Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Joël 3

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOEL 3

Aan het slot van het vorige hoofdstuk hadden wil een goedgunstige belofte van verlossing op de berg Sion en te Jeruzalem, en dit hoofdstuk is een doorlopende verklaring van die belofte, en zet uiteen wat die verlossing zal zijn, hoe zij gewerkt zal worden door de vernietiging van de vijanden van de kerk, en hoe zij voltooid zal worden met de eeuwige rust en vreugde van de kerk. Dit werd ten dele vervuld door de verlossing van Jeruzalem van de aanval, die Sanherib in Hizkia's tijd er op deed, en later door de terugkeer van de Joden uit hun gevangenschap te Babel, en andere verlossingen voor de Joodse kerk gewrocht na die tijd en voor de komst van Christus. Maar het reikt verder, namelijk tot de grote verlossing voor ons gewerkt door Jezus Christus, en tot de vernietiging van onze geestelijke vijanden en hun werkzaamheid en zal een volkomen vervulling hebben in het oordeel van de grote dag. Hier is een voorspelling.

I. Van Gods afrekening met de vijanden van zijn volk voor al het onrecht en alle verongelijking, die zij hun aangedaan hadden, en de vergelding daarvan, Joel 3:1.

II. van Gods oordeel over alle volken als de maat van hun ongerechtigheid vol is, en van Zijn verschijning, tot eeuwig verderf van alle onboetvaardige zondaars en eeuwige vertroosting van alle getrouwe knechten, Joel 3:9.

III. van de voorziening, die God gemaakt heeft tot opwekking van Zijn volk, voor hun veiligheid en loutering, als hun vijanden verwoest zullen worden, Joel 3:18. De beloften zijn niet van beperkte toepassing, maar werden geschreven voor ons onderricht, "opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting van de Schriften, hope zouden hebben".

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOEL 3

Aan het slot van het vorige hoofdstuk hadden wil een goedgunstige belofte van verlossing op de berg Sion en te Jeruzalem, en dit hoofdstuk is een doorlopende verklaring van die belofte, en zet uiteen wat die verlossing zal zijn, hoe zij gewerkt zal worden door de vernietiging van de vijanden van de kerk, en hoe zij voltooid zal worden met de eeuwige rust en vreugde van de kerk. Dit werd ten dele vervuld door de verlossing van Jeruzalem van de aanval, die Sanherib in Hizkia's tijd er op deed, en later door de terugkeer van de Joden uit hun gevangenschap te Babel, en andere verlossingen voor de Joodse kerk gewrocht na die tijd en voor de komst van Christus. Maar het reikt verder, namelijk tot de grote verlossing voor ons gewerkt door Jezus Christus, en tot de vernietiging van onze geestelijke vijanden en hun werkzaamheid en zal een volkomen vervulling hebben in het oordeel van de grote dag. Hier is een voorspelling.

I. Van Gods afrekening met de vijanden van zijn volk voor al het onrecht en alle verongelijking, die zij hun aangedaan hadden, en de vergelding daarvan, Joel 3:1.

II. van Gods oordeel over alle volken als de maat van hun ongerechtigheid vol is, en van Zijn verschijning, tot eeuwig verderf van alle onboetvaardige zondaars en eeuwige vertroosting van alle getrouwe knechten, Joel 3:9.

III. van de voorziening, die God gemaakt heeft tot opwekking van Zijn volk, voor hun veiligheid en loutering, als hun vijanden verwoest zullen worden, Joel 3:18. De beloften zijn niet van beperkte toepassing, maar werden geschreven voor ons onderricht, "opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting van de Schriften, hope zouden hebben".

Verzen 1-20

Joël 3:1-20

Wij hebben dikwijls gehoord van het jaar van de verlosten en het jaar van de vergeldingen om Sions twistzaak, nu hebben wij hier een beschrijving van de handelingen van dat jaar en een profetie van wat gebeuren zal, als het komt, zo vaak het komt, want het komt dikwijls en op het eind zal het eens en voor goed komen.

I. Het zal het jaar van de verlosten zijn, want God zal de gevangenis van Juda en Jeruzalem wenden, Joel 3:1. De gevangenschap van Gods volk mag smartelijk en zeer lang zijn, toch zal zij niet altijd duren. Die in Egypte eindigde tenslotte met hun verlossing tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods. Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. Die te Babel zal eveneens gelukkig eindigen. En de Heere Jezus zal voorzien in de krachtdadige verlossing van arme gebonden zielen van de heerschappij van zonde en Satan, en zal het aangename jaar uitroepen, het jubeljaar, de bevrijding van schuld en slavernij, en de opening van de gevangenis de gebondenen. Er is een dag een tijd, bepaald voor de terugbrenging van de gevangenen, die Gods kinderen zijn, voor de verlossing van het geweld van de hel, en dat zal de laatste dag en het einde van de tijd zijn.

II. Het zal het jaar zijn van de vergeldingen om Sions twistzaak. Al duldt God, dat de vijanden van Zijn volk in grote mate en lange tijd over Zijn volk heersen, toch zal Hij ze daarom ter verantwoording roepen en de gevangenis gevankelijk voeren, Psalms 68:19, zal hen gevangen houden, die Zijn volk gevangen houden, Revelation 13:10.

1. Wie het zijn, met wie af gerekend zal worden-alle heidenen, Joel 3:2. Dit betekent,

a. Dat alle heidenen alle volken zich voor Gods oordeel schuldig hadden gemaakt aan onrecht tegen Zijn volk. Vervolging is de heersende, schreiende zonde van de wereld, dat liggen in het boze wordt geplaatst tegenover godzaligheid. De vijandschap, die in de oude slang is, de god van deze wereld, tegen het zaad van de vrouw, blijkt min of meer in de kinderen van deze wereld. Verwondert u niet, indien de wereld u haat.

b. Dat ieder volk, `t welk Gods volk krenkte, niet ongestraft zou blijven, want een ieder, die het Israël Gods aanraakt, zal ondervinden, dat hij de appel van Zijn oog aanraakt. Jeruzalem zal een lastige steen zijn voor alle volken, Zacheria 12:3. Maar in `t bijzonder zal afgerekend worden met de naburige volken, Tyrus en Sidon en alle grenzen van Palestina, of de Filistijnen, die lastige buren zijn geweest v oor het Israël Gods, Joel 3:4. Als afrekening gehouden wordt met meer verwijderde en machtige volken, die Israël verwoestten, dan zal de machteloze boosheid van degenen, die in hun nabijheid woonden, en ten kwade geholpen hebben, Zacheria 1:15, en er over juichten, niet ongestraft blijven, Ezechiël 26:2. Kleine vervolgers zullen evenzeer ter verantwoording worden geroepen als grote, en al konden zij niet veel kwaad doen, hun zal vergolden worden naar de boosheid van hun hart en het kwaad, dat zij wilden doen.

2. De terechtzitting van dit hof. Zij zullen allen vergaderd worden, Joel 3:2, opdat zij, die tegen Gods volk samengewerkt hebben, met een heimelijke raadslag, Psalms 83:4, tezamen hun vonnis ontvangen. Zij zullen afgevoerd worden in het dal Josafats, dat bij Jeruzalem lag, en daar zal God hen richten. a. Omdat het recht is, dat misdadigers gevonnist worden in het land, waar zij de wet overtraden.

b. Tot vergroting van hun straf zullen zij zien, dat Jeruzalem, op welks ondergang zij het zolang toegelegd en gehoopt hebben, ten spijt van al hun woede, een lof op aarde gesteld wordt.

c. Tot groter troost en eer van Gods Jeruzalem, dat zien zal, hoe God hun twistzaak twist.

d. Dan zal opnieuw gedaan worden, wat God voor Josafat deed, toen Hij hem de overwinning over zijn aanvallers, en hem en zijn volk reden tot lof en blijdschap gaf, in het dal van Beracha, 2 Chronicles 20:26. e. Het was in dit dal Josafats, zoals Dr. Lightfoot veronderstelt, dat Sanheribs leger of een deel ervan, lag, toen het door een engel verdelgd werd. Zij kwamen tezamen om Jeruzalem te verderven, maar God bracht hen tezamen tot hun eigen verderf, als garven tot de dorsvloer, Micah 4:12.

3. De aanklager, ten behoeve van wie dit proces begonnen is, het is vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël. Het is hun zaak, die God nu met ijver twisten zal. Gods volk is zijn erfdeel, zijn eigendom, Zijn eigen, het snoer van Zijn erve, boven ieder ander volk, Exodus 19:5 Deuteronomy 32:9. Zij zijn Zijn domein, en daarom heeft Hij alle recht tegen ieder, die hen aanrandt.

4. De aanklacht, tegen hen ingediend, is van zeer bijzondere aard. Veelvuldig hadden zij God gehoond door hun afgoderij, maar datgene, waarom God een twist met hen heeft, is de hoon, die zij Zijn volken en de vaten van Zijn heiligdom hebben aangedaan.

A. Zij hadden het volk Israëls zeer mishandeld, hadden hen onder de heidenen verstrooid en gedwongen een schuilplaats te zoeken, waar zij maar een plaats konden vinden, of hen gevankelijk weggevoerd naar hun eigen land en hen daar zorgvuldig verstrooid, uit vrees, dat zij zich verenigen zouden voor hun gemeenschappelijke veiligheid. Zij verdeelden hun land, en namen er ieder een deel van als hun eigendom, ja, zij hebben het lot over Mijn volk geworpen en hen verkocht. Toen zij hen gevangen hadden genomen, spotten zij met hen, verachtten hen als waardeloos. Zij wilden hen niet loslaten en vonden hen de moeite van het houden niet waard, zij dobbelden over hen. Of zij verdeelden de gevangenen door het lot, zoals de soldaten deden met Christus' klederen.

B. Zij maakten ze tot koopwaar. Als zij ze hadden, verkochten zij ze, en met zoveel verachting, dat zij ze verkochten niet om de waarde maar meer voor hun vermaak dan voor hun voordeel, zij gaven een jongsken, in de oorlog buitgemaakt, om een hoer, en een meisje om wijn, zoveel als zij in eenmaal konden drinken een heerlijke prijs, die zij hen waard achtten en een heerlijk lot voor een zoon of dochter van Israël om een slaaf of slavin te zijn in een kroeg of bordeel. Ziehier, hoe hetgeen door de een zonde verkregen is, gewoonlijk aan een andere verspild wordt. De buit, die deze vijanden van de Joden door onrechtvaardigheid en geweld verzamelden, verspilden en verkwistten zij in drinkgelagen en hoererij, dat is vaak het karakter en de handelwijze van de vijanden en vervolgers van het volk van God. Als de Tyriërs en Filistijnen kinderen van Juda of Jeruzalem in handen kregen, hen tot krijgsgevangenen maakten, of hun kinderen stalen, dan verkochten zij die aan de Grieken, met wie de mannen van Tyrus handelden in mensenzielen Ezechiël 27:13, opdat zij ze verre van hun landpalen brachten, Joel 3:6. Het was een grote smaad voor Israël, Gods eerstgeborene, Zijn vrijgeborene, aldus gekocht en verkocht te worden onder de heidenen.

C. Zij hadden zich onrechtmatig meester gemaakt van Gods zilver en goud, Joel 3:5, waaronder sommigen de rijkdom van Israël verstaan. Het zilver en goud, dat Gods volk had, noemt Hij het Zijne, omdat zij het van Hem ontvangen hadden, en het aan Hem wijdden, en wanneer zij beroofd werden, beschouwde God het, alsof men Hem beroofd had en nam dienovereenkomstig wraak. Die de eigendommen wegneemt van de goede mensen, die er wel mee doen, zullen schuldig worden bevonden aan heiligschennis, zij nemen Gods zilver en goud. Maar er schijnt eigenlijk mee bedoeld te worden de vaten en schatten van de tempel! die God hier zijn beste kleinodiën noemt kostbaar en gewenst voor Hem en allen, die de Zijnen zijn. Deze brachten zij in hun tempelen als zegetekenen van hun overwinning over Gods Israël, denkende, dat zij daarmee Israël overwonnen, ja, dat hun afgoden over Hem triumfeerden. Zoo werd ook de ark in Dagons tempel geplaatst. Dat deden zij in strijd met het recht: Wat hebt gij met Mij te doen? Joel 3:4, met Mijn volk, welk onrecht hebben zij u gedaan? Wat hebben zij gedaan om u uit te dagen? Gij had niets met hen te maken, en toch doet gij dit alles tegen hen. Zij hebben plannen beraamd tegen de stillen in de lande, en zij hebben schuld op zich geladen tegen de onschuldige en die zelf geen kwaad deden die hebben zij kwaad gedaan: Zoudt gij Mij een vergelding weergeven? Kunnen zij beweren, dat God of Zijn volk hun enig onrecht hebben aangedaan, waarmee zij zich kunnen rechtvaardigen tegenover de wet van de wedervergelding, als zij hun dit kwaad aandoen? Neen, zij hebben zelfs geen schijn van recht. Het is niets nieuws, als men zeer vriendelijk en verplichtend is geweest voor zijn buren, te ontdekken, dat zij zeer onwelwillend, en onvriendschappelijk zijn, en, dat degenen, die nooit onrecht doen, het vaak moeten lijden.

5. Het vonnis, dat over hen geveld wordt. In `t algemeen, Joel 3:4, Zo gij Mij wat vergelden, zo gij met Mij wilt twisten, zo gij Mij aldus tot ijver verwekt, zo gij de appel van Mijn oog aanraakt, lichtelijk, haastig zal Ik uw vergelding op uw hoofd weerbrengen. Die met God strijden zullen bevinden, dat zij niet in staat zijn zich tegenover Hem te handhaven. Hij zal hun plotseling vergelden, als zij er weinig aan denken, en geen tijd hebben om het te beletten, als Hij zich begeeft tot hun straf, zullen zij spoedig hun verderf vinden. In `t bijzonder wordt met het volgende gedreigd,

a. Dat zij hun doel niet zullen bereiken met het kwaad, dat zij tegen Gods volk beraamd hebben. Zij dachten hen zover van hun landpalen te brengen, dat zij er nooit meer konden terugkeren, Joel 3:6. "Maar", zegt God, "Ik zal ze opwekken uit de plaats, waarheen gij ze hebt verkocht, en zij zullen daar niet, zoals uw bedoeling was, levend begraven worden." Dat de mensen Gods volk verkopen, zal Hem niet beroven van Zijn eigendomsrecht.

b. Dat zij met gelijke munt zullen betaald worden, evenals Adoni-Bezek, Joel 3:8 :"Ik zal uw zonen en uw dochters verkopen in de hand van de kinderen van Juda, gij zult evenzeer aan hun genade zijn overgeleverd als zij aan de uwe geweest zijn", Isaiah 60:14. Aldus heersten de Joden zelf over hun haters, Esther 9:1. En dan zullen zij naar recht verkocht worden aan dievan Scheba aan een ver gelegen volk. Dit vond, naar de mening van sommigen, zijn vervulling in de overwinningen, door de Maccabeën op de vijanden van de Joden behaald, anderen menen, dat het ziet op de laatste dag, wanneer de rechtvaardigen zullen heersen, Psalms 49:15, en de heiligen de wereld zullen oordelen. Zeker is, dat niemand ooit zijn hart verhardde tegen God of Zijn kerk, en veel voorspoed had, neen, Farao zelfs niet, want de Heere heeft het gesproken, tot vertroosting van al Zijn lijdende knechten dat van Hem de wraak is en Hij het vergelden zal. Wat de psalmist lang daarvoor tot de heidenen gezegd had, Psalms 96:10, maakt de profeet hier eveneens aan alle volken bekend: Dat de Heere regeert, dat Hij komt om de aarde te richten, zoals Hij lang gerichten had geoefend op de aarde. De mededeling van Gods gericht over de volken kan betrekking hebben op de vernietiging van Sanherib, Nebucadnezar, Antiochus, in `t bijzonder op die van de antichrist, en van alle trotse vijanden van de christelijke kerk, maar enige van de beste uitleggers, zowel oudere als nieuwere, vooral de geleerde Dr. Pocock, menen, dat het de bedoeling is van deze verzen om de dag van het laatste oordeel voor te stellen in de gelijkenis van de strijd, die God voert tegen de vijanden van Zijn koninkrijk, en van de oogst, die Hij op de aarde vergadert, en beide vergelijkingen vinden wij in de Openbaring gebruikt, Joel 19:11, Joel 14:18. Hier hebben wij,

I. Een uitdaging aan alle vijanden van Gods koninkrijk om het ergste te doen, dat zij kunnen. Om hun te betekenen, dat God zich bereidt tot de oorlog met hen, worden zij opgeroepen om zich tot de oorlog met Hem te bereiden, Joel 3:9 -Joel 3:11. Als het uur van Gods oordeel komt, zullen krachtige maatregelen getroffen worden om alle volken te vergaderen tot de krijg van die grote dag van de almachtige Gods, Revelation 16:14, Revelation 20:8. Het schijnt hier ironisch bedoeld te zijn: "Roept dit uit onder de heidenen, laat alle strijdkrachten van de volken opgeroepen worden om zich tezamen aaneen te sluiten tegen God en Zijn volk." Het is iets dergelijks als het woord van Jesaja, Joel 8:9 : "Vergezelt u tezamen, gij volken, en omgordt u, doch wordt verbroken. Heiligt een oorlog, wekt de helden op, roept ze tot uw dienst, wekt ze op tot waakzaamheid en vastberadenheid, laat optrekken alle krijgslieden. Laat hen komen en in `t strijdperk treden met de Almachtige, als zij durven, laat hen niet klagen over gebrek aan wapens, maar laat ze hun spaden tot zwaarden slaan en hun sikkelen tot spiesen. Laat hen het besluit nemen, als zij willen, nimmer tot hun akkers terug te keren, maar te sterven of te overwinnen, laat niemand zich verontschuldigen met ongeschiktheid tot het dragen van wapens, maar de zwakke zegge: Ik ben een held en trek naar het slagveld." Aldus daagt een almachtig God de machten van de duisternis uit tot de krachtigste tegenstand, laat de heidenen woeden, en de koningen van de aarde beraadslagen tegen de Heere en Zijn Gezalfde, laat ze te hoop lopen en aankomen en zich vergaderen, maar Hij, die in de hemel zit, zal lachen over hen, en als Hij ze aldus oproept, is dat om hen te bespotten, Psalms 2:2, Psalms 2:4. De heidenen moeten opgewekt worden, zij moeten ontwaken uit de dood, om op te trekken naar het dal Josafats, om daar hun vonnis te horen, om op te staan uit hun graven, om de Heere tegemoet te gaan in de lucht, Josafat betekent het oordeel van de Heere. Laat hen komen naar de plaats, waar God oordeelt, wat misschien de voornaamste reden is voor het gebruik van deze naam hier, maar hij is tezamen gevoegd als eigennaam ter wille van de toespeling op de plaats, die zo genoemd wordt, zoals wij tevoren opmerkten, laat hen daarheen gaan, waar God zal zitten om te richten alle heidenen, naar die troon van de heerlijkheid, waarvoor alle de volkeren vergaderd zullen worden, Matthew 25:32 want voor de rechterstoel van Christus moeten wij allen verschijnen. De uitdaging, Joel 3:9 wordt veranderd in een dagvaarding, Joel 3:12. Het is niet alleen: Komt, als gij durft, maar: Gij zult komen, of gij wilt of niet, want er is geen ontkomen aan de oordelen Gods.

II. Het bevel aan de dienaren van Gods gerechtigheid om tegen deze vermetele vijanden van Zijn koninkrijk onder de mensen op te treden en te handelen. En daarom, doe uw helden derwaarts nederdalen, o Heere, Joel 3:11. Als zij hun strijdkrachten in het veld brengen, moge God de Zijne laten optrekken, de bazuin van de aartsengel moge de aanval blazen om Zijn helden bijeen te roepen, dat is: Zijn engelen. Misschien is het een toespeling hierop, als gezegd wordt, dat Christus op de laatste dag van de hemel komen zal met de engelen van Zijn kracht, 2 Thessalonians 1:7. Dat zijn de heerscharen van de Heere, die Zijn strijd zullen voeren, als Hij alle macht, heerschappij en kracht terneer werpt, als Hij recht zal doen onder de heidenen, Psalms 110:6. Sommigen menen dat deze woorden, Joel 3:9, Joel 3:10 : Heiligt een oorlog, wekt de helden op geen uitdaging zijn aan de scharen van de vijand, maar een bevel aan Gods scharen, laat ze zich verzamelen en aankomen. Als Gods zaak getwist moet worden, door de wet of door het zwaard, heeft Hij Zijn dienaren, die met kracht twisten zullen, getuigen, om voor Hem op te treden in het gerechtshof, soldaten om op `t slagveld voor Hem te strijden. Zij zullen, zo nodig, de spaden tot zwaarden slaan. Maar het is duidelijk, dat hun het bevel gegeven wordt, Joel 3:13:Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp, dat wil zeggen: hun boosheid is groot, hun maat is vol, en zij zijn rijp voor het verderf. Onze Zaligmaker heeft dit verklaard, Matthew 13:39 :De oogst is de voleinding van de wereld, en de maaiers zijn de engelen. Hun wordt bevolen hun sikkel aan te slaan, hun scherpe sikkel, en beide de oogst en de druiven in te zamelen, Revelation 14:15, Revelation 14:18. De grootheid van de goddeloosheid van de mensen maakt hen rijp voor Gods oordeel.

III. De grote aantallen, die op die grote en plechtige dag zullen verschijnen, Joel 3:14 :Menigten, in het dal van de beslissing, hetzelfde dat eerst het dal van Josafat werd genoemd, of van het oordeel van de Heere want de dag van de Heere is nabij in het dal. De oordeelsdag, de dag des Heeren wordt altijd verwacht en genoemd als nabij. Henoch zeide: Zie, de Heere komt, alsof de Rechter toen reeds voor de deur stond, omdat het zeker is, dat die dag komen zal op de vastgestelde tijd, en duizend jaren zijn bij God als een dag, alles rijpt met snelheid, wij moeten er altijd gereed voor zijn, omdat ons oordeel nabij is.

1. De oordeelsdag zal de dag van de beslissing zijn, als over ieders eeuwige staat zal beslist worden, en de twist die lang gehangen heeft tussen het rijk van Christus en dat van Satan ten laatste beslist, en een eind aan de worsteling gemaakt zal worden. Het dal van de rechtsbedeling, in `t Chaldeeuwsch, wanneer een ieder zal wegdragen hetgeen door het lichaam geschiedt, nadat hij gedaan heeft. Het dal des dorswagens, als voortzetting van de vergelijking met de oogst, Joel 3:13. De trotse vijanden van Gods volk zullen dan verbrijzeld en in stukken gebroken worden, en dorsende als stof gemaakt.

2. Ontelbare menigten zullen bijeenvergaderd worden, om hun beslissend vonnis te horen op die dag, zoals wij bij de vernietiging van Gog lezen van het dal van Hamon-Gog en de stad Hamona, EZ. 39:15, 16, die beide de menigte van de overwonnen vijanden betekenen, het is hetzelfde woord, dat hier gebruikt wordt Hamonim, Hamonim, om bewondering uit te drukken. O, welk een grote menigte zal door haar verderf de goddelijke gerechtigheid verheerlijken op die dag! Een menigte van levenden, zegt een van de rabbijnen, en een menigte van doden, want Christus zal komen om te oordelen, beide de levenden en de doden.

IV. De verbazende verandering, die zal plaats hebben in het rijk van de natuur, Joel 3:15 :De zon en maan zijn zwart geworden, als tevoren, Joel 2:31. Haar glans en heerlijkheid zullen verduisterd worden door de veel grotere glans van de heerlijkheid, waarin de Rechter dan verschijnen zal. Ja, zij zullen ter zijde gezet worden bij de ontbinding van alle dingen, want de verdoemde zondaars in de hel zullen geen licht hebben, daar zij in de buitenste duisternis geworpen zijn, en de verheerlijkte heiligen in -den hemel zullen haar licht niet nodig hebben want God zelf zal hun eeuwig licht wezen, Isaiah 60:19. Zij, die op die dag van de toorn zullen vallen onder de toorn Gods, zullen afgesneden worden van alle troost en vreugde, betekend door de verduistering, niet alleen van zon en maan, maar ook van de sterren. V. De verschillende indruk, die die dag maken zal op de kinderen van deze wereld, en de kinderen van God, naardat die dag voor hen zal zijn.

1. Voor de goddeloze zal het een verschrikkelijke dag zijn. Dan zal de Heere brullen uit Sion en Jeruzalem, van de troon van Zijn heerlijkheid, uit de hemel, waar Hij zich op bijzondere wijze openbaart, zoals Hij somtijds gedaan had van de hoge, heerlijke troon van Zijn heiligdom, die toch maar een flauwe gelijkenis had met de heerlijkheid van die dag. Hij zal Zijn stem geven uit de hemel, uit het midden van Zijn heiligen en engelen, zoals sommigen lezen, de heilige vergadering van hen, die Sion en Jeruzalem genoemd kunnen worden, want, als wij komen tot het hemelse Jeruzalem, dan komen wij tot de vele duizenden van de engelen, Hebrews 12:22, Hebrews 12:25. Op die dag zal Zijn stem voor de goddeloze als een brullen zijn, verschrikkelijk als het gebrul van een leeuw, want dat betekent het woord, lang zweeg Hij stil, maar nu zal onze God komen en niet zwijgen, Psalms 50:3, Psalms 50:21. Het oordeel van die grote dag zal de oren doen tuiten van diegenen, die onverzoenlijke vijanden blijven van Gods koninkrijk. Gods stem zal dan geweldiglijk verschrikken beide hemel en aarde, Isaiah 2:21, en weer Hagg. 2:7, Hebrews 12:1 26. Dit betekent, dat de stem van God op die grote dag zo'n schrik zal geven aan de goddelozen, als genoeg is om zelfs hemel en aarde in ontsteltenis te brengen. Als God neerdaalt om Zijn vijanden te vernietigen, en hen allen te maken tot een voetbank, zal niets hen kunnen redden, al stonden hemel en aarde op om hen te verdedigen en hun bescherming op zich te nemen. Zelfs die zullen voor Hem beven, en geen voldoende bescherming geven aan hen, tegen wie Hij optreedt om hen te bestrijden. Evenals zegeningen uit Sion de liefelijkste zegeningen zijn, en genoeg om hemel en aarde te doen juichen, zo zijn ook verschrikkingen uit Sion de ergste verschrikkingen, en genoeg om hemel en aarde te doen sidderen.

2. Voor de rechtvaardigen zal het een blijde dag zijn. Als hemel en aarde zullen beven, en ontbonden worden en verbranden, dan zal de Heere de hoop van Zijn volk en de sterkte van de kinderen Israëls zijn, Joel 3:16, en dan zat Jeruzalem een heiligheid zijn, Joel 3:17. De heiligen zijn het Israël Gods, zij zijn Zijn volk, de kerk is Zijn Jeruzalem. Zij zijn in verbond en gemeenschap met Hem, en op de grote dag,

a. Zullen hun begeerten vervuld worden: De Heer zal de toevlucht Zijns volks zijn. Zoals Hij altijd de grondlegger en de grondslag van hun verwachtingen was, zo zal hij de kroon van hun verwachtingen zijn. Hij zal de haven van Zijn volk zijn, want dat is de betekenis van het woord, hun toevluchtsoord, hun schuilplaats, en hun woning. De heiligen zullen op de grote dag de begeerde haven bereiken, na een stormachtige reis zullen zij voet aan land zetten, zij zullen voor altijd bij God thuis zijn, in het huis huns Vaders, het huis, niet met handen gemaakt.

b. Hun gelukzaligheid zal bekroond worden. Op die dag zal God de sterkte van de kinderen Israëls zijn, en hen in staat stellen die dag te verwelkomen en staande te blijven onder het gewicht van zijn heerlijkheid en blijdschap. Als de oordelen Gods over deze wereld gekomen zijn, en de zondaars er onder vallen, is God de hoop en de sterkte van Zijn volk, de sterkte van hun hart, en hun deel, terwijl aan de harten van anderen de moed ontzinkt, uit angst.

c. Hun heiligheid zal volmaakt zijn, Joel 3:17 : Jeruzalem zal heilig zijn, de heilige stad, dat zal het hemelse Jeruzalem zijn de triomferende kerk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks. Jeruzalem zal een heiligheid zijn, zo slaat er, het zal volmaakt heilig zijn, er zei geen overblijfsel van zonde zijn. De kerk van het Evangelie is een heilige gemeenschap, ook in de strijdende staat, meer nooit zal zij de heiligheid zelf zijn, totdat zij overgaat in de triomferende staat. Dan zullen vreemden niet meer daar doorgaan, in het nieuwe Jeruzalem zal niets binnenkomen, dat verontreinigt, of ongerechtigheid werkt, niemand zal daar zijn, dan die er recht op hebben daar te zijn, niemand dan de burgers, want het zal een onvermengd gezelschap zijn.

d. God zal in dit alles geopenbaard en groot gemaakt worden: Zo zult gij weten, dat Ik de Heer uw God ben. Door de heiliging en verheerlijking van de kerk zal God in Zijn heiligheid en heerlijkheid bekend worden als de God, die op Zijn heilige berg woont en die heilig maakt door er op te wonen, en die geheiligd en verheerlijkt worden, worden dat door de kennis van Hem, die hen riep. De kennis, die de ware gelovigen van God hebben, is,

A. Een toeeigenende kennis. Zij weten dat Hij de Heer hun God is, niet van hun alleen, maar van hun en die van de gehele kerk, dat Hij hun God is, maar wonende op Sion, de berg van Zijn heiligheid, want, hoewel het geloof zich toeeigent, maakt het zich toch niet meester van de voorrechten van het verbond om anderen uit te sluiten.

B. Het is kennis uit ondervinding. Zij zullen bevinden, dat Hij hun toevlucht en sterkte is in de ergste tijden, en zo zullen zij weten, dat Hij de Heer hun God is. Die de goedheid van God gesmaakt en gezien hebben, kennen die het best, en hebben bevonden, dat Hij goed voor hen is.

De beloften, waarmee deze profetie besluit, worden vervuld, ten dele in het rijk van de genade en in de vertroostingen en gunsten van alle getrouwe onderdanen van dat rijk, maar zullen volkomen vervuld worden in het rijk van de heerlijkheid, want in de geschiedenis van de Joodse kerk kennen wij geen gebeurtenis, die aan de volle omvang van deze beloften beantwoordt, en de vrede en voorspoed, waarmee zij gezegend worden, waarvan wij kunnen aannemen, dat dit een ovedrijvende beschrijving is, waren slechts de afbeelding van betere dingen over ons voorzien, opdat zij, in hun besten tijd, zonder ons niet zouden volmaakt worden.

I. Beloofd wordt, dat de vijanden van de kerk overwonnen en ten onder gebracht zullen worden, Joel 3:19. Egypte, die oude vijand van Israël, en Edom, die een diepgewortelde vijandschap tegen Israël koesterde, van Ezau afkomstig, deze zullen tot verwoesting worden, tot een woeste wildernis, die niet meer te bewonen is, zij zijn het volk van Gods verbanning geworden, en dat waren de Idumeeërs, Isaiah 34:5. Kracht noch rijkdom van enig volk is een wapen tegen de oordelen Gods. Maar wat is de twist, die God met deze machtige koninkrijken heeft? Het is om het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, en de mishandeling van het volk, zie Ezechiël 25:3, 8, 12, 15, 26:2. Zij hadden het onschuldig bloed van de doden vergoten, die een schuilplaats bij hen zochten, of door hun land zochten te ontkomen. Het onschuldige bloed van Gods volk is zeer kostbaar bij Hem, en geen druppel er van zal vergoten worden, zonder vergelding. Op de laatste dag zal deze aarde, die met geweld tegen Gods volk vervuld is, tot een verwoesting worden, als zij met alle werken, die er in zijn, verbrand zal worden. En vroeger of later zullen de onderdrukkers en vervolgers van Gods Israël ten onder gebracht en in `t stof geworpen, ja, zij zullen tenslotte neergeworpen en in de vlammen gestort worden.

II. Beloofd wordt, dat de kerk zeer gelukkig zal zijn, en waarlijk gelukkig is zij in geestelijke voorrechten, zelfs in haar strijdende staat, maar veel meer, wanneer zij in de triomferende staat overgaat. Drie dingen worden hier beloofd: 1. Reinheid. Dat wordt hier het laatst genoemd als de oorzaak van al het andere: Ik zal hun bloed reinigen, dat Ik niet gereinigd had, dat wil zeggen hun bloedige, snode zonden, in `t bijzonder het vergieten van onschuldig bloed, dat veil en die schuld kleefde hun aan door de zonde, die hen onbekwaam maakte voor de gemeenschap met God, en hatelijk voor Zijn heiligheid en schuldig voor Zijn gerechtigheid, daarvan zullen zij gewassen worden in de geopende fontein, Zacheria 13:1. Door het bloed van Christus zal gereinigd worden, wat niet kon gereinigd worden door de offeranden en reinigingen van de ceremoniële wet. Of, als wij het willen toepassen op de zaligheid van het toekomende leven, dan betekent het de reiniging van de heiligen van al die gebreken, waarvan zij niet gereinigd waren door inzettingen of leidingen in deze wereld, daar zal niet het geringste overblijfsel van zonde meer in hen zijn. Hoewel zij zich dagelijks reinigen, is hier altijd nog iets onreine, maar in de hemel zal ook dat verdwenen zijn. En de reden daarvan is, dat de Heer in Sion woont, bij Zijn kerk, en veel heerlijker, bij de gemeente in de hemel, en de heiligheid is Zijn huis sierlijk tot lange dagen, om welke reden daar, waar Hij woont, volmaakte heiligheid moet en zal zijn. Hoewel de loutering en verbetering van de kerk een werk is, dat langzaam vordert, en er altijd nog iets is waarover wij klagen, omdat het niet gereinigd is, toch zal er een dag komen, waarop alles, dat veranderd is, verbeterd zal worden en de kerk volmaakt schoon zal zijn, zonder vlek en zonder smet, en op die dag moeten wij wachten.

2. Overvloed, Joel 3:18..Dit wordt het eerst genoemd, omdat het het omgekeerde is van het oordeel, waarmee in de vorige hoofdstukken gedreigd wordt.

a. De stromen van deze overvloed vloeien over het land en verrijken het: De bergen zullen druipen van zoete wijn en de heuvels stromen van melk, zo'n grote overvloed van levensmiddelen zal er zijn. Beide voor kinderen en volwassenen. Het betekent de overvloed van de wijngaarden, en van alle vruchtbomen, en de overvloed van vee in de weide, die ze met melk vervullen. En, om het bouwland vruchtbaar te maken, zullen de stromen van Juda vol van water gaan, zodat het land zal zijn als de hof van Eden, overal wel besproeid en zeer verrijkt, Psalms 65:9. Maar dit schijnt geestelijk bedoeld te zijn, de gunsten en vertroostingen van het nieuwe verbond worden vergeleken met wijn en melk, Isaiah 55:1, en de Geest met stromen des levenden waters John 7:38. En deze gaven zijn veel overvloediger onder het Nieuwe Testament dan onder het Oude, als de gelovige genade voor genade ontvangen uit Christus' volheid, als zij verrijkt zijn met eeuwige vertroosting, en vervuld met alle blijdschap en vrede in het geloven dan druipen de bergen van zoete wijn, en stromen de heuvelen van melk. Drink, drink overvloedig, o liefste! Als er een overvloedige uitstorting van de Geest van de genade is, dan gaan de stromen van Juda vol van water, en maken blijde, niet alleen de stad van onze God, Psalms 46:4, maar het gehele land.

b. De bron van deze overvloed is in het huis des Heeren, waar de stroom ontspringt, evenals die wateren van onder de dorpel des huizes, Ezechiël 47:1, en de rivier des levens, voortkomende uit de troon Gods en des Lams, Revelation 22:1. De psalmist zegt, sprekende van Sion: Alle mijn fonteinen zullen binnen in u zijn, Psalms 87:7. Degenen, die onder het eerste deel van dit vers tijdelijke zegeningen verstaan verklaren toch deze fontein uit het huis des Heeren als Gods genade, die wij zoveel te meer nodig hebben, als wij overvloedige tijdelijke zegeningen hebben, opdat wij die niet misbruiken. Deze fontein is Christus zelf, Zijn verdienste en genade reinigt ons, verfrist ons en maakt ons vruchtbaar. Er staat, dat hij het dal van Sittim zal besproeien, dat zeer ver van de tempel te Jeruzalem af lag, aan de andere kant van de Jordaan, en droog en kaal was, wat betekent, dat de genade van het Evangelie voortvloeiende uit Christus, zeer ver reiken zal, zelfs tot de heidenwereld, tot de verst verwijderde streken daarvan, en hij zal doen overvloeien van vruchten van de gerechtigheid, die lang als de onvruchtbare wildernis waren geweest. Deze genade is een overvloeiende en altijd vloeiende bron, waaruit zij altijd kunnen putten, zonder vrees, dat zij ooit verdrogen zal. Deze bron komt uit het huis des Heeren, want die deel willen hebben aan de beloofde gunsten en vertroostingen, moeten de inzettingen en rechten met ijver en volharding waarnemen, en uit het huis des Heeren, dat boven is, uit Zijn tempel in de hemel stroomt al het goede, dat wij dagelijks smaken, maar binnenkort, maar voor eeuwig hopen te drinken aan de oorsprong.

3. Eeuwigheid. Dit is de kroon op al het andere, Joel 3:20:Juda zal blijven in eeuwigheid als Egypte en Edom tot een verwoesting zijn gemaakt, en Jeruzalem zal blijven van geslacht tot geslacht. Dit is een belofte, en een kostbare belofte is het.

a. Dat de kerk van Christus in de wereld blijven zal tot aan het einde van de tijd. Als het een geslacht van belijdende christenen gaat, zal een ander in de plaats er van komen, waarbij de troon van Christus zal blijven in eeuwigheid en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.

b. Dat al de levende leden van die kerk, want Juda en Jeruzalem staan hier voor de inwoners van dat land en die stad, Matthew 3:5, in die staat van gelukzaligheid zullen blijven tot aan de laatste tijden van de eeuwigheid. Dat nieuwe Jeruzalem zal zijn van geslacht tot geslacht, want het is een stad met fundamenten, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

Verzen 1-20

Joël 3:1-20

Wij hebben dikwijls gehoord van het jaar van de verlosten en het jaar van de vergeldingen om Sions twistzaak, nu hebben wij hier een beschrijving van de handelingen van dat jaar en een profetie van wat gebeuren zal, als het komt, zo vaak het komt, want het komt dikwijls en op het eind zal het eens en voor goed komen.

I. Het zal het jaar van de verlosten zijn, want God zal de gevangenis van Juda en Jeruzalem wenden, Joel 3:1. De gevangenschap van Gods volk mag smartelijk en zeer lang zijn, toch zal zij niet altijd duren. Die in Egypte eindigde tenslotte met hun verlossing tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods. Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. Die te Babel zal eveneens gelukkig eindigen. En de Heere Jezus zal voorzien in de krachtdadige verlossing van arme gebonden zielen van de heerschappij van zonde en Satan, en zal het aangename jaar uitroepen, het jubeljaar, de bevrijding van schuld en slavernij, en de opening van de gevangenis de gebondenen. Er is een dag een tijd, bepaald voor de terugbrenging van de gevangenen, die Gods kinderen zijn, voor de verlossing van het geweld van de hel, en dat zal de laatste dag en het einde van de tijd zijn.

II. Het zal het jaar zijn van de vergeldingen om Sions twistzaak. Al duldt God, dat de vijanden van Zijn volk in grote mate en lange tijd over Zijn volk heersen, toch zal Hij ze daarom ter verantwoording roepen en de gevangenis gevankelijk voeren, Psalms 68:19, zal hen gevangen houden, die Zijn volk gevangen houden, Revelation 13:10.

1. Wie het zijn, met wie af gerekend zal worden-alle heidenen, Joel 3:2. Dit betekent,

a. Dat alle heidenen alle volken zich voor Gods oordeel schuldig hadden gemaakt aan onrecht tegen Zijn volk. Vervolging is de heersende, schreiende zonde van de wereld, dat liggen in het boze wordt geplaatst tegenover godzaligheid. De vijandschap, die in de oude slang is, de god van deze wereld, tegen het zaad van de vrouw, blijkt min of meer in de kinderen van deze wereld. Verwondert u niet, indien de wereld u haat.

b. Dat ieder volk, `t welk Gods volk krenkte, niet ongestraft zou blijven, want een ieder, die het Israël Gods aanraakt, zal ondervinden, dat hij de appel van Zijn oog aanraakt. Jeruzalem zal een lastige steen zijn voor alle volken, Zacheria 12:3. Maar in `t bijzonder zal afgerekend worden met de naburige volken, Tyrus en Sidon en alle grenzen van Palestina, of de Filistijnen, die lastige buren zijn geweest v oor het Israël Gods, Joel 3:4. Als afrekening gehouden wordt met meer verwijderde en machtige volken, die Israël verwoestten, dan zal de machteloze boosheid van degenen, die in hun nabijheid woonden, en ten kwade geholpen hebben, Zacheria 1:15, en er over juichten, niet ongestraft blijven, Ezechiël 26:2. Kleine vervolgers zullen evenzeer ter verantwoording worden geroepen als grote, en al konden zij niet veel kwaad doen, hun zal vergolden worden naar de boosheid van hun hart en het kwaad, dat zij wilden doen.

2. De terechtzitting van dit hof. Zij zullen allen vergaderd worden, Joel 3:2, opdat zij, die tegen Gods volk samengewerkt hebben, met een heimelijke raadslag, Psalms 83:4, tezamen hun vonnis ontvangen. Zij zullen afgevoerd worden in het dal Josafats, dat bij Jeruzalem lag, en daar zal God hen richten. a. Omdat het recht is, dat misdadigers gevonnist worden in het land, waar zij de wet overtraden.

b. Tot vergroting van hun straf zullen zij zien, dat Jeruzalem, op welks ondergang zij het zolang toegelegd en gehoopt hebben, ten spijt van al hun woede, een lof op aarde gesteld wordt.

c. Tot groter troost en eer van Gods Jeruzalem, dat zien zal, hoe God hun twistzaak twist.

d. Dan zal opnieuw gedaan worden, wat God voor Josafat deed, toen Hij hem de overwinning over zijn aanvallers, en hem en zijn volk reden tot lof en blijdschap gaf, in het dal van Beracha, 2 Chronicles 20:26. e. Het was in dit dal Josafats, zoals Dr. Lightfoot veronderstelt, dat Sanheribs leger of een deel ervan, lag, toen het door een engel verdelgd werd. Zij kwamen tezamen om Jeruzalem te verderven, maar God bracht hen tezamen tot hun eigen verderf, als garven tot de dorsvloer, Micah 4:12.

3. De aanklager, ten behoeve van wie dit proces begonnen is, het is vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israël. Het is hun zaak, die God nu met ijver twisten zal. Gods volk is zijn erfdeel, zijn eigendom, Zijn eigen, het snoer van Zijn erve, boven ieder ander volk, Exodus 19:5 Deuteronomy 32:9. Zij zijn Zijn domein, en daarom heeft Hij alle recht tegen ieder, die hen aanrandt.

4. De aanklacht, tegen hen ingediend, is van zeer bijzondere aard. Veelvuldig hadden zij God gehoond door hun afgoderij, maar datgene, waarom God een twist met hen heeft, is de hoon, die zij Zijn volken en de vaten van Zijn heiligdom hebben aangedaan.

A. Zij hadden het volk Israëls zeer mishandeld, hadden hen onder de heidenen verstrooid en gedwongen een schuilplaats te zoeken, waar zij maar een plaats konden vinden, of hen gevankelijk weggevoerd naar hun eigen land en hen daar zorgvuldig verstrooid, uit vrees, dat zij zich verenigen zouden voor hun gemeenschappelijke veiligheid. Zij verdeelden hun land, en namen er ieder een deel van als hun eigendom, ja, zij hebben het lot over Mijn volk geworpen en hen verkocht. Toen zij hen gevangen hadden genomen, spotten zij met hen, verachtten hen als waardeloos. Zij wilden hen niet loslaten en vonden hen de moeite van het houden niet waard, zij dobbelden over hen. Of zij verdeelden de gevangenen door het lot, zoals de soldaten deden met Christus' klederen.

B. Zij maakten ze tot koopwaar. Als zij ze hadden, verkochten zij ze, en met zoveel verachting, dat zij ze verkochten niet om de waarde maar meer voor hun vermaak dan voor hun voordeel, zij gaven een jongsken, in de oorlog buitgemaakt, om een hoer, en een meisje om wijn, zoveel als zij in eenmaal konden drinken een heerlijke prijs, die zij hen waard achtten en een heerlijk lot voor een zoon of dochter van Israël om een slaaf of slavin te zijn in een kroeg of bordeel. Ziehier, hoe hetgeen door de een zonde verkregen is, gewoonlijk aan een andere verspild wordt. De buit, die deze vijanden van de Joden door onrechtvaardigheid en geweld verzamelden, verspilden en verkwistten zij in drinkgelagen en hoererij, dat is vaak het karakter en de handelwijze van de vijanden en vervolgers van het volk van God. Als de Tyriërs en Filistijnen kinderen van Juda of Jeruzalem in handen kregen, hen tot krijgsgevangenen maakten, of hun kinderen stalen, dan verkochten zij die aan de Grieken, met wie de mannen van Tyrus handelden in mensenzielen Ezechiël 27:13, opdat zij ze verre van hun landpalen brachten, Joel 3:6. Het was een grote smaad voor Israël, Gods eerstgeborene, Zijn vrijgeborene, aldus gekocht en verkocht te worden onder de heidenen.

C. Zij hadden zich onrechtmatig meester gemaakt van Gods zilver en goud, Joel 3:5, waaronder sommigen de rijkdom van Israël verstaan. Het zilver en goud, dat Gods volk had, noemt Hij het Zijne, omdat zij het van Hem ontvangen hadden, en het aan Hem wijdden, en wanneer zij beroofd werden, beschouwde God het, alsof men Hem beroofd had en nam dienovereenkomstig wraak. Die de eigendommen wegneemt van de goede mensen, die er wel mee doen, zullen schuldig worden bevonden aan heiligschennis, zij nemen Gods zilver en goud. Maar er schijnt eigenlijk mee bedoeld te worden de vaten en schatten van de tempel! die God hier zijn beste kleinodiën noemt kostbaar en gewenst voor Hem en allen, die de Zijnen zijn. Deze brachten zij in hun tempelen als zegetekenen van hun overwinning over Gods Israël, denkende, dat zij daarmee Israël overwonnen, ja, dat hun afgoden over Hem triumfeerden. Zoo werd ook de ark in Dagons tempel geplaatst. Dat deden zij in strijd met het recht: Wat hebt gij met Mij te doen? Joel 3:4, met Mijn volk, welk onrecht hebben zij u gedaan? Wat hebben zij gedaan om u uit te dagen? Gij had niets met hen te maken, en toch doet gij dit alles tegen hen. Zij hebben plannen beraamd tegen de stillen in de lande, en zij hebben schuld op zich geladen tegen de onschuldige en die zelf geen kwaad deden die hebben zij kwaad gedaan: Zoudt gij Mij een vergelding weergeven? Kunnen zij beweren, dat God of Zijn volk hun enig onrecht hebben aangedaan, waarmee zij zich kunnen rechtvaardigen tegenover de wet van de wedervergelding, als zij hun dit kwaad aandoen? Neen, zij hebben zelfs geen schijn van recht. Het is niets nieuws, als men zeer vriendelijk en verplichtend is geweest voor zijn buren, te ontdekken, dat zij zeer onwelwillend, en onvriendschappelijk zijn, en, dat degenen, die nooit onrecht doen, het vaak moeten lijden.

5. Het vonnis, dat over hen geveld wordt. In `t algemeen, Joel 3:4, Zo gij Mij wat vergelden, zo gij met Mij wilt twisten, zo gij Mij aldus tot ijver verwekt, zo gij de appel van Mijn oog aanraakt, lichtelijk, haastig zal Ik uw vergelding op uw hoofd weerbrengen. Die met God strijden zullen bevinden, dat zij niet in staat zijn zich tegenover Hem te handhaven. Hij zal hun plotseling vergelden, als zij er weinig aan denken, en geen tijd hebben om het te beletten, als Hij zich begeeft tot hun straf, zullen zij spoedig hun verderf vinden. In `t bijzonder wordt met het volgende gedreigd,

a. Dat zij hun doel niet zullen bereiken met het kwaad, dat zij tegen Gods volk beraamd hebben. Zij dachten hen zover van hun landpalen te brengen, dat zij er nooit meer konden terugkeren, Joel 3:6. "Maar", zegt God, "Ik zal ze opwekken uit de plaats, waarheen gij ze hebt verkocht, en zij zullen daar niet, zoals uw bedoeling was, levend begraven worden." Dat de mensen Gods volk verkopen, zal Hem niet beroven van Zijn eigendomsrecht.

b. Dat zij met gelijke munt zullen betaald worden, evenals Adoni-Bezek, Joel 3:8 :"Ik zal uw zonen en uw dochters verkopen in de hand van de kinderen van Juda, gij zult evenzeer aan hun genade zijn overgeleverd als zij aan de uwe geweest zijn", Isaiah 60:14. Aldus heersten de Joden zelf over hun haters, Esther 9:1. En dan zullen zij naar recht verkocht worden aan dievan Scheba aan een ver gelegen volk. Dit vond, naar de mening van sommigen, zijn vervulling in de overwinningen, door de Maccabeën op de vijanden van de Joden behaald, anderen menen, dat het ziet op de laatste dag, wanneer de rechtvaardigen zullen heersen, Psalms 49:15, en de heiligen de wereld zullen oordelen. Zeker is, dat niemand ooit zijn hart verhardde tegen God of Zijn kerk, en veel voorspoed had, neen, Farao zelfs niet, want de Heere heeft het gesproken, tot vertroosting van al Zijn lijdende knechten dat van Hem de wraak is en Hij het vergelden zal. Wat de psalmist lang daarvoor tot de heidenen gezegd had, Psalms 96:10, maakt de profeet hier eveneens aan alle volken bekend: Dat de Heere regeert, dat Hij komt om de aarde te richten, zoals Hij lang gerichten had geoefend op de aarde. De mededeling van Gods gericht over de volken kan betrekking hebben op de vernietiging van Sanherib, Nebucadnezar, Antiochus, in `t bijzonder op die van de antichrist, en van alle trotse vijanden van de christelijke kerk, maar enige van de beste uitleggers, zowel oudere als nieuwere, vooral de geleerde Dr. Pocock, menen, dat het de bedoeling is van deze verzen om de dag van het laatste oordeel voor te stellen in de gelijkenis van de strijd, die God voert tegen de vijanden van Zijn koninkrijk, en van de oogst, die Hij op de aarde vergadert, en beide vergelijkingen vinden wij in de Openbaring gebruikt, Joel 19:11, Joel 14:18. Hier hebben wij,

I. Een uitdaging aan alle vijanden van Gods koninkrijk om het ergste te doen, dat zij kunnen. Om hun te betekenen, dat God zich bereidt tot de oorlog met hen, worden zij opgeroepen om zich tot de oorlog met Hem te bereiden, Joel 3:9 -Joel 3:11. Als het uur van Gods oordeel komt, zullen krachtige maatregelen getroffen worden om alle volken te vergaderen tot de krijg van die grote dag van de almachtige Gods, Revelation 16:14, Revelation 20:8. Het schijnt hier ironisch bedoeld te zijn: "Roept dit uit onder de heidenen, laat alle strijdkrachten van de volken opgeroepen worden om zich tezamen aaneen te sluiten tegen God en Zijn volk." Het is iets dergelijks als het woord van Jesaja, Joel 8:9 : "Vergezelt u tezamen, gij volken, en omgordt u, doch wordt verbroken. Heiligt een oorlog, wekt de helden op, roept ze tot uw dienst, wekt ze op tot waakzaamheid en vastberadenheid, laat optrekken alle krijgslieden. Laat hen komen en in `t strijdperk treden met de Almachtige, als zij durven, laat hen niet klagen over gebrek aan wapens, maar laat ze hun spaden tot zwaarden slaan en hun sikkelen tot spiesen. Laat hen het besluit nemen, als zij willen, nimmer tot hun akkers terug te keren, maar te sterven of te overwinnen, laat niemand zich verontschuldigen met ongeschiktheid tot het dragen van wapens, maar de zwakke zegge: Ik ben een held en trek naar het slagveld." Aldus daagt een almachtig God de machten van de duisternis uit tot de krachtigste tegenstand, laat de heidenen woeden, en de koningen van de aarde beraadslagen tegen de Heere en Zijn Gezalfde, laat ze te hoop lopen en aankomen en zich vergaderen, maar Hij, die in de hemel zit, zal lachen over hen, en als Hij ze aldus oproept, is dat om hen te bespotten, Psalms 2:2, Psalms 2:4. De heidenen moeten opgewekt worden, zij moeten ontwaken uit de dood, om op te trekken naar het dal Josafats, om daar hun vonnis te horen, om op te staan uit hun graven, om de Heere tegemoet te gaan in de lucht, Josafat betekent het oordeel van de Heere. Laat hen komen naar de plaats, waar God oordeelt, wat misschien de voornaamste reden is voor het gebruik van deze naam hier, maar hij is tezamen gevoegd als eigennaam ter wille van de toespeling op de plaats, die zo genoemd wordt, zoals wij tevoren opmerkten, laat hen daarheen gaan, waar God zal zitten om te richten alle heidenen, naar die troon van de heerlijkheid, waarvoor alle de volkeren vergaderd zullen worden, Matthew 25:32 want voor de rechterstoel van Christus moeten wij allen verschijnen. De uitdaging, Joel 3:9 wordt veranderd in een dagvaarding, Joel 3:12. Het is niet alleen: Komt, als gij durft, maar: Gij zult komen, of gij wilt of niet, want er is geen ontkomen aan de oordelen Gods.

II. Het bevel aan de dienaren van Gods gerechtigheid om tegen deze vermetele vijanden van Zijn koninkrijk onder de mensen op te treden en te handelen. En daarom, doe uw helden derwaarts nederdalen, o Heere, Joel 3:11. Als zij hun strijdkrachten in het veld brengen, moge God de Zijne laten optrekken, de bazuin van de aartsengel moge de aanval blazen om Zijn helden bijeen te roepen, dat is: Zijn engelen. Misschien is het een toespeling hierop, als gezegd wordt, dat Christus op de laatste dag van de hemel komen zal met de engelen van Zijn kracht, 2 Thessalonians 1:7. Dat zijn de heerscharen van de Heere, die Zijn strijd zullen voeren, als Hij alle macht, heerschappij en kracht terneer werpt, als Hij recht zal doen onder de heidenen, Psalms 110:6. Sommigen menen dat deze woorden, Joel 3:9, Joel 3:10 : Heiligt een oorlog, wekt de helden op geen uitdaging zijn aan de scharen van de vijand, maar een bevel aan Gods scharen, laat ze zich verzamelen en aankomen. Als Gods zaak getwist moet worden, door de wet of door het zwaard, heeft Hij Zijn dienaren, die met kracht twisten zullen, getuigen, om voor Hem op te treden in het gerechtshof, soldaten om op `t slagveld voor Hem te strijden. Zij zullen, zo nodig, de spaden tot zwaarden slaan. Maar het is duidelijk, dat hun het bevel gegeven wordt, Joel 3:13:Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp, dat wil zeggen: hun boosheid is groot, hun maat is vol, en zij zijn rijp voor het verderf. Onze Zaligmaker heeft dit verklaard, Matthew 13:39 :De oogst is de voleinding van de wereld, en de maaiers zijn de engelen. Hun wordt bevolen hun sikkel aan te slaan, hun scherpe sikkel, en beide de oogst en de druiven in te zamelen, Revelation 14:15, Revelation 14:18. De grootheid van de goddeloosheid van de mensen maakt hen rijp voor Gods oordeel.

III. De grote aantallen, die op die grote en plechtige dag zullen verschijnen, Joel 3:14 :Menigten, in het dal van de beslissing, hetzelfde dat eerst het dal van Josafat werd genoemd, of van het oordeel van de Heere want de dag van de Heere is nabij in het dal. De oordeelsdag, de dag des Heeren wordt altijd verwacht en genoemd als nabij. Henoch zeide: Zie, de Heere komt, alsof de Rechter toen reeds voor de deur stond, omdat het zeker is, dat die dag komen zal op de vastgestelde tijd, en duizend jaren zijn bij God als een dag, alles rijpt met snelheid, wij moeten er altijd gereed voor zijn, omdat ons oordeel nabij is.

1. De oordeelsdag zal de dag van de beslissing zijn, als over ieders eeuwige staat zal beslist worden, en de twist die lang gehangen heeft tussen het rijk van Christus en dat van Satan ten laatste beslist, en een eind aan de worsteling gemaakt zal worden. Het dal van de rechtsbedeling, in `t Chaldeeuwsch, wanneer een ieder zal wegdragen hetgeen door het lichaam geschiedt, nadat hij gedaan heeft. Het dal des dorswagens, als voortzetting van de vergelijking met de oogst, Joel 3:13. De trotse vijanden van Gods volk zullen dan verbrijzeld en in stukken gebroken worden, en dorsende als stof gemaakt.

2. Ontelbare menigten zullen bijeenvergaderd worden, om hun beslissend vonnis te horen op die dag, zoals wij bij de vernietiging van Gog lezen van het dal van Hamon-Gog en de stad Hamona, EZ. 39:15, 16, die beide de menigte van de overwonnen vijanden betekenen, het is hetzelfde woord, dat hier gebruikt wordt Hamonim, Hamonim, om bewondering uit te drukken. O, welk een grote menigte zal door haar verderf de goddelijke gerechtigheid verheerlijken op die dag! Een menigte van levenden, zegt een van de rabbijnen, en een menigte van doden, want Christus zal komen om te oordelen, beide de levenden en de doden.

IV. De verbazende verandering, die zal plaats hebben in het rijk van de natuur, Joel 3:15 :De zon en maan zijn zwart geworden, als tevoren, Joel 2:31. Haar glans en heerlijkheid zullen verduisterd worden door de veel grotere glans van de heerlijkheid, waarin de Rechter dan verschijnen zal. Ja, zij zullen ter zijde gezet worden bij de ontbinding van alle dingen, want de verdoemde zondaars in de hel zullen geen licht hebben, daar zij in de buitenste duisternis geworpen zijn, en de verheerlijkte heiligen in -den hemel zullen haar licht niet nodig hebben want God zelf zal hun eeuwig licht wezen, Isaiah 60:19. Zij, die op die dag van de toorn zullen vallen onder de toorn Gods, zullen afgesneden worden van alle troost en vreugde, betekend door de verduistering, niet alleen van zon en maan, maar ook van de sterren. V. De verschillende indruk, die die dag maken zal op de kinderen van deze wereld, en de kinderen van God, naardat die dag voor hen zal zijn.

1. Voor de goddeloze zal het een verschrikkelijke dag zijn. Dan zal de Heere brullen uit Sion en Jeruzalem, van de troon van Zijn heerlijkheid, uit de hemel, waar Hij zich op bijzondere wijze openbaart, zoals Hij somtijds gedaan had van de hoge, heerlijke troon van Zijn heiligdom, die toch maar een flauwe gelijkenis had met de heerlijkheid van die dag. Hij zal Zijn stem geven uit de hemel, uit het midden van Zijn heiligen en engelen, zoals sommigen lezen, de heilige vergadering van hen, die Sion en Jeruzalem genoemd kunnen worden, want, als wij komen tot het hemelse Jeruzalem, dan komen wij tot de vele duizenden van de engelen, Hebrews 12:22, Hebrews 12:25. Op die dag zal Zijn stem voor de goddeloze als een brullen zijn, verschrikkelijk als het gebrul van een leeuw, want dat betekent het woord, lang zweeg Hij stil, maar nu zal onze God komen en niet zwijgen, Psalms 50:3, Psalms 50:21. Het oordeel van die grote dag zal de oren doen tuiten van diegenen, die onverzoenlijke vijanden blijven van Gods koninkrijk. Gods stem zal dan geweldiglijk verschrikken beide hemel en aarde, Isaiah 2:21, en weer Hagg. 2:7, Hebrews 12:1 26. Dit betekent, dat de stem van God op die grote dag zo'n schrik zal geven aan de goddelozen, als genoeg is om zelfs hemel en aarde in ontsteltenis te brengen. Als God neerdaalt om Zijn vijanden te vernietigen, en hen allen te maken tot een voetbank, zal niets hen kunnen redden, al stonden hemel en aarde op om hen te verdedigen en hun bescherming op zich te nemen. Zelfs die zullen voor Hem beven, en geen voldoende bescherming geven aan hen, tegen wie Hij optreedt om hen te bestrijden. Evenals zegeningen uit Sion de liefelijkste zegeningen zijn, en genoeg om hemel en aarde te doen juichen, zo zijn ook verschrikkingen uit Sion de ergste verschrikkingen, en genoeg om hemel en aarde te doen sidderen.

2. Voor de rechtvaardigen zal het een blijde dag zijn. Als hemel en aarde zullen beven, en ontbonden worden en verbranden, dan zal de Heere de hoop van Zijn volk en de sterkte van de kinderen Israëls zijn, Joel 3:16, en dan zat Jeruzalem een heiligheid zijn, Joel 3:17. De heiligen zijn het Israël Gods, zij zijn Zijn volk, de kerk is Zijn Jeruzalem. Zij zijn in verbond en gemeenschap met Hem, en op de grote dag,

a. Zullen hun begeerten vervuld worden: De Heer zal de toevlucht Zijns volks zijn. Zoals Hij altijd de grondlegger en de grondslag van hun verwachtingen was, zo zal hij de kroon van hun verwachtingen zijn. Hij zal de haven van Zijn volk zijn, want dat is de betekenis van het woord, hun toevluchtsoord, hun schuilplaats, en hun woning. De heiligen zullen op de grote dag de begeerde haven bereiken, na een stormachtige reis zullen zij voet aan land zetten, zij zullen voor altijd bij God thuis zijn, in het huis huns Vaders, het huis, niet met handen gemaakt.

b. Hun gelukzaligheid zal bekroond worden. Op die dag zal God de sterkte van de kinderen Israëls zijn, en hen in staat stellen die dag te verwelkomen en staande te blijven onder het gewicht van zijn heerlijkheid en blijdschap. Als de oordelen Gods over deze wereld gekomen zijn, en de zondaars er onder vallen, is God de hoop en de sterkte van Zijn volk, de sterkte van hun hart, en hun deel, terwijl aan de harten van anderen de moed ontzinkt, uit angst.

c. Hun heiligheid zal volmaakt zijn, Joel 3:17 : Jeruzalem zal heilig zijn, de heilige stad, dat zal het hemelse Jeruzalem zijn de triomferende kerk, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks. Jeruzalem zal een heiligheid zijn, zo slaat er, het zal volmaakt heilig zijn, er zei geen overblijfsel van zonde zijn. De kerk van het Evangelie is een heilige gemeenschap, ook in de strijdende staat, meer nooit zal zij de heiligheid zelf zijn, totdat zij overgaat in de triomferende staat. Dan zullen vreemden niet meer daar doorgaan, in het nieuwe Jeruzalem zal niets binnenkomen, dat verontreinigt, of ongerechtigheid werkt, niemand zal daar zijn, dan die er recht op hebben daar te zijn, niemand dan de burgers, want het zal een onvermengd gezelschap zijn.

d. God zal in dit alles geopenbaard en groot gemaakt worden: Zo zult gij weten, dat Ik de Heer uw God ben. Door de heiliging en verheerlijking van de kerk zal God in Zijn heiligheid en heerlijkheid bekend worden als de God, die op Zijn heilige berg woont en die heilig maakt door er op te wonen, en die geheiligd en verheerlijkt worden, worden dat door de kennis van Hem, die hen riep. De kennis, die de ware gelovigen van God hebben, is,

A. Een toeeigenende kennis. Zij weten dat Hij de Heer hun God is, niet van hun alleen, maar van hun en die van de gehele kerk, dat Hij hun God is, maar wonende op Sion, de berg van Zijn heiligheid, want, hoewel het geloof zich toeeigent, maakt het zich toch niet meester van de voorrechten van het verbond om anderen uit te sluiten.

B. Het is kennis uit ondervinding. Zij zullen bevinden, dat Hij hun toevlucht en sterkte is in de ergste tijden, en zo zullen zij weten, dat Hij de Heer hun God is. Die de goedheid van God gesmaakt en gezien hebben, kennen die het best, en hebben bevonden, dat Hij goed voor hen is.

De beloften, waarmee deze profetie besluit, worden vervuld, ten dele in het rijk van de genade en in de vertroostingen en gunsten van alle getrouwe onderdanen van dat rijk, maar zullen volkomen vervuld worden in het rijk van de heerlijkheid, want in de geschiedenis van de Joodse kerk kennen wij geen gebeurtenis, die aan de volle omvang van deze beloften beantwoordt, en de vrede en voorspoed, waarmee zij gezegend worden, waarvan wij kunnen aannemen, dat dit een ovedrijvende beschrijving is, waren slechts de afbeelding van betere dingen over ons voorzien, opdat zij, in hun besten tijd, zonder ons niet zouden volmaakt worden.

I. Beloofd wordt, dat de vijanden van de kerk overwonnen en ten onder gebracht zullen worden, Joel 3:19. Egypte, die oude vijand van Israël, en Edom, die een diepgewortelde vijandschap tegen Israël koesterde, van Ezau afkomstig, deze zullen tot verwoesting worden, tot een woeste wildernis, die niet meer te bewonen is, zij zijn het volk van Gods verbanning geworden, en dat waren de Idumeeërs, Isaiah 34:5. Kracht noch rijkdom van enig volk is een wapen tegen de oordelen Gods. Maar wat is de twist, die God met deze machtige koninkrijken heeft? Het is om het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, en de mishandeling van het volk, zie Ezechiël 25:3, 8, 12, 15, 26:2. Zij hadden het onschuldig bloed van de doden vergoten, die een schuilplaats bij hen zochten, of door hun land zochten te ontkomen. Het onschuldige bloed van Gods volk is zeer kostbaar bij Hem, en geen druppel er van zal vergoten worden, zonder vergelding. Op de laatste dag zal deze aarde, die met geweld tegen Gods volk vervuld is, tot een verwoesting worden, als zij met alle werken, die er in zijn, verbrand zal worden. En vroeger of later zullen de onderdrukkers en vervolgers van Gods Israël ten onder gebracht en in `t stof geworpen, ja, zij zullen tenslotte neergeworpen en in de vlammen gestort worden.

II. Beloofd wordt, dat de kerk zeer gelukkig zal zijn, en waarlijk gelukkig is zij in geestelijke voorrechten, zelfs in haar strijdende staat, maar veel meer, wanneer zij in de triomferende staat overgaat. Drie dingen worden hier beloofd: 1. Reinheid. Dat wordt hier het laatst genoemd als de oorzaak van al het andere: Ik zal hun bloed reinigen, dat Ik niet gereinigd had, dat wil zeggen hun bloedige, snode zonden, in `t bijzonder het vergieten van onschuldig bloed, dat veil en die schuld kleefde hun aan door de zonde, die hen onbekwaam maakte voor de gemeenschap met God, en hatelijk voor Zijn heiligheid en schuldig voor Zijn gerechtigheid, daarvan zullen zij gewassen worden in de geopende fontein, Zacheria 13:1. Door het bloed van Christus zal gereinigd worden, wat niet kon gereinigd worden door de offeranden en reinigingen van de ceremoniële wet. Of, als wij het willen toepassen op de zaligheid van het toekomende leven, dan betekent het de reiniging van de heiligen van al die gebreken, waarvan zij niet gereinigd waren door inzettingen of leidingen in deze wereld, daar zal niet het geringste overblijfsel van zonde meer in hen zijn. Hoewel zij zich dagelijks reinigen, is hier altijd nog iets onreine, maar in de hemel zal ook dat verdwenen zijn. En de reden daarvan is, dat de Heer in Sion woont, bij Zijn kerk, en veel heerlijker, bij de gemeente in de hemel, en de heiligheid is Zijn huis sierlijk tot lange dagen, om welke reden daar, waar Hij woont, volmaakte heiligheid moet en zal zijn. Hoewel de loutering en verbetering van de kerk een werk is, dat langzaam vordert, en er altijd nog iets is waarover wij klagen, omdat het niet gereinigd is, toch zal er een dag komen, waarop alles, dat veranderd is, verbeterd zal worden en de kerk volmaakt schoon zal zijn, zonder vlek en zonder smet, en op die dag moeten wij wachten.

2. Overvloed, Joel 3:18..Dit wordt het eerst genoemd, omdat het het omgekeerde is van het oordeel, waarmee in de vorige hoofdstukken gedreigd wordt.

a. De stromen van deze overvloed vloeien over het land en verrijken het: De bergen zullen druipen van zoete wijn en de heuvels stromen van melk, zo'n grote overvloed van levensmiddelen zal er zijn. Beide voor kinderen en volwassenen. Het betekent de overvloed van de wijngaarden, en van alle vruchtbomen, en de overvloed van vee in de weide, die ze met melk vervullen. En, om het bouwland vruchtbaar te maken, zullen de stromen van Juda vol van water gaan, zodat het land zal zijn als de hof van Eden, overal wel besproeid en zeer verrijkt, Psalms 65:9. Maar dit schijnt geestelijk bedoeld te zijn, de gunsten en vertroostingen van het nieuwe verbond worden vergeleken met wijn en melk, Isaiah 55:1, en de Geest met stromen des levenden waters John 7:38. En deze gaven zijn veel overvloediger onder het Nieuwe Testament dan onder het Oude, als de gelovige genade voor genade ontvangen uit Christus' volheid, als zij verrijkt zijn met eeuwige vertroosting, en vervuld met alle blijdschap en vrede in het geloven dan druipen de bergen van zoete wijn, en stromen de heuvelen van melk. Drink, drink overvloedig, o liefste! Als er een overvloedige uitstorting van de Geest van de genade is, dan gaan de stromen van Juda vol van water, en maken blijde, niet alleen de stad van onze God, Psalms 46:4, maar het gehele land.

b. De bron van deze overvloed is in het huis des Heeren, waar de stroom ontspringt, evenals die wateren van onder de dorpel des huizes, Ezechiël 47:1, en de rivier des levens, voortkomende uit de troon Gods en des Lams, Revelation 22:1. De psalmist zegt, sprekende van Sion: Alle mijn fonteinen zullen binnen in u zijn, Psalms 87:7. Degenen, die onder het eerste deel van dit vers tijdelijke zegeningen verstaan verklaren toch deze fontein uit het huis des Heeren als Gods genade, die wij zoveel te meer nodig hebben, als wij overvloedige tijdelijke zegeningen hebben, opdat wij die niet misbruiken. Deze fontein is Christus zelf, Zijn verdienste en genade reinigt ons, verfrist ons en maakt ons vruchtbaar. Er staat, dat hij het dal van Sittim zal besproeien, dat zeer ver van de tempel te Jeruzalem af lag, aan de andere kant van de Jordaan, en droog en kaal was, wat betekent, dat de genade van het Evangelie voortvloeiende uit Christus, zeer ver reiken zal, zelfs tot de heidenwereld, tot de verst verwijderde streken daarvan, en hij zal doen overvloeien van vruchten van de gerechtigheid, die lang als de onvruchtbare wildernis waren geweest. Deze genade is een overvloeiende en altijd vloeiende bron, waaruit zij altijd kunnen putten, zonder vrees, dat zij ooit verdrogen zal. Deze bron komt uit het huis des Heeren, want die deel willen hebben aan de beloofde gunsten en vertroostingen, moeten de inzettingen en rechten met ijver en volharding waarnemen, en uit het huis des Heeren, dat boven is, uit Zijn tempel in de hemel stroomt al het goede, dat wij dagelijks smaken, maar binnenkort, maar voor eeuwig hopen te drinken aan de oorsprong.

3. Eeuwigheid. Dit is de kroon op al het andere, Joel 3:20:Juda zal blijven in eeuwigheid als Egypte en Edom tot een verwoesting zijn gemaakt, en Jeruzalem zal blijven van geslacht tot geslacht. Dit is een belofte, en een kostbare belofte is het.

a. Dat de kerk van Christus in de wereld blijven zal tot aan het einde van de tijd. Als het een geslacht van belijdende christenen gaat, zal een ander in de plaats er van komen, waarbij de troon van Christus zal blijven in eeuwigheid en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.

b. Dat al de levende leden van die kerk, want Juda en Jeruzalem staan hier voor de inwoners van dat land en die stad, Matthew 3:5, in die staat van gelukzaligheid zullen blijven tot aan de laatste tijden van de eeuwigheid. Dat nieuwe Jeruzalem zal zijn van geslacht tot geslacht, want het is een stad met fundamenten, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Joel 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/joel-3.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile