Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Richteren 4

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 4

De methode van de geschiedenis van Debora en Barak (de helden van dit hoofdstuk) is dezelfde als die er aan voorafging. Hier is:

I. Israël afgevallen van God, vers. 1.

II. Israël verdrukt door Jabin, Judges 4:2,Judges 4:3.

III. Israël gericht door Debora, Judges 4:4, Judges 4:5.

IV. Israël verlost uit de handen van Jabin.

1.Het plan tot hun verlossing wordt beraamd door Debora en Barak, Judges 4:6.

2. Het wordt door beiden ten uitvoer gebracht Barak trekt te velde, Judges 4:10. Sisera, Jabins veldoverste levert hem slag, Judges 4:12, Judges 4:13. Debora bemoedigt hem, Judges 4:14, en God geeft hem een volkomen overwinning. Het leger wordt verslagen, Judges 4:15, Judges 4:16. De generaal is genoodzaakt te vluchten, Judges 4:17, en waar hij een schuilplaats dacht te vinden, wordt hem het leven benomen door Jael, terwijl hij sliep, hetgeen Baraks overwinning voltooit, Judges 4:22, en Israëls verlossing werkt, Judges 4:23 Judges 4:24.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 4

De methode van de geschiedenis van Debora en Barak (de helden van dit hoofdstuk) is dezelfde als die er aan voorafging. Hier is:

I. Israël afgevallen van God, vers. 1.

II. Israël verdrukt door Jabin, Judges 4:2,Judges 4:3.

III. Israël gericht door Debora, Judges 4:4, Judges 4:5.

IV. Israël verlost uit de handen van Jabin.

1.Het plan tot hun verlossing wordt beraamd door Debora en Barak, Judges 4:6.

2. Het wordt door beiden ten uitvoer gebracht Barak trekt te velde, Judges 4:10. Sisera, Jabins veldoverste levert hem slag, Judges 4:12, Judges 4:13. Debora bemoedigt hem, Judges 4:14, en God geeft hem een volkomen overwinning. Het leger wordt verslagen, Judges 4:15, Judges 4:16. De generaal is genoodzaakt te vluchten, Judges 4:17, en waar hij een schuilplaats dacht te vinden, wordt hem het leven benomen door Jael, terwijl hij sliep, hetgeen Baraks overwinning voltooit, Judges 4:22, en Israëls verlossing werkt, Judges 4:23 Judges 4:24.

Verzen 1-3

Richteren 4:1-3

I. Hier is Israëls afval van God, wederom deden zij wat kwaad was in de ogen van de Heer verlieten Zijn dienst en aanbaden afgoden, want dat was nu de zonde, die hen het meest lichtelijk omringde, Judges 4:1. Zie hierin:

1. De verwonderlijke kracht van het bederf dat de mensen voortzweept naar de zonde in weerwil van de vele voorbeelden van de noodlottige gevolgen er van. De neiging tot afval is zeer moeilijk te stuiten.

2. De gewone slechte uitwerkselen van een langdurige vrede. Het land was tachtig jaren rustig geweest, waardoor zij bevestigd hadden moeten worden in de Godsdienst, maar het had de tegenovergestelde uitwerking, zij werden brooddronken, gaven zich toe in vleselijke gerustheid, en in die lusten, waarde dienst van de valse goden voldoening aan schonk. Zo zal de voorspoed van de zotten hen verderven. Jeshurun werd vet, en sloeg achteruit.

3. Het grote verlies, dat een volk lijdt door de dood van goede regeerders. Zij deden wat kwaad was, nadat Ehud gestorven was. Zo kan die zin gelezen worden. Hij hield een streng, waakzaam oog op hen, onderdrukte en strafte alles wat naar afgoderij zweemde, en hield hen dicht aan de dienst van God. Maar toen hij was heengegaan, vielen zij af, daar zij hem meer gevreesd hadden dan God.

II. Israël verdrukt door hun vijanden. Toen zij God verlieten, verliet Hij hen, en toen werden zij een gemakkelijke prooi voor iedere berover. Zij vervreemdden zich van God alsof Hij de hun niet was, en toen heeft God hen vervreemd, alsof zij de Zijnen niet waren. Zij, die zich buiten de dienst van God stelden stelden zich buiten Zijn bescherming. "Wat heeft mijn beminde in mijn huis te doen," als zij aldus de hoer gespeeld heeft? Jeremiah 11:15. Hij verkocht hen in de handen van Jabin, Judges 4:2. Deze Jabin regeerde te Hazor, evenals een andere van dezelfde naam, en misschien wel een voorvader van hem, daar geregeerd had die Jozua had verslagen en gedood, waarna hij zijn stad verbrandde, Joshua 11:1, Joshua 11:10, Joshua 11:11. s, Maar in verloop van tijd schijnt de stad herbouwd te zijn, de macht herwonnen, en langzamerhand wordt de koning van Hazor instaat Israël te tiranniseren, dat door zijn zonde al zijn voordeel op de Kananieten had verloren. Deze verdrukking en dienstbaarheid duurden langer dan de vorige en waren veel zwaarder. Jabin en zijn veldoverste Sisera hadden de kinderen Israëls met geweld onderdrukt. Hetgeen de verdrukking verzwaarde, was:

1. Dat deze vijand naderbij was dan de vorige, in hun landpalen, in hun ingewanden was, en daardoor meer gelegenheid had om hun kwaad te doen.

2. Dat deze vijanden de inboorlingen waren van het land, die een onverzoenlijke vijandschap tegen hen koesterden, omdat zij hen uit de bezitting verdreven hadden, en toen zij hen nu in hun macht hadden, zich zoveel te meer boosaardig en wreed jegens hen betoonden, in wraak en wedervergelding van hun oude twist.

3. Dat deze Kananieten, die indertijd overwonnen en onderworpen waren door Israël, vanouds veroordeeld waren om hun knechten te zijn, Genesis 9:25, en nu onder hun voeten hadden kunnen zijn, volstrekt onmachtig om hen te verontrusten, indien hun eigen traagheid, lafhartigheid en ongeloof hun niet hadden toegelaten de overhand te krijgen. Verdrukt te worden door hen, die door hun vaderen waren ten ondergebracht, en die zij zelf, dom genoeg, hadden gespaard, kon niet anders dan zeer smartelijk voor hen zijn.

III. Israëls wederkeren tot hun God. Zij riepen tot de Heere, toen de benauwdheid hen tot Hem uitdreef en zij geen andere uitkomst zagen. Zij, die God veronachtzamen in hun voorspoed, zullen zich in de noodzakelijkheid bevinden van Hem te zoeken, als zij in benauwdheid verkeren.

Verzen 1-3

Richteren 4:1-3

I. Hier is Israëls afval van God, wederom deden zij wat kwaad was in de ogen van de Heer verlieten Zijn dienst en aanbaden afgoden, want dat was nu de zonde, die hen het meest lichtelijk omringde, Judges 4:1. Zie hierin:

1. De verwonderlijke kracht van het bederf dat de mensen voortzweept naar de zonde in weerwil van de vele voorbeelden van de noodlottige gevolgen er van. De neiging tot afval is zeer moeilijk te stuiten.

2. De gewone slechte uitwerkselen van een langdurige vrede. Het land was tachtig jaren rustig geweest, waardoor zij bevestigd hadden moeten worden in de Godsdienst, maar het had de tegenovergestelde uitwerking, zij werden brooddronken, gaven zich toe in vleselijke gerustheid, en in die lusten, waarde dienst van de valse goden voldoening aan schonk. Zo zal de voorspoed van de zotten hen verderven. Jeshurun werd vet, en sloeg achteruit.

3. Het grote verlies, dat een volk lijdt door de dood van goede regeerders. Zij deden wat kwaad was, nadat Ehud gestorven was. Zo kan die zin gelezen worden. Hij hield een streng, waakzaam oog op hen, onderdrukte en strafte alles wat naar afgoderij zweemde, en hield hen dicht aan de dienst van God. Maar toen hij was heengegaan, vielen zij af, daar zij hem meer gevreesd hadden dan God.

II. Israël verdrukt door hun vijanden. Toen zij God verlieten, verliet Hij hen, en toen werden zij een gemakkelijke prooi voor iedere berover. Zij vervreemdden zich van God alsof Hij de hun niet was, en toen heeft God hen vervreemd, alsof zij de Zijnen niet waren. Zij, die zich buiten de dienst van God stelden stelden zich buiten Zijn bescherming. "Wat heeft mijn beminde in mijn huis te doen," als zij aldus de hoer gespeeld heeft? Jeremiah 11:15. Hij verkocht hen in de handen van Jabin, Judges 4:2. Deze Jabin regeerde te Hazor, evenals een andere van dezelfde naam, en misschien wel een voorvader van hem, daar geregeerd had die Jozua had verslagen en gedood, waarna hij zijn stad verbrandde, Joshua 11:1, Joshua 11:10, Joshua 11:11. s, Maar in verloop van tijd schijnt de stad herbouwd te zijn, de macht herwonnen, en langzamerhand wordt de koning van Hazor instaat Israël te tiranniseren, dat door zijn zonde al zijn voordeel op de Kananieten had verloren. Deze verdrukking en dienstbaarheid duurden langer dan de vorige en waren veel zwaarder. Jabin en zijn veldoverste Sisera hadden de kinderen Israëls met geweld onderdrukt. Hetgeen de verdrukking verzwaarde, was:

1. Dat deze vijand naderbij was dan de vorige, in hun landpalen, in hun ingewanden was, en daardoor meer gelegenheid had om hun kwaad te doen.

2. Dat deze vijanden de inboorlingen waren van het land, die een onverzoenlijke vijandschap tegen hen koesterden, omdat zij hen uit de bezitting verdreven hadden, en toen zij hen nu in hun macht hadden, zich zoveel te meer boosaardig en wreed jegens hen betoonden, in wraak en wedervergelding van hun oude twist.

3. Dat deze Kananieten, die indertijd overwonnen en onderworpen waren door Israël, vanouds veroordeeld waren om hun knechten te zijn, Genesis 9:25, en nu onder hun voeten hadden kunnen zijn, volstrekt onmachtig om hen te verontrusten, indien hun eigen traagheid, lafhartigheid en ongeloof hun niet hadden toegelaten de overhand te krijgen. Verdrukt te worden door hen, die door hun vaderen waren ten ondergebracht, en die zij zelf, dom genoeg, hadden gespaard, kon niet anders dan zeer smartelijk voor hen zijn.

III. Israëls wederkeren tot hun God. Zij riepen tot de Heere, toen de benauwdheid hen tot Hem uitdreef en zij geen andere uitkomst zagen. Zij, die God veronachtzamen in hun voorspoed, zullen zich in de noodzakelijkheid bevinden van Hem te zoeken, als zij in benauwdheid verkeren.

Verzen 4-9

Richteren 4:4-9

Het jaar van de verlosten is eindelijk gekomen, als Israël verlost zou worden uit de handen van Jabin, en hersteld in zijn vrijheid, waarvoor, naar wij kunnen veronderstellen, de noordelijke stammen, die het dichtst bij de verdrukker lagen en het meest van zijn woede hadden te lijden, zeer bijzonder tot God riepen. Om de verwoesting van de ellendigen en het kermen van de nooddruftiger zal God nu opstaan. Nu hebben wij hier:

I. De toebereiding van het volk voor hun bevrijding door de profetische leiding en regering van Debora, Judges 4:4, Judges 4:5. Haar naam betekent een bij, en zij beantwoordde aan haar naam door haar naarstigheid, schranderheid en grote nuttigheid voor het publiek, haar zoetheid en lieflijkheid voor haar vrienden, en haar scherpheid voor haar vijanden. Zij wordt gezegd de huisvrouw te zijn van Lappidoth. De naam van een man heeft gewoonlijk niet zo'n uitgang, daarom houden sommigen het voor de naam van een plaats, zij was een vrouw van Lappidoth. Anderen nemen het als een soortnaam, Lappidoth betekent lampen. De rabbijnen zeggen: zij had zich bezig gehouden met het maken van pitten voor de lampen van de tabernakel, en zich neergebogen hebbende tot deze geringe dienst voor God, is zij later aldus tot eer verhoogd. Of, zij was een vrouw van verlichting, of glans, luister, van zeer buitengewone gaven en verstand en die daardoor zeer voortreffelijk werd en tot hoog aanzien kwam. Omtrent haar wordt ons hier gezegd:

1. Dat zij innige kennis had van God. Zij was een profetes, n, die onderwezen was in Goddelijke kennis door de onmiddellijke ingeving van Gods Geest, en de gave van de wijsheid, waartoe zij door geen gewone weg was gekomen, zij hoorde de woorden Gods, en waarschijnlijk heeft zij de gezichten van de Almachtige gezien.

2. Dat zij geheel aan de dienst van Israël was toegewijd. Zij richtte Israël ten tijde, dat Jabin hen verdrukte, en wellicht heeft de verdrukker haar sneller toegelaten om dit te doen, omdat zij een vrouw was. Zij richtte, niet als een vorstin, door een burgerlijk gezag, dat haar verleend was, maar als een profetes, en als Gods mond tot hen, bestraffende hun verkeerdheden, inzonderheid die, welke betrekking hadden op de aanbidding Gods. Van alle kanten gingen de kinderen Israëls tot haar op ten gerichte, niet zozeer ter beslechting van geschillen tussen man en man, als wel om haar raad in te winnen met betrekking tot de hervorming van hetgeen verkeerd ging in dingen, die God en Godsdienst betroffen. Diegenen onder hen, die tevoren in het verborgen getreurd hadden over de goddeloosheid en afgoderij van hun naburen, maar niet wisten tot wie zich te wenden ter beteugeling er van, kwamen nu met hun klacht tot Debora, die hun door het zwaard van de Geest het oordeel Gods toonde velen terugbracht van hun verkeerde weg, en de magistraten in de verschillende districten opwekte en aanspoorde om de wet in werking te brengen. Er wordt gezegd dat zij woonde of, zoals sommigen het lezen, zat onder een palmboom, die altijd daarna de palmboom van Debora werd genoemd. Zij had of haar huis onder een boom, en dan was het wel een geringe, onaanzienlijke woning, die zich onder een boom kon verbergen, f zij had haar rechtszetel in de open lucht, onder de schaduw van die boom, die een embleem was van het recht, dat zij, daar nederzittende, bedeelde hetwelk voorspoedig was en groeide in weerwil van alle tegenstand, zoals de palmboom groeit onder de druk. Josephus zegt dat de kinderen Israëls tot Debora kwamen om haar te vragen God voor hen te bidden, dat Hij hen verlossen zou uit de hand van Jabin. En Samuël wordt gezegd Israël op een bijzondere tijd te hebben gericht te Mizpa, dat is: hen te hebben teruggebracht tot God, toen zij hem bij een zelfde gelegenheid hetzelfde verzoek hebben gedaan, 1 Samuel 7:6, 1 Samuel 7:8.

II. Het plan gevormd tot hun bevrijding toen de kinderen Israëls tot haar kwamen voor het gericht, vonden zij verlossing bij haar. Zo zullen zij, die bij God genade zoeken, genade en vrede hebben genade en vertroosting, genade en ere. Zij zelf was niet geschikt om in eigen persoon een leger aan te voeren, daar zij een vrouw was, maar zij benoemde er iemand toe, die wel geschikt was, Barak van Nafthali, die zich waarschijnlijk reeds onderscheiden had in enige schermutselingen met de krijgsmacht van de verdrukker, daar hij in zijn nabijheid woonde, (want Hazor en Haroseth lagen in het lot van die stam) en daardoor had hij vermaardheid en invloed onder zijn volk verkregen. Wij kunnen veronderstellen dat deze kloekmoedige man reeds geworsteld had om het juk van de verdrukking af te schudden, maar hij kon zijn doel niet tot stand brengen v r hij zijn opdracht en instructies van Debora had ontvangen. Hij kon niets doen zonder haar hoofd, en zij kon niets doen zonder zijn handen, maar beide tezamen vormden een volkomen verlosser, en hebben een volkomen verlossing tot stand gebracht. De grootsten en besten zijn in zichzelf niet genoegzaam, maar hebben elkaar nodig.

1. Op Gods bevel en aanwijzing beveelt zij Barak een leger op de been te brengen en Jabins krijgsmacht slag te leveren, die onder het bevel stond van Sisera, Judges 4:6, Judges 4:7. Barak had misschien een grote onderneming bedacht tegen de gezamenlijke vijand, een vonk van edelmoedig vuur gloorde in zijn borst, en graag zou hij iets van gewicht willen doen voor zijn volk en de steden van zijn God. Maar er zijn twee dingen, die hem ontmoedigen.

A. Hij had een opdracht, een aanstelling nodig, om krijgsvolk aan te werven, deze geeft Debora hem hier onder het grootzegel van de hemel dat zij, als profetes, gemachtigd was er aan te hechten. "Heeft de Heere, de God Israëls, het niet geboden? Ja, voorzeker heeft Hij het, neem er mijn woord voor." Sommigen denken dat zij dit bedoelt als een beroep op Baraks eigen hart. "Heeft God niet door een stille toefluistering aan uzelf u Zijn bedoeling te kennen gegeven om u te gebruiken als een werktuig in Zijn hand om Israël te verlossen? Hebt gij niet zo'n drang gevoeld in uw eigen hart?" Indien dit zo is, dan bevestigt de geest van de profetie in Debora de krijgsgeest in Barak. Ga heen en trek op de berg Thabor.

a. Zij wees hem aan hoe groot het getal van de manschappen moest wezen, die hij bijeen moest brengen: tien duizend, en laat hem niet vrezen dat dit te weinig zal zijn, als God hem gezegd heeft dat hij door hen Israël zal verlossen.

b. Vanwaar hij hen bijeen moest brengen: alleen uit zijn eigen stam en die van Zebulon, die het naastbij lag, deze twee gewesten zullen hem van een voldoend leger voorzien, hij behoeft niet te wachten op anderen van elders. Eindelijk. Zij zegt hem waar zijn plaats van bijeenkomst moest wezen: op de berg Thabor, in zijn eigen nabijheid.

B. Als hij een leger bijeen had, dan wist hij nog niet hoe aan de gelegenheid te komen om met de vijand slaags te raken, die wellicht de slag zou weigeren of ontwijken, daar hij gehoord had dat de Israëlieten, zo zij slechts de moed hadden de vijand het hoofd te bieden, zelden voorspoed misten. "Welnu", zegt Debora, in de naam van God, "Ik zal Sisera en zijn leger tot u trekken." Zij verzekert hem dat door een geregelder veldslag de zaak beslist zal worden en dat de veldslag niet van lange duur zei zijn.

a. Door melding te maken van de macht van de vijand, Sisera, een vermaard krijgsoverste stoutmoedig en ervaren, zijn wagens, zijn ijzeren wagens en zijn menigte van soldaten, verplicht zij Barak zich te versterken met de grootste vastberadenheid, want de vijand, die hij moest tegentreden, was zeer geducht. Het is goed het ergste te weten, teneinde er ons op voor te bereiden. Maar:

b. Door zelf de plaats te bepalen, waar Sisera zijn leger zou bijeentrekken, hetgeen hem een hulp kon zijn om zijn geloof te bevestigen, als het ogenblik van de strijd was gekomen. Het was, zoals men zegt, een toevallige zaak en die afhankelijk was van Sisera's eigen wil maar als hij later zien zal, dat zij juist uitviel zoals Debora voorzegd had, dan kon hij hieruit afleiden, dat zij ook in het overige van hetgeen zij gezegd had, onder Goddelijke voorlichting had gesproken, hetgeen hem grotelijks zal bemoedigen, inzonderheid omdat zij hem hiermede een uitdrukkelijke belofte gaf van voorspoed. Ik zal (dat is: God, in wiens naam ik spreek, zal) hem in uw hand geven. Als hij dan zien zal, hoe zij tegen hem optrekken overeenkomstig Debora's woord, dan kan hij vertrouwen dat hij hen ook overeenkomstig haar woord spoedig voor zijn aangezicht zal zien vallen.

Merk op: God trekt hen tot hem alleen om hen in zijn hand over te leveren. Toen Sisera zijn krijgsmacht samentrok, bedoelde hij het verderf van Israël, maar God "heeft hen vergaderd als garven tot de dorsvloer' tot hun eigen verderf, Micah 4:11, Micah 4:12. "Vergezelt u tezamen, gij volken, doch wordt verbroken," Isaiah 8:9, Zie Revelation 19:17, Revelation 19:18.

2. Op Baraks verzoek belooft zij met hem naar het slagveld te gaan.

A. Barak dringt zeer aan op de noodzakelijkheid van haar tegenwoordigheid, die meer voor hem zijn zou dan een krijgsraad, Judges 4:8. "Indien gij met mij trekken zult om mij te besturen en te raden, en mij in elk moeilijk geval Gods wil te kennen te geven, zo zal ik heentrekken van ganser harte, en de ijzeren wagens niet vrezen, maar andere niet." Sommigen zien hier de taal in van een zwak geloof, hij kon haar woord niet geloven of zij moest zelf bij hem zijn, in pand, als het ware, voor de vervulling. Zij schijnt echter veeleer voort te komen uit een overtuiging van de noodzakelijkheid van Gods tegenwoordigheid en voortdurende leiding, en daarvan achtte hij Debora's tegenwoordigheid het onderpand te wezen, daarom heeft hij er zo ernstig en dringend om gevraagd. "Indien gij niet met mij trekken zult ten teken dat God met mij is zo doe mij van hier niet optrekken." Niets zei groter voldoening voor hem wezen, dan de profetes bij zich te hebben om de soldaten aan te moediger, en bij alle gelegenheden als een orakel te worden geraadpleegd.

B. Debora beloofde met hem te zullen gaan, Judges 4:9. Moeite noch gevaar zal haar afschrikken om het uiterste te doen van wat haar betaamt ten diepste van haar land. Zij wilde hem niet zenden, waar zij zelf niet heen wilde gaan. Zij, die in de naam van God anderen tot hun plicht roepen, moeten ten volle bereid zijn hen er in bij te staan. Debora was het zwakkere vat, maar zij had een krachtiger geloof. Maar hoewel zij er in toestemt om met Barak op te trekken, als hij er op aandringt, geeft zij hem toch een wenk, die wl geschikt is om een krijgsman te bewegen er niet op aan te dringen. De eer zal niet voor u zijn op de weg, die gij wandelt (zij is zo overtuigd van zijn welslagen, dat zij zijn heengaan ten strijde slechts een wandeling noemt) die eer zal niet z voor u zijn als wanneer gij alleen waart uitgetogen, want de Heere zal Sisera verkopen (het is nu zijn beurt om verkocht te worden, zoals Israël het geweest is, Judges 4:2, bij wijze van vergelding, of weerwraak) in de hand van een vrouw, dat is:

a. De wereld zou de overwinning toeschrijven aan de hand van Debora, dat zou hijzelf kunnen voorzien.

b. God zou (om zijn zwakheid te bestraffen) de overwinning voltooien door de hand van Jael, hetgeen zijn roem wel enigszins zou verduisteren. Maar Barak stelt hoger prijs op de voldoening van zijn eigen gemoed, de goeden uitslag van zijn onderneming, dan op zijn eer of roem, en daarom wil hij volstrekt niet afzien van zijn verzoek. Hij durft niet strijden, of hij moet Debora naast zich hebben om hem te besturen en voor hem te bidden. Daarom bleef zij met mannenmoed bij haar woord, deze edele heldin maakte zich op en toog met Barak.

Verzen 4-9

Richteren 4:4-9

Het jaar van de verlosten is eindelijk gekomen, als Israël verlost zou worden uit de handen van Jabin, en hersteld in zijn vrijheid, waarvoor, naar wij kunnen veronderstellen, de noordelijke stammen, die het dichtst bij de verdrukker lagen en het meest van zijn woede hadden te lijden, zeer bijzonder tot God riepen. Om de verwoesting van de ellendigen en het kermen van de nooddruftiger zal God nu opstaan. Nu hebben wij hier:

I. De toebereiding van het volk voor hun bevrijding door de profetische leiding en regering van Debora, Judges 4:4, Judges 4:5. Haar naam betekent een bij, en zij beantwoordde aan haar naam door haar naarstigheid, schranderheid en grote nuttigheid voor het publiek, haar zoetheid en lieflijkheid voor haar vrienden, en haar scherpheid voor haar vijanden. Zij wordt gezegd de huisvrouw te zijn van Lappidoth. De naam van een man heeft gewoonlijk niet zo'n uitgang, daarom houden sommigen het voor de naam van een plaats, zij was een vrouw van Lappidoth. Anderen nemen het als een soortnaam, Lappidoth betekent lampen. De rabbijnen zeggen: zij had zich bezig gehouden met het maken van pitten voor de lampen van de tabernakel, en zich neergebogen hebbende tot deze geringe dienst voor God, is zij later aldus tot eer verhoogd. Of, zij was een vrouw van verlichting, of glans, luister, van zeer buitengewone gaven en verstand en die daardoor zeer voortreffelijk werd en tot hoog aanzien kwam. Omtrent haar wordt ons hier gezegd:

1. Dat zij innige kennis had van God. Zij was een profetes, n, die onderwezen was in Goddelijke kennis door de onmiddellijke ingeving van Gods Geest, en de gave van de wijsheid, waartoe zij door geen gewone weg was gekomen, zij hoorde de woorden Gods, en waarschijnlijk heeft zij de gezichten van de Almachtige gezien.

2. Dat zij geheel aan de dienst van Israël was toegewijd. Zij richtte Israël ten tijde, dat Jabin hen verdrukte, en wellicht heeft de verdrukker haar sneller toegelaten om dit te doen, omdat zij een vrouw was. Zij richtte, niet als een vorstin, door een burgerlijk gezag, dat haar verleend was, maar als een profetes, en als Gods mond tot hen, bestraffende hun verkeerdheden, inzonderheid die, welke betrekking hadden op de aanbidding Gods. Van alle kanten gingen de kinderen Israëls tot haar op ten gerichte, niet zozeer ter beslechting van geschillen tussen man en man, als wel om haar raad in te winnen met betrekking tot de hervorming van hetgeen verkeerd ging in dingen, die God en Godsdienst betroffen. Diegenen onder hen, die tevoren in het verborgen getreurd hadden over de goddeloosheid en afgoderij van hun naburen, maar niet wisten tot wie zich te wenden ter beteugeling er van, kwamen nu met hun klacht tot Debora, die hun door het zwaard van de Geest het oordeel Gods toonde velen terugbracht van hun verkeerde weg, en de magistraten in de verschillende districten opwekte en aanspoorde om de wet in werking te brengen. Er wordt gezegd dat zij woonde of, zoals sommigen het lezen, zat onder een palmboom, die altijd daarna de palmboom van Debora werd genoemd. Zij had of haar huis onder een boom, en dan was het wel een geringe, onaanzienlijke woning, die zich onder een boom kon verbergen, f zij had haar rechtszetel in de open lucht, onder de schaduw van die boom, die een embleem was van het recht, dat zij, daar nederzittende, bedeelde hetwelk voorspoedig was en groeide in weerwil van alle tegenstand, zoals de palmboom groeit onder de druk. Josephus zegt dat de kinderen Israëls tot Debora kwamen om haar te vragen God voor hen te bidden, dat Hij hen verlossen zou uit de hand van Jabin. En Samuël wordt gezegd Israël op een bijzondere tijd te hebben gericht te Mizpa, dat is: hen te hebben teruggebracht tot God, toen zij hem bij een zelfde gelegenheid hetzelfde verzoek hebben gedaan, 1 Samuel 7:6, 1 Samuel 7:8.

II. Het plan gevormd tot hun bevrijding toen de kinderen Israëls tot haar kwamen voor het gericht, vonden zij verlossing bij haar. Zo zullen zij, die bij God genade zoeken, genade en vrede hebben genade en vertroosting, genade en ere. Zij zelf was niet geschikt om in eigen persoon een leger aan te voeren, daar zij een vrouw was, maar zij benoemde er iemand toe, die wel geschikt was, Barak van Nafthali, die zich waarschijnlijk reeds onderscheiden had in enige schermutselingen met de krijgsmacht van de verdrukker, daar hij in zijn nabijheid woonde, (want Hazor en Haroseth lagen in het lot van die stam) en daardoor had hij vermaardheid en invloed onder zijn volk verkregen. Wij kunnen veronderstellen dat deze kloekmoedige man reeds geworsteld had om het juk van de verdrukking af te schudden, maar hij kon zijn doel niet tot stand brengen v r hij zijn opdracht en instructies van Debora had ontvangen. Hij kon niets doen zonder haar hoofd, en zij kon niets doen zonder zijn handen, maar beide tezamen vormden een volkomen verlosser, en hebben een volkomen verlossing tot stand gebracht. De grootsten en besten zijn in zichzelf niet genoegzaam, maar hebben elkaar nodig.

1. Op Gods bevel en aanwijzing beveelt zij Barak een leger op de been te brengen en Jabins krijgsmacht slag te leveren, die onder het bevel stond van Sisera, Judges 4:6, Judges 4:7. Barak had misschien een grote onderneming bedacht tegen de gezamenlijke vijand, een vonk van edelmoedig vuur gloorde in zijn borst, en graag zou hij iets van gewicht willen doen voor zijn volk en de steden van zijn God. Maar er zijn twee dingen, die hem ontmoedigen.

A. Hij had een opdracht, een aanstelling nodig, om krijgsvolk aan te werven, deze geeft Debora hem hier onder het grootzegel van de hemel dat zij, als profetes, gemachtigd was er aan te hechten. "Heeft de Heere, de God Israëls, het niet geboden? Ja, voorzeker heeft Hij het, neem er mijn woord voor." Sommigen denken dat zij dit bedoelt als een beroep op Baraks eigen hart. "Heeft God niet door een stille toefluistering aan uzelf u Zijn bedoeling te kennen gegeven om u te gebruiken als een werktuig in Zijn hand om Israël te verlossen? Hebt gij niet zo'n drang gevoeld in uw eigen hart?" Indien dit zo is, dan bevestigt de geest van de profetie in Debora de krijgsgeest in Barak. Ga heen en trek op de berg Thabor.

a. Zij wees hem aan hoe groot het getal van de manschappen moest wezen, die hij bijeen moest brengen: tien duizend, en laat hem niet vrezen dat dit te weinig zal zijn, als God hem gezegd heeft dat hij door hen Israël zal verlossen.

b. Vanwaar hij hen bijeen moest brengen: alleen uit zijn eigen stam en die van Zebulon, die het naastbij lag, deze twee gewesten zullen hem van een voldoend leger voorzien, hij behoeft niet te wachten op anderen van elders. Eindelijk. Zij zegt hem waar zijn plaats van bijeenkomst moest wezen: op de berg Thabor, in zijn eigen nabijheid.

B. Als hij een leger bijeen had, dan wist hij nog niet hoe aan de gelegenheid te komen om met de vijand slaags te raken, die wellicht de slag zou weigeren of ontwijken, daar hij gehoord had dat de Israëlieten, zo zij slechts de moed hadden de vijand het hoofd te bieden, zelden voorspoed misten. "Welnu", zegt Debora, in de naam van God, "Ik zal Sisera en zijn leger tot u trekken." Zij verzekert hem dat door een geregelder veldslag de zaak beslist zal worden en dat de veldslag niet van lange duur zei zijn.

a. Door melding te maken van de macht van de vijand, Sisera, een vermaard krijgsoverste stoutmoedig en ervaren, zijn wagens, zijn ijzeren wagens en zijn menigte van soldaten, verplicht zij Barak zich te versterken met de grootste vastberadenheid, want de vijand, die hij moest tegentreden, was zeer geducht. Het is goed het ergste te weten, teneinde er ons op voor te bereiden. Maar:

b. Door zelf de plaats te bepalen, waar Sisera zijn leger zou bijeentrekken, hetgeen hem een hulp kon zijn om zijn geloof te bevestigen, als het ogenblik van de strijd was gekomen. Het was, zoals men zegt, een toevallige zaak en die afhankelijk was van Sisera's eigen wil maar als hij later zien zal, dat zij juist uitviel zoals Debora voorzegd had, dan kon hij hieruit afleiden, dat zij ook in het overige van hetgeen zij gezegd had, onder Goddelijke voorlichting had gesproken, hetgeen hem grotelijks zal bemoedigen, inzonderheid omdat zij hem hiermede een uitdrukkelijke belofte gaf van voorspoed. Ik zal (dat is: God, in wiens naam ik spreek, zal) hem in uw hand geven. Als hij dan zien zal, hoe zij tegen hem optrekken overeenkomstig Debora's woord, dan kan hij vertrouwen dat hij hen ook overeenkomstig haar woord spoedig voor zijn aangezicht zal zien vallen.

Merk op: God trekt hen tot hem alleen om hen in zijn hand over te leveren. Toen Sisera zijn krijgsmacht samentrok, bedoelde hij het verderf van Israël, maar God "heeft hen vergaderd als garven tot de dorsvloer' tot hun eigen verderf, Micah 4:11, Micah 4:12. "Vergezelt u tezamen, gij volken, doch wordt verbroken," Isaiah 8:9, Zie Revelation 19:17, Revelation 19:18.

2. Op Baraks verzoek belooft zij met hem naar het slagveld te gaan.

A. Barak dringt zeer aan op de noodzakelijkheid van haar tegenwoordigheid, die meer voor hem zijn zou dan een krijgsraad, Judges 4:8. "Indien gij met mij trekken zult om mij te besturen en te raden, en mij in elk moeilijk geval Gods wil te kennen te geven, zo zal ik heentrekken van ganser harte, en de ijzeren wagens niet vrezen, maar andere niet." Sommigen zien hier de taal in van een zwak geloof, hij kon haar woord niet geloven of zij moest zelf bij hem zijn, in pand, als het ware, voor de vervulling. Zij schijnt echter veeleer voort te komen uit een overtuiging van de noodzakelijkheid van Gods tegenwoordigheid en voortdurende leiding, en daarvan achtte hij Debora's tegenwoordigheid het onderpand te wezen, daarom heeft hij er zo ernstig en dringend om gevraagd. "Indien gij niet met mij trekken zult ten teken dat God met mij is zo doe mij van hier niet optrekken." Niets zei groter voldoening voor hem wezen, dan de profetes bij zich te hebben om de soldaten aan te moediger, en bij alle gelegenheden als een orakel te worden geraadpleegd.

B. Debora beloofde met hem te zullen gaan, Judges 4:9. Moeite noch gevaar zal haar afschrikken om het uiterste te doen van wat haar betaamt ten diepste van haar land. Zij wilde hem niet zenden, waar zij zelf niet heen wilde gaan. Zij, die in de naam van God anderen tot hun plicht roepen, moeten ten volle bereid zijn hen er in bij te staan. Debora was het zwakkere vat, maar zij had een krachtiger geloof. Maar hoewel zij er in toestemt om met Barak op te trekken, als hij er op aandringt, geeft zij hem toch een wenk, die wl geschikt is om een krijgsman te bewegen er niet op aan te dringen. De eer zal niet voor u zijn op de weg, die gij wandelt (zij is zo overtuigd van zijn welslagen, dat zij zijn heengaan ten strijde slechts een wandeling noemt) die eer zal niet z voor u zijn als wanneer gij alleen waart uitgetogen, want de Heere zal Sisera verkopen (het is nu zijn beurt om verkocht te worden, zoals Israël het geweest is, Judges 4:2, bij wijze van vergelding, of weerwraak) in de hand van een vrouw, dat is:

a. De wereld zou de overwinning toeschrijven aan de hand van Debora, dat zou hijzelf kunnen voorzien.

b. God zou (om zijn zwakheid te bestraffen) de overwinning voltooien door de hand van Jael, hetgeen zijn roem wel enigszins zou verduisteren. Maar Barak stelt hoger prijs op de voldoening van zijn eigen gemoed, de goeden uitslag van zijn onderneming, dan op zijn eer of roem, en daarom wil hij volstrekt niet afzien van zijn verzoek. Hij durft niet strijden, of hij moet Debora naast zich hebben om hem te besturen en voor hem te bidden. Daarom bleef zij met mannenmoed bij haar woord, deze edele heldin maakte zich op en toog met Barak.

Verzen 10-16

Richteren 4:10-16

I. Hier roept Barak vrijwilligers op, en had zijn contingent spoedig bijeen, Judges 4:10. Debora had hem bevolen een leger van tien duizend man op de been te brengen, Judges 4:6, en terstond had hij dit aantal krijgers aan zijn voeten, die hem volgden en onder zijn bevelen stonden. Van God wordt gezegd, dat Hij ons roept aan Zijn voeten, Isaiah 41:2, dat is: tot Zijn gehoorzaamheid. Sommigen denken dat het betekent, dat zij allen voetknechten waren, eh over het algemeen bestonden de legers van de Joden ook alleen uit voetvolk, waardoor de onevenredigheid in sterkte tussen hen en hun vijanden (die paarden en wagens hadden) zeer groot was, en de overwinning des te meer luisterrijk. Maar de tegenwoordigheid van God en Zijn profetes was meer dan voldoende om tegen die onevenredigheid op te wegen. Barak had zijn mannen aan zijn voeten, hetgeen te kennen geeft, dat zij goedsmoeds waren en hem gaarne volgden, waar hij ook heenging, Revelation 14:4. Hoewel op de stammen van Nafthali en Zebulon voornamelijk gerekend was, blijkt toch uit Debora's lied, dat ook uit andere stammen sommigen tot hem gekomen waren, van Manasse en Issaschar, en dat er meer verwacht werden, die niet kwamen, van Ruben, Dan en Aser, Judges 5:14. Maar deze worden hier voorbijgezien, en er wordt ons alleen gezegd dat om zijn tienduizend man waarlijk tot krachtdadige mannen te maken, Debora met hem optrok. Het elfde vers betreffende het vertrek van Heber, het hoofd van een van de huisgezinnen van de Kenieten, uit de woestijn van Juda, in het zuiden, waar deze geslachten zich hadden gevestigd, Judges 1:16 naar de noordelijke provincie moet tot inleiding dienen van hetgeen volgt betreffende de daad van Jael, een vrouw uit dat gezin.

II. Sisera, bericht hebbende ontvangen van Baraks bewegingen, trekt te velde met een zeer talrijk en machtig leger, Judges 4:12, Judges 4:13. Zij boodschapten Sisera. Sommigen denken, dat dit ziet op de Kenieten, van wie onmiddellijk tevoren melding gemaakt is, Judges 4:11. Zij gaven Sisera kennis van Baraks plaats van bijeenkomst, daar er toen vrede was tussen Jabin en dat geslacht, Judges 4:17. Of zij dit nu al of niet als een vriendelijkheid voor hem bedoeld hebben het diende om in vervulling te brengen wat God door Debora gezegd had, Judges 4:7 :Ik zal Sisera tot u trekken. Sisera's vertrouwen berustte voornamelijk op zijn wagens, daarom wordt er bijzonder nota van genomen, negen honderd ijzeren wagens, met zeisen aan de assen bevestigd, die, als zij in een leger van voetvolk reden, een schrikkelijke slachting aanrichtten. Zo vernuftig zijn de mensen geweest in het uitdenken van middelen om elkaar te verdelgen, ten einde toe te geven aan de wellusten, waarvan krijgen en vechterijen komen.

III. Debora geeft bevel om de vijand aan te vallen, Judges 4:14. Josephus zegt dat toen Barak Sisera's leger opgesteld zag, pogingen doende om de berg te omsingelen, op welks top hij met zijn krijgsmacht gelegerd was, de moed hem ontzonk en dat hij besloot zich naar een veiliger plaats terug te trekken, maar Debora moedigde hem aan om een aanval op Sisera te doen, hem verzekerende dat dit de dag was, in Gods raad bepaald voor zijn nederlaag. Nu zij het verschrikkelijkst en dreigendst schijnen, zijn zij rijp voor het verderf. Het is z zeker, dat de zaak zal geschieden dat zij alreeds geschied schijnt te zijn de Heere heeft Sisera in uw hand gegeven. Zie hoe het werk en de eer van deze grote krijgsverrichting verdeeld zijn tussen Debora en Barak: zij, als het hoofd, geeft het woord van bevel hij, als de hand, doet het werk. Zo heeft God Zijn gaven onderscheidenlijk uitgedeeld, 1 Corinthiers 12:4 en verv. Maar hoewel gewoonlijk de man hoofd van de vrouw is, 1 Corinthiers 11:3, heeft het Hem, die van de Geest overig heeft, behaagd, de handen te kruisen, het hoofd te plaatsen op schouders van de vrouw, het zwakke van de wereld verkiezende, ten einde het sterke te beschamen, opdat geen vlees zou roemen voor Zijn aangezicht. Het was goed voor Barak om Debora bij zich te hebben, want zij vulde aan wat er in hem ontbrak:

1. In hem te leiden, door tot hem te zeggen: Dit is de dag.

2. Om hem te bemoedigen, door hem de verzekering te geven van Gods tegenwoordigheid: "Is de Heere niet voor uw aangezicht heen uitgetogen? Durft gij niet volgen, als gij God zelf tot uw aanvoerder hebt? Bij iedere onderneming is het goed de overtuiging te hebben, dat God voor ons heengaat, dat wij in de weg van onze plicht en onder Zijn leiding zijn. Indien wij reden hebben te hopen dat God voor ons heen gaat, dan behoren wij goedsmoeds en blijmoedig voorwaarts te gaan. Wees niet verbaasd en verschrikt bij de moeilijkheden, die gij ontmoet in het weerstaan van Satan, in het dienen van God, of in het lijden voor Hem, want: Is de Heere niet voor uw aangezicht heen uitgetogen? Volhard dan Hem te volgen."

IV. God Zelf verslaat het leger van de vijand Judges 4:15. In gehoorzaamheid aan Debora's bevelen trok Barak van de berg af, hoewel daar in die open vlakte de ijzeren wagens zoveel te meer voordeel op hem zullen hebben, steunende en bouwende op de Goddelijke macht zijn sterkte op de berg verlatende, want "tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte van de bergen, waarlijk in de Heere onze God alleen is Israëls heil," Jeremiah 3:23. En hij werd niet teleurgesteld in zijn verwachting: de Heere versloeg Sisera. Het was niet zozeer het plotselinge en stoutmoedige strijdrumoer, waarmee Barak hun legerkamp verschrikte dat hen ontmoedigde en verstrooide, maar Gods verschrikking kwam over hun geest, en bracht een onverklaarbare ontsteltenis en verwarring onder hen teweeg. De sterren schenen tegen hen gestreden te hebben, Hoofdst 5:20. Josephus zegt dat een geweldige hagelstorm, die hen in het gezicht sloeg, hun deze nederlaag heeft toegebracht, hen buiten gevecht stellende en terugdrijvende, zodat zij een gemakkelijke prooi werden voor het leger Israëls en Debora's woorden waar werden gemaakt "De Heere heeft hen in uw hand gegeven, gij zijt nu instaat om met hen te doen wat gij wilt."

V. Kloekmoedig maakt Barak gebruik van zijn voordeel, volgt de slag op met onversaagde vastberadenheid en onvermoeide inspanning, volgt de overwinning op, en jaagt de verstrooide bende van de vijand na tot zelfs aan het hoofdkwartier van hun generaal te Haroseth, Judges 4:16 en spaart niemand van hen, die God in zijn hand had overgegeven om verdelgd te worden, dat er niet n overbleef. Als God voor ons heengaat in onze geestelijke strijd, dan moeten wij ons benaarstigen, en als Hij ons door Zijn genade enige voorspoed geeft tegen de vijanden van onze ziel, dan moeten wij er gebruik van maken door waakzaamheid en vastberadenheid, en de heiligen oorlog met kracht voortzetten.

Verzen 10-16

Richteren 4:10-16

I. Hier roept Barak vrijwilligers op, en had zijn contingent spoedig bijeen, Judges 4:10. Debora had hem bevolen een leger van tien duizend man op de been te brengen, Judges 4:6, en terstond had hij dit aantal krijgers aan zijn voeten, die hem volgden en onder zijn bevelen stonden. Van God wordt gezegd, dat Hij ons roept aan Zijn voeten, Isaiah 41:2, dat is: tot Zijn gehoorzaamheid. Sommigen denken dat het betekent, dat zij allen voetknechten waren, eh over het algemeen bestonden de legers van de Joden ook alleen uit voetvolk, waardoor de onevenredigheid in sterkte tussen hen en hun vijanden (die paarden en wagens hadden) zeer groot was, en de overwinning des te meer luisterrijk. Maar de tegenwoordigheid van God en Zijn profetes was meer dan voldoende om tegen die onevenredigheid op te wegen. Barak had zijn mannen aan zijn voeten, hetgeen te kennen geeft, dat zij goedsmoeds waren en hem gaarne volgden, waar hij ook heenging, Revelation 14:4. Hoewel op de stammen van Nafthali en Zebulon voornamelijk gerekend was, blijkt toch uit Debora's lied, dat ook uit andere stammen sommigen tot hem gekomen waren, van Manasse en Issaschar, en dat er meer verwacht werden, die niet kwamen, van Ruben, Dan en Aser, Judges 5:14. Maar deze worden hier voorbijgezien, en er wordt ons alleen gezegd dat om zijn tienduizend man waarlijk tot krachtdadige mannen te maken, Debora met hem optrok. Het elfde vers betreffende het vertrek van Heber, het hoofd van een van de huisgezinnen van de Kenieten, uit de woestijn van Juda, in het zuiden, waar deze geslachten zich hadden gevestigd, Judges 1:16 naar de noordelijke provincie moet tot inleiding dienen van hetgeen volgt betreffende de daad van Jael, een vrouw uit dat gezin.

II. Sisera, bericht hebbende ontvangen van Baraks bewegingen, trekt te velde met een zeer talrijk en machtig leger, Judges 4:12, Judges 4:13. Zij boodschapten Sisera. Sommigen denken, dat dit ziet op de Kenieten, van wie onmiddellijk tevoren melding gemaakt is, Judges 4:11. Zij gaven Sisera kennis van Baraks plaats van bijeenkomst, daar er toen vrede was tussen Jabin en dat geslacht, Judges 4:17. Of zij dit nu al of niet als een vriendelijkheid voor hem bedoeld hebben het diende om in vervulling te brengen wat God door Debora gezegd had, Judges 4:7 :Ik zal Sisera tot u trekken. Sisera's vertrouwen berustte voornamelijk op zijn wagens, daarom wordt er bijzonder nota van genomen, negen honderd ijzeren wagens, met zeisen aan de assen bevestigd, die, als zij in een leger van voetvolk reden, een schrikkelijke slachting aanrichtten. Zo vernuftig zijn de mensen geweest in het uitdenken van middelen om elkaar te verdelgen, ten einde toe te geven aan de wellusten, waarvan krijgen en vechterijen komen.

III. Debora geeft bevel om de vijand aan te vallen, Judges 4:14. Josephus zegt dat toen Barak Sisera's leger opgesteld zag, pogingen doende om de berg te omsingelen, op welks top hij met zijn krijgsmacht gelegerd was, de moed hem ontzonk en dat hij besloot zich naar een veiliger plaats terug te trekken, maar Debora moedigde hem aan om een aanval op Sisera te doen, hem verzekerende dat dit de dag was, in Gods raad bepaald voor zijn nederlaag. Nu zij het verschrikkelijkst en dreigendst schijnen, zijn zij rijp voor het verderf. Het is z zeker, dat de zaak zal geschieden dat zij alreeds geschied schijnt te zijn de Heere heeft Sisera in uw hand gegeven. Zie hoe het werk en de eer van deze grote krijgsverrichting verdeeld zijn tussen Debora en Barak: zij, als het hoofd, geeft het woord van bevel hij, als de hand, doet het werk. Zo heeft God Zijn gaven onderscheidenlijk uitgedeeld, 1 Corinthiers 12:4 en verv. Maar hoewel gewoonlijk de man hoofd van de vrouw is, 1 Corinthiers 11:3, heeft het Hem, die van de Geest overig heeft, behaagd, de handen te kruisen, het hoofd te plaatsen op schouders van de vrouw, het zwakke van de wereld verkiezende, ten einde het sterke te beschamen, opdat geen vlees zou roemen voor Zijn aangezicht. Het was goed voor Barak om Debora bij zich te hebben, want zij vulde aan wat er in hem ontbrak:

1. In hem te leiden, door tot hem te zeggen: Dit is de dag.

2. Om hem te bemoedigen, door hem de verzekering te geven van Gods tegenwoordigheid: "Is de Heere niet voor uw aangezicht heen uitgetogen? Durft gij niet volgen, als gij God zelf tot uw aanvoerder hebt? Bij iedere onderneming is het goed de overtuiging te hebben, dat God voor ons heengaat, dat wij in de weg van onze plicht en onder Zijn leiding zijn. Indien wij reden hebben te hopen dat God voor ons heen gaat, dan behoren wij goedsmoeds en blijmoedig voorwaarts te gaan. Wees niet verbaasd en verschrikt bij de moeilijkheden, die gij ontmoet in het weerstaan van Satan, in het dienen van God, of in het lijden voor Hem, want: Is de Heere niet voor uw aangezicht heen uitgetogen? Volhard dan Hem te volgen."

IV. God Zelf verslaat het leger van de vijand Judges 4:15. In gehoorzaamheid aan Debora's bevelen trok Barak van de berg af, hoewel daar in die open vlakte de ijzeren wagens zoveel te meer voordeel op hem zullen hebben, steunende en bouwende op de Goddelijke macht zijn sterkte op de berg verlatende, want "tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte van de bergen, waarlijk in de Heere onze God alleen is Israëls heil," Jeremiah 3:23. En hij werd niet teleurgesteld in zijn verwachting: de Heere versloeg Sisera. Het was niet zozeer het plotselinge en stoutmoedige strijdrumoer, waarmee Barak hun legerkamp verschrikte dat hen ontmoedigde en verstrooide, maar Gods verschrikking kwam over hun geest, en bracht een onverklaarbare ontsteltenis en verwarring onder hen teweeg. De sterren schenen tegen hen gestreden te hebben, Hoofdst 5:20. Josephus zegt dat een geweldige hagelstorm, die hen in het gezicht sloeg, hun deze nederlaag heeft toegebracht, hen buiten gevecht stellende en terugdrijvende, zodat zij een gemakkelijke prooi werden voor het leger Israëls en Debora's woorden waar werden gemaakt "De Heere heeft hen in uw hand gegeven, gij zijt nu instaat om met hen te doen wat gij wilt."

V. Kloekmoedig maakt Barak gebruik van zijn voordeel, volgt de slag op met onversaagde vastberadenheid en onvermoeide inspanning, volgt de overwinning op, en jaagt de verstrooide bende van de vijand na tot zelfs aan het hoofdkwartier van hun generaal te Haroseth, Judges 4:16 en spaart niemand van hen, die God in zijn hand had overgegeven om verdelgd te worden, dat er niet n overbleef. Als God voor ons heengaat in onze geestelijke strijd, dan moeten wij ons benaarstigen, en als Hij ons door Zijn genade enige voorspoed geeft tegen de vijanden van onze ziel, dan moeten wij er gebruik van maken door waakzaamheid en vastberadenheid, en de heiligen oorlog met kracht voortzetten.

Verzen 17-24

Richteren 4:17-24

Wij zien hier het leger van de Kananieten volkomen verslagen. Er wordt gezegd in Psalms 83:10, Psalms 83:11 (waar gepleit wordt op de nederlaag van dit leger als op een precedent, dat God in latere tijden hetzelfde zal doen) dat zij geworden zijn als drek van de aarde. Nu hebben wij hier:

I. De val van hun generaal, Sisera, de overste van het leger, in wie Jabin waarschijnlijk volkomen vertrouwen had gesteld, en daarom niet zelf tegenwoordig was in het leger. Laat ons de voetstappen nagaan van deze machtige in zijn val.

1. Hij verliet zijn wagen en vluchtte te voet Judges 4:15, Judges 4:17. Zijn wagens waren zijn trots en zijn houvast, en wij kunnen veronderstellen dat hij deswege de heirscharen van de levende Gods heeft gehoond en getart, daar zij allen te voet waren, paard noch wagen hadden, zoals hij er had, terecht wordt hij dus beschaamd in zijn vertrouwen, en genoodzaakt zijn wagen te verlaten, en hij achtte zich pas veilig en gerust, toen hij zijn wagen kwijt was, hoewel wij kunnen veronderstellen dat die wagen de beste was in zijn soort, en het best was bespannen. Zo worden diegenen teleurgesteld, die op het schepsel steunen als op een gebroken rietstaf, hij breekt niet slechts onder hen, maar dringt hun hand binnen, en vervult hen van velerlei smart. De afgod kan spoedig tot een last worden, Isaiah 46:1, en God kan ons ten slotte doen walgen van hetgeen, waarnaar wij zo gesmacht en verlangd hebben. Hoe gluiperig ziet Sisera er uit, nu hij van zijn wagen is afgeklommen! Het is moeilijk te zeggen of hij meer bloost of beeft. Vertrouw niet op prinsen, als zij toch z spoedig naar beneden gebracht kunnen worden, indien hij, die zo kort tevoren met zoveel verzekerdheid op zijn armen vertrouwde, nu genoodzaakt is om met zo weinig zekerheid alleen op zijn voeten te rekenen.

2. Geen versterkte plaats onder zijn bereik hebbende, vluchtte hij naar de tenten van de Kenieten, om er een schuilplaats te vinden. De geringe en eenzame wijze van leven van de Kenieten had hij tevoren misschien veracht en bespot, temeer omdat de Godsdienst onder hen werd waargenomen, maar nu is hij blij zich onder de beschutting te plaatsen van een van deze tenten en hij kiest de tent van de vrouw, hetzij omdat deze minder verdacht werd, of misschien omdat zij de eerste was, waar hij aankwam, Judges 4:17. En wat hem aanmoedigde om er heen te gaan was, dat er toen vrede was tussen zijn meester en het huis van Heber, niet dat zij een offensief en defensief verbond hadden gesloten, er waren voor het ogenblik slechts geen tekenen van vijandschap tussen hen. Jabin deed hun geen kwaad, heeft hen niet verdrukt zoals hij de Israëlieten verdrukt heeft, hun eenvoudige, rustige, argeloze wijze van leven maakte dat zij noch gewantrouwd noch gevreesd werden, en misschien heeft God dit aldus beschikt als een beloning voor hun standvastige trouw aan de waren Godsdienst. Sisera dacht dat hij dus veilig onder hen zou zijn, niet bedenkende dat zij wel niet zelf leden onder Jabins macht, maar dat zij toch hartelijk medegevoel hadden met Gods Israël, dat er wl onder leed.

3. Jael nodigde hem binnen te komen en heette hem welkom. Waarschijnlijk stond zij aan de deur van de tent, om berichten van het leger te vernemen, en hoe de veldslag was afgelopen, die niet ver vandaar geleverd was.

a. Zij nodigde hem naar binnen. Misschien stond zij daar uitziende naar een gelegenheid om enigerlei vriendelijkheid te betonen aan een in benauwdheid verkerenden Israëliet, zo dit nodig was. Maar Sisera ziende aankomen hijgende en buiten adem, nodigde zij hem in de tent te komen en er uit te rusten, waarmee zij, bedoelende hem verlichting te geven van zijn vermoeienis, misschien in werkelijkheid bedoeld heeft zijn vlucht te vertragen, opdat hij in Baraks handen zou vallen, die hem nu ijverig vervolgde en najoeg, Judges 4:18. En het is zeker wel de vraag, of zij reeds dadelijk voornemens was hem het leven te benemen, of dat God het haar later in het hart gaf.

b. Zij maakte veel werk van hem, scheen zeer bezorgd om het hem, als haar gast, gemakkelijk te maken. Was hij moe? Zij wijst hem een zeer gerieflijke plaats om er uit rusten en zijn krachten te verzamelen. Had hij dorst? Dat was niet te verwonderen. Verlangde hij een weinig water om zijn tong te verkoelen? De beste drank, die haar tent opleverde, was tot zijn dienst, en dat was melk, Judges 4:19, waarvan hij, naar wij kunnen veronderstellen, hartig gedronken heeft, en, er door verkwikt zijnde, was hij te beter tot slapen geneigd. Was hij koud, of bevreesd om kou te vatten, of wenste hij verborgen te zijn voor de vervolgers, als deze de tent zouden doorzoeken? Zij bedekte hem met een deken, hetgeen alles zorg te kennen gaf voor zijn veiligheid. Alleen, toen hij verlangde, dat zij voor hem zou liegen, zou zeggen dat hij niet daar was, weigerde zij dit te beloven, Judges 4:20. Wij moeten niet zondigen tegen God, neen, zelfs niet om hen te verplichten, aan wie wij zorg en opmerkzaamheid wensen te betonen. Eindelijk.Wij moeten veronderstellen dat zij haar tent zo stil en rustig hield als het haar maar mogelijk was, alle geraas vermeed, opdat hij zoveel spoediger en vaster zou slapen. En nu was Sisera, toen hij het meest gerust was, het minst veilig. Hoe uiterst onzeker is het menselijk leven! Welke zekerheid kunnen wij er van hebben, als het zo gemakkelijk verraden kan worden door hen, aan wie wij het toevertrouwen, en diegenen er de verwoesters van blijken te zijn, van wie wij hoopten dat zij er de beschermers van zijn zouden? Het beste is God tot onze vriend te maken, want Hij zal ons niet ontrouw zijn.

4. Toen hij in diepe slaap lag, dreef zij een lange tentpin door zijn slaap van zijn hoofd, en bevestigde het aldus aan de grond, en zo doodde zij hem, Judges 4:21. En hoewel dit nu genoeg was om afgedaan met hem te hebben, heeft zij toch, voor alle zekerheid, zijn hoofd afgesneden, Judges 5:26, en liet het daar aan de grond genageld liggen. Of zij dit nu al of niet voornemens was, toen zij hem in haar tent nodigde, blijkt niet, waarschijnlijk is de gedachte plotseling bij haar opgekomen, toen zij hem daar in die houding zag liggen, zo gunstig om die dodelijken slag te ontvangen, en waarschijnlijk bracht de gedachte het getuigenis mede, dat zij niet van Satan was, van Satan, als een moordenaar en verderver, maar van God, als rechtvaardige Rechter en Wreker, zoveel hemels licht bespeurde zij in de beweegredenen er toe: de eer van God en de verlossing van Israël, maar niets van de zwartheid, het sombere van boosaardigheid, haat of persoonlijke wraakzucht.

A. Het was een Goddelijke kracht, die haar er toe instaat stelde, haar bezielde met meer dan mannenmoed. Wat zou het geweest zijn, als haar hand had gebeefd en aldus de slag gemist had! Indien hij ontwaakt was, toen zij haar werk begon! Of gesteld eens, dat sommigen van zijn dienaren hem gevolgd waren, en haar hadden verrast toen zij de daad deed, hoe duur zouden zij en de haren er voor betaald hebben! Maar hulp van God verkregen hebbende, brengt zij de daad tot stand.

B. Het was een Goddelijke volmacht die haar er in rechtvaardigde. En daar nu heden aan niemand zo'n opdracht wordt gegeven, niemand er aanspraak op kan maken zo'n buitengewone opdracht van God te hebben ontvangen, behoort zij in generlei geval te worden nagevolgd. De wet van vriendschap en gastvrijheid moet nauwgezet worden nageleefd, en wij moeten het denkbeeld verafschuwen, van iemand te verraden, die wij genodigd en aangemoedigd hebben om vertrouwen in ons te stellen. En wat nu deze daad van Jael betreft (evenals die van Ehud in het vorige hoofdstuk) wij hebben reden te geloven dat zij zich bewust werd van een Goddelijke aandrift in haar gemoed om haar te doen, die haar de volkomen overtuiging gaf, (en daarom moeten ook wij die overtuiging hebben) dat zij er goed aan deed. Gods oordelen zijn een grote afgrond. Het werktuig voor deze terdoodbrenging was een pin van de tent, dat is een van de grote pinnen, waarmee de tent of een van de staken er van, was bevestigd. Dikwijls verplaatsten zij hun tenten, zij was gewoon deze pinnen in te slaan, en daarom wist zij het met te meer handigheid te doen bij deze grote gelegenheid. Hij, die gedacht heeft Israël te verdelgen met zijn menigte van ijzeren wagens, wordt zelf gedood door een enkele ijzeren pin. Aldus beschaamt het zwakke van de wereld het sterke. Zie hier Jaels roem en Sisera's schande. De grote legerbevelhebber sterft:

a. In zijn slaap, diep in slaap en vermoeid. Dit wordt hier gezegd als een reden, waarom hij zich niet bewoog om weerstand te bieden. Hij lag zo vastgehouden in de ketenen van de slaap, dat hij zijn handen niet kon vinden. "Aldus zijn de stouthartigen beroofd geworden, zij hebben hun slaap gesluimerd, van Uw schelden, o God van Jakob," Psalms 76:6, Psalms 76:7, en zo zijn zij in hun laatste slaap gekomen. Zo beroeme de sterke zich dan niet in zijn kracht, immers waar is zij, als hij slaapt? Zij is zwak, en hij kan niets doen, een kind ken hem dan honen en kwellen, en hem het leven benemen, en toch als hij niet slaapt, is hij weldra op van vermoeienis, en kan evenmin iets doen. Voor de woorden: hij was vermoeid, hebben al de oude overzettingen: hij worstelde en stierf aldus de Syrische en Arabische. Hij bezweek en stierf, aldus de Chaldeeuwse. Hij was verduisterd en stierf, aldus de LXX. Consocians morse soporem, aldus de Vulgata, slaap en dood samenvoegende, daar zij zo na aan elkaar verwant zijn. Hij viel in zwijm en stierf. Hij sterft:

b. met zijn hoofd aan de grond genageld, een zinnebeeld van zijn aardsgezindheid. Zijn oor (zegt bisschop Hall) was zo dicht aan de aarde vastgekluisterd, alsof zijn lichaam luisterde om te vernemen wat er van zijn ziel was geworden. Hij sterft:

c. Door de hand van een vrouw. Dit vermeerderde de schande van zijn dood voor de mensen, en had hij het slechts, zoals Abimelech, geweten, Judges 9:54, dan kunnen wij ons voorstellen hoe het de kwelling van zijn eigen hart zou vermeerderd hebben.

II. Israëls blijdschap hierover.

1. Barak, hun aanvoerder, vindt zijn vijand dood, Judges 4:22, en ongetwijfeld was hij zeer tevreden, om zijn werk zo bevorderd te zien, tot heerlijkheid Gods en tot beschaming van zijn vijanden. Had hij al te streng en nauwkeurig op het punt van eer gestaan, hij zou het ten kwade hebben geduid als een belediging, dat de generaal door een andere hand dan de zijne gedood was, maar nu herinnerde hij zich dat hij veroordeeld was om aldus zijn eer verkort te zien, omdat hij er op aangedrongen had dat Debora met hem zou gaan: De Heere zal Sisera verkopen in de hand van een vrouw, hoewel men toen weinig dacht dat de voorzegging op die wijze vervuld zou worden.

2. Israël is volkomen verlost uit de hand van Jabin, koning van Kanan, Judges 4:23, Judges 4:24. Niet alleen hebben zij door de overwinning van die dag zijn juk afgeschud, maar later de strijd met hem voortgezet, totdat zij hem tot de ondergang gebracht hebben, daar hij en zijn volk door Gods bestel en bevel ten verderve gewijd waren, en niet gespaard moesten worden. Daar de Israëlieten gevoelig gestraft waren voor hun medelijden, waardoor zij dit tevoren niet gedaan hadden, besluiten zij, nu het in hun macht is, hen niet langer te ontzien, maar zich volkomen van hen te ontdoen als een volk, aan hetwelk barmhartigheid te bewijzen indruiste tegen hun eigen belang, evenals tegen het gebod van God, en waarschijnlijk was het met het oog op het vonnis waaronder zij waren, dat deze vijand hier in de laatste twee verzen driemaal genoemd wordt, en als koning van Kanan wordt aangeduid want als zodanig moest hij verdelgd worden. En zo volkomen was hij uitgeroeid, dat ik mij niet herinner dat er daarna nog van de koningen van Kanan wordt gesproken. De kinderen Israëls zouden veel kwaad hebben voorkomen indien zij deze Kananieten eerder verdelgd hadden, zoals God hun geboden en er hen ook toe instaat gesteld had, maar het is beter laat wijs te zijn en die wijsheid door ervaring te hebben verkregen, dan nooit wijs te zijn.

Verzen 17-24

Richteren 4:17-24

Wij zien hier het leger van de Kananieten volkomen verslagen. Er wordt gezegd in Psalms 83:10, Psalms 83:11 (waar gepleit wordt op de nederlaag van dit leger als op een precedent, dat God in latere tijden hetzelfde zal doen) dat zij geworden zijn als drek van de aarde. Nu hebben wij hier:

I. De val van hun generaal, Sisera, de overste van het leger, in wie Jabin waarschijnlijk volkomen vertrouwen had gesteld, en daarom niet zelf tegenwoordig was in het leger. Laat ons de voetstappen nagaan van deze machtige in zijn val.

1. Hij verliet zijn wagen en vluchtte te voet Judges 4:15, Judges 4:17. Zijn wagens waren zijn trots en zijn houvast, en wij kunnen veronderstellen dat hij deswege de heirscharen van de levende Gods heeft gehoond en getart, daar zij allen te voet waren, paard noch wagen hadden, zoals hij er had, terecht wordt hij dus beschaamd in zijn vertrouwen, en genoodzaakt zijn wagen te verlaten, en hij achtte zich pas veilig en gerust, toen hij zijn wagen kwijt was, hoewel wij kunnen veronderstellen dat die wagen de beste was in zijn soort, en het best was bespannen. Zo worden diegenen teleurgesteld, die op het schepsel steunen als op een gebroken rietstaf, hij breekt niet slechts onder hen, maar dringt hun hand binnen, en vervult hen van velerlei smart. De afgod kan spoedig tot een last worden, Isaiah 46:1, en God kan ons ten slotte doen walgen van hetgeen, waarnaar wij zo gesmacht en verlangd hebben. Hoe gluiperig ziet Sisera er uit, nu hij van zijn wagen is afgeklommen! Het is moeilijk te zeggen of hij meer bloost of beeft. Vertrouw niet op prinsen, als zij toch z spoedig naar beneden gebracht kunnen worden, indien hij, die zo kort tevoren met zoveel verzekerdheid op zijn armen vertrouwde, nu genoodzaakt is om met zo weinig zekerheid alleen op zijn voeten te rekenen.

2. Geen versterkte plaats onder zijn bereik hebbende, vluchtte hij naar de tenten van de Kenieten, om er een schuilplaats te vinden. De geringe en eenzame wijze van leven van de Kenieten had hij tevoren misschien veracht en bespot, temeer omdat de Godsdienst onder hen werd waargenomen, maar nu is hij blij zich onder de beschutting te plaatsen van een van deze tenten en hij kiest de tent van de vrouw, hetzij omdat deze minder verdacht werd, of misschien omdat zij de eerste was, waar hij aankwam, Judges 4:17. En wat hem aanmoedigde om er heen te gaan was, dat er toen vrede was tussen zijn meester en het huis van Heber, niet dat zij een offensief en defensief verbond hadden gesloten, er waren voor het ogenblik slechts geen tekenen van vijandschap tussen hen. Jabin deed hun geen kwaad, heeft hen niet verdrukt zoals hij de Israëlieten verdrukt heeft, hun eenvoudige, rustige, argeloze wijze van leven maakte dat zij noch gewantrouwd noch gevreesd werden, en misschien heeft God dit aldus beschikt als een beloning voor hun standvastige trouw aan de waren Godsdienst. Sisera dacht dat hij dus veilig onder hen zou zijn, niet bedenkende dat zij wel niet zelf leden onder Jabins macht, maar dat zij toch hartelijk medegevoel hadden met Gods Israël, dat er wl onder leed.

3. Jael nodigde hem binnen te komen en heette hem welkom. Waarschijnlijk stond zij aan de deur van de tent, om berichten van het leger te vernemen, en hoe de veldslag was afgelopen, die niet ver vandaar geleverd was.

a. Zij nodigde hem naar binnen. Misschien stond zij daar uitziende naar een gelegenheid om enigerlei vriendelijkheid te betonen aan een in benauwdheid verkerenden Israëliet, zo dit nodig was. Maar Sisera ziende aankomen hijgende en buiten adem, nodigde zij hem in de tent te komen en er uit te rusten, waarmee zij, bedoelende hem verlichting te geven van zijn vermoeienis, misschien in werkelijkheid bedoeld heeft zijn vlucht te vertragen, opdat hij in Baraks handen zou vallen, die hem nu ijverig vervolgde en najoeg, Judges 4:18. En het is zeker wel de vraag, of zij reeds dadelijk voornemens was hem het leven te benemen, of dat God het haar later in het hart gaf.

b. Zij maakte veel werk van hem, scheen zeer bezorgd om het hem, als haar gast, gemakkelijk te maken. Was hij moe? Zij wijst hem een zeer gerieflijke plaats om er uit rusten en zijn krachten te verzamelen. Had hij dorst? Dat was niet te verwonderen. Verlangde hij een weinig water om zijn tong te verkoelen? De beste drank, die haar tent opleverde, was tot zijn dienst, en dat was melk, Judges 4:19, waarvan hij, naar wij kunnen veronderstellen, hartig gedronken heeft, en, er door verkwikt zijnde, was hij te beter tot slapen geneigd. Was hij koud, of bevreesd om kou te vatten, of wenste hij verborgen te zijn voor de vervolgers, als deze de tent zouden doorzoeken? Zij bedekte hem met een deken, hetgeen alles zorg te kennen gaf voor zijn veiligheid. Alleen, toen hij verlangde, dat zij voor hem zou liegen, zou zeggen dat hij niet daar was, weigerde zij dit te beloven, Judges 4:20. Wij moeten niet zondigen tegen God, neen, zelfs niet om hen te verplichten, aan wie wij zorg en opmerkzaamheid wensen te betonen. Eindelijk.Wij moeten veronderstellen dat zij haar tent zo stil en rustig hield als het haar maar mogelijk was, alle geraas vermeed, opdat hij zoveel spoediger en vaster zou slapen. En nu was Sisera, toen hij het meest gerust was, het minst veilig. Hoe uiterst onzeker is het menselijk leven! Welke zekerheid kunnen wij er van hebben, als het zo gemakkelijk verraden kan worden door hen, aan wie wij het toevertrouwen, en diegenen er de verwoesters van blijken te zijn, van wie wij hoopten dat zij er de beschermers van zijn zouden? Het beste is God tot onze vriend te maken, want Hij zal ons niet ontrouw zijn.

4. Toen hij in diepe slaap lag, dreef zij een lange tentpin door zijn slaap van zijn hoofd, en bevestigde het aldus aan de grond, en zo doodde zij hem, Judges 4:21. En hoewel dit nu genoeg was om afgedaan met hem te hebben, heeft zij toch, voor alle zekerheid, zijn hoofd afgesneden, Judges 5:26, en liet het daar aan de grond genageld liggen. Of zij dit nu al of niet voornemens was, toen zij hem in haar tent nodigde, blijkt niet, waarschijnlijk is de gedachte plotseling bij haar opgekomen, toen zij hem daar in die houding zag liggen, zo gunstig om die dodelijken slag te ontvangen, en waarschijnlijk bracht de gedachte het getuigenis mede, dat zij niet van Satan was, van Satan, als een moordenaar en verderver, maar van God, als rechtvaardige Rechter en Wreker, zoveel hemels licht bespeurde zij in de beweegredenen er toe: de eer van God en de verlossing van Israël, maar niets van de zwartheid, het sombere van boosaardigheid, haat of persoonlijke wraakzucht.

A. Het was een Goddelijke kracht, die haar er toe instaat stelde, haar bezielde met meer dan mannenmoed. Wat zou het geweest zijn, als haar hand had gebeefd en aldus de slag gemist had! Indien hij ontwaakt was, toen zij haar werk begon! Of gesteld eens, dat sommigen van zijn dienaren hem gevolgd waren, en haar hadden verrast toen zij de daad deed, hoe duur zouden zij en de haren er voor betaald hebben! Maar hulp van God verkregen hebbende, brengt zij de daad tot stand.

B. Het was een Goddelijke volmacht die haar er in rechtvaardigde. En daar nu heden aan niemand zo'n opdracht wordt gegeven, niemand er aanspraak op kan maken zo'n buitengewone opdracht van God te hebben ontvangen, behoort zij in generlei geval te worden nagevolgd. De wet van vriendschap en gastvrijheid moet nauwgezet worden nageleefd, en wij moeten het denkbeeld verafschuwen, van iemand te verraden, die wij genodigd en aangemoedigd hebben om vertrouwen in ons te stellen. En wat nu deze daad van Jael betreft (evenals die van Ehud in het vorige hoofdstuk) wij hebben reden te geloven dat zij zich bewust werd van een Goddelijke aandrift in haar gemoed om haar te doen, die haar de volkomen overtuiging gaf, (en daarom moeten ook wij die overtuiging hebben) dat zij er goed aan deed. Gods oordelen zijn een grote afgrond. Het werktuig voor deze terdoodbrenging was een pin van de tent, dat is een van de grote pinnen, waarmee de tent of een van de staken er van, was bevestigd. Dikwijls verplaatsten zij hun tenten, zij was gewoon deze pinnen in te slaan, en daarom wist zij het met te meer handigheid te doen bij deze grote gelegenheid. Hij, die gedacht heeft Israël te verdelgen met zijn menigte van ijzeren wagens, wordt zelf gedood door een enkele ijzeren pin. Aldus beschaamt het zwakke van de wereld het sterke. Zie hier Jaels roem en Sisera's schande. De grote legerbevelhebber sterft:

a. In zijn slaap, diep in slaap en vermoeid. Dit wordt hier gezegd als een reden, waarom hij zich niet bewoog om weerstand te bieden. Hij lag zo vastgehouden in de ketenen van de slaap, dat hij zijn handen niet kon vinden. "Aldus zijn de stouthartigen beroofd geworden, zij hebben hun slaap gesluimerd, van Uw schelden, o God van Jakob," Psalms 76:6, Psalms 76:7, en zo zijn zij in hun laatste slaap gekomen. Zo beroeme de sterke zich dan niet in zijn kracht, immers waar is zij, als hij slaapt? Zij is zwak, en hij kan niets doen, een kind ken hem dan honen en kwellen, en hem het leven benemen, en toch als hij niet slaapt, is hij weldra op van vermoeienis, en kan evenmin iets doen. Voor de woorden: hij was vermoeid, hebben al de oude overzettingen: hij worstelde en stierf aldus de Syrische en Arabische. Hij bezweek en stierf, aldus de Chaldeeuwse. Hij was verduisterd en stierf, aldus de LXX. Consocians morse soporem, aldus de Vulgata, slaap en dood samenvoegende, daar zij zo na aan elkaar verwant zijn. Hij viel in zwijm en stierf. Hij sterft:

b. met zijn hoofd aan de grond genageld, een zinnebeeld van zijn aardsgezindheid. Zijn oor (zegt bisschop Hall) was zo dicht aan de aarde vastgekluisterd, alsof zijn lichaam luisterde om te vernemen wat er van zijn ziel was geworden. Hij sterft:

c. Door de hand van een vrouw. Dit vermeerderde de schande van zijn dood voor de mensen, en had hij het slechts, zoals Abimelech, geweten, Judges 9:54, dan kunnen wij ons voorstellen hoe het de kwelling van zijn eigen hart zou vermeerderd hebben.

II. Israëls blijdschap hierover.

1. Barak, hun aanvoerder, vindt zijn vijand dood, Judges 4:22, en ongetwijfeld was hij zeer tevreden, om zijn werk zo bevorderd te zien, tot heerlijkheid Gods en tot beschaming van zijn vijanden. Had hij al te streng en nauwkeurig op het punt van eer gestaan, hij zou het ten kwade hebben geduid als een belediging, dat de generaal door een andere hand dan de zijne gedood was, maar nu herinnerde hij zich dat hij veroordeeld was om aldus zijn eer verkort te zien, omdat hij er op aangedrongen had dat Debora met hem zou gaan: De Heere zal Sisera verkopen in de hand van een vrouw, hoewel men toen weinig dacht dat de voorzegging op die wijze vervuld zou worden.

2. Israël is volkomen verlost uit de hand van Jabin, koning van Kanan, Judges 4:23, Judges 4:24. Niet alleen hebben zij door de overwinning van die dag zijn juk afgeschud, maar later de strijd met hem voortgezet, totdat zij hem tot de ondergang gebracht hebben, daar hij en zijn volk door Gods bestel en bevel ten verderve gewijd waren, en niet gespaard moesten worden. Daar de Israëlieten gevoelig gestraft waren voor hun medelijden, waardoor zij dit tevoren niet gedaan hadden, besluiten zij, nu het in hun macht is, hen niet langer te ontzien, maar zich volkomen van hen te ontdoen als een volk, aan hetwelk barmhartigheid te bewijzen indruiste tegen hun eigen belang, evenals tegen het gebod van God, en waarschijnlijk was het met het oog op het vonnis waaronder zij waren, dat deze vijand hier in de laatste twee verzen driemaal genoemd wordt, en als koning van Kanan wordt aangeduid want als zodanig moest hij verdelgd worden. En zo volkomen was hij uitgeroeid, dat ik mij niet herinner dat er daarna nog van de koningen van Kanan wordt gesproken. De kinderen Israëls zouden veel kwaad hebben voorkomen indien zij deze Kananieten eerder verdelgd hadden, zoals God hun geboden en er hen ook toe instaat gesteld had, maar het is beter laat wijs te zijn en die wijsheid door ervaring te hebben verkregen, dan nooit wijs te zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/judges-4.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile