetzelfde gezegd, Jeremiah 34:3 :"gij zult niet ontkomen, maar zeker gegrepen worden." Hier voorspelt Ezechiël hetzelfde aan hen, die hem hun vertrouwen schonken, en van hem hulp verwachtten.

c. Dat hij zelf zijn goed zal wegdragen. Hij zal op de schouder dragen, waaraan hij de meeste waarde hecht. De oordelen Gods kunnen een vorst in een lastdrager veranderen. Hij, die gewoon was, dat de tekenen van de koninklijke waardigheid voor hem uitgedragen werden, en op klaarlichte dag door de stad te gaan, zal nu zijn reisgoed op zijn rug dragen en in de schemering uit de stad sluipen. Zie, welk een verandering de zonde onder de mensen teweegbrengt! Daar al de toegangen tot het paleis zorgvuldig bewaakt werden door de vijand, zullen zij door de wand graven om hen daardoor uit te brengen. Men zal zijn eigen huis doorgeven en zijn eigen goed bestelen, zo gaat het, als het krijgszwaard alle rechtsen eigendomstitels vernietigt. d. Dat hij zal trachten te ontsnappen in vermomming, met een masker voor, dat zijn aangezicht zal bedekken dat hij alleen voor zich zien kan, en opdat hij met het oog de aarde niet zie. Toen hij door praal omringd was, stelde hij zich aan, om gezien te worden, maar nu hij voortvluchtig is, vreest hij gezien te worden, laat niemand daarom trots zijn, of een hoge borst zetten, of met welgevallen om zich heen zien, als hij een koning ziet met bedekt aangezicht, zodat hij de grond niet zien kan.

e. Dat hij gegrepen en gevankelijk naar Babel gevoerd zal worden, Ezekiel 12:13. Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen worde. Het scheen het net en het jachtgaren van de Chaldeën te zijn, maar God verklaart, dat het Zijn werk is. Die het woord des Heeren denken te ontsnappen, zullen zich in Zijn net gevangen zien. Jeremia had gezegd, dat Zedekia de koning van Babel zien en, dat hij te Babel komen zou, Ezechiël zegt: Ik zal hem brengen in Babylonië, ook zal hij dat niet zien, hoewel hij daar sterven zal. De vitters zouden hier misschien tegen inbrengen, dat deze twee profeten elkaar tegenspreken, want de ene zei: Hij zal de koning van Babel zien, de andere zei: hij zal dat niet zien, en toch bleken beide waar, hij zag de koning van Babel te Ribla, waar hij het vonnis voor zijn rebellie over hem velde, maar daar werden zijn ogen uitgestoken zodat hij Babylonië niet zag, toen hij daar gebracht werd. Deze gevangenen verwachtten dat hun koning als overwinnaar te Babel zou komen, om hen uit hun ellende te verlossen, maar hij zal als gevangene daar komen en zijn vernedering zal hun ellende aanmerkelijk vergroten. Het deed hun weinig genoegen hen te zien, als hij hen niet zien kon.

f. Dat zijn hele lijfwacht verstrooid en buiten staat gesteld zou worden hun enigen dienst te bewijzen, Ezekiel 12:14. Allen, die rondom hem zijn tot zijn hulpe, zal Ik verstrooien, zodat hij zonder hulp gelaten zal worden. Ik zal hen onder de heidenen verspreiden, en in de landen verstrooien, Ezekiel 12:15, en overal waar zij heengaan, tot gedenktekenen van de goddelijke wraak te zijn. Maar er is geen hoop, dat zij weer bijeen zullen komen? (wie vandaag vlucht, staat morgen misschien weer pal), neen, Ik zal het zwaard achter hen uittrekken, dat zal hen afsnijden, waar het hen vindt, want Gods zwaard zal niet weer keren, voordat de straf voltrokken is. Toch zullen van Zedekia's verstrooide troepen sommigen ontsnappen, Ezekiel 12:16 : Ik zal weinige lieden doen overblijven. Al zullen zij allen verstrooid worden, toch zullen zij niet allen afgesneden worden, sommigen zullen hun leven tot een buit hebben. En de bedoeling, waarmee zij zo, als door een wonder, gespaard worden, is zeer opmerkelijk: Opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de heidenen, wearhenen zij komen zullen, de ellende, waarin zij gebracht worden, zal hen tot zichzelf brengen, en tot betere gevoelens, en dan zullen zij de rechtvaardigheid van God erkennen, in alles, wat over hen gebracht is en oprechte belijdenis van hun zonden doen, die God tergden om aldus met hen te twisten, en, wijl hieruit blijken zal, dat zij in genade gespaard zijn, zullen zij zich daardoor met gepaste dankbaarheid tot God bekeren om Zijn gunst, waarin Hij hen gespaard heeft. Als God ons wonderbaar gered heeft uit de gevaren, waardoor wij omringd werden, moeten wij bedenken, dat wij met dit doel gespaard zijn, dat wij God mogen verheerlijken, en anderen stichten door een boetvaardige erkenning van onze zonden. Die door hun beproevingen hiertoe gebracht zijn, zullen dan weten, dat de Heere God is en kunnen helpen om anderen tot kennis van Hem te brengen. Zie hoe God het goede uit het kwade doet voortkomen. De verstrooiing van zondaars, die God veel schande en ondienst hadden aangedaan in hun eigen land, blijkt de verstrooiing van de boetvaardiger te zijn, die Hem veel eer en dienst zullen doen in andere landen. De Levieten zijn door een vloek verdeeld onder Jakob en verstrooid onder Israël, toch wordt deze vloek in een zegen verkeerd, want daardoor hebben zij de schoonste gelegenheid gekregen om Jakob Gods wet te onderwijzen.

Verzen 1-6

Ezechiël 12:1-16

Misschien dacht Ezechiël met zoveel genoegen aan het visioen van de heerlijkheid Gods, dat hem te beurt gevallen was, dat hij dikwijls, sinds het van hem opgetrokken werd, wenste, dat het opnieuw tot hem neergelaten zou worden en, daar hij het eens en tweemaal gezien had wilde hij hopen, dat hem die gunst een derde maal wedervaren mocht, maar wij vinden niet, dat hij het ooit weer gezien heeft, en toch "geschiedt het Woord des Heeren tot hem, want God heeft op velerlei wijze tot de vaderen gesproken," Hebrews 1:1 en dikwijls hoorden zij de woorden van God, als zij de gezichten van de Almachtige niet zagen. Het geloof komt door het gehoor van dat woord van de profetie, dat meer zeker is dan het visioen. Wij kunnen de gemeenschap met God onderhouden zonder verrukking en geestvervoering.

I. In deze verzen wordt de profeet bevolen, met welke tekenen en handelingen hij de naderende gevangenschap van Zedekia, de koning van Juda, moet aanduiden, dat was het wat voorspeld moest worden, en het wordt voorspeld aan hen, die al in gevangenschap waren, omdat, zolang Zedekia op de troon zat, zij zich vleiden met de hoop, dat hij zich staande zou houden tegen de koning van Babel, wiens juk hij nu van plan was af te schudden waarvan deze arme gevangenen zich waarschijnlijk grote dingen beloofden, en misschien ook zond hij, terwijl hij deze plannen maakte, in het geheim, een boodschap van bemoediging tot hen, om hun hoop te geven, dat hij ze binnenkort bevrijden zou of hun de vrijheid geven door uitwisseling van de gevangenen. Zolang zij deze hoop koesterden, konden zij er niet toe komen, zich aan hun beproeving te onderwerpen of er enig nut van te trekken. Daarom was het noodzakelijk, maar zeer moeilijk, hen te overtuigen, dat Zedekia, in plaats van hun verlosser, binnenkort hun deelgenoot in het lijden zou zijn. Men zou denken, dat het voldoende was, als Ezechiël hun dit in Gods naam aanzeide, zoals hij ook deed, Ezekiel 12:10 maar om hen op de profetie voor te bereiden moet hij hun eerst een teken geven, moet hij eerst tot hun ogen spreken en dan tot hun oren, en hier hebben wij,

1. De reden waarom hij deze methode volgen moet, Ezekiel 12:2 :het is, omdat zij een dom, stompzinnig, gedachteloos volk zijn, dat niet wil luisteren, of spoedig vergeten is, wat het gehoord heeft, of er ten minste niet door getroffen wil zijn, het zal in `t geheel geen indruk op hen maken: Gij woont in het midden van een weerspannig huis, dat voor het goede bijna onontvankelijk is. Zij "hebben ogen en oren, zij hebben verstandelijke krachten en vermogens maar zij zien niet en horen niet," Psalms 115:5, Psalms 115:8. Weerspannig moeten heten, allen, die hun ogen voor het goddelijk licht sluiten, en hun oren voor de wet van God toestoppen. De onwetendheid van hen, die opzettelijk onwetend zijn, die vermogens en middelen hebben en ze niet willen gebruiken, wel verre van hun schuld te verminderen, doet nog tot hun zonde toe. Niemand is zo blind en doof, als die niet zien en niet horen wil. Zij zien niet, zij horen niet, want zij zijn een weerspannig huis. De oorzaak ligt geheel bij hen, de duisternis van hun verstand is aan de verdorvenheid van hun wil te wijten. En dat is de reden, waarom hij door tekenen tot hen spreken moet zoals men doven onderwijst, opdat zij geleerd of beschaamd mogen zijn. Predikanten moeten zich schikken, niet alleen naar de zwakheid, maar ook naar de eigenzinnigheid van hen, met wie zij te doen hebben, en hen daarnaar behandelen, als zij wonen onder degenen, die hardnekkig zijn, moeten zij zoveel nadrukkelijker en duidelijker spreken, en z dat het waarschijnlijk de meesten indruk op hen maken zal, opdat hun geen verontschuldigingen overblijven.

2. De methode, die hij volgen moet om hen op te wekken en te treffen, hij moet zich voorzien van al het nodige voor het vertrek, Ezekiel 12:3 hij moet geld en klederen tot zich nemen, hij moet vertrekken van de ene plaats naar een andere, als iemand, die verjaagd en gedwongen wordt te vluchten, dit moet hij doen bij dag, voor de ogen van het volk, hij moet al zijn huisraad naar buiten brengen, om ingepakt en weggezonden te worden, Ezekiel 12:4, en, omdat alle deuren en poorten zo gesloten waren, dat zij er niet door konden, of z bewaakt door de vijand, dat zij niet durfden, daarom moet hij de wand doorgraven, en heimelijk zijn reisgoed door dat gat in de wand uitbrengen Ezekiel 12:5. Hij moet het zelf op de schouder nemen, bij gebreke van een knecht, hij moet dit doen in de avond, om niet ontdekt te worden, en als hij alles wat hij kan, gedaan heeft, om het beste mee te nemen, dan moet hij zelf in de avond voor hun ogen uitgaan met vreze en beving vanwege de Chaldeen, gelijk zij uitgaan, die vertrekken, Ezekiel 12:4, dat is: hij moet zijn aangezicht bedekken, Ezekiel 12:6, als zich schamende om gezien, en bevreesd om herkend te worden, of ten teken van grote smart, hij moet weggaan als een arm, geruïneerd koopman, die, als hij gedwongen is zijn winkel te sluiten, zijn gezicht bedekt en zijn land verlaat. Aldus moet Ezechiël hun zelf tot een teken zijn, en misschien, omdat hij wat onwillig was om al die moeite te doen, en zich bloot te stellen aan spot en belaching, en om hem er mee te verzoenen, zegt God, Ezekiel 12:3. "Misschien zullen zij het merken, en er door opgeschrikt worden uit hun ijdel vertrouwen, hoewel zij een weerspannig huis zijn." Wij moeten zelfs aan de slechtste mensen niet wanhopen, opdat zij er nog toe gebracht mogen worden zich te bedenken en berouw te hebben, en daarom moeten wij voortgaan gebruik te maken van gepaste middelen voor hun overtuiging en bekering, omdat, zolang er leven is, er ook hoop is". En predikanten moeten gewillig zijn, om de moeilijkste en lastigste bezigheden te verrichten (want dat was zijn vertrek voor Ezechiël), ook al hebben zij misschien geen succes. Als er ook maar een ziel wordt opgewekt om na te denken, dan is onze zorg en moeite goed besteed.

3. Ezechiëls vaardige en stipte gehoorzaamheid aan de bevelen hem door God gegeven Ezekiel 12:7. Ik deed, gelijk als mij bevolen was. Hiermee leert hij ons allen, in `t bijzonder predikanten,

a. Met blijmoedigheid ieder bevel van God te gehoorzamen, zelfs het moeilijkste. Christus leerde zelf gehoorzaamheid, en dat moeten wij allen.

b. Alles te doen, wat wij kunnen voor het welzijn van de zieren van anderen, geen moeite of inspanning te ontzien ter overtuiging van hen, die nog niet overtuigd zijn. Wij doen alles (dat is wij zijn bereid om alles te doen), geliefden, tot uw stichting.

c. Om zelf warm te zijn voor hetgeen, waarmee zij anderen willen treffen. Als Ezechiël zijn toehoorders een droef vooruitzicht wil voorstellen dan neemt hij zelf een droevig uitzicht aan.

d. Los te zijn van deze wereld, en ons voor te bereiden, om ze te verlaten, ons reisgoed uit te brengen voor vertrek, omdat wij hier geen blijvende stad hebben. Maakt u op en gaat henen, want dit land zal de ruste niet zijn, omdat het verontreinigd is. Gij woont in een weerspannig huis, bereidt u daarom om te vertrekken, want wie zou niet gewillig zijn, zo'n huis, zulk een goddeloze wereld als deze te verlaten.

II. Hem wordt bevolen met welke woorden hij deze tekenen en handelingen moet verklaren, zoals Agabus, toen hij zijn eigen handen en voeten bond, zei, wiens binden daardoor betekend werd. Maar het was niet voor de morgen, dat God hem uitleg gaf van het teken niet voor de volgende morgen, om hem in voortdurende afhankelijkheid van God te houden voor Zijn onderricht. Wat God doet en wat Hij ons beveelt te doen, weten wij misschien nu niet, maar wij zullen het hiernamaals weten. 1. Verondersteld werd, dat het volk de bedoeling van dit teken vragen zou, of tenminste behoorden zij dat te doen, Ezekiel 12:9 : "Heeft niet het huis Israëls tot u gezegd: Wat doet gij? Ja, Ik weet, dat zij het gedaan hebben. Hoewel zij een weerspannig huis zijn, toch zijn zij nieuwsgierig naar de wil van God, als degenen, die "Mij dagelijks zoeken," Isaiah 58:2. " Daarom moet de profeet iets doen, dat zo vreemd en zonderling is, opdat zij mogen vragen, wat dat betekent, en dan is het te hopen, dat ze kennis zullen nemen van wat hun gezegd wordt, en er hun voordeel mee doen, wanneer hun vragen beantwoord worden. Maar sommigen vatten het op in die zin, dat niemand die vraag gedaan had: "Heeft het weerspannige huis niet eens tot u gezegd: Wat doet gij? Neen, zij nemen er geen kennis van, maar zeg hun wat de bedoeling is, al vragen zij er ook niet zelf naar." Als God dan Zijn dienaren tot ons zendt, let Hij op `t onthaal, dat de boodschap, die Hij zendt, te beurt valt, Hij hoort en luistert naar `t geen wij er op zeggen, en welke vragen wij doen naar aanleiding daarvan, en is zeer misnoegd, als wij onze weg vervolgen zonder er acht op te slaan. Als wij het Woord gehoord hebben, moeten wij ons tot onze predikant wenden, om verder onderricht, en dan zullen wij weten of wij het uit gehoorzaamheid doen.

2. De profeet moet hun de bedoeling van dat alles zeggen. In `t algemeen Ezekiel 12:10 :Is deze last tegen de vorst te Jeruzalem, zij wisten wie dat was, en nu zij in gevangenschap waren, roemden zij er in, dat zij een eigen vorst te Jeruzalem hadden, en dat het huis Israëls nog in zijn geheel daar was, en daarom twijfelden zij niet, of het zou nog goed met hen aflopen, mettertijd. "Maar zeg hun", zegt God, "dat zij, in wat gij gedaan hebt, het vonnis kunnen lezen van hun vrienden te Jeruzalem. Zeg: Ik ben ulieder wonderteken, Ezekiel 12:11. " Evenals de redenen van de predikanten het volk moeten leren, wat zij behoren te doen, zo is het soms de bedoeling van de leidingen Gods met hen, om hun te zeggen, wat zij kunnen verwachten. De onvastheid van woonplaats en de voortdurende verplaatsing van predikanten, is een waarschuwing voor de mensen, wat hun te wachten staat in deze wereld, geen blijvende toestand, maar voortdurende veranderingen. Als er tijden van beroering komen, zegt Christus tot Zijn discipelen, "zullen zij voor alles hun handen aan ulieden slaan," Luke 21:12..

a. Het volk zal worden weggevoerd in gevangenschap, Ezekiel 12:11. Gelijk als ik gedaan heb, alzo zal hun gedaan worden, zij zullen uit hun eigen huis verdreven worden, om er niet weer terug te keren, en ook kent hun plaats hen niet meer. Wij kunnen niet zeggen, dat onze woonplaats onze rustplaats is, want wil weten van tevoren niet, hoever daarvandaan wij nog terecht zullen komen, eer dat wij sterven.

b. De vorst zal tevergeefs pogen te ontkomen, want ook hij zal in gevangenschap gaan. Jeremia had Zedekia in zijn gezicht hetzelfde gezegd, Jeremiah 34:3 :"gij zult niet ontkomen, maar zeker gegrepen worden." Hier voorspelt Ezechiël hetzelfde aan hen, die hem hun vertrouwen schonken, en van hem hulp verwachtten.

c. Dat hij zelf zijn goed zal wegdragen. Hij zal op de schouder dragen, waaraan hij de meeste waarde hecht. De oordelen Gods kunnen een vorst in een lastdrager veranderen. Hij, die gewoon was, dat de tekenen van de koninklijke waardigheid voor hem uitgedragen werden, en op klaarlichte dag door de stad te gaan, zal nu zijn reisgoed op zijn rug dragen en in de schemering uit de stad sluipen. Zie, welk een verandering de zonde onder de mensen teweegbrengt! Daar al de toegangen tot het paleis zorgvuldig bewaakt werden door de vijand, zullen zij door de wand graven om hen daardoor uit te brengen. Men zal zijn eigen huis doorgeven en zijn eigen goed bestelen, zo gaat het, als het krijgszwaard alle rechtsen eigendomstitels vernietigt. d. Dat hij zal trachten te ontsnappen in vermomming, met een masker voor, dat zijn aangezicht zal bedekken dat hij alleen voor zich zien kan, en opdat hij met het oog de aarde niet zie. Toen hij door praal omringd was, stelde hij zich aan, om gezien te worden, maar nu hij voortvluchtig is, vreest hij gezien te worden, laat niemand daarom trots zijn, of een hoge borst zetten, of met welgevallen om zich heen zien, als hij een koning ziet met bedekt aangezicht, zodat hij de grond niet zien kan.

e. Dat hij gegrepen en gevankelijk naar Babel gevoerd zal worden, Ezekiel 12:13. Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen worde. Het scheen het net en het jachtgaren van de Chaldeën te zijn, maar God verklaart, dat het Zijn werk is. Die het woord des Heeren denken te ontsnappen, zullen zich in Zijn net gevangen zien. Jeremia had gezegd, dat Zedekia de koning van Babel zien en, dat hij te Babel komen zou, Ezechiël zegt: Ik zal hem brengen in Babylonië, ook zal hij dat niet zien, hoewel hij daar sterven zal. De vitters zouden hier misschien tegen inbrengen, dat deze twee profeten elkaar tegenspreken, want de ene zei: Hij zal de koning van Babel zien, de andere zei: hij zal dat niet zien, en toch bleken beide waar, hij zag de koning van Babel te Ribla, waar hij het vonnis voor zijn rebellie over hem velde, maar daar werden zijn ogen uitgestoken zodat hij Babylonië niet zag, toen hij daar gebracht werd. Deze gevangenen verwachtten dat hun koning als overwinnaar te Babel zou komen, om hen uit hun ellende te verlossen, maar hij zal als gevangene daar komen en zijn vernedering zal hun ellende aanmerkelijk vergroten. Het deed hun weinig genoegen hen te zien, als hij hen niet zien kon.

f. Dat zijn hele lijfwacht verstrooid en buiten staat gesteld zou worden hun enigen dienst te bewijzen, Ezekiel 12:14. Allen, die rondom hem zijn tot zijn hulpe, zal Ik verstrooien, zodat hij zonder hulp gelaten zal worden. Ik zal hen onder de heidenen verspreiden, en in de landen verstrooien, Ezekiel 12:15, en overal waar zij heengaan, tot gedenktekenen van de goddelijke wraak te zijn. Maar er is geen hoop, dat zij weer bijeen zullen komen? (wie vandaag vlucht, staat morgen misschien weer pal), neen, Ik zal het zwaard achter hen uittrekken, dat zal hen afsnijden, waar het hen vindt, want Gods zwaard zal niet weer keren, voordat de straf voltrokken is. Toch zullen van Zedekia's verstrooide troepen sommigen ontsnappen, Ezekiel 12:16 : Ik zal weinige lieden doen overblijven. Al zullen zij allen verstrooid worden, toch zullen zij niet allen afgesneden worden, sommigen zullen hun leven tot een buit hebben. En de bedoeling, waarmee zij zo, als door een wonder, gespaard worden, is zeer opmerkelijk: Opdat zij al hun gruwelen vertellen onder de heidenen, wearhenen zij komen zullen, de ellende, waarin zij gebracht worden, zal hen tot zichzelf brengen, en tot betere gevoelens, en dan zullen zij de rechtvaardigheid van God erkennen, in alles, wat over hen gebracht is en oprechte belijdenis van hun zonden doen, die God tergden om aldus met hen te twisten, en, wijl hieruit blijken zal, dat zij in genade gespaard zijn, zullen zij zich daardoor met gepaste dankbaarheid tot God bekeren om Zijn gunst, waarin Hij hen gespaard heeft. Als God ons wonderbaar gered heeft uit de gevaren, waardoor wij omringd werden, moeten wij bedenken, dat wij met dit doel gespaard zijn, dat wij God mogen verheerlijken, en anderen stichten door een boetvaardige erkenning van onze zonden. Die door hun beproevingen hiertoe gebracht zijn, zullen dan weten, dat de Heere God is en kunnen helpen om anderen tot kennis van Hem te brengen. Zie hoe God het goede uit het kwade doet voortkomen. De verstrooiing van zondaars, die God veel schande en ondienst hadden aangedaan in hun eigen land, blijkt de verstrooiing van de boetvaardiger te zijn, die Hem veel eer en dienst zullen doen in andere landen. De Levieten zijn door een vloek verdeeld onder Jakob en verstrooid onder Israël, toch wordt deze vloek in een zegen verkeerd, want daardoor hebben zij de schoonste gelegenheid gekregen om Jakob Gods wet te onderwijzen.

Vers 17

Ezechiël 12:17-20

Hier wordt hun de profeet opnieuw tot een teken gemaakt van de verwoestingen, die in aantocht waren over Juda en Jeruzalem.

1.Hij moet zelf eten en drinken met beving en met kommer, vooral in gezelschap, Ezekiel 12:17,Ezekiel 12:18. Hoewel hij zelf niet behoefde te vrezen voor enig gevaar, maar in veiligheid en overvloed leefde, toch moet hij zijn brood met beven eten, en zijn water met beroerte en met kommer drinken (het brood van de smarten, Psalm 127:om de rampzaliger toestand uit te drukken van hen, die in Jeruzalem zouden zijn tijdens het beleg, niet, dat hij moet veinzen en doen alsof hij in vrees en bekommering was, terwijl hij dat niet was, maar daar hij dit oordeel had te voorspellen, en om te tonen, dat hij het zelf vast geloofde, en het ver van hem was, het te wensen, was hij, in `t vooruitzicht daarop, zelf door smart en vrees aangedaan. Als predikanten spreken van het verderf, dat over de onboetvaardige zondaars komen zal, moeten zij trachten met gevoel te spreken, als die de schrik des Heeren kennen, en zij moeten er genoegen mee nemen te lijden, als zij maar enig goed kunnen doen.

2. Hij moet hun zeggen, dat de inwoners van Jeruzalem op gelijke wijze met kommer en vrees zouden eten en drinken, Ezekiel 12:19, Ezekiel 12:20. Beide, die in Jeruzalem wonen en het volk des lands, dat daar een schuilplaats komt zoeken, zullen hun brood met kommer eten, en hun water met verbaasdheid drinken, of omdat zij vrezen, dat de voorraad niet voldoende zal zijn, en zij spoedig gebrek zullen lijden, of omdat zij voortdurend een aanval van de vijand verwachten, zodat "hun leven tegenover hen hangt," Deuteronomy 28:66, zodat zij niet zullen genieten van wat zij hebben en het hun ook niet wel bekomen zal. Als kommer en vreze de overhand hebben, dan is dat al genoeg om al ons genot te vergallen, het zijn op zichzelf smartelijke oordelen. Zij zullen zozeer in `t nauw gebracht worden, dat trapsgewijze en door de hand van degenen die hen aldus benauwen, beide stad en land verwoest zal worden, want het is niet minder dan een volkomen verwoesting van beide, die met deze oordelen bedoeld wordt: "hun land zal woest worden van zijn volheid, ontdaan van zijn sieraad, en beroofd van al zijn vruchten, en dan zullen natuurlijk de bewoonde steden woest worden, want zij worden gediend van het veld". Deze algemene verwoesting was over hen in aantocht, en dus was het geen wonder, dat zij hun brood met vrees en kommer zouden eten. Nu wordt ons gezegd,

a. Hoe grote goddeloosheid de oorzaak van dit oordeel was, het is vanwege het geweld van alle degenen, die daarin wonen, hun onrechtvaardigheid en onderdrukking, en het onrecht, dat zij elkaar aandeden, waarom God hen straffen zou, zowel als voor de ergernissen, hem in Zijn dienst aangedaan. Het verval van de deugd van een volk heeft het verval van alle andere dingen ten gevolge, en als naburige volken elkaar verslinden, dan is het rechtvaardig van God, vijanden over hen te brengen, die hen allen verslindt.

b. Welk een goede uitwerking dit oordeel zal hebben, "Gij zult weten, dat Ik de Heere ben," en als zij door deze oordelen Hem recht leren kennen, dan zal dat hen schadeloos stellen voor alles, waarvan zij door deze verwoestingen beroofd zijn. Dat zijn gelukkige beproevingen, hoe smartelijk overigens voor vlees en bloed, die het middel zijn om ons in kennis te brengen met God, of die inniger te maken.

Vers 17

Ezechiël 12:17-20

Hier wordt hun de profeet opnieuw tot een teken gemaakt van de verwoestingen, die in aantocht waren over Juda en Jeruzalem.

1.Hij moet zelf eten en drinken met beving en met kommer, vooral in gezelschap, Ezekiel 12:17,Ezekiel 12:18. Hoewel hij zelf niet behoefde te vrezen voor enig gevaar, maar in veiligheid en overvloed leefde, toch moet hij zijn brood met beven eten, en zijn water met beroerte en met kommer drinken (het brood van de smarten, Psalm 127:om de rampzaliger toestand uit te drukken van hen, die in Jeruzalem zouden zijn tijdens het beleg, niet, dat hij moet veinzen en doen alsof hij in vrees en bekommering was, terwijl hij dat niet was, maar daar hij dit oordeel had te voorspellen, en om te tonen, dat hij het zelf vast geloofde, en het ver van hem was, het te wensen, was hij, in `t vooruitzicht daarop, zelf door smart en vrees aangedaan. Als predikanten spreken van het verderf, dat over de onboetvaardige zondaars komen zal, moeten zij trachten met gevoel te spreken, als die de schrik des Heeren kennen, en zij moeten er genoegen mee nemen te lijden, als zij maar enig goed kunnen doen.

2. Hij moet hun zeggen, dat de inwoners van Jeruzalem op gelijke wijze met kommer en vrees zouden eten en drinken, Ezekiel 12:19, Ezekiel 12:20. Beide, die in Jeruzalem wonen en het volk des lands, dat daar een schuilplaats komt zoeken, zullen hun brood met kommer eten, en hun water met verbaasdheid drinken, of omdat zij vrezen, dat de voorraad niet voldoende zal zijn, en zij spoedig gebrek zullen lijden, of omdat zij voortdurend een aanval van de vijand verwachten, zodat "hun leven tegenover hen hangt," Deuteronomy 28:66, zodat zij niet zullen genieten van wat zij hebben en het hun ook niet wel bekomen zal. Als kommer en vreze de overhand hebben, dan is dat al genoeg om al ons genot te vergallen, het zijn op zichzelf smartelijke oordelen. Zij zullen zozeer in `t nauw gebracht worden, dat trapsgewijze en door de hand van degenen die hen aldus benauwen, beide stad en land verwoest zal worden, want het is niet minder dan een volkomen verwoesting van beide, die met deze oordelen bedoeld wordt: "hun land zal woest worden van zijn volheid, ontdaan van zijn sieraad, en beroofd van al zijn vruchten, en dan zullen natuurlijk de bewoonde steden woest worden, want zij worden gediend van het veld". Deze algemene verwoesting was over hen in aantocht, en dus was het geen wonder, dat zij hun brood met vrees en kommer zouden eten. Nu wordt ons gezegd,

a. Hoe grote goddeloosheid de oorzaak van dit oordeel was, het is vanwege het geweld van alle degenen, die daarin wonen, hun onrechtvaardigheid en onderdrukking, en het onrecht, dat zij elkaar aandeden, waarom God hen straffen zou, zowel als voor de ergernissen, hem in Zijn dienst aangedaan. Het verval van de deugd van een volk heeft het verval van alle andere dingen ten gevolge, en als naburige volken elkaar verslinden, dan is het rechtvaardig van God, vijanden over hen te brengen, die hen allen verslindt.

b. Welk een goede uitwerking dit oordeel zal hebben, "Gij zult weten, dat Ik de Heere ben," en als zij door deze oordelen Hem recht leren kennen, dan zal dat hen schadeloos stellen voor alles, waarvan zij door deze verwoestingen beroofd zijn. Dat zijn gelukkige beproevingen, hoe smartelijk overigens voor vlees en bloed, die het middel zijn om ons in kennis te brengen met God, of die inniger te maken.

Ezechiël 12:21-28

Verschillende pogingen waren aangewend om dit zekere en onbekommerde volk op te wekken, tot verwachting van de komende oordelen, opdat zij zich mochten opmaken, die te voorkomen door berouw en verbetering. De profetieën van hun ondergang waren bevestigd door visioenen en toegelicht door tekenen, en dat met zoveel klaarheid en zo krachtig, dat het noodzakelijk een goede uitwerking moest hebben, zo zou men denken, maar hier wordt ons gezegd, hoe zij de overtuiging vermeden, en er zich tegen beveiligden, namelijk door zich zelf en elkaar wijs te maken, dat, al moesten die oordelen werkelijk komen, dat dan toch nog zo gauw niet zou zijn. Dit argument, waarachter zij zeker en veilig meenden te zijn, wordt hier beantwoord, en in twee afzonderlijke boodschappen, die God op verschillende tijden door de profeet tot hen zond, maar die van dezelfde strekking waren, wordt aangetoond, hoe ijdel het was, en zonder grond, zoveel zorg, zoveel moeite moet de profeet doen, om hun dwaling duidelijk te maken, Ezekiel 12:21, Ezekiel 12:26.

I. Hoe vleien zij zich met de hoop, dat de oordelen uitgesteld zullen worden. Er was een spreekwijze, die in het land Israëls spreekwoordelijk geworden was, Ezekiel 12:22. Zij zeiden: "De dagen zullen verlengd worden, de oordelen zijn niet gekomen, toen zij verwacht werden, maar schijnen steeds uitgesteld te worden de die in diem-van dag tot dag, en daaruit mogen wij de gevolgtrekking maken, dat al het gezicht vergaan zal, omdat het eens gebeurd is, en dat het verderf nooit komen zal, omdat het nog niet gekomen is, wij zullen nooit meer een profeet geloven, want wij zijn meer verschrikt, dan benadeeld." Zij hadden nog een andere zegswijze, die weliswaar niet overtuigend was, maar toch hun hart koel maakte, en hun belangstelling verminderde, en dat was: Het gericht is voor vele dagen, het heeft betrekking op gebeurtenissen in een verre toekomst, en hij profeteert van tijden, die verre zijn, zodat wij ons hoofd er niet mee behoeven te breken, al is het alles waar, Ezekiel 12:27, wij kunnen in eer en in vrede sterven, voordat al die rampen komen. En als de rampen werkelijk uitgesteld waren, dan hadden zij gerust kunnen zijn, zoals Hizkia: Doch het zij vrede en waarheid in mijn dagen. Maar het was een grote vergissing en zij bedrogen zich tot hun eigen verderf, en hier is God er zeer misnoegd over, want,

1. Het was een afschuwelijk misbruik van Gods geduld, die, omdat Hij zich een tijd lang stilhield, in hun gedachte, ten enenmale hun gelijk werd, Psalms 50:21. Die lankmoedigheid van God, die hen tot berouw had moeten brengen, verhardde hen in de zonde. "Zij waren geneigd te geloven, dat hun daden niet boos waren, omdat het oordeel tegen hen niet haastelijk geschiedde, en zij besloten, dat het gezicht zelf overging, omdat de dagen verlengd werden."

2. Deze gedachte vond instemming bij de valse profeten onder hen, zoals blijkt uit wat gezegd wordt van de ijdele gerechtigheid en vleiende waarzeggingen, zelfs in het midden van het huis Israëls, aan wie de woorden Gods zijn toevetrouwd. Het is geen wonder, dat zij, die zich zelf bedrogen door valse goden te dienen, zich evenzeer bedrogen door valse profetieën te geloven, aan welke kracht van de dwaling God hen rechtvaardiglijk overgaf tot afgoderij.

3. Deze zegswijzen waren spreekwoordelijk geworden, zij werden ijverig onder het volk verspreid, zodat zij in ieders mond waren, en dat niet alleen, maar zij werden algemeen geloofd, zoals gewoonlijk met spreekwoorden het geval is, niet alleen de spreekwoorden van de klassieken, maar ook die van de modernen. Het is een teken van algehele ontaarding van een volk als verderfelijke en goddeloze zegswijzen spreekwoordelijk geworden zijn, het is een kunstgreep van Satan tot bevestiging van de mensen in hun vooroordelen tegen het woord en de wegen van God, en een grote belediging voor God in de hemel. Het is geen verontschuldiging voor goddeloze woorden, dat iedereen ze gebruikt.

II. De verzekering wordt hun gegeven, dat zij alleen zichzelf bedriegen want de oordelen zullen verhaast en deze onheilige spreekwoorden teniet gedaan worden. Daarom zegt tot hen: De dagen zijn nabij gekomen, en wederom: Geen van Mijn woorden zullen weer uitgesteld worden, Ezekiel 12:28. Dat zij de dag des kwaads ver van zich afschuiven is slechts een tergen van God om die te spoediger over hen te brengen, en zoveel te vreselijker, zoveel te zwaarder, zoveel te meer een verrassing en een schrik zal het voor hen zijn, als hij komt. Hij moet hun zeggen,

1. Dat God gewis de valse spreekwoorden, en de leugenachtige profetieën, waarmee zij hun ijdele hoop gaande hielden, zal doen ophouden, en hen over beide beschaamd zal maken.

a. Ik zal dit spreekwoord doen ophouden, want als zij zien, dat de dag van de wrake gekomen is, en geen tittel of jota van de voorspelling ter aarde valt, dan zullen zij zich schamen, om het ten spreekwoord te gebruiken: De dagen zullen verlengd worden en het gezicht zal vergaan. Die hun ogen niet laten openen en hun fouten verbeteren, door het Woord van God, zullen door Zijn oordelen ontgoocheld worden, want de mond van de leugensprekers zal gestopt worden.

b. Geen ijdel gezicht zal er meer wezen, Ezekiel 12:34. De valse profeten, die het volk zeiden, dat zij vrede hebben, en spoedig het einde van hun ellende zien zouden, zullen door de uitkomst geloochenstraft worden, en dan zullen zij beschaamd zijn over hun beweringen en hun aangezicht bedekken en zich het zwijgen opleggen. Daar de waarheid ouder is dan de dwaling, zal zij haar overleven. Zij had een voorsprong en zal de wedloop winnen. De gezichten en voorspellingen van de ware profeten houden stand, en blijven in volle kracht en macht en waarheid, zij zijn als de wet en ontvangen geloof, terwijl de ijdele gezichten en de vleiende waarzeggingen verloren en vergeten zijn, en niet meer in het midden van het huis Israëls zullen wezen, want groot is de waarheid, zij zal triomferen.

2. Dat God zeker en binnen zeer korte tijd ieder woord, dat Hij gesproken heeft, volbrengen zal. Met welk een majesteit zegt Hij het, Ezekiel 12:25 :Ik ben de Heere! Die heerlijke naam zegt, dat Hij een God is, die Zijn woord aanzijn geeft door het te volbrengen en daarom was Hij niet onder de naam van Heere bekend bij de patriarchen, die leefden door het geloof in een belofte, die nog niet vervuld was. Exodus 6:3. Maar, evenals Hij de Heere is, omdat Hij Zijn belofte vervult, zo is Hij het ook, omdat Hij Zijn bedreigingen volvoert. Zij moeten dan weten, dat God, met Wien zij te doen hebben, de grote Heere is, en daarom

a. "Zal Hij spreken, hetzij, dat zij horen zaken, of hetzij dat zij het laten zullen: Ik ben de Heere, Ik zal spreken". God zal spreken, wie Hem ook tegenspreekt. Gods woorden worden levende woorden genoemd, want zij spreken nog, terwijl de godsspraken van de heidenen reeds lang geleden met stomheid geslagen zijn. Er is altijd geweest en zal altijd zijn, een opeenvolging van Gods dienaren tot het einde van de wereld, door wie Hij spreekt, en hoezeer zij veracht mogen worden, dat zal in hun dienst geen verandering brengen: "In uw dagen, o weerspannig huis, zal Ik een woord spreken. Zelfs in de slechtste tijden van de kerk, heeft God Zichzelf niet onbetuigd gelaten, maar mannen verwekt, die voor Hem en van Hem spraken. Ik zal het woord spreken, dat zal blijven staan." b. Het woord, dat Hij spreekt, zal gebeuren, het zal onfeilbaar vervuld worden overeenkomstig de ware bedoeling en het doel er van, en in zijn volle betekenis en uitgestrektheid. Het woord, dat Ik spreken zal, zal gedaan worden, Ezekiel 12:25, want Zijn gedachten zijn niet veranderd, en Zijn arm is niet verkort, en ook is de oneindige Wijsheid nooit in verlegenheid. Bij de mensen zijn zeggen en doen twee maar niet bij God, bij Hem is het: (Dictum factum-Gedaan zoals gezegd) Voor de werken van Zijn Voorzienigheid, als voor die van de schepping, "spreekt Hij, en het is er, want Hij zei: Daar zij licht, en daar was licht. Daar zij een uitspansel en het was alzo," Numbers 23:19, 1 Samuel 15:29. Terwijl zij gezegd hadden: Al het gezicht zal vergaan, Ezekiel 12:22, zegt God. Neen, het woord van ieder gezicht zal bestaan, Ezekiel 12:23, het zal niet ledig wederkeren, maar ieder teken zal beantwoord worden door het ding dat er door betekend werd. Die het gezicht des Almachtigen zien, zien geen ijdel gezicht, God bevestigt het woord van Zijn knechten door het te vervullen.

c. Het zal binnen zeer korten tijd vervuld worden: De dagen zijn nabij gekomen, dat gij het woord van ieder gezicht bewaarheid zult zien, Ezekiel 12:23. Gezegd en bezworen wordt, dat er geen uitstel meer zijn zal, het jaar van Gods lankmoedigheid is juist afgelopen, en Hij wil de strafoefening niet langer uitstellen. Zij zal niet meer uitgesteld worden, Ezekiel 12:25, Hij heeft u lang verdragen, maar dat zal Hij niet altijd doen. In uw dagen, o weerspannig huis! zal het woord, dat gesproken is, vervuld worden, en gij zult de oordelen zien, waarmee gedreigd is, en gij zult er deel aan hebben. Ziet, de Rechter staat voor de deur. De rechtvaardige wordt weggeraapt v r het kwaad, maar dit weerspannige huis zal niet zo vestig weggeraapt worden, neen, zij zullen het beleven, dat men het drijven, dat men hen van de wereld verjagen zal. Dit wordt herhaald, Ezekiel 12:28 :Geen van Mijn woorden zullen meer uitgesteld worden, maar het oordeel zal haastig komen, en hoe langer het spannen van de boog geduurd heeft, zoveel dieper zal de pijl doordringen. Als wij tot zondaars van dood en oordeel, hemel en hel, spreken, en hen daardoor tot een heilig leven denken te overreden, en zij zijn niet ten een male ongelovig (zij betuigen te geloven, dat er een vergelding van goed en kwaad in de andere wereld is), dan verzwakken zij de kracht van die grote waarheden, en ontwijken de indruk er van, door zich voor te stellen, dat de dingen van die andere wereld nog zo ver zijn, zij zeggen tegen ons: "Het gezicht, dat hij ziet, is voor vele dagen, en hij profeteert van tijden, die verre zijn, het is nog vroeg genoeg om er aan te denken, als zij nabij zijn, terwijl er in waarheid maar een schrede tussen ons en de dood is, tussen ons en de ontzaglijke eeuwigheid, want het gezicht zal nog lot een bestemde tijd zijn, dan zal Hij het op het einde volbrengen en niet liegen, en daarom past het ons de tijd uit te kopen, en ons met bekwamen spoed gereed te maken voor die toekomst, want, hoewel toekomst, zij is nabij, en terwijl de onboetvaardige zondaars sluimeren, sluimert hun verderf niet."

Ezechiël 12:21-28

Verschillende pogingen waren aangewend om dit zekere en onbekommerde volk op te wekken, tot verwachting van de komende oordelen, opdat zij zich mochten opmaken, die te voorkomen door berouw en verbetering. De profetieën van hun ondergang waren bevestigd door visioenen en toegelicht door tekenen, en dat met zoveel klaarheid en zo krachtig, dat het noodzakelijk een goede uitwerking moest hebben, zo zou men denken, maar hier wordt ons gezegd, hoe zij de overtuiging vermeden, en er zich tegen beveiligden, namelijk door zich zelf en elkaar wijs te maken, dat, al moesten die oordelen werkelijk komen, dat dan toch nog zo gauw niet zou zijn. Dit argument, waarachter zij zeker en veilig meenden te zijn, wordt hier beantwoord, en in twee afzonderlijke boodschappen, die God op verschillende tijden door de profeet tot hen zond, maar die van dezelfde strekking waren, wordt aangetoond, hoe ijdel het was, en zonder grond, zoveel zorg, zoveel moeite moet de profeet doen, om hun dwaling duidelijk te maken, Ezekiel 12:21, Ezekiel 12:26.

I. Hoe vleien zij zich met de hoop, dat de oordelen uitgesteld zullen worden. Er was een spreekwijze, die in het land Israëls spreekwoordelijk geworden was, Ezekiel 12:22. Zij zeiden: "De dagen zullen verlengd worden, de oordelen zijn niet gekomen, toen zij verwacht werden, maar schijnen steeds uitgesteld te worden de die in diem-van dag tot dag, en daaruit mogen wij de gevolgtrekking maken, dat al het gezicht vergaan zal, omdat het eens gebeurd is, en dat het verderf nooit komen zal, omdat het nog niet gekomen is, wij zullen nooit meer een profeet geloven, want wij zijn meer verschrikt, dan benadeeld." Zij hadden nog een andere zegswijze, die weliswaar niet overtuigend was, maar toch hun hart koel maakte, en hun belangstelling verminderde, en dat was: Het gericht is voor vele dagen, het heeft betrekking op gebeurtenissen in een verre toekomst, en hij profeteert van tijden, die verre zijn, zodat wij ons hoofd er niet mee behoeven te breken, al is het alles waar, Ezekiel 12:27, wij kunnen in eer en in vrede sterven, voordat al die rampen komen. En als de rampen werkelijk uitgesteld waren, dan hadden zij gerust kunnen zijn, zoals Hizkia: Doch het zij vrede en waarheid in mijn dagen. Maar het was een grote vergissing en zij bedrogen zich tot hun eigen verderf, en hier is God er zeer misnoegd over, want,

1. Het was een afschuwelijk misbruik van Gods geduld, die, omdat Hij zich een tijd lang stilhield, in hun gedachte, ten enenmale hun gelijk werd, Psalms 50:21. Die lankmoedigheid van God, die hen tot berouw had moeten brengen, verhardde hen in de zonde. "Zij waren geneigd te geloven, dat hun daden niet boos waren, omdat het oordeel tegen hen niet haastelijk geschiedde, en zij besloten, dat het gezicht zelf overging, omdat de dagen verlengd werden."

2. Deze gedachte vond instemming bij de valse profeten onder hen, zoals blijkt uit wat gezegd wordt van de ijdele gerechtigheid en vleiende waarzeggingen, zelfs in het midden van het huis Israëls, aan wie de woorden Gods zijn toevetrouwd. Het is geen wonder, dat zij, die zich zelf bedrogen door valse goden te dienen, zich evenzeer bedrogen door valse profetieën te geloven, aan welke kracht van de dwaling God hen rechtvaardiglijk overgaf tot afgoderij.

3. Deze zegswijzen waren spreekwoordelijk geworden, zij werden ijverig onder het volk verspreid, zodat zij in ieders mond waren, en dat niet alleen, maar zij werden algemeen geloofd, zoals gewoonlijk met spreekwoorden het geval is, niet alleen de spreekwoorden van de klassieken, maar ook die van de modernen. Het is een teken van algehele ontaarding van een volk als verderfelijke en goddeloze zegswijzen spreekwoordelijk geworden zijn, het is een kunstgreep van Satan tot bevestiging van de mensen in hun vooroordelen tegen het woord en de wegen van God, en een grote belediging voor God in de hemel. Het is geen verontschuldiging voor goddeloze woorden, dat iedereen ze gebruikt.

II. De verzekering wordt hun gegeven, dat zij alleen zichzelf bedriegen want de oordelen zullen verhaast en deze onheilige spreekwoorden teniet gedaan worden. Daarom zegt tot hen: De dagen zijn nabij gekomen, en wederom: Geen van Mijn woorden zullen weer uitgesteld worden, Ezekiel 12:28. Dat zij de dag des kwaads ver van zich afschuiven is slechts een tergen van God om die te spoediger over hen te brengen, en zoveel te vreselijker, zoveel te zwaarder, zoveel te meer een verrassing en een schrik zal het voor hen zijn, als hij komt. Hij moet hun zeggen,

1. Dat God gewis de valse spreekwoorden, en de leugenachtige profetieën, waarmee zij hun ijdele hoop gaande hielden, zal doen ophouden, en hen over beide beschaamd zal maken.

a. Ik zal dit spreekwoord doen ophouden, want als zij zien, dat de dag van de wrake gekomen is, en geen tittel of jota van de voorspelling ter aarde valt, dan zullen zij zich schamen, om het ten spreekwoord te gebruiken: De dagen zullen verlengd worden en het gezicht zal vergaan. Die hun ogen niet laten openen en hun fouten verbeteren, door het Woord van God, zullen door Zijn oordelen ontgoocheld worden, want de mond van de leugensprekers zal gestopt worden.

b. Geen ijdel gezicht zal er meer wezen, Ezekiel 12:34. De valse profeten, die het volk zeiden, dat zij vrede hebben, en spoedig het einde van hun ellende zien zouden, zullen door de uitkomst geloochenstraft worden, en dan zullen zij beschaamd zijn over hun beweringen en hun aangezicht bedekken en zich het zwijgen opleggen. Daar de waarheid ouder is dan de dwaling, zal zij haar overleven. Zij had een voorsprong en zal de wedloop winnen. De gezichten en voorspellingen van de ware profeten houden stand, en blijven in volle kracht en macht en waarheid, zij zijn als de wet en ontvangen geloof, terwijl de ijdele gezichten en de vleiende waarzeggingen verloren en vergeten zijn, en niet meer in het midden van het huis Israëls zullen wezen, want groot is de waarheid, zij zal triomferen.

2. Dat God zeker en binnen zeer korte tijd ieder woord, dat Hij gesproken heeft, volbrengen zal. Met welk een majesteit zegt Hij het, Ezekiel 12:25 :Ik ben de Heere! Die heerlijke naam zegt, dat Hij een God is, die Zijn woord aanzijn geeft door het te volbrengen en daarom was Hij niet onder de naam van Heere bekend bij de patriarchen, die leefden door het geloof in een belofte, die nog niet vervuld was. Exodus 6:3. Maar, evenals Hij de Heere is, omdat Hij Zijn belofte vervult, zo is Hij het ook, omdat Hij Zijn bedreigingen volvoert. Zij moeten dan weten, dat God, met Wien zij te doen hebben, de grote Heere is, en daarom

a. "Zal Hij spreken, hetzij, dat zij horen zaken, of hetzij dat zij het laten zullen: Ik ben de Heere, Ik zal spreken". God zal spreken, wie Hem ook tegenspreekt. Gods woorden worden levende woorden genoemd, want zij spreken nog, terwijl de godsspraken van de heidenen reeds lang geleden met stomheid geslagen zijn. Er is altijd geweest en zal altijd zijn, een opeenvolging van Gods dienaren tot het einde van de wereld, door wie Hij spreekt, en hoezeer zij veracht mogen worden, dat zal in hun dienst geen verandering brengen: "In uw dagen, o weerspannig huis, zal Ik een woord spreken. Zelfs in de slechtste tijden van de kerk, heeft God Zichzelf niet onbetuigd gelaten, maar mannen verwekt, die voor Hem en van Hem spraken. Ik zal het woord spreken, dat zal blijven staan." b. Het woord, dat Hij spreekt, zal gebeuren, het zal onfeilbaar vervuld worden overeenkomstig de ware bedoeling en het doel er van, en in zijn volle betekenis en uitgestrektheid. Het woord, dat Ik spreken zal, zal gedaan worden, Ezekiel 12:25, want Zijn gedachten zijn niet veranderd, en Zijn arm is niet verkort, en ook is de oneindige Wijsheid nooit in verlegenheid. Bij de mensen zijn zeggen en doen twee maar niet bij God, bij Hem is het: (Dictum factum-Gedaan zoals gezegd) Voor de werken van Zijn Voorzienigheid, als voor die van de schepping, "spreekt Hij, en het is er, want Hij zei: Daar zij licht, en daar was licht. Daar zij een uitspansel en het was alzo," Numbers 23:19, 1 Samuel 15:29. Terwijl zij gezegd hadden: Al het gezicht zal vergaan, Ezekiel 12:22, zegt God. Neen, het woord van ieder gezicht zal bestaan, Ezekiel 12:23, het zal niet ledig wederkeren, maar ieder teken zal beantwoord worden door het ding dat er door betekend werd. Die het gezicht des Almachtigen zien, zien geen ijdel gezicht, God bevestigt het woord van Zijn knechten door het te vervullen.

c. Het zal binnen zeer korten tijd vervuld worden: De dagen zijn nabij gekomen, dat gij het woord van ieder gezicht bewaarheid zult zien, Ezekiel 12:23. Gezegd en bezworen wordt, dat er geen uitstel meer zijn zal, het jaar van Gods lankmoedigheid is juist afgelopen, en Hij wil de strafoefening niet langer uitstellen. Zij zal niet meer uitgesteld worden, Ezekiel 12:25, Hij heeft u lang verdragen, maar dat zal Hij niet altijd doen. In uw dagen, o weerspannig huis! zal het woord, dat gesproken is, vervuld worden, en gij zult de oordelen zien, waarmee gedreigd is, en gij zult er deel aan hebben. Ziet, de Rechter staat voor de deur. De rechtvaardige wordt weggeraapt v r het kwaad, maar dit weerspannige huis zal niet zo vestig weggeraapt worden, neen, zij zullen het beleven, dat men het drijven, dat men hen van de wereld verjagen zal. Dit wordt herhaald, Ezekiel 12:28 :Geen van Mijn woorden zullen meer uitgesteld worden, maar het oordeel zal haastig komen, en hoe langer het spannen van de boog geduurd heeft, zoveel dieper zal de pijl doordringen. Als wij tot zondaars van dood en oordeel, hemel en hel, spreken, en hen daardoor tot een heilig leven denken te overreden, en zij zijn niet ten een male ongelovig (zij betuigen te geloven, dat er een vergelding van goed en kwaad in de andere wereld is), dan verzwakken zij de kracht van die grote waarheden, en ontwijken de indruk er van, door zich voor te stellen, dat de dingen van die andere wereld nog zo ver zijn, zij zeggen tegen ons: "Het gezicht, dat hij ziet, is voor vele dagen, en hij profeteert van tijden, die verre zijn, het is nog vroeg genoeg om er aan te denken, als zij nabij zijn, terwijl er in waarheid maar een schrede tussen ons en de dood is, tussen ons en de ontzaglijke eeuwigheid, want het gezicht zal nog lot een bestemde tijd zijn, dan zal Hij het op het einde volbrengen en niet liegen, en daarom past het ons de tijd uit te kopen, en ons met bekwamen spoed gereed te maken voor die toekomst, want, hoewel toekomst, zij is nabij, en terwijl de onboetvaardige zondaars sluimeren, sluimert hun verderf niet."

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezekiel 12". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/ezekiel-12.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile