Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Spreuken 12

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 12

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 12

Vers 1

Spreuken 12:1

Hier wordt ons geleerd om te zien of wij genade hebben of niet, door na te gaan hoe wij staan tegenover de middelen van de genade.

1. Zij, die genade hebben en haar beminnen, zullen een welgevallen hebben aan al het onderricht, dat hun gegeven wordt bij wijze van raad, vermaning of bestraffing door het Woord of de voorzienigheid van God, ze zullen een goede opvoeding waarderen, en het geen hardheid, maar een gelukkig voorrecht achten, om onder strenge en verstandige tucht te zijn. Zij, die een getrouwe Evangelieprediking liefhebben, haar waarderen en met genoegen er naar luisteren, doen blijken dat zij de wetenschap liefhebben.

2:Diegenen tonen niet alleen ontbloot te zijn van genade, maar ontbloot van gezond verstand, die het als een belediging opnemen, als men hen op hun fouten en gebreken wijst, het voor een verkorting van hun vrijheid aanzien om aan hun plichten herinnerd te worden. hij, die de bestraffing haat, is niet alleen dwaas maar onvernuftig, zoals het paard en de muilezel, hetwelk geen verstand heeft, of de os, die tegen de prikkel slaat. Zij, die begeren te leven in loszinnige gezinnen, waar zij onder geen bedwang zijn, die de overtuiging smoren van hun eigen geweten, en diegenen voor hun vijanden houden, die hun de waarheid zeggen, zijn de onvernuftigen, van wie hier gesproken wordt.

Vers 1

Spreuken 12:1

Hier wordt ons geleerd om te zien of wij genade hebben of niet, door na te gaan hoe wij staan tegenover de middelen van de genade.

1. Zij, die genade hebben en haar beminnen, zullen een welgevallen hebben aan al het onderricht, dat hun gegeven wordt bij wijze van raad, vermaning of bestraffing door het Woord of de voorzienigheid van God, ze zullen een goede opvoeding waarderen, en het geen hardheid, maar een gelukkig voorrecht achten, om onder strenge en verstandige tucht te zijn. Zij, die een getrouwe Evangelieprediking liefhebben, haar waarderen en met genoegen er naar luisteren, doen blijken dat zij de wetenschap liefhebben.

2:Diegenen tonen niet alleen ontbloot te zijn van genade, maar ontbloot van gezond verstand, die het als een belediging opnemen, als men hen op hun fouten en gebreken wijst, het voor een verkorting van hun vrijheid aanzien om aan hun plichten herinnerd te worden. hij, die de bestraffing haat, is niet alleen dwaas maar onvernuftig, zoals het paard en de muilezel, hetwelk geen verstand heeft, of de os, die tegen de prikkel slaat. Zij, die begeren te leven in loszinnige gezinnen, waar zij onder geen bedwang zijn, die de overtuiging smoren van hun eigen geweten, en diegenen voor hun vijanden houden, die hun de waarheid zeggen, zijn de onvernuftigen, van wie hier gesproken wordt.

Vers 2

Spreuken 12:2

1. Wij zijn in werkelijkheid zoals wij zijn voor God. Diegenen zijn gelukkig, in waarheid gelukkig, voor altijd gelukkig, die gunst verkrijgen van de Heere, hoewel de wereld hen donker en dreigend aanziet en zij weinig gunst vinden bij de mensen, want in Gods gunst is leven, en dat is de fontein van alle goed. En van de andere kant: diegenen zijn rampzalig, die Hij verdoemt, hoe zij ook door de mensen worden geprezen en toegejuicht, die Hij verdoemt, veroordeelt Hij tot de tweede dood.

2. Wij zijn voor God wat wij zijn voor de mensen, naar onze wandel is in de wereld. Onze Vader beoordeelt Zijn kinderen grotendeels naar de wijze, waarop zij zich gedragen jegens elkaar, en daarom zal een goed man, een man, die vriendelijk en barmhartig is en goeddoet, welgevallen trekken van de Heere door zijn gebeden, maar een boosaardig man, die boosheid verzint tegen zijn naasten, zal Hij verdoemen, als onwaardig om een plaats te hebben in Zijn koninkrijk.

Vers 2

Spreuken 12:2

1. Wij zijn in werkelijkheid zoals wij zijn voor God. Diegenen zijn gelukkig, in waarheid gelukkig, voor altijd gelukkig, die gunst verkrijgen van de Heere, hoewel de wereld hen donker en dreigend aanziet en zij weinig gunst vinden bij de mensen, want in Gods gunst is leven, en dat is de fontein van alle goed. En van de andere kant: diegenen zijn rampzalig, die Hij verdoemt, hoe zij ook door de mensen worden geprezen en toegejuicht, die Hij verdoemt, veroordeelt Hij tot de tweede dood.

2. Wij zijn voor God wat wij zijn voor de mensen, naar onze wandel is in de wereld. Onze Vader beoordeelt Zijn kinderen grotendeels naar de wijze, waarop zij zich gedragen jegens elkaar, en daarom zal een goed man, een man, die vriendelijk en barmhartig is en goeddoet, welgevallen trekken van de Heere door zijn gebeden, maar een boosaardig man, die boosheid verzint tegen zijn naasten, zal Hij verdoemen, als onwaardig om een plaats te hebben in Zijn koninkrijk.

Vers 3

Spreuken 12:3

Hoewel de mensen zich door zondige kunstgrepen kunnen verhogen, kunnen zij zich toch door zulke kunstgrepen niet bevestigen en veilig doen zijn, hoewel zij grote bezittingen kunnen verkrijgen, kunnen zij er toch geen verkrijgen, die blijvend zijn. De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid, zij kan hen op hoge plaatsen brengen, maar die plaatsen zijn glad, glibberig, Psalms 73:18. De voorspoed, die verkregen wordt door zonde, is op zand gebouwd, en dat zal spoedig blijken.

Hoewel Godvruchtige mensen weinig kunnen bezitten van de wereld, zal dat weinige toch duurzaam zijn, wat eerlijk verkregen is, zal stand houden, de wortel van de rechtvaardigen zal niet bewogen worden, hoewel hun takken kunnen worden geschud. Zij, die door het geloof geworteld zijn in Christus, zijn bevestigd, in Hem zijn hun geluk en hun vertroosting zo vast geworteld, dat zij nooit ontworteld kunnen worden.

Vers 3

Spreuken 12:3

Hoewel de mensen zich door zondige kunstgrepen kunnen verhogen, kunnen zij zich toch door zulke kunstgrepen niet bevestigen en veilig doen zijn, hoewel zij grote bezittingen kunnen verkrijgen, kunnen zij er toch geen verkrijgen, die blijvend zijn. De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid, zij kan hen op hoge plaatsen brengen, maar die plaatsen zijn glad, glibberig, Psalms 73:18. De voorspoed, die verkregen wordt door zonde, is op zand gebouwd, en dat zal spoedig blijken.

Hoewel Godvruchtige mensen weinig kunnen bezitten van de wereld, zal dat weinige toch duurzaam zijn, wat eerlijk verkregen is, zal stand houden, de wortel van de rechtvaardigen zal niet bewogen worden, hoewel hun takken kunnen worden geschud. Zij, die door het geloof geworteld zijn in Christus, zijn bevestigd, in Hem zijn hun geluk en hun vertroosting zo vast geworteld, dat zij nooit ontworteld kunnen worden.

Vers 4

Spreuken 12:4

1. Hij, die met een goede huisvrouw is gezegend, is zo gelukkig alsof hij op een troon was, want zij is niet minder dan een kroon voor hem. Een deugdzame huisvrouw, die vroom en verstandig is, vernuftig en vlijtig, werkzaam is tot welzijn van haar gezin, nauwgezet haar plicht betracht in iedere betrekking, een kloeke huisvrouw, die zonder ontroering of beroering kruis en tegenspoed kan dragen, zo een erkent haar echtgenoot als haar hoofd, en daarom is zij hem een kroon, zij is hem niet alleen tot een eer, zoals een kroon een sieraad is, maar zij ondersteunt zijn gezag en houdt het hoog in zijn gezin zoals een kroon een teken en een zinnebeeld is van macht. Zij is hem onderworpen en getrouw, en daarom leert zij zijn kinderen en zijn dienstboden om het ook te zijn.

2. Hij, die geplaagd is met een slechte vrouw, is even ellendig en rampzalig alsof hij op een mesthoop zat, want zij is niet beter dan verrotting in zijn beenderen, een ongeneeslijke ziekte daarenboven maakt zij hem nog beschaamd. Zij, die dom en traag, verkwistend en brooddronken, hartstochtelijk en kwaadsprekend is, verderft de eer en de aangenaamheid in het leven van haar echtgenoot. Als hij uitgaat, laat hij het hoofd hangen, want de gebreken van zijn vrouw zijn hem tot smaadheid en schande als hij tot zichzelf inkeert, ontzinkt hem de moed, hij is altijd in onrust, het is een beproeving, waaronder de geest, het gemoed grotelijks lijdt.

Vers 4

Spreuken 12:4

1. Hij, die met een goede huisvrouw is gezegend, is zo gelukkig alsof hij op een troon was, want zij is niet minder dan een kroon voor hem. Een deugdzame huisvrouw, die vroom en verstandig is, vernuftig en vlijtig, werkzaam is tot welzijn van haar gezin, nauwgezet haar plicht betracht in iedere betrekking, een kloeke huisvrouw, die zonder ontroering of beroering kruis en tegenspoed kan dragen, zo een erkent haar echtgenoot als haar hoofd, en daarom is zij hem een kroon, zij is hem niet alleen tot een eer, zoals een kroon een sieraad is, maar zij ondersteunt zijn gezag en houdt het hoog in zijn gezin zoals een kroon een teken en een zinnebeeld is van macht. Zij is hem onderworpen en getrouw, en daarom leert zij zijn kinderen en zijn dienstboden om het ook te zijn.

2. Hij, die geplaagd is met een slechte vrouw, is even ellendig en rampzalig alsof hij op een mesthoop zat, want zij is niet beter dan verrotting in zijn beenderen, een ongeneeslijke ziekte daarenboven maakt zij hem nog beschaamd. Zij, die dom en traag, verkwistend en brooddronken, hartstochtelijk en kwaadsprekend is, verderft de eer en de aangenaamheid in het leven van haar echtgenoot. Als hij uitgaat, laat hij het hoofd hangen, want de gebreken van zijn vrouw zijn hem tot smaadheid en schande als hij tot zichzelf inkeert, ontzinkt hem de moed, hij is altijd in onrust, het is een beproeving, waaronder de geest, het gemoed grotelijks lijdt.

Vers 5

Spreuken 12:5

Het Woord van God is een oordeler van de gedachten en van de overleggingen des harten. Wij vergissen ons als wij denken dat gedachten vrij zijn, neen, zij zijn onder de kennisneming van God, en daarom onder het gebod, het bevel van God. Wij behoren waarnemers te zijn van de gedachten en overleggingen van ons eigen hart, en er onszelf naar te beoordelen, want zij zijn de eerstgeborenen van de ziel, die het meest haar onvermolmd beeld dragen. Rechte gedachten zijn de beste bewijzen dat iemand recht van hart is, zoals door niets meer eens mensen goddeloosheid bewezen wordt dan door zijn boze plannen en overleggingen. Een Godvruchtig man kan boze opwellingen in zijn hart voelen opkomen, maar hij geeft er niet aan toe, blijft ze niet koesteren totdat zij in boze plannen rijpen en boze besluiten worden. Het is eens mensen eer eerlijke bedoelingen te hebben, dat zijn gedachten recht zijn, al is het ook dat een woord of een daad misplaatst, ontijdig is, of tenminste misverstaan en verkeerd voorgesteld wordt. Maar het is iemands schande altijd op kwaad bedacht te zijn, bedrieglijk te handelen en met boze streken om te gaan.

Vers 5

Spreuken 12:5

Het Woord van God is een oordeler van de gedachten en van de overleggingen des harten. Wij vergissen ons als wij denken dat gedachten vrij zijn, neen, zij zijn onder de kennisneming van God, en daarom onder het gebod, het bevel van God. Wij behoren waarnemers te zijn van de gedachten en overleggingen van ons eigen hart, en er onszelf naar te beoordelen, want zij zijn de eerstgeborenen van de ziel, die het meest haar onvermolmd beeld dragen. Rechte gedachten zijn de beste bewijzen dat iemand recht van hart is, zoals door niets meer eens mensen goddeloosheid bewezen wordt dan door zijn boze plannen en overleggingen. Een Godvruchtig man kan boze opwellingen in zijn hart voelen opkomen, maar hij geeft er niet aan toe, blijft ze niet koesteren totdat zij in boze plannen rijpen en boze besluiten worden. Het is eens mensen eer eerlijke bedoelingen te hebben, dat zijn gedachten recht zijn, al is het ook dat een woord of een daad misplaatst, ontijdig is, of tenminste misverstaan en verkeerd voorgesteld wordt. Maar het is iemands schande altijd op kwaad bedacht te zijn, bedrieglijk te handelen en met boze streken om te gaan.

Vers 6

Spreuken 12:6

In het voorafgaande vers werden de gedachten van de goddelozen en rechtvaardigen met elkaar vergeleken, hier hun woorden, en die zijn naar de overvloed des harten is,

1. Goddeloze mensen spreken kwaad tot hun naburen, en wel waarlijk goddeloos zijn zij, wier woorden zien om op bloed te loeren, hun tongen zijn zwaarden voor hen, die hun in de weg zijn, voor Godvruchtigen, die zij haten en vervolgen. Zie een voorbeeld hiervan in Luke 20:20, Luke 20:21.

2. Godvruchtige mensen spreken tot hulp voor hun naburen, de mond van de oprechten is gereed om geopend te worden voor de zaak van de verdrukten, Hoofdst. 31:8, om voor hen te pleiten, voor hen te getuigen, en hen aldus te redden, inzonderheid hen op wie de goddelozen loeren. Men kan soms met een enkel woord een zeer goed werk doen.

Vers 6

Spreuken 12:6

In het voorafgaande vers werden de gedachten van de goddelozen en rechtvaardigen met elkaar vergeleken, hier hun woorden, en die zijn naar de overvloed des harten is,

1. Goddeloze mensen spreken kwaad tot hun naburen, en wel waarlijk goddeloos zijn zij, wier woorden zien om op bloed te loeren, hun tongen zijn zwaarden voor hen, die hun in de weg zijn, voor Godvruchtigen, die zij haten en vervolgen. Zie een voorbeeld hiervan in Luke 20:20, Luke 20:21.

2. Godvruchtige mensen spreken tot hulp voor hun naburen, de mond van de oprechten is gereed om geopend te worden voor de zaak van de verdrukten, Hoofdst. 31:8, om voor hen te pleiten, voor hen te getuigen, en hen aldus te redden, inzonderheid hen op wie de goddelozen loeren. Men kan soms met een enkel woord een zeer goed werk doen.

Vers 7

Spreuken 12:7

Hier wordt ons geleerd, zoals tevoren in Proverbs 12:3, en in Hoofdst. 10:25, 30:

1. Dat het gejuich van de goddelozen van korte duur is, zij kunnen voor een wijl verheven zijn, maar binnen weinig tijds worden zij ternedergeworpen, omgekeerd, en zij, die zo'n grote vertoning maakten, verdwijnen, hun plaats kent hen niet meer. Keer de goddelozen om, en zij zijn niet, zij staan op zo'n glibberige plaats, dat de minste aanraking van leed of moeite hen naar beneden brengt, zoals Sodomsappelen, die er fraai uitzien, maar als men ze aanraakt, tot stof worden.

2. Dat de voorspoed van de rechtvaardigen een goede bodem heeft en duurzaam is. De dood zal hen wegnemen, maar hun huis zal bestaan, hun gezin zal in stand blijven, en het geslacht van de oprechten zal gezegend zijn.

Vers 7

Spreuken 12:7

Hier wordt ons geleerd, zoals tevoren in Proverbs 12:3, en in Hoofdst. 10:25, 30:

1. Dat het gejuich van de goddelozen van korte duur is, zij kunnen voor een wijl verheven zijn, maar binnen weinig tijds worden zij ternedergeworpen, omgekeerd, en zij, die zo'n grote vertoning maakten, verdwijnen, hun plaats kent hen niet meer. Keer de goddelozen om, en zij zijn niet, zij staan op zo'n glibberige plaats, dat de minste aanraking van leed of moeite hen naar beneden brengt, zoals Sodomsappelen, die er fraai uitzien, maar als men ze aanraakt, tot stof worden.

2. Dat de voorspoed van de rechtvaardigen een goede bodem heeft en duurzaam is. De dood zal hen wegnemen, maar hun huis zal bestaan, hun gezin zal in stand blijven, en het geslacht van de oprechten zal gezegend zijn.

Vers 8

Spreuken 12:8

Hier wordt ons gezegd vanwaar een goede naam verwacht moet worden. Een goede reputatie is hetgeen, waarnaar door de meesten zeer ijverig gestreefd wordt, en waar zij dus zeer veel om geven. Nu is het zeker,

1. Dat de beste reputatie die is voor deugd en Godsvrucht en een verstandig levensgedrag. Een mens zal geprezen worden door allen, die verstandig en goed zijn in overeenstemming met het oordeel van God zelf, hetwelk dies zijn wij zeker, naar waarheid is, niet naar zijn rijkdom of zijn hoge rang, zijn behendigheid en list, maar naardat zijn verstandigheid is, naar de eerlijkheid van zijn bedoelingen en zijn voorzichtige keus van de middelen om ze tot stand te brengen.

2. De ergste verachting is die, welke op Goddeloosheid volgt, in tegenstelling met hetgeen goed is. Die verkeerd van hart is, die zich afwendt naar kromme wegen en er met verkeerdheid des harten op voortgaat, zal veracht worden. Gods voorzienigheid zal hem tot armoede brengen en tot versmaadheid, allen, die een waar besef van eer hebben, zullen hem verachten als onwaardig om enigerlei omgang met hem te hebben en niet geschikt om vertrouwd te worden, ais een vlek en een schande voor het mensdom.

Vers 8

Spreuken 12:8

Hier wordt ons gezegd vanwaar een goede naam verwacht moet worden. Een goede reputatie is hetgeen, waarnaar door de meesten zeer ijverig gestreefd wordt, en waar zij dus zeer veel om geven. Nu is het zeker,

1. Dat de beste reputatie die is voor deugd en Godsvrucht en een verstandig levensgedrag. Een mens zal geprezen worden door allen, die verstandig en goed zijn in overeenstemming met het oordeel van God zelf, hetwelk dies zijn wij zeker, naar waarheid is, niet naar zijn rijkdom of zijn hoge rang, zijn behendigheid en list, maar naardat zijn verstandigheid is, naar de eerlijkheid van zijn bedoelingen en zijn voorzichtige keus van de middelen om ze tot stand te brengen.

2. De ergste verachting is die, welke op Goddeloosheid volgt, in tegenstelling met hetgeen goed is. Die verkeerd van hart is, die zich afwendt naar kromme wegen en er met verkeerdheid des harten op voortgaat, zal veracht worden. Gods voorzienigheid zal hem tot armoede brengen en tot versmaadheid, allen, die een waar besef van eer hebben, zullen hem verachten als onwaardig om enigerlei omgang met hem te hebben en niet geschikt om vertrouwd te worden, ais een vlek en een schande voor het mensdom.

Vers 9

Spreuken 12:9

Het is de dwaasheid van sommigen, dat zij gaarne naar buiten een groot aanzien hebben, een grote staat willen voeren, alsof zij personen van hoge rang waren, terwijl het hun tehuis aan het nodige ontbreekt en, als hun schulden betaald waren, er niet zoveel over zou blijven om er een stuk brood voor te kopen, ja meer, die zich het nodige voedsel onthouden om fraaie klederen te kunnen kopen, ten einde er zwierig uit te zien, want fraaie veren maken fraaie vogels.

Veel beter in ieder opzicht is de toestand en het karakter van hen, die met geringer omgeving tevreden zijn, waar zij geminacht worden om de eenvoudigheid van hun gewaad en de geringheid hunner positie, teneinde in staat te zijn om zich niet alleen het nodige, maar ook het gerieflijke te verschaffen in hun woning, niet alleen brood, maar een knecht om hun diensten te bewijzen, hun iets van het werk uit de handen te nemen. Aan hen, die het zo aanleggen, dat zij tehuis aangenaam en in overvloed kunnen leven, moet de voorkeur gegeven worden boven hen, die naar bulten pracht en weelde ten toon spreiden, hoewel zij de middelen niet hebben om die grote staat te kunnen ophouden, wier hart niet verootmoedigd is, als hun toestand gering is.

Vers 9

Spreuken 12:9

Het is de dwaasheid van sommigen, dat zij gaarne naar buiten een groot aanzien hebben, een grote staat willen voeren, alsof zij personen van hoge rang waren, terwijl het hun tehuis aan het nodige ontbreekt en, als hun schulden betaald waren, er niet zoveel over zou blijven om er een stuk brood voor te kopen, ja meer, die zich het nodige voedsel onthouden om fraaie klederen te kunnen kopen, ten einde er zwierig uit te zien, want fraaie veren maken fraaie vogels.

Veel beter in ieder opzicht is de toestand en het karakter van hen, die met geringer omgeving tevreden zijn, waar zij geminacht worden om de eenvoudigheid van hun gewaad en de geringheid hunner positie, teneinde in staat te zijn om zich niet alleen het nodige, maar ook het gerieflijke te verschaffen in hun woning, niet alleen brood, maar een knecht om hun diensten te bewijzen, hun iets van het werk uit de handen te nemen. Aan hen, die het zo aanleggen, dat zij tehuis aangenaam en in overvloed kunnen leven, moet de voorkeur gegeven worden boven hen, die naar bulten pracht en weelde ten toon spreiden, hoewel zij de middelen niet hebben om die grote staat te kunnen ophouden, wier hart niet verootmoedigd is, als hun toestand gering is.

Vers 10

Spreuken 12:10

Zie hier:

1. In hoe hoge mate een Godvruchtige barmhartig is, hij heeft niet slechts medelijden met de menselijke natuur onder haar grootste vernedering of verlaging, maar hij geeft ook acht op het leven van zijn beesten, niet alleen omdat zij hem dienen, maar omdat zij Gods schepselen zijn, en in overeenstemming met Gods voorzienigheid, die mens en beest behoedt. De beesten die onder onze zorg zijn, moeten van het nodige worden voorzien, zij moeten geschikt voedsel en rust hebben, en nooit worden mishandeld of getiranniseerd. Bileam werd bestraft omdat hij zijn ezelin sloeg. De wet zorgde voor ossen. Diegenen dus zijn onrechtvaardige mensen, die niet rechtvaardig zijn tegenover het redeloos vee, zij, die woest en wreed tegen hen zijn, geven blijk van een gewoonte van barbaarsheid, en werken er toe mee dat het gehele schepsel zucht, Romans 8:22.

2. In hoe hoge mate een goddeloos man onbarmhartig is, zelfs zijn barmhartigheden zijn wreed, het natuurlijk medelijden, dat in hem is als mens, is verloren, en is door de kracht van het bederf veranderd in hardheid van hart, zelfs hetgeen zij voor medelijden willen doen doorgaan, is nog wreed, zoals Pilatus besluit betreffende Christus, de onschuldige: ik zal hem kastijden en loslaten. Hun voorgewende goedheid is slechts een dekmantel voor voorgenomen wreedheid.

Vers 10

Spreuken 12:10

Zie hier:

1. In hoe hoge mate een Godvruchtige barmhartig is, hij heeft niet slechts medelijden met de menselijke natuur onder haar grootste vernedering of verlaging, maar hij geeft ook acht op het leven van zijn beesten, niet alleen omdat zij hem dienen, maar omdat zij Gods schepselen zijn, en in overeenstemming met Gods voorzienigheid, die mens en beest behoedt. De beesten die onder onze zorg zijn, moeten van het nodige worden voorzien, zij moeten geschikt voedsel en rust hebben, en nooit worden mishandeld of getiranniseerd. Bileam werd bestraft omdat hij zijn ezelin sloeg. De wet zorgde voor ossen. Diegenen dus zijn onrechtvaardige mensen, die niet rechtvaardig zijn tegenover het redeloos vee, zij, die woest en wreed tegen hen zijn, geven blijk van een gewoonte van barbaarsheid, en werken er toe mee dat het gehele schepsel zucht, Romans 8:22.

2. In hoe hoge mate een goddeloos man onbarmhartig is, zelfs zijn barmhartigheden zijn wreed, het natuurlijk medelijden, dat in hem is als mens, is verloren, en is door de kracht van het bederf veranderd in hardheid van hart, zelfs hetgeen zij voor medelijden willen doen doorgaan, is nog wreed, zoals Pilatus besluit betreffende Christus, de onschuldige: ik zal hem kastijden en loslaten. Hun voorgewende goedheid is slechts een dekmantel voor voorgenomen wreedheid.

Vers 11

Spreuken 12:11

Het is der mensen wijsheid om hun zaken te behartigen en een eerlijk beroep te volgen want dat is de weg om onder de zegen van God het levensonderhoud te verkrijgen. Die zijn land bebouwt, waarvan hij of de eigenaar of de bezitter is, aan zijn werk blijft, en zich moeite wil geven, zal, zo hij er al geen grote bezitting van maakt (waartoe is dat ook nodig?) toch van brood verzadigd worden, zal voor zich en zijn gezin het brood zijns bescheiden deels hebben, genoeg om met gemak door de wereld te gaan. Zelfs in het vonnis des toorns is nog deze genade: gij zult brood eten, al is het ook in het zweet uws aanschijns. Aan Kaïn was dit ontzegd, Genesis 4:12. Wees vlijtig, dat is het middel om uw bedrijf aan de gang te houden, en dan zal uw bedrijf u onderhouden. Gij zult eten van de arbeid uwer handen.

Het is der mensen dwaasheid om hun zaken te veronachtzamen, die dat doen zijn verstandeloos, want dan geraken zij in gezelschap van ijdele mensen, wier slechte handelingen zij navolgen, en zo komen zij tot broodsgebrek, tenminste tot gebrek aan hun eigen brood, waardoor zij anderen tot last worden, en anderen het brood uit de mond eten.

Vers 11

Spreuken 12:11

Het is der mensen wijsheid om hun zaken te behartigen en een eerlijk beroep te volgen want dat is de weg om onder de zegen van God het levensonderhoud te verkrijgen. Die zijn land bebouwt, waarvan hij of de eigenaar of de bezitter is, aan zijn werk blijft, en zich moeite wil geven, zal, zo hij er al geen grote bezitting van maakt (waartoe is dat ook nodig?) toch van brood verzadigd worden, zal voor zich en zijn gezin het brood zijns bescheiden deels hebben, genoeg om met gemak door de wereld te gaan. Zelfs in het vonnis des toorns is nog deze genade: gij zult brood eten, al is het ook in het zweet uws aanschijns. Aan Kaïn was dit ontzegd, Genesis 4:12. Wees vlijtig, dat is het middel om uw bedrijf aan de gang te houden, en dan zal uw bedrijf u onderhouden. Gij zult eten van de arbeid uwer handen.

Het is der mensen dwaasheid om hun zaken te veronachtzamen, die dat doen zijn verstandeloos, want dan geraken zij in gezelschap van ijdele mensen, wier slechte handelingen zij navolgen, en zo komen zij tot broodsgebrek, tenminste tot gebrek aan hun eigen brood, waardoor zij anderen tot last worden, en anderen het brood uit de mond eten.

Vers 12

Spreuken 12:12

Zie hier:

1. Wat de zorg en het streven is van een goddeloze, hij wil kwaad doen, hij begeert het net van de bozen, o ware ik slechts zo slim als die en die, kon ik zoals hij goede winst behalen uit hen, met wie ik te doen heb, verstond ik slechts zijn kunst van bedriegen en misleiden, opdat ik mij kon wreken op iemand, tegen wie ik een wrok heb, even krachtig en afdoend als hij het kan! Hij begeert de sterkte, of vesting van boze mensen zo lezen sommigen het om veilig te zijn bij kwaaddoen.

2. Wat de zorg en het streven is van een Godvruchtige: zijn wortel zal vrucht geven, en is zijn kracht en vastigheid, en dat is het wat hij begeert, goed te doen en bevestigd te zijn in goeddoen. De goddeloze begeert slechts een net om voor zichzelf te vissen, de rechtvaardige begeert vrucht op te leveren ten voordele van anderen, en tot heerlijkheid Gods, Romans 14:6.

Vers 12

Spreuken 12:12

Zie hier:

1. Wat de zorg en het streven is van een goddeloze, hij wil kwaad doen, hij begeert het net van de bozen, o ware ik slechts zo slim als die en die, kon ik zoals hij goede winst behalen uit hen, met wie ik te doen heb, verstond ik slechts zijn kunst van bedriegen en misleiden, opdat ik mij kon wreken op iemand, tegen wie ik een wrok heb, even krachtig en afdoend als hij het kan! Hij begeert de sterkte, of vesting van boze mensen zo lezen sommigen het om veilig te zijn bij kwaaddoen.

2. Wat de zorg en het streven is van een Godvruchtige: zijn wortel zal vrucht geven, en is zijn kracht en vastigheid, en dat is het wat hij begeert, goed te doen en bevestigd te zijn in goeddoen. De goddeloze begeert slechts een net om voor zichzelf te vissen, de rechtvaardige begeert vrucht op te leveren ten voordele van anderen, en tot heerlijkheid Gods, Romans 14:6.

Vers 13

Spreuken 12:13

Zie hier:

1. De bozen zich door hun dwaasheid in moeilijkheden verstrikkende, als God hen in gerechtigheid aan henzelf overlaat. Zij worden dikwijls verstrikt door de overtreding hunner lippen, hun eigen tong snijdt hun de keel af, door de heerlijkheden te lasteren stellen zij zich bloot aan de openbare gerechtigheid, door boze taal te spreken, scheldwoorden te geven, halen zij zich de toorn van bijzondere personen op de hals, die hun een proces aandoen wegens laster. Menigeen heeft voor de overtreding van zijn lippen duur moeten betalen in deze wereld, en heeft de geselstriemen op zijn rug gevoeld, uit gebrek aan een breidel voor zijn tong, Psalms 64:9.

2. De rechtvaardigen, die zich door hun wijsheid redden uit benauwdheid, als God in Zijn genade hun te hulp komt. De rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen, waarin de goddelozen zich hals over hoofd gestort hebben. Er wordt te kennen gegeven dat de rechtvaardigen wel in benauwdheid komen kunnen, maar als zij vallen worden zij niet weggeworpen, Psalms 37:24, en vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit alle die redt hem de Heere, Psalms 34:20.

Vers 13

Spreuken 12:13

Zie hier:

1. De bozen zich door hun dwaasheid in moeilijkheden verstrikkende, als God hen in gerechtigheid aan henzelf overlaat. Zij worden dikwijls verstrikt door de overtreding hunner lippen, hun eigen tong snijdt hun de keel af, door de heerlijkheden te lasteren stellen zij zich bloot aan de openbare gerechtigheid, door boze taal te spreken, scheldwoorden te geven, halen zij zich de toorn van bijzondere personen op de hals, die hun een proces aandoen wegens laster. Menigeen heeft voor de overtreding van zijn lippen duur moeten betalen in deze wereld, en heeft de geselstriemen op zijn rug gevoeld, uit gebrek aan een breidel voor zijn tong, Psalms 64:9.

2. De rechtvaardigen, die zich door hun wijsheid redden uit benauwdheid, als God in Zijn genade hun te hulp komt. De rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen, waarin de goddelozen zich hals over hoofd gestort hebben. Er wordt te kennen gegeven dat de rechtvaardigen wel in benauwdheid komen kunnen, maar als zij vallen worden zij niet weggeworpen, Psalms 37:24, en vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit alle die redt hem de Heere, Psalms 34:20.

Vers 14

Spreuken 12:14

Om ons op te wekken tot ieder goed woord en werk wordt ons hier verzekerd:

1. Dat zelfs goede woorden goeds zullen opleveren, Proverbs 12:14. Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd, hij zal thans lieflijkheid en vertroosting verkrijgen, het innerlijk genoegen, dat werkelijk verzadigt, voldoet door de vrucht zijns monds, door het goed dat hij doet met zijn Godvruchtige gesprekken en wijze raad. Terwijl wij anderen onderwijzen, kunnen wij zelf leren en ons voeden met het brood des levens, dat wij voor anderen breken.

2. Dat goede werken nog veel meer overvloedig beloond zullen worden. De vergelding van des mensen handen, van al zijn werk en arbeid van de liefde, alles wat hij gedaan heeft tot eer en heerlijkheid van God en het welzijn van zijn geslacht, zal tot hem wederkeren en hij zal maaien zoals hij gezaaid heeft. Het kan ook verstaan worden van de algemene regel van de gerechtigheid. God zal een ieder vergelden naar zijn werken, Romans 2:6.

Vers 14

Spreuken 12:14

Om ons op te wekken tot ieder goed woord en werk wordt ons hier verzekerd:

1. Dat zelfs goede woorden goeds zullen opleveren, Proverbs 12:14. Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd, hij zal thans lieflijkheid en vertroosting verkrijgen, het innerlijk genoegen, dat werkelijk verzadigt, voldoet door de vrucht zijns monds, door het goed dat hij doet met zijn Godvruchtige gesprekken en wijze raad. Terwijl wij anderen onderwijzen, kunnen wij zelf leren en ons voeden met het brood des levens, dat wij voor anderen breken.

2. Dat goede werken nog veel meer overvloedig beloond zullen worden. De vergelding van des mensen handen, van al zijn werk en arbeid van de liefde, alles wat hij gedaan heeft tot eer en heerlijkheid van God en het welzijn van zijn geslacht, zal tot hem wederkeren en hij zal maaien zoals hij gezaaid heeft. Het kan ook verstaan worden van de algemene regel van de gerechtigheid. God zal een ieder vergelden naar zijn werken, Romans 2:6.

Vers 15

Spreuken 12:15

Zie hier:

1. Wat het is dat een dwaas er van terughoudt om wijs te zijn. Zijn weg is recht in zijn ogen, hij denkt dat hij in alles wat hij doet het bij het rechte eind heeft, en hij vraagt niet om raad, omdat hij niet begrijpt dat hij die nodig heeft. Hij vertrouwt dat hij de weg weet, hem niet kan missen, en daarom vraagt hij niet naar de weg. De regel, waarnaar hij handelt, is: te doen wat recht is in zijn ogen, te wandelen in de weg zijn harten, "quicquid libel, licet zijn wil maakt hij tot zijn wet." Hij is een dwaas, die zich laat regeren door zijn oog en niet door zijn geweten.

2. Wat het is, dat een wijs man er voor behoedt om een dwaas te zijn, hij wil raad aannemen, wenst dat men hem goede raad zal geven, hij hoort naar raad, daar hij zijn eigen oordeel mistrouwt en hoge prijs stelt op de aanwijzingen van hen, die wijs en Godvruchtig zijn. Hij is wijs, het is een teken dat hij het is, en zal dit waarschijnlijk blijven, wiens oor altijd open is voor goede raad.

Vers 15

Spreuken 12:15

Zie hier:

1. Wat het is dat een dwaas er van terughoudt om wijs te zijn. Zijn weg is recht in zijn ogen, hij denkt dat hij in alles wat hij doet het bij het rechte eind heeft, en hij vraagt niet om raad, omdat hij niet begrijpt dat hij die nodig heeft. Hij vertrouwt dat hij de weg weet, hem niet kan missen, en daarom vraagt hij niet naar de weg. De regel, waarnaar hij handelt, is: te doen wat recht is in zijn ogen, te wandelen in de weg zijn harten, "quicquid libel, licet zijn wil maakt hij tot zijn wet." Hij is een dwaas, die zich laat regeren door zijn oog en niet door zijn geweten.

2. Wat het is, dat een wijs man er voor behoedt om een dwaas te zijn, hij wil raad aannemen, wenst dat men hem goede raad zal geven, hij hoort naar raad, daar hij zijn eigen oordeel mistrouwt en hoge prijs stelt op de aanwijzingen van hen, die wijs en Godvruchtig zijn. Hij is wijs, het is een teken dat hij het is, en zal dit waarschijnlijk blijven, wiens oor altijd open is voor goede raad.

Vers 16

Spreuken 12:16

Drift is dwaasheid: Een dwaas wordt gekend aan zijn toorn, zo lezen sommigen de zin. Niet dat een wijs man niet toornig kan zijn als er goede reden voor is, maar dan houdt hij zijn toorn in bedwang, hij is zijn toorn meester, terwijl de toorn van een dwaas hem beheerst. Hij, die, als hij getergd of geprikkeld wordt zich terstond lucht geeft in onbetamelijke uitdrukkingen, wiens drift zijn gelaat verwringt die woedend wordt zodat hij zichzelf vergeet, voorzeker, Nabal is zijn naam, en dwaasheid is met hem. De toorn van de dwazen wordt tenzelfden dage bekend, hij maakt hem openlijk bekend, in welk gezelschap hij zich ook bevindt, of, hij wordt bekend op dezelfde dag wanneer hij geprikkeld wordt, hij kan er niet mee wachten om te tonen dat hij boos is. Zij, die spoedig toornig zijn, die door het minste vonkje terstond in vlam geraken, hebben de heerschappij niet over hun geest, die zij behoorden te hebben. Zachtmoedigheid is wijsheid. Die kloekzinnig is, bedekt de schande.

a. Hij bedekt de hartstocht, die in zijn eigen binnenste woedt, als zijn geest bewogen, ontroerd is, zijn hart brandende in hem is, bewaart hij zijn mond als met een breidel, en onderdrukt, smoort zijn toorn. Toorn is schande, en hoewel een wijs man er niet volkomen vrij van is, schaamt hij er zich over, bestraft hij er zichzelf om, laat hij de boze geest niet aan het woord komen.

b. Hij bedekt de belediging, die hem is aangedaan ziet haar voorbij, bedekt haar zoveel als hij kan voor zichzelf, opdat hij in zijn toorn er over niet te ver zal gaan. Het is een vriendelijkheid jegens onszelf, en draagt veel bij tot de rust van ons eigen gemoed, om de beledigingen, die ons worden aangedaan, te verzachten en te verontschuldigen, inplaats van ze te verzwaren en ze nog erger voor te stellen dan zij zijn, waartoe wij maar al te veel geneigdheid hebben.

Vers 16

Spreuken 12:16

Drift is dwaasheid: Een dwaas wordt gekend aan zijn toorn, zo lezen sommigen de zin. Niet dat een wijs man niet toornig kan zijn als er goede reden voor is, maar dan houdt hij zijn toorn in bedwang, hij is zijn toorn meester, terwijl de toorn van een dwaas hem beheerst. Hij, die, als hij getergd of geprikkeld wordt zich terstond lucht geeft in onbetamelijke uitdrukkingen, wiens drift zijn gelaat verwringt die woedend wordt zodat hij zichzelf vergeet, voorzeker, Nabal is zijn naam, en dwaasheid is met hem. De toorn van de dwazen wordt tenzelfden dage bekend, hij maakt hem openlijk bekend, in welk gezelschap hij zich ook bevindt, of, hij wordt bekend op dezelfde dag wanneer hij geprikkeld wordt, hij kan er niet mee wachten om te tonen dat hij boos is. Zij, die spoedig toornig zijn, die door het minste vonkje terstond in vlam geraken, hebben de heerschappij niet over hun geest, die zij behoorden te hebben. Zachtmoedigheid is wijsheid. Die kloekzinnig is, bedekt de schande.

a. Hij bedekt de hartstocht, die in zijn eigen binnenste woedt, als zijn geest bewogen, ontroerd is, zijn hart brandende in hem is, bewaart hij zijn mond als met een breidel, en onderdrukt, smoort zijn toorn. Toorn is schande, en hoewel een wijs man er niet volkomen vrij van is, schaamt hij er zich over, bestraft hij er zichzelf om, laat hij de boze geest niet aan het woord komen.

b. Hij bedekt de belediging, die hem is aangedaan ziet haar voorbij, bedekt haar zoveel als hij kan voor zichzelf, opdat hij in zijn toorn er over niet te ver zal gaan. Het is een vriendelijkheid jegens onszelf, en draagt veel bij tot de rust van ons eigen gemoed, om de beledigingen, die ons worden aangedaan, te verzachten en te verontschuldigen, inplaats van ze te verzwaren en ze nog erger voor te stellen dan zij zijn, waartoe wij maar al te veel geneigdheid hebben.

Vers 17

Spreuken 12:17

Hier is:

1. Een getrouw getuige geprezen als een eerlijk man. Hij, die er een gewetenszaak van maakt om de waarheid te zeggen, die alle dingen naar recht en billijkheid voorstelt naar zijn beste weten, hetzij voor het gerecht of in de gewone omgang, hetzij hij al of niet onder ede is, maakt gerechtigheid bekend, hij doet blijken dat hij geregeerd en bestuurd wordt door de beginselen en wetten van de gerechtigheid en hij bevordert de gerechtigheid door haar te eren en er de bedoeling van te dienen.

Een vals getuige veroordeeld als een bedrieger, hij maakt bedrog bekend, hij toont niet slechts hoe weinig bezwaar hij er in ziet om hen te bedriegen met wie hij te doen heeft, maar dat hij er behagen in vindt, en dat hij door een leugenbeest wordt bezeten. Het is ons allen zeer nodig om bevreesd te zijn voor de zonde van liegen, er een afschuw van te hebben, Psalms 119:163, en naar een heersend beginsel van eerlijkheid te streven.

Vers 17

Spreuken 12:17

Hier is:

1. Een getrouw getuige geprezen als een eerlijk man. Hij, die er een gewetenszaak van maakt om de waarheid te zeggen, die alle dingen naar recht en billijkheid voorstelt naar zijn beste weten, hetzij voor het gerecht of in de gewone omgang, hetzij hij al of niet onder ede is, maakt gerechtigheid bekend, hij doet blijken dat hij geregeerd en bestuurd wordt door de beginselen en wetten van de gerechtigheid en hij bevordert de gerechtigheid door haar te eren en er de bedoeling van te dienen.

Een vals getuige veroordeeld als een bedrieger, hij maakt bedrog bekend, hij toont niet slechts hoe weinig bezwaar hij er in ziet om hen te bedriegen met wie hij te doen heeft, maar dat hij er behagen in vindt, en dat hij door een leugenbeest wordt bezeten. Het is ons allen zeer nodig om bevreesd te zijn voor de zonde van liegen, er een afschuw van te hebben, Psalms 119:163, en naar een heersend beginsel van eerlijkheid te streven.

Vers 18

Spreuken 12:18

De tong is dood of leven, vergif of medicijn al naar zij gebruikt wordt.

1. Er zijn woorden, die snijden en doden die als steken zijn van een zwaard. Smadelijke woorden grieven het gemoed van hen tot wie zij gericht zijn, doorvlijmen hun het hart, laster zal als een zwaard de eer wonden van hen, van wie hij gesproken is, en misschien wel ongeneeslijk, fluisteringen en boze vermoedens zullen als een zwaard de banden van de liefde en vriendschap doorsnijden en scheiding maken tussen hen, die elkaar het dierbaarste waren.

2. Er zijn woorden, die genezend zijn, de tong van de wijzen is medicijn, de wonden helende, die door de achterklappende tong veroorzaakt werden, alles wederom wel makende, de vrede herstellende, en de geschillen bijleggende, de mensen bewegende tot verzoening. De wijsheid zal geschikte geneesmiddelen vinden tegen het kwaad, dat door laster en kwaadspreken aangericht werd.

Vers 18

Spreuken 12:18

De tong is dood of leven, vergif of medicijn al naar zij gebruikt wordt.

1. Er zijn woorden, die snijden en doden die als steken zijn van een zwaard. Smadelijke woorden grieven het gemoed van hen tot wie zij gericht zijn, doorvlijmen hun het hart, laster zal als een zwaard de eer wonden van hen, van wie hij gesproken is, en misschien wel ongeneeslijk, fluisteringen en boze vermoedens zullen als een zwaard de banden van de liefde en vriendschap doorsnijden en scheiding maken tussen hen, die elkaar het dierbaarste waren.

2. Er zijn woorden, die genezend zijn, de tong van de wijzen is medicijn, de wonden helende, die door de achterklappende tong veroorzaakt werden, alles wederom wel makende, de vrede herstellende, en de geschillen bijleggende, de mensen bewegende tot verzoening. De wijsheid zal geschikte geneesmiddelen vinden tegen het kwaad, dat door laster en kwaadspreken aangericht werd.

Vers 19

Spreuken 12:19

Zij het opgemerkt tot de eer van de waarheid, deze heilige zaak:

1. Dat, indien waarheid gesproken wordt, zij stand zal houden, wie er zich ook door gegriefd acht, of er vertoornd om is, groot is de waarheid en zij zal zegevieren, wat waar is zal altijd waar blijven, wij kunnen ons er aan houden, en behoeven niet te vrezen gelogenstraft of beschaamd te zullen worden.

2. Dat, als de waarheid ontkend wordt, zij mettertijd toch aan het licht zal komen, een valse tong, die de dingen onder een vals licht, onder valse kleuren voorstelt, is maar voor een ogenblik, de leugen zal weerlegd worden, de leugenaar zal, als hij gerechtelijk ondervraagd wordt, blijken zichzelf tegen te spreken in hetgeen hij verhaalt, hij blijft zich niet gelijk, zoals hij, die de waarheid spreekt, en als hij op een leugen wordt betrapt, zal hij zijn doel niet bereiken, en men zal hem nooit meer geloven. De waarheid kan verduisterd worden, maar zij zal weer in het licht treden. Diegenen dus, die de leugen tot hun toevlucht stellen, zullen bevinden dat ze een toevlucht van de leugen is.

Vers 19

Spreuken 12:19

Zij het opgemerkt tot de eer van de waarheid, deze heilige zaak:

1. Dat, indien waarheid gesproken wordt, zij stand zal houden, wie er zich ook door gegriefd acht, of er vertoornd om is, groot is de waarheid en zij zal zegevieren, wat waar is zal altijd waar blijven, wij kunnen ons er aan houden, en behoeven niet te vrezen gelogenstraft of beschaamd te zullen worden.

2. Dat, als de waarheid ontkend wordt, zij mettertijd toch aan het licht zal komen, een valse tong, die de dingen onder een vals licht, onder valse kleuren voorstelt, is maar voor een ogenblik, de leugen zal weerlegd worden, de leugenaar zal, als hij gerechtelijk ondervraagd wordt, blijken zichzelf tegen te spreken in hetgeen hij verhaalt, hij blijft zich niet gelijk, zoals hij, die de waarheid spreekt, en als hij op een leugen wordt betrapt, zal hij zijn doel niet bereiken, en men zal hem nooit meer geloven. De waarheid kan verduisterd worden, maar zij zal weer in het licht treden. Diegenen dus, die de leugen tot hun toevlucht stellen, zullen bevinden dat ze een toevlucht van de leugen is.

Vers 20

Spreuken 12:20

Zij, die kwaad smeden, bedenken hoe zij anderen zullen bedriegen om het tot stand te kunnen brengen, maar in het eind zal het blijken, dat zij slechts zichzelf bedriegen. Zij, die kwaad smeden onder schijn van vriendschap, hebben hun hart vol van dit en dat voordeel dat zij er door zullen behalen, deze en die voldoening, die zij er door zullen smaken, maar het is alles bedrog en misrekening. Laat hen het nog zo slim bedenken of aanleggen: de bedriegers zullen bedrogen worden.

Zij, die te rade gaan met het welzijn hunner naburen, die de dingen bedenken, welke tot vrede dienen, en vreedzame raad geven, pogingen tot genezing bevorderen en, naar hun sfeer van werkzaamheid is, het openbare welzijn bevorderen, zullen er niet slechts de eer, maar ook de vertroosting van hebben, blijdschap en welslagen zal hun te beurt vallen, misschien wel meer dan zij verwachtten. Zalig zijn de vreedzamen.

Vers 20

Spreuken 12:20

Zij, die kwaad smeden, bedenken hoe zij anderen zullen bedriegen om het tot stand te kunnen brengen, maar in het eind zal het blijken, dat zij slechts zichzelf bedriegen. Zij, die kwaad smeden onder schijn van vriendschap, hebben hun hart vol van dit en dat voordeel dat zij er door zullen behalen, deze en die voldoening, die zij er door zullen smaken, maar het is alles bedrog en misrekening. Laat hen het nog zo slim bedenken of aanleggen: de bedriegers zullen bedrogen worden.

Zij, die te rade gaan met het welzijn hunner naburen, die de dingen bedenken, welke tot vrede dienen, en vreedzame raad geven, pogingen tot genezing bevorderen en, naar hun sfeer van werkzaamheid is, het openbare welzijn bevorderen, zullen er niet slechts de eer, maar ook de vertroosting van hebben, blijdschap en welslagen zal hun te beurt vallen, misschien wel meer dan zij verwachtten. Zalig zijn de vreedzamen.

Vers 21

Spreuken 12:21

1. Godsvrucht is een gewisse bescherming. Als de mensen oprecht rechtvaardig zijn, dan heeft de rechtvaardige God zich verbonden dat hun geen leed zal wedervaren, Hij zal door de kracht van Hem in hen, dat beginsel van gerechtigheid, hen bewaren voor het kwaad van de zonde, zodat zij, hoewel zij verzocht worden, door de verzoeking niet worden overwonnen. En hoewel zij in benauwdheid kunnen komen, ja in vele benauwdheden, zal in die benauwdheden toch voor hen geen kwaad wezen, wat zij ook voor anderen mogen wezen, Psalms 91:10, want God zal ze voor hen doen medewerken ten goede.

2. Even zeker is goddeloosheid een verderf, een verwoesting. Zij, die leven in minachting van God en de mensen, op kwaad bedacht zijn, er op uit zijn om kwaad te doen, zullen met kwaad vervuld worden. Zij zullen al meer en meer boosaardig worden, vervuld worden met alle ongerechtigheid, Romans 1:29. Of, zij zullen rampzalig gemaakt worden door het kwaad, dat over hen komt. Zij, die zich verlustigen in kwaad, zullen er genoeg van hebben. Het gehele vers wordt door sommigen aldus gelezen: Geen kwaad zal de rechtvaardigen wedervaren, hoewel de goddelozen vervuld zijn van kwaad en boosaardigheid tegen hen. Zij zullen veilig wezen onder de bescherming des hemels, al zou ook de hel tegen hen losbreken.

Vers 21

Spreuken 12:21

1. Godsvrucht is een gewisse bescherming. Als de mensen oprecht rechtvaardig zijn, dan heeft de rechtvaardige God zich verbonden dat hun geen leed zal wedervaren, Hij zal door de kracht van Hem in hen, dat beginsel van gerechtigheid, hen bewaren voor het kwaad van de zonde, zodat zij, hoewel zij verzocht worden, door de verzoeking niet worden overwonnen. En hoewel zij in benauwdheid kunnen komen, ja in vele benauwdheden, zal in die benauwdheden toch voor hen geen kwaad wezen, wat zij ook voor anderen mogen wezen, Psalms 91:10, want God zal ze voor hen doen medewerken ten goede.

2. Even zeker is goddeloosheid een verderf, een verwoesting. Zij, die leven in minachting van God en de mensen, op kwaad bedacht zijn, er op uit zijn om kwaad te doen, zullen met kwaad vervuld worden. Zij zullen al meer en meer boosaardig worden, vervuld worden met alle ongerechtigheid, Romans 1:29. Of, zij zullen rampzalig gemaakt worden door het kwaad, dat over hen komt. Zij, die zich verlustigen in kwaad, zullen er genoeg van hebben. Het gehele vers wordt door sommigen aldus gelezen: Geen kwaad zal de rechtvaardigen wedervaren, hoewel de goddelozen vervuld zijn van kwaad en boosaardigheid tegen hen. Zij zullen veilig wezen onder de bescherming des hemels, al zou ook de hel tegen hen losbreken.

Vers 22

Spreuken 12:22

Hier wordt ons geleerd:

1. Het liegen te haten, en erop de uiterste afstand van te blijven, omdat het de Heere een gruwel is, en diegenen gruwelijk maakt in Zijn ogen, die er zich in toegeven, niet alleen omdat het een verbreken is van Zijn wet, maar omdat het verwoestend is voor de menselijke samenleving.

2. Om nauwgezet waar te zijn, niet alleen in woorden, maar in al onze daden, omdat zij, die getrouw handelen, oprecht zijn in al hun handelingen, Zijn welgevallen zijn en Hij een welbehagen in hen heeft. Het is ons een genot om te spreken met en gebruik te maken van degenen, die eerlijk zijn en in wie wij vertrouwen kunnen stellen, laat ons dan zodanigen zijn, opdat wij ons in de gunst, beide van God en de mensen, kunnen aanbevelen.

Vers 22

Spreuken 12:22

Hier wordt ons geleerd:

1. Het liegen te haten, en erop de uiterste afstand van te blijven, omdat het de Heere een gruwel is, en diegenen gruwelijk maakt in Zijn ogen, die er zich in toegeven, niet alleen omdat het een verbreken is van Zijn wet, maar omdat het verwoestend is voor de menselijke samenleving.

2. Om nauwgezet waar te zijn, niet alleen in woorden, maar in al onze daden, omdat zij, die getrouw handelen, oprecht zijn in al hun handelingen, Zijn welgevallen zijn en Hij een welbehagen in hen heeft. Het is ons een genot om te spreken met en gebruik te maken van degenen, die eerlijk zijn en in wie wij vertrouwen kunnen stellen, laat ons dan zodanigen zijn, opdat wij ons in de gunst, beide van God en de mensen, kunnen aanbevelen.

Vers 23

Spreuken 12:23

Hij, die wijs is, is er niet op uit om zijn wijsheid uit te bazuinen, en het is zijn eer dat hij dit niet doet, hij deelt zijn wijsheid mee als zij tot stichting kan zijn voor anderen, maar hij verbergt haar als het tonen ervan alleen tot zijn eigen lof zou strekken. Als kundige mensen verstandige mensen zijn, zullen zij zorgvuldig alles vermijden wat naar pralerij gelijkt, en niet alle gelegenheden te baat nemen om hun geleerdheid te tonen en hun belezenheid, maar haar alleen voor goede doeleinden gebruiken, en dan kunnen hun werken hen prijzen. "Ars est celare artem De volmaaktheid van de kunst is haar te verbergen."

Hij, die dwaas is, kan het niet laten om zijn dwaasheid bekend te maken, en het is zijn schande dat hij het niet kan, het hart van de zotten roept door hun woorden en daden dwaasheid uit, hetzij dat zij niet begeren haar te verbergen zo weinig besef hebben zij van goed en kwaad, van eer of oneer of dat zij niet weten haar te verbergen zo weinig wijsheid bezitten zij in het bestuur over zichzelf, Ecclesiastes 10:3.

Vers 23

Spreuken 12:23

Hij, die wijs is, is er niet op uit om zijn wijsheid uit te bazuinen, en het is zijn eer dat hij dit niet doet, hij deelt zijn wijsheid mee als zij tot stichting kan zijn voor anderen, maar hij verbergt haar als het tonen ervan alleen tot zijn eigen lof zou strekken. Als kundige mensen verstandige mensen zijn, zullen zij zorgvuldig alles vermijden wat naar pralerij gelijkt, en niet alle gelegenheden te baat nemen om hun geleerdheid te tonen en hun belezenheid, maar haar alleen voor goede doeleinden gebruiken, en dan kunnen hun werken hen prijzen. "Ars est celare artem De volmaaktheid van de kunst is haar te verbergen."

Hij, die dwaas is, kan het niet laten om zijn dwaasheid bekend te maken, en het is zijn schande dat hij het niet kan, het hart van de zotten roept door hun woorden en daden dwaasheid uit, hetzij dat zij niet begeren haar te verbergen zo weinig besef hebben zij van goed en kwaad, van eer of oneer of dat zij niet weten haar te verbergen zo weinig wijsheid bezitten zij in het bestuur over zichzelf, Ecclesiastes 10:3.

Vers 24

Spreuken 12:24

1. Naarstigheid is de weg tot bevordering. Salomo heeft Jerobeam bevorderd, omdat hij zag dat hij arbeidzaam was en acht gaf op zijn werk, 1 Kings 11:28. Mensen, die zich moeite geven in studie en om nuttig werkzaam te zijn, zullen hierdoor zo'n invloed en reputatie verkrijgen, dat het hun heerschappij zal bezorgen over allen, die rondom hen zijn, waardoor zij dan op verwonderlijke wijze in eer en aanzien klommen. Hij, die getrouw was over weinig, zal over veel gezet worden. De ouderlingen, die arbeiden in het Woord en de leer, zijn dubbele eer waardig, en zij, die naarstig zijn als zij jong zijn, zullen datgene verkrijgen wat hen in staat zal stellen te regeren, en aldus te rusten, als zij oud geworden zijn.

2. Schurkerij is de weg naar slavernij, de bedriegers zullen onder cijns wezen. Zij, die door uitvluchten en oneerlijke kunstmiddeltjes aan de kost komen, omdat zij zich geen moeite willen geven in een eerlijk bedrijf of handwerk, zijn armzalig en berooid en zullen tenonder worden gehouden. Zij, die vlijtig en eerlijk zijn, in hun leerjaren, zullen meesters worden in hun beroep, maar die dit niet zijn, zijn de zotten, die al hun dagen knechten moeten wezen van hen, die wijs van hart zijn.

Vers 24

Spreuken 12:24

1. Naarstigheid is de weg tot bevordering. Salomo heeft Jerobeam bevorderd, omdat hij zag dat hij arbeidzaam was en acht gaf op zijn werk, 1 Kings 11:28. Mensen, die zich moeite geven in studie en om nuttig werkzaam te zijn, zullen hierdoor zo'n invloed en reputatie verkrijgen, dat het hun heerschappij zal bezorgen over allen, die rondom hen zijn, waardoor zij dan op verwonderlijke wijze in eer en aanzien klommen. Hij, die getrouw was over weinig, zal over veel gezet worden. De ouderlingen, die arbeiden in het Woord en de leer, zijn dubbele eer waardig, en zij, die naarstig zijn als zij jong zijn, zullen datgene verkrijgen wat hen in staat zal stellen te regeren, en aldus te rusten, als zij oud geworden zijn.

2. Schurkerij is de weg naar slavernij, de bedriegers zullen onder cijns wezen. Zij, die door uitvluchten en oneerlijke kunstmiddeltjes aan de kost komen, omdat zij zich geen moeite willen geven in een eerlijk bedrijf of handwerk, zijn armzalig en berooid en zullen tenonder worden gehouden. Zij, die vlijtig en eerlijk zijn, in hun leerjaren, zullen meesters worden in hun beroep, maar die dit niet zijn, zijn de zotten, die al hun dagen knechten moeten wezen van hen, die wijs van hart zijn.

Vers 25

Spreuken 12:25

Hier is:

1. De oorzaak en het gevolg van neerslachtigheid. Het is bekommernis in het hart, het is een last van zorg en vrees en smart op het gemoed, die het neerdrukt en de mens de kracht beneemt om te doen wat er gedaan moet worden, of de moed om te dragen wat gedragen moet worden, hij maakt dat hij geheel terneergebogen en als verslagen is. Zij, die aldus gedrukt zijn, kunnen noch de plicht vervullen noch de vertroosting smaken van enigerlei betrekking, toestand of omgang. Zij dus die daar neiging toe hebben, moeten er tegen waken en bidden.

2. De genezing ervan. Een goed woord van God, toegeëigend door het geloof, verblijdt het, zo'n woord als dit (zegt een van de rabbijnen). Werp uw zorg op de Heere, en Hij zal u onderhouden, het goede woord van God, inzonderheid het Evangelie, is bestemd om het hart te verblijden van hen, die vermoeid en belast zijn Matthew 11:28. Leraren moeten helpers zijn om die blijdschap te geven.

Vers 25

Spreuken 12:25

Hier is:

1. De oorzaak en het gevolg van neerslachtigheid. Het is bekommernis in het hart, het is een last van zorg en vrees en smart op het gemoed, die het neerdrukt en de mens de kracht beneemt om te doen wat er gedaan moet worden, of de moed om te dragen wat gedragen moet worden, hij maakt dat hij geheel terneergebogen en als verslagen is. Zij, die aldus gedrukt zijn, kunnen noch de plicht vervullen noch de vertroosting smaken van enigerlei betrekking, toestand of omgang. Zij dus die daar neiging toe hebben, moeten er tegen waken en bidden.

2. De genezing ervan. Een goed woord van God, toegeëigend door het geloof, verblijdt het, zo'n woord als dit (zegt een van de rabbijnen). Werp uw zorg op de Heere, en Hij zal u onderhouden, het goede woord van God, inzonderheid het Evangelie, is bestemd om het hart te verblijden van hen, die vermoeid en belast zijn Matthew 11:28. Leraren moeten helpers zijn om die blijdschap te geven.

Vers 26

Spreuken 12:26

Zie hier:

1. Dat de Godvruchtigen hun eigen welvaren bevorderen, want zij hebben in zichzelf een voortreffelijk karakter, en zij verzekeren zich een voortreffelijk deel, en in beide overtreffen zij anderen. De rechtvaardige is overmoediger dan zijn naaste, aldus de lezing van de kanttekening. Hij is rijker, hoewel niet in het goed van deze wereld, maar in genade en vertroosting des Geestes, die de ware rijkdom is. Er is een wezenlijke voortreffelijkheid in de Godsdienst, hij adelt de mensen, boezemt hun edele beginselen in, maakt hen krachtig, het is een voortreffelijkheid, die in het oog van God, die de ware beoordelaar is van voortreffelijkheid, van grote waardij is. Zijn nabuur kan groter aanzien hebben in de wereld, kan meer toegejuicht worden, maar de rechtvaardige bezit de innerlijke waardij.

2. Dat goddeloze mensen in hun eigen nadeel handelen, zij wandelen op een weg, die hen verleidt. Hij schijnt hun toe niet slechts een aangename weg te zijn, maar de rechte weg, hij is zo aangenaam voor vlees en bloed, dat zij zich vleien met het denkbeeld, dat hij niet verkeerd kan wezen, maar het doel dat zij zich voorstellen zullen zij niet bereiken, het goed waarop zij hopen, zullen zij niet genieten, het is alles misleiding en bedrog, en daarom is de rechtvaardige wijzer en gelukkiger dan zijn naaste, die hem toch veracht en vertreedt.

Vers 26

Spreuken 12:26

Zie hier:

1. Dat de Godvruchtigen hun eigen welvaren bevorderen, want zij hebben in zichzelf een voortreffelijk karakter, en zij verzekeren zich een voortreffelijk deel, en in beide overtreffen zij anderen. De rechtvaardige is overmoediger dan zijn naaste, aldus de lezing van de kanttekening. Hij is rijker, hoewel niet in het goed van deze wereld, maar in genade en vertroosting des Geestes, die de ware rijkdom is. Er is een wezenlijke voortreffelijkheid in de Godsdienst, hij adelt de mensen, boezemt hun edele beginselen in, maakt hen krachtig, het is een voortreffelijkheid, die in het oog van God, die de ware beoordelaar is van voortreffelijkheid, van grote waardij is. Zijn nabuur kan groter aanzien hebben in de wereld, kan meer toegejuicht worden, maar de rechtvaardige bezit de innerlijke waardij.

2. Dat goddeloze mensen in hun eigen nadeel handelen, zij wandelen op een weg, die hen verleidt. Hij schijnt hun toe niet slechts een aangename weg te zijn, maar de rechte weg, hij is zo aangenaam voor vlees en bloed, dat zij zich vleien met het denkbeeld, dat hij niet verkeerd kan wezen, maar het doel dat zij zich voorstellen zullen zij niet bereiken, het goed waarop zij hopen, zullen zij niet genieten, het is alles misleiding en bedrog, en daarom is de rechtvaardige wijzer en gelukkiger dan zijn naaste, die hem toch veracht en vertreedt.

Vers 27

Spreuken 12:27

Hier is:

1. Hetgeen ons een haat kan inboezemen tegen bedrog. De bedrieger heeft gebraden vlees, maar wat hij braadt is niet zijn eigen jachtvangst, het is hetgeen, waar anderen zich moeite voor gegeven hebben, hij leeft en teert op de vrucht van hun arbeid, zoals de hommels in de bijenkorf. Of, indien luie, bedrieglijke mensen iets op jacht gevangen hebben (jagers zijn zelden mannen van zaken) braden zij het toch niet als zij het gevangen hebben, zij hebben geen genot of genoegen ervan misschien snijdt God in Zijn voorzienigheid het genot ervan af voor hen.

2. Hetgeen ons liefde kan inboezemen voor naarstigheid en eerlijkheid, namelijk dat het goed eens vlijtigen, hoewel misschien niet groot, toch kostelijk is. Het komt van Gods zegen, hij smaakt er genot in, het doet hem goed, hem en zijn gezin. Het is zijn eigen dagelijks brood, niet brood uit de mond van anderen genomen en daarom ziet hij dat God het hem geeft in verhoring van zijn gebed.

Vers 27

Spreuken 12:27

Hier is:

1. Hetgeen ons een haat kan inboezemen tegen bedrog. De bedrieger heeft gebraden vlees, maar wat hij braadt is niet zijn eigen jachtvangst, het is hetgeen, waar anderen zich moeite voor gegeven hebben, hij leeft en teert op de vrucht van hun arbeid, zoals de hommels in de bijenkorf. Of, indien luie, bedrieglijke mensen iets op jacht gevangen hebben (jagers zijn zelden mannen van zaken) braden zij het toch niet als zij het gevangen hebben, zij hebben geen genot of genoegen ervan misschien snijdt God in Zijn voorzienigheid het genot ervan af voor hen.

2. Hetgeen ons liefde kan inboezemen voor naarstigheid en eerlijkheid, namelijk dat het goed eens vlijtigen, hoewel misschien niet groot, toch kostelijk is. Het komt van Gods zegen, hij smaakt er genot in, het doet hem goed, hem en zijn gezin. Het is zijn eigen dagelijks brood, niet brood uit de mond van anderen genomen en daarom ziet hij dat God het hem geeft in verhoring van zijn gebed.

Vers 28

Spreuken 12:28

De weg van de Godsdienst wordt ons hier aanbevolen:

1. Als een rechte, duidelijke, gemakkelijke weg, het is de weg van de gerechtigheid, Gods geboden (de regel waarnaar wij moeten wandelen) zijn allen heilig, rechtvaardig en goed, de Godsdienst heeft gezond verstand en billijkheid aan zijn zijde, het is een voetpad, een weg die God voor ons bereid heeft, Isaiah 35:8, het is een heirbaan, de koninklijke weg, een weg, die voor ons door al de heiligen werd betreden de goede oude weg, vol van de voetstappen van de kudde.

2. Als een veilige, aangename, lieflijke weg.

a. Er is niet slechts leven aan het einde ervan, maar er is leven in die weg, alle ware vertroosting en voldoening. De gunst van God die beter is dan het leven, de Geest, die leven is.

b. Er is niet slechts leven in, maar zo dat er de dood niet in is, geen droefheid van de wereld, die de dood werkt en een bitter bijmengsel is in onze tegenwoordige blijdschap en leven. Er is geen einde aan het leven, dat in het pad van de gerechtigheid is. Hier is er leven, maar er is ook dood. In het pad van de gerechtigheid is leven en geen dood, leven en onsterflijkheid.

Vers 28

Spreuken 12:28

De weg van de Godsdienst wordt ons hier aanbevolen:

1. Als een rechte, duidelijke, gemakkelijke weg, het is de weg van de gerechtigheid, Gods geboden (de regel waarnaar wij moeten wandelen) zijn allen heilig, rechtvaardig en goed, de Godsdienst heeft gezond verstand en billijkheid aan zijn zijde, het is een voetpad, een weg die God voor ons bereid heeft, Isaiah 35:8, het is een heirbaan, de koninklijke weg, een weg, die voor ons door al de heiligen werd betreden de goede oude weg, vol van de voetstappen van de kudde.

2. Als een veilige, aangename, lieflijke weg.

a. Er is niet slechts leven aan het einde ervan, maar er is leven in die weg, alle ware vertroosting en voldoening. De gunst van God die beter is dan het leven, de Geest, die leven is.

b. Er is niet slechts leven in, maar zo dat er de dood niet in is, geen droefheid van de wereld, die de dood werkt en een bitter bijmengsel is in onze tegenwoordige blijdschap en leven. Er is geen einde aan het leven, dat in het pad van de gerechtigheid is. Hier is er leven, maar er is ook dood. In het pad van de gerechtigheid is leven en geen dood, leven en onsterflijkheid.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 12". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-12.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile