Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Spreuken 15

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 15

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 15

Verzen 1-3

Spreuken 15:1

Als bewaarder van de openbare vrede zegt Salomo ons hier:

1. Hoe de vrede bewaard kan blijven, opdat wij weten hoe hem in onze plaats en in onze kring te bewaren: het is door zachte woorden. Als de toorn opkomt als een dreigende wolk, zwanger van storm en donder, zal een zacht antwoord die wolk verdrijven, doen voorbijgaan. Als mensen geprikkeld zijn, spreek dan zachte woorden tot hen, dan zullen zij worden tevreden gesteld, zoals de Efraïmieten door Gideons zachtheid bevredigd werden, Judges 8:1, terwijl zij bij een dergelijke gelegenheid ten uiterste verbitterd werden door Jeftha's ruwheid, en de gevolgen ervan waren slecht, Judges 12:1. Rede en verstand zullen beter gesproken, en een rechtvaardige zaak zal beter bepleit worden met zachtheid, dan met hartstocht, en sterke argumenten worden het best door zachte woorden aangevoerd.

2:Hoe de vrede verbroken zal worden, opdat wij voor ons niets doen om hem te verbreken. Door niets wordt toorn meer opgewekt en tweedracht gezaaid dan door smartende woorden, lelijke scheldnamen, zoals Raka en Gij dwaas, de mensen hun zwakheden en hun ongelukken voor de voeten werpende, hun afkomst of hun opvoeding, of iets anders, dat hen vermindert of verkleint en hen gering maakt, minachtende, boosaardige opof aanmerkingen, door welke mensen hun vernuft en boosaardigheid willen aan de dag leggen en die de toorn van anderen gaande maken, en waardoor hun eigen toorn nog des te meer ontstoken wordt. Sommigen zullen, veeleer dan de naam te verliezen van een scherp satiricus te zijn, liever een vriend verliezen en een vijand maken.

Verzen 1-3

Spreuken 15:1

Als bewaarder van de openbare vrede zegt Salomo ons hier:

1. Hoe de vrede bewaard kan blijven, opdat wij weten hoe hem in onze plaats en in onze kring te bewaren: het is door zachte woorden. Als de toorn opkomt als een dreigende wolk, zwanger van storm en donder, zal een zacht antwoord die wolk verdrijven, doen voorbijgaan. Als mensen geprikkeld zijn, spreek dan zachte woorden tot hen, dan zullen zij worden tevreden gesteld, zoals de Efraïmieten door Gideons zachtheid bevredigd werden, Judges 8:1, terwijl zij bij een dergelijke gelegenheid ten uiterste verbitterd werden door Jeftha's ruwheid, en de gevolgen ervan waren slecht, Judges 12:1. Rede en verstand zullen beter gesproken, en een rechtvaardige zaak zal beter bepleit worden met zachtheid, dan met hartstocht, en sterke argumenten worden het best door zachte woorden aangevoerd.

2:Hoe de vrede verbroken zal worden, opdat wij voor ons niets doen om hem te verbreken. Door niets wordt toorn meer opgewekt en tweedracht gezaaid dan door smartende woorden, lelijke scheldnamen, zoals Raka en Gij dwaas, de mensen hun zwakheden en hun ongelukken voor de voeten werpende, hun afkomst of hun opvoeding, of iets anders, dat hen vermindert of verkleint en hen gering maakt, minachtende, boosaardige opof aanmerkingen, door welke mensen hun vernuft en boosaardigheid willen aan de dag leggen en die de toorn van anderen gaande maken, en waardoor hun eigen toorn nog des te meer ontstoken wordt. Sommigen zullen, veeleer dan de naam te verliezen van een scherp satiricus te zijn, liever een vriend verliezen en een vijand maken.

Vers 2

Spreuken 15:2

1. Een goed hart wordt door de tong zeer nuttig. Hij, die wetenschap heeft moet haar niet slechts voor zijn eigen vermaak aanwenden, maar haar gebruiken tot stichting van anderen, en het is de tong, die er gebruik van moet maken in vrome, nuttige gesprekken, in het geven van gepast en tijdig onderricht, raad en vertroosting, met alle mogelijke uitdrukkingen van nederigheid en liefde, en dan maakt de tong de wetenschap goed, dat is, maakt er een goed en recht gebruik van, en aan hem, die heeft en wat hij heeft aldus goed gebruikt, zal meer gegeven worden.

2. Een slecht hart zal door de tong zeer schadelijk worden, want de mond van de zotten stort dwaasheid uit, die dikwijls zeer beledigend is, en de verdorven samensprekingen, die uit een boze schat van binnen voortkomen (de vuilheid, het dwaze gepraat, boze spot en scherts), verderven de goede zeden van sommigen en verleiden hen, doen het goede hart van anderen smart aan en beroeren hen.

Vers 2

Spreuken 15:2

1. Een goed hart wordt door de tong zeer nuttig. Hij, die wetenschap heeft moet haar niet slechts voor zijn eigen vermaak aanwenden, maar haar gebruiken tot stichting van anderen, en het is de tong, die er gebruik van moet maken in vrome, nuttige gesprekken, in het geven van gepast en tijdig onderricht, raad en vertroosting, met alle mogelijke uitdrukkingen van nederigheid en liefde, en dan maakt de tong de wetenschap goed, dat is, maakt er een goed en recht gebruik van, en aan hem, die heeft en wat hij heeft aldus goed gebruikt, zal meer gegeven worden.

2. Een slecht hart zal door de tong zeer schadelijk worden, want de mond van de zotten stort dwaasheid uit, die dikwijls zeer beledigend is, en de verdorven samensprekingen, die uit een boze schat van binnen voortkomen (de vuilheid, het dwaze gepraat, boze spot en scherts), verderven de goede zeden van sommigen en verleiden hen, doen het goede hart van anderen smart aan en beroeren hen.

Vers 3

Spreuken 15:3

De grote waarheden van de Godgeleerdheid zijn zeer nuttig om kracht bij te zetten aan de voorschriften van de zedelijkheid, en geen meer dan deze, dat het oog van God ten allen tijde op de kinderen van de mensen is gericht.

1. Een oog om allen te onderscheiden, een oog voor hetwelk niet alleen niets verborgen kan blijven, maar door hetwelk alles werkelijk wordt gadegeslagen, en niets wordt voorbijgezien, de ogen des Heeren zijn aan alle plaatsen, want Hij ziet niet slechts alles van boven, Psalm B3:13, maar Hij is overal tegenwoordig. Engelen zijn vol ogen, Revelation 4:8, maar God is een en al oog. Dit duidt niet slechts Zijn alwetendheid aan, niet slechts dat Hij alles ziet, maar ook Zijn algemene voorzienigheid, dat Hij alles onderhoudt en bestuurt. Verborgen zonden, diensten en smarten zijn onder Zijn oog.

2. Een oog om beide personen en daden te onderscheiden, Hij beschouwt het kwade en het goede, is misnoegd op het kwade, en heeft een welbehagen in het goede, en naar het gezicht van Zijn ogen zal Hij de mensen oordelen Psalms 1:6. 11:4. De bozen zullen niet ongestraft blijven, noch de rechtvaardigen onbeloond, want God heeft het oog op beide, en kent hun waar karakter, dit spreekt van vertroosting voor de heiligen en van verschrikking voor de zondaren.

Vers 3

Spreuken 15:3

De grote waarheden van de Godgeleerdheid zijn zeer nuttig om kracht bij te zetten aan de voorschriften van de zedelijkheid, en geen meer dan deze, dat het oog van God ten allen tijde op de kinderen van de mensen is gericht.

1. Een oog om allen te onderscheiden, een oog voor hetwelk niet alleen niets verborgen kan blijven, maar door hetwelk alles werkelijk wordt gadegeslagen, en niets wordt voorbijgezien, de ogen des Heeren zijn aan alle plaatsen, want Hij ziet niet slechts alles van boven, Psalm B3:13, maar Hij is overal tegenwoordig. Engelen zijn vol ogen, Revelation 4:8, maar God is een en al oog. Dit duidt niet slechts Zijn alwetendheid aan, niet slechts dat Hij alles ziet, maar ook Zijn algemene voorzienigheid, dat Hij alles onderhoudt en bestuurt. Verborgen zonden, diensten en smarten zijn onder Zijn oog.

2. Een oog om beide personen en daden te onderscheiden, Hij beschouwt het kwade en het goede, is misnoegd op het kwade, en heeft een welbehagen in het goede, en naar het gezicht van Zijn ogen zal Hij de mensen oordelen Psalms 1:6. 11:4. De bozen zullen niet ongestraft blijven, noch de rechtvaardigen onbeloond, want God heeft het oog op beide, en kent hun waar karakter, dit spreekt van vertroosting voor de heiligen en van verschrikking voor de zondaren.

Vers 4

Spreuken 15:4

1. Een goede tong is medicijn, genezing aanbrengende voor een gewond geweten door het te vertroosten, voor zielen, die ziek zijn door de zonde, door ze tot overtuiging te brengen voor vrede en liefde, wanneer die verstoord zijn, door geschillen bij te leggen, en personen, die in geschil zijn, met elkaar te verzoenen, dit is de medicijn van de tong, die een boom des levens is, in welks bladeren genezende kracht is, Revelation 22:2. Hij, die goed weet te spreken, zal de plaats, waar hij woont, tot een paradijs maken.

2. Een boze tong brengt wonden toe, verkeerdheid daarin, hartstocht, leugen en vuilheid, is een breuk in de geest, zij wondt het geweten van de kwaadspreker en veroorzaakt schuld en smart aan de hoorders, en beide moeten geacht worden een breuk in de geest te zijn. Harde woorden breken wel geen beenderen, maar menig hart is er wel door gebroken.

Vers 4

Spreuken 15:4

1. Een goede tong is medicijn, genezing aanbrengende voor een gewond geweten door het te vertroosten, voor zielen, die ziek zijn door de zonde, door ze tot overtuiging te brengen voor vrede en liefde, wanneer die verstoord zijn, door geschillen bij te leggen, en personen, die in geschil zijn, met elkaar te verzoenen, dit is de medicijn van de tong, die een boom des levens is, in welks bladeren genezende kracht is, Revelation 22:2. Hij, die goed weet te spreken, zal de plaats, waar hij woont, tot een paradijs maken.

2. Een boze tong brengt wonden toe, verkeerdheid daarin, hartstocht, leugen en vuilheid, is een breuk in de geest, zij wondt het geweten van de kwaadspreker en veroorzaakt schuld en smart aan de hoorders, en beide moeten geacht worden een breuk in de geest te zijn. Harde woorden breken wel geen beenderen, maar menig hart is er wel door gebroken.

Vers 5

Spreuken 15:5

1. Last de meerderen hierdoor vermaand worden om onderricht en bestraffing te geven aan hen, over wie zij het opzicht hebben, daar zij ter verantwoording zullen geroepen worden, er rekenschap van zullen te geven hebben. Zij moeten niet slechts onderwijzen met het licht van de kennis, maar bestraffen met de warmte van de ijver, en beide moeten met het gezag en de liefde van een vader gegeven worden aanhoudend gegeven worden, al is het ook dat de gewenste uitwerking niet terstond bespeurd wordt. Indien het onderwijs veracht afgewezen wordt, geef bestraffing, scherpe bestraffing, aan vriendelijke, zachtzinnige mensen is het voorzeker wel tegen de borst om hun, die hen omringen, onaangenaam te zijn, maar dit is toch beter dan hen ongestoord op de weg des verderfs te laten voortgaan.

2. Laat minderen vermaand worden, niet alleen om zich aan onderricht en bestraffing te onderwerpen (zelfs aan strengheid behoort men zich te onderwerpen), maar ze te waarderen als een gunst, en ze niet te verachten, er gebruik van te maken voor hun levensgedrag en er altijd op acht te slaan. Dit zal een bewijs zijn dat zij verstandig zijn, en een middel om hen verstandig te maken, terwijl hij, die zijn goede opvoeding gering acht, een dwaas is en zeer waarschijnlijk als een dwaas zal leven en sterven.

Vers 5

Spreuken 15:5

1. Last de meerderen hierdoor vermaand worden om onderricht en bestraffing te geven aan hen, over wie zij het opzicht hebben, daar zij ter verantwoording zullen geroepen worden, er rekenschap van zullen te geven hebben. Zij moeten niet slechts onderwijzen met het licht van de kennis, maar bestraffen met de warmte van de ijver, en beide moeten met het gezag en de liefde van een vader gegeven worden aanhoudend gegeven worden, al is het ook dat de gewenste uitwerking niet terstond bespeurd wordt. Indien het onderwijs veracht afgewezen wordt, geef bestraffing, scherpe bestraffing, aan vriendelijke, zachtzinnige mensen is het voorzeker wel tegen de borst om hun, die hen omringen, onaangenaam te zijn, maar dit is toch beter dan hen ongestoord op de weg des verderfs te laten voortgaan.

2. Laat minderen vermaand worden, niet alleen om zich aan onderricht en bestraffing te onderwerpen (zelfs aan strengheid behoort men zich te onderwerpen), maar ze te waarderen als een gunst, en ze niet te verachten, er gebruik van te maken voor hun levensgedrag en er altijd op acht te slaan. Dit zal een bewijs zijn dat zij verstandig zijn, en een middel om hen verstandig te maken, terwijl hij, die zijn goede opvoeding gering acht, een dwaas is en zeer waarschijnlijk als een dwaas zal leven en sterven.

Vers 6

Spreuken 15:6

Waar gerechtigheid is, daar is rijkdom en de geriefelijkheid ervan, in het huis des rechtvaardigen is een grote schat. De Godsdienst leert de mensen vlijtig, matig en rechtvaardig te zijn, en gewoonlijk zal hierdoor de bezitting toenemen, maar dat is niet alles, God zegent de woning van de rechtvaardigen, en die zegen maakt rijk zonder beroering. Of, indien er niet veel van het goed van deze wereld is, zal toch, waar genade is, een ware schat zijn, en indien zij, die slechts weinig hebben, een hart hebben om met dat weinige tevreden te zijn en er het gerieflijke van te genieten en op prijs te stellen, dan is het genoeg, dan is het rijkdom. De rechtvaardigen worden misschien niet zelf verrijkt, maar er is een schat in hun huis, een zegen weggelegd, waarvan hun kinderen na hen het voordeel zullen oogsten. Een goddeloos, wereldsgezind man is er slechts op uit om zijn buik met deze schatten te vullen, zijn zinnelijke lusten te bevredigen, Psalms 17:14, maar een rechtvaardige zorgt in de eerste plaats voor zijn ziel, en dan voor zijn zaad, een schat in zijn hart te hebben, en dan in zijn huis, waarvan zijn bloedverwanten en zij, die hem omringen, het voordeel kunnen hebben.

Waar goddeloosheid is daar kan wel rijkdom wezen, maar er is kwelling des geestes bij. In des goddelozen inkomst, in het grote inkomen dat zij hebben, is beroerte, er is schuld en een vloek, er is hoogmoed en hartstocht, en nijd en twisting, en dat zijn beroerende lusten, die hen van het genot, de blijdschap hunner inkomsten beroven, en hen beroerend maken voor hun naburen.

Vers 6

Spreuken 15:6

Waar gerechtigheid is, daar is rijkdom en de geriefelijkheid ervan, in het huis des rechtvaardigen is een grote schat. De Godsdienst leert de mensen vlijtig, matig en rechtvaardig te zijn, en gewoonlijk zal hierdoor de bezitting toenemen, maar dat is niet alles, God zegent de woning van de rechtvaardigen, en die zegen maakt rijk zonder beroering. Of, indien er niet veel van het goed van deze wereld is, zal toch, waar genade is, een ware schat zijn, en indien zij, die slechts weinig hebben, een hart hebben om met dat weinige tevreden te zijn en er het gerieflijke van te genieten en op prijs te stellen, dan is het genoeg, dan is het rijkdom. De rechtvaardigen worden misschien niet zelf verrijkt, maar er is een schat in hun huis, een zegen weggelegd, waarvan hun kinderen na hen het voordeel zullen oogsten. Een goddeloos, wereldsgezind man is er slechts op uit om zijn buik met deze schatten te vullen, zijn zinnelijke lusten te bevredigen, Psalms 17:14, maar een rechtvaardige zorgt in de eerste plaats voor zijn ziel, en dan voor zijn zaad, een schat in zijn hart te hebben, en dan in zijn huis, waarvan zijn bloedverwanten en zij, die hem omringen, het voordeel kunnen hebben.

Waar goddeloosheid is daar kan wel rijkdom wezen, maar er is kwelling des geestes bij. In des goddelozen inkomst, in het grote inkomen dat zij hebben, is beroerte, er is schuld en een vloek, er is hoogmoed en hartstocht, en nijd en twisting, en dat zijn beroerende lusten, die hen van het genot, de blijdschap hunner inkomsten beroven, en hen beroerend maken voor hun naburen.

Vers 7

Spreuken 15:7

Dit heeft dezelfde strekking als Proverbs 15:2, en toont welk een zegen een wijs man is, en welk een last een dwaas is, voor hen, die hem omringen. Doch merk hier nu nog verder op:

1. Dat wij dan een goed gebruik maken van wetenschap, als wij haar uitstrooien, dat is verspreiden, haar niet beperken tot enige weinigen die met ons bekend zijn, maar haar niet gunnen aan anderen, die er een even goed gebruik van zouden maken, maar geef een deel van deze geestelijke aalmoezen aan zeven, ja ook aan acht, wees niet slechts mededeelzaam, maar verspreidend met dit goed, in ootmoed en met voorzichtigheid. Wij moeten ons moeite geven om nuttige kennis te verspreiden en voort te planten, sommigen onderwijzen, opdat deze weer anderen onderwijzen, en zo wordt zij dan verspreid.

2. Dat het niet slechts een fout is om dwaasheid uit te storten, maar een schande om geen kennis te verspreiden, niet het een of andere verstandige woord te uiten, het hart van de zotten doet dit niet, het heeft niets te verspreiden, dat goed is, of, indien het dit wel had, dan heeft het noch de bekwaamheid noch de wil om er goed mee te doen, en daarom heeft het weinig waardij.

Vers 7

Spreuken 15:7

Dit heeft dezelfde strekking als Proverbs 15:2, en toont welk een zegen een wijs man is, en welk een last een dwaas is, voor hen, die hem omringen. Doch merk hier nu nog verder op:

1. Dat wij dan een goed gebruik maken van wetenschap, als wij haar uitstrooien, dat is verspreiden, haar niet beperken tot enige weinigen die met ons bekend zijn, maar haar niet gunnen aan anderen, die er een even goed gebruik van zouden maken, maar geef een deel van deze geestelijke aalmoezen aan zeven, ja ook aan acht, wees niet slechts mededeelzaam, maar verspreidend met dit goed, in ootmoed en met voorzichtigheid. Wij moeten ons moeite geven om nuttige kennis te verspreiden en voort te planten, sommigen onderwijzen, opdat deze weer anderen onderwijzen, en zo wordt zij dan verspreid.

2. Dat het niet slechts een fout is om dwaasheid uit te storten, maar een schande om geen kennis te verspreiden, niet het een of andere verstandige woord te uiten, het hart van de zotten doet dit niet, het heeft niets te verspreiden, dat goed is, of, indien het dit wel had, dan heeft het noch de bekwaamheid noch de wil om er goed mee te doen, en daarom heeft het weinig waardij.

Vers 8

Spreuken 15:8

Goddeloze mensen, wier hart boosaardig en wier leven schadelijk is, worden zo door God gehaat, dat zelfs hun offer Hem een gruwel is. Er worden aan God offers gebracht, zelfs door goddeloze mensen, om hun geweten de mond te stoppen en hun reputatie voor de wereld op te houden, gelijk boosdoeners tot het heiligdom komen, niet omdat het een heilige plaats is, maar omdat het hen beschut tegen de gerechtigheid. Maar hun offers, al zijn die ook nog zo kostbaar, worden niet aangenomen, omdat zij niet in oprechtheid worden aangeboden noch uit een goed beginsel. Zij veinzen bij God, en hun wandel logenstraft hun vroomheid, en om die reden zijn zij Hem een gruwel, dat zij tot een dekmantel worden gebruikt voor de zonde. Hoofdst. 7:14. Zie Isaiah 1:11.

God heeft zo'n liefde voor oprecht Godvruchtige mensen, dat, hoewel zij de onkosten niet doen van een offer te brengen, Hij zelf heeft daarin voorzien, hun gebed zijn welgevallen is. De genade des gebeds is Zijn eigen gave, het werk van Zijn Geest in hen waarin Hij een welbehagen heeft. Hij verhoort niet slechts hun gebeden, maar verlustigt zich er in en in hun goed te doen.

Vers 8

Spreuken 15:8

Goddeloze mensen, wier hart boosaardig en wier leven schadelijk is, worden zo door God gehaat, dat zelfs hun offer Hem een gruwel is. Er worden aan God offers gebracht, zelfs door goddeloze mensen, om hun geweten de mond te stoppen en hun reputatie voor de wereld op te houden, gelijk boosdoeners tot het heiligdom komen, niet omdat het een heilige plaats is, maar omdat het hen beschut tegen de gerechtigheid. Maar hun offers, al zijn die ook nog zo kostbaar, worden niet aangenomen, omdat zij niet in oprechtheid worden aangeboden noch uit een goed beginsel. Zij veinzen bij God, en hun wandel logenstraft hun vroomheid, en om die reden zijn zij Hem een gruwel, dat zij tot een dekmantel worden gebruikt voor de zonde. Hoofdst. 7:14. Zie Isaiah 1:11.

God heeft zo'n liefde voor oprecht Godvruchtige mensen, dat, hoewel zij de onkosten niet doen van een offer te brengen, Hij zelf heeft daarin voorzien, hun gebed zijn welgevallen is. De genade des gebeds is Zijn eigen gave, het werk van Zijn Geest in hen waarin Hij een welbehagen heeft. Hij verhoort niet slechts hun gebeden, maar verlustigt zich er in en in hun goed te doen.

Vers 9

Spreuken 15:9

Dit is een reden van hetgeen in het vorige vers gezegd werd. Het offer des goddelozen is Gode een gruwel, niet omdat er iets aan de ceremonie ontbreekt, maar omdat zijn weg, geheel zijn wandel slecht is, en bij gevolg Hem een gruwel is. Offers voor de zonde werden niet aangenomen van hen, die besloten waren te volharden in hun zonde, en zij waren in de hoogste mate gruwelijk, als zij bestemd en bedoeld waren om er een oogluiking van de zonde door te verkrijgen en een vergunning om er mee voort te gaan. Het gebed des oprechten is Zijn welgevallen, omdat hij een vriend van God is, en Hij heeft hem lief, die hoewel hij het nog niet gekregen heeft, toch de gerechtigheid najaagt, er naar streeft, haar zich ten doel stelt zoals Paulus, Filipp. 3:13, 14.

Vers 9

Spreuken 15:9

Dit is een reden van hetgeen in het vorige vers gezegd werd. Het offer des goddelozen is Gode een gruwel, niet omdat er iets aan de ceremonie ontbreekt, maar omdat zijn weg, geheel zijn wandel slecht is, en bij gevolg Hem een gruwel is. Offers voor de zonde werden niet aangenomen van hen, die besloten waren te volharden in hun zonde, en zij waren in de hoogste mate gruwelijk, als zij bestemd en bedoeld waren om er een oogluiking van de zonde door te verkrijgen en een vergunning om er mee voort te gaan. Het gebed des oprechten is Zijn welgevallen, omdat hij een vriend van God is, en Hij heeft hem lief, die hoewel hij het nog niet gekregen heeft, toch de gerechtigheid najaagt, er naar streeft, haar zich ten doel stelt zoals Paulus, Filipp. 3:13, 14.

Vers 10

Spreuken 15:10

Dit toont aan dat zij, die het niet kunnen dragen bestraft te worden, moeten verwachten verwoest te worden.

1. Het is iets geheel gewoons dat zij, die de weg van de gerechtigheid hebben gekend, maar hem hebben verlaten, het een grote belediging achten om gestraft en vermaand te worden, zij zijn er zeer onrustig onder, zij kunnen, zij willen het niet dragen, ja, omdat zij het haten om verbeterd te worden, haten zij bestraft te worden, haten zij hen, die getrouw en vriendelijk met hen handelen. Van alle zondaren zijn het vooral de afvalligen, die bestraffing euvel opnemen.

2. Het is zeker dat zij, die niet bestraft willen worden, ten verderve zullen gaan. Hij, die de bestraffing haat en zijn hart er tegen verhardt, is vergezeld met zijn afgoden, laat hem varen hij zal sterven, en voor eeuwig omkomen in zijn zonden, daar hij niet gescheiden wilde worden van zijn zonden, 2 Chronicles 25:16, ik weet dat God besloten heeft u te verderven, omdat gij het niet kondet dragen bestraft te worden. Zie ook Proverbs 29:1.

Vers 10

Spreuken 15:10

Dit toont aan dat zij, die het niet kunnen dragen bestraft te worden, moeten verwachten verwoest te worden.

1. Het is iets geheel gewoons dat zij, die de weg van de gerechtigheid hebben gekend, maar hem hebben verlaten, het een grote belediging achten om gestraft en vermaand te worden, zij zijn er zeer onrustig onder, zij kunnen, zij willen het niet dragen, ja, omdat zij het haten om verbeterd te worden, haten zij bestraft te worden, haten zij hen, die getrouw en vriendelijk met hen handelen. Van alle zondaren zijn het vooral de afvalligen, die bestraffing euvel opnemen.

2. Het is zeker dat zij, die niet bestraft willen worden, ten verderve zullen gaan. Hij, die de bestraffing haat en zijn hart er tegen verhardt, is vergezeld met zijn afgoden, laat hem varen hij zal sterven, en voor eeuwig omkomen in zijn zonden, daar hij niet gescheiden wilde worden van zijn zonden, 2 Chronicles 25:16, ik weet dat God besloten heeft u te verderven, omdat gij het niet kondet dragen bestraft te worden. Zie ook Proverbs 29:1.

Vers 11

Spreuken 15:11

Dit bevestigt wat gezegd was in Proverbs 15:3 betreffende Gods alwetendheid in Zijn oordelen over goed en kwaad.

1. God kent alle dingen, zelfs die dingen, welke voor de ogen aller levenden verborgen zijn, de hel en het verderf zijn voor de Heere, niet alleen het middelpunt van de aarde en haar onderaardse holen, maar het graf en al de dode lichamen, die daar buiten ons gezicht begraven zijn, zij zijn allen voor de Heere allen onder Zijn oog, zodat geen er van verloren kan zijn, of gezocht behoeft te worden als zij weer opgewekt moeten worden. Hij weet waar iedere mens begraven ligt, zelfs Mozes, zelfs zij, die in de grootste onbekendheid begraven zijn, Hij heeft geen grafmonument nodig met het opschrift: `Hic jacet Hier ligt die en die", om Hem de weg te wijzen. De plaats van de veroordeelden in het bijzonder en al hun pijnigingen, die onuitsprekelijk zijn, de staat van de afgescheiden zielen in het algemeen en al hun omstandigheden, zijn onder Gods oog. Het woord, dat hier gebruikt is voor verderf, is Abaddon, dat een van de namen is van de duivel, Revelation 9:11. Deze verderver kan, hoewel hij ons bedriegt, aan de kennisneming van God niet ontkomen. God vraagt hem vanwaar hij komt, Job 1:7 en ziet heen door al zijn vermommingen, hoewel hij sluw en listig en vaardig is, Job 26:6.

2. Hij kent inzonderheid het hart van de mensen kinderen. Indien Hij door de diepten en listen van Satan zelf heenziet, hoeveel te meer kan Hij dan het hart van de mensen niet doorgronden, hoewel het bedrieglijk is, daar zij alle bedrieglijke kunstenarijen van Satan geleerd hebben. God is groter dan ons hart, en kent het beter dan wij zelf het kennen, en daarom is Hij een onfeilbaar beoordelaar van ieders karakter, Hebrews 4:13.

Vers 11

Spreuken 15:11

Dit bevestigt wat gezegd was in Proverbs 15:3 betreffende Gods alwetendheid in Zijn oordelen over goed en kwaad.

1. God kent alle dingen, zelfs die dingen, welke voor de ogen aller levenden verborgen zijn, de hel en het verderf zijn voor de Heere, niet alleen het middelpunt van de aarde en haar onderaardse holen, maar het graf en al de dode lichamen, die daar buiten ons gezicht begraven zijn, zij zijn allen voor de Heere allen onder Zijn oog, zodat geen er van verloren kan zijn, of gezocht behoeft te worden als zij weer opgewekt moeten worden. Hij weet waar iedere mens begraven ligt, zelfs Mozes, zelfs zij, die in de grootste onbekendheid begraven zijn, Hij heeft geen grafmonument nodig met het opschrift: `Hic jacet Hier ligt die en die", om Hem de weg te wijzen. De plaats van de veroordeelden in het bijzonder en al hun pijnigingen, die onuitsprekelijk zijn, de staat van de afgescheiden zielen in het algemeen en al hun omstandigheden, zijn onder Gods oog. Het woord, dat hier gebruikt is voor verderf, is Abaddon, dat een van de namen is van de duivel, Revelation 9:11. Deze verderver kan, hoewel hij ons bedriegt, aan de kennisneming van God niet ontkomen. God vraagt hem vanwaar hij komt, Job 1:7 en ziet heen door al zijn vermommingen, hoewel hij sluw en listig en vaardig is, Job 26:6.

2. Hij kent inzonderheid het hart van de mensen kinderen. Indien Hij door de diepten en listen van Satan zelf heenziet, hoeveel te meer kan Hij dan het hart van de mensen niet doorgronden, hoewel het bedrieglijk is, daar zij alle bedrieglijke kunstenarijen van Satan geleerd hebben. God is groter dan ons hart, en kent het beter dan wij zelf het kennen, en daarom is Hij een onfeilbaar beoordelaar van ieders karakter, Hebrews 4:13.

Vers 12

Spreuken 15:12

Een spotter is iemand, die niet slechts spot met God en Godsdienst, maar ook alle middelen tot zijn overtuiging en bekering trotseert, als bewijs hiervan kan dienen, dat hij

1. De bestraffing van zijn eigen geweten niet kan verdragen, het niet wil toelaten getrouw met hem te zijn: hij bemint het niet hem te bestraffen, zo lezen het sommigen. Hij kan het niet dragen om tot zijn eigen hart in te keren en ernstig daarmee te spreken, hij wil van geen vrije gedachte of openhartig spreken met zichzelf weten, niet toelaten dat zijn hart hem slaat, zo hij het kan verhinderen. Treurig is de toestand van die mens, die er bevreesd voor is om met zichzelf bekend te worden, of met zichzelf te redeneren.

2. De raad en de vermaningen van zijn vrienden niet kan dulden. Hij zal niet gaan tot de wijzen, uit vrees, dat zij hem wijze raad zullen geven. Wij moeten niet alleen de wijzen welkom heten, als zij tot ons komen, wij moeten tot hen gaan, als bedelaars naar de deur van een rijke om een aalmoes, maar dat wil de spotter niet, uit vrees dat hij op zijn fouten en gebreken gewezen zal worden, en dat men bij hem zal overmogen om zijn leven te beteren.

Vers 12

Spreuken 15:12

Een spotter is iemand, die niet slechts spot met God en Godsdienst, maar ook alle middelen tot zijn overtuiging en bekering trotseert, als bewijs hiervan kan dienen, dat hij

1. De bestraffing van zijn eigen geweten niet kan verdragen, het niet wil toelaten getrouw met hem te zijn: hij bemint het niet hem te bestraffen, zo lezen het sommigen. Hij kan het niet dragen om tot zijn eigen hart in te keren en ernstig daarmee te spreken, hij wil van geen vrije gedachte of openhartig spreken met zichzelf weten, niet toelaten dat zijn hart hem slaat, zo hij het kan verhinderen. Treurig is de toestand van die mens, die er bevreesd voor is om met zichzelf bekend te worden, of met zichzelf te redeneren.

2. De raad en de vermaningen van zijn vrienden niet kan dulden. Hij zal niet gaan tot de wijzen, uit vrees, dat zij hem wijze raad zullen geven. Wij moeten niet alleen de wijzen welkom heten, als zij tot ons komen, wij moeten tot hen gaan, als bedelaars naar de deur van een rijke om een aalmoes, maar dat wil de spotter niet, uit vrees dat hij op zijn fouten en gebreken gewezen zal worden, en dat men bij hem zal overmogen om zijn leven te beteren.

Vers 13

Spreuken 15:13

Hier wordt:

1. Onschuldige vrolijkheid ons aanbevolen als hetgeen de gezondheid van het lichaam bevordert, zij maakt dat de mensen opgewekt zijn, geschikt voor zaken en voor een aangename omgang, zij doet het aangezicht stralen, en maakt ons aangenaam voor elkaar. Een blijmoedige geest onder het bestuur van wijsheid en genade is een groot sieraad voor de Godsdienst, brengt nog hogere glans op de schoonheid van de heiligheid en maakt de mens nog meer bekwaam om goed te doen.

2. Worden wij gewaarschuwd tegen schadelijke neerslachtigheid als tegen een grote vijand, beide in onze Godsdienstige verrichtingen en in onze wandel. Door de smart des harten, als zij heerschappij over ons verkregen heeft en de tiran speelt, waartoe zij zeer geneigd is als men er voor een wijle aan toegeeft, wordt de geest verslagen en neergedrukt, en dan wordt hij onbekwaam voor de dienst van God. De droefheid van de wereld werkt de dood. Laat ons dus wenen als niet wenende, in gerechtigheid jegens onszelf, zowel als in onderworpenheid aan God en Zijn voorzienigheid.

Vers 13

Spreuken 15:13

Hier wordt:

1. Onschuldige vrolijkheid ons aanbevolen als hetgeen de gezondheid van het lichaam bevordert, zij maakt dat de mensen opgewekt zijn, geschikt voor zaken en voor een aangename omgang, zij doet het aangezicht stralen, en maakt ons aangenaam voor elkaar. Een blijmoedige geest onder het bestuur van wijsheid en genade is een groot sieraad voor de Godsdienst, brengt nog hogere glans op de schoonheid van de heiligheid en maakt de mens nog meer bekwaam om goed te doen.

2. Worden wij gewaarschuwd tegen schadelijke neerslachtigheid als tegen een grote vijand, beide in onze Godsdienstige verrichtingen en in onze wandel. Door de smart des harten, als zij heerschappij over ons verkregen heeft en de tiran speelt, waartoe zij zeer geneigd is als men er voor een wijle aan toegeeft, wordt de geest verslagen en neergedrukt, en dan wordt hij onbekwaam voor de dienst van God. De droefheid van de wereld werkt de dood. Laat ons dus wenen als niet wenende, in gerechtigheid jegens onszelf, zowel als in onderworpenheid aan God en Zijn voorzienigheid.

Vers 14

Spreuken 15:14

Hier zijn twee dingen om zich over te verwonderen.

1. Een wijs man, die nog niet voldaan is over zijn wijsheid, maar haar nog zoekt te vermeerderen, hoe meer hij heeft des te meer hij zou willen hebben. Een verstandig hart verblijdt zich in de kennis, die het verkregen heeft, maar begeert nog meer, en door het gebruik van de middelen om kennis te verkrijgen, streeft het naar meer, toenemende in genade en in de kennis van Christus. "Si dixisti, sufficit, periisti, indien gij zegt: ik heb genoeg, dan is het met u gedaan."

2. Een dwaas, die voldaan is over zijn dwaasheid, en niet zoekt om er van genezen te worden. Terwijl een Godvruchtige hongert naar de wezenlijke voldoening van de genade, onthaalt een vleselijk-gezinde zich op de bevrediging van zijn lusten en grillen. IJdele vrolijkheid en zinnelijke genietingen zijn zijn verlustiging, en daarmee stelt hij zich tevreden, zich bekorende in deze dwaze wegen.

Vers 14

Spreuken 15:14

Hier zijn twee dingen om zich over te verwonderen.

1. Een wijs man, die nog niet voldaan is over zijn wijsheid, maar haar nog zoekt te vermeerderen, hoe meer hij heeft des te meer hij zou willen hebben. Een verstandig hart verblijdt zich in de kennis, die het verkregen heeft, maar begeert nog meer, en door het gebruik van de middelen om kennis te verkrijgen, streeft het naar meer, toenemende in genade en in de kennis van Christus. "Si dixisti, sufficit, periisti, indien gij zegt: ik heb genoeg, dan is het met u gedaan."

2. Een dwaas, die voldaan is over zijn dwaasheid, en niet zoekt om er van genezen te worden. Terwijl een Godvruchtige hongert naar de wezenlijke voldoening van de genade, onthaalt een vleselijk-gezinde zich op de bevrediging van zijn lusten en grillen. IJdele vrolijkheid en zinnelijke genietingen zijn zijn verlustiging, en daarmee stelt hij zich tevreden, zich bekorende in deze dwaze wegen.

Vers 15

Spreuken 15:15

Zie hier welk een groot verschil er is tussen de toestand en de gemoedsgesteldheid van deze en genen van de kinderen van de mensen.

1. Sommigen zijn zeer bedrukt, zijn bezwaard van geest, en al hun dagen zijn kwaad, zoals die van de ouderdom, dagen, waarvan zij zeggen: ik heb geen lust aan dezelfve. Zij eten in duisternis, Ecclesiastes 5:16, en eten nooit van het goede, Job 21:25. Hoe vele zijn de beproevingen van de beproefden in deze wereld! Dezulken moeten niet veracht worden, niet onder ons afkeurend oordeel liggen, wij moeten medelijden met hen hebben en voor hen bidden, hen steunen en vertroosten. Het zou ons eigen lot hebben kunnen zijn, en het kan ons eigen lot nog worden, hoe vrolijk wij thans ook wezen mogen.

2. Anderen genieten grote voorspoed en zijn van een blijmoedige geest, zij hebben niet slechts goede dagen, maar een gedurige maaltijd, en indien zij in de overvloed van alles God dienen met blijdschap des harten, en het olie is voor de raderen hunner gehoorzaamheid, dit alles, en ook nog de hemel, dan dienen zij een goede Meester. Maar laat dezulken toch niet eten en feestvieren zonder vrees, er kan plotseling een verandering komen, en daarom: verheug u met beving.

Vers 15

Spreuken 15:15

Zie hier welk een groot verschil er is tussen de toestand en de gemoedsgesteldheid van deze en genen van de kinderen van de mensen.

1. Sommigen zijn zeer bedrukt, zijn bezwaard van geest, en al hun dagen zijn kwaad, zoals die van de ouderdom, dagen, waarvan zij zeggen: ik heb geen lust aan dezelfve. Zij eten in duisternis, Ecclesiastes 5:16, en eten nooit van het goede, Job 21:25. Hoe vele zijn de beproevingen van de beproefden in deze wereld! Dezulken moeten niet veracht worden, niet onder ons afkeurend oordeel liggen, wij moeten medelijden met hen hebben en voor hen bidden, hen steunen en vertroosten. Het zou ons eigen lot hebben kunnen zijn, en het kan ons eigen lot nog worden, hoe vrolijk wij thans ook wezen mogen.

2. Anderen genieten grote voorspoed en zijn van een blijmoedige geest, zij hebben niet slechts goede dagen, maar een gedurige maaltijd, en indien zij in de overvloed van alles God dienen met blijdschap des harten, en het olie is voor de raderen hunner gehoorzaamheid, dit alles, en ook nog de hemel, dan dienen zij een goede Meester. Maar laat dezulken toch niet eten en feestvieren zonder vrees, er kan plotseling een verandering komen, en daarom: verheug u met beving.

Verzen 16-17

Spreuken 15:16-17

In het vorige vers had Salomo gezegd dat hij, die geen grote bezitting of een ruim inkomen, maar een blijmoedige geest heeft, een gedurige maaltijd heeft. Christelijke vergenoegdheid en blijdschap in God maken het leven gemakkelijk en aangenaam. Nu zegt hij ons hier wat er nodig is om zo'n blijmoedige geest te hebben, wat het is, hetwelk aan de mens die voortdurende maaltijd kan bezorgen, al heeft hij ook weinig in de wereld. Het is heiligheid en liefde.

1. Heiligheid. Weinig, dat wij goed besturen en genieten in de vreze des Heeren, als wij een goede consciëntie bewaren, volharden in de weg des plichts, en met het weinige dat wij hebben God getrouwelijk dienen, zal aangenamer zijn en meer voordeel opleveren, dan een grote schat en onrust daarbij. Merk hier Op:

a. Het is dikwijls het lot van hen, die God vrezen, om slechts weinig van deze wereld te hebben, de armen nemen het Evangelie aan en nog zijn zij arm, James 2:5.

b. Zij, die een grote schat hebben, hebben dikwijls onrust daarbij, hij draagt er zo weinig toe bij om hen gerust en rustig te doen zijn, dat hij integendeel hun zorg en onrust baart. De zatheid van de rijken laat hen niet slapen.

c. Als een grote schat onrust teweegbrengt, dan is dit uit gebrek aan de vreze des Heeren. Indien zij, die grote bezittingen hebben, er hun plicht mee wilden doen, en ze dan aan God wilden toevertrouwen, dan zou er bij hun schat niet zoveel onrust zijn.

d. Daarom is het veel beter en meer begerenswaardig om slechts weinig van de wereld te hebben, en daarbij een goede consciëntie, gemeenschap met God te onderhouden, er Hem in te genieten en te leven door het geloof, dan de grootste overvloed te hebben en zonder God in de wereld te leven.

2. Liefde. Na de vreze Gods, is vrede met alle mensen nodig voor behaaglijkheid in dit leven.

a. Indien broeders eendrachtig samenwonen, indien zij vriendelijk en hartelijk en aangenaam zijn beide bij hun dagelijkse maaltijden en in hun meer plechtige bijeenkomsten ter maaltijd, dan zal dit een gerecht van groen moes tot een feestmaal maken, al zijn de spijzen ook grof, en al is het vermogen zo klein, dat zij geen betere kunnen verschaffen, zal de liefde toch alles verzoeten, en zij kunnen er even vrolijk bij zijn alsof zij lekkernijen hadden.

b. Als er onderlinge vijandschap en twist is, kan er geen genot of genoegen zijn, al zou men ook een gehele os, een gemeste os, voor zijn middagmaal hebben, de zuurdesem van boosaardigheid, van haten en gehaat te worden, is genoeg om alles te verzuren. Sommigen passen het toe op hem, die de maaltijd geeft, beter is een schraal maal maar er hartelijk welkom aan te wezen, dan een rijk voorziene dis, waaraan men met een onvriendelijk oog ontvangen wordt.

Verzen 16-17

Spreuken 15:16-17

In het vorige vers had Salomo gezegd dat hij, die geen grote bezitting of een ruim inkomen, maar een blijmoedige geest heeft, een gedurige maaltijd heeft. Christelijke vergenoegdheid en blijdschap in God maken het leven gemakkelijk en aangenaam. Nu zegt hij ons hier wat er nodig is om zo'n blijmoedige geest te hebben, wat het is, hetwelk aan de mens die voortdurende maaltijd kan bezorgen, al heeft hij ook weinig in de wereld. Het is heiligheid en liefde.

1. Heiligheid. Weinig, dat wij goed besturen en genieten in de vreze des Heeren, als wij een goede consciëntie bewaren, volharden in de weg des plichts, en met het weinige dat wij hebben God getrouwelijk dienen, zal aangenamer zijn en meer voordeel opleveren, dan een grote schat en onrust daarbij. Merk hier Op:

a. Het is dikwijls het lot van hen, die God vrezen, om slechts weinig van deze wereld te hebben, de armen nemen het Evangelie aan en nog zijn zij arm, James 2:5.

b. Zij, die een grote schat hebben, hebben dikwijls onrust daarbij, hij draagt er zo weinig toe bij om hen gerust en rustig te doen zijn, dat hij integendeel hun zorg en onrust baart. De zatheid van de rijken laat hen niet slapen.

c. Als een grote schat onrust teweegbrengt, dan is dit uit gebrek aan de vreze des Heeren. Indien zij, die grote bezittingen hebben, er hun plicht mee wilden doen, en ze dan aan God wilden toevertrouwen, dan zou er bij hun schat niet zoveel onrust zijn.

d. Daarom is het veel beter en meer begerenswaardig om slechts weinig van de wereld te hebben, en daarbij een goede consciëntie, gemeenschap met God te onderhouden, er Hem in te genieten en te leven door het geloof, dan de grootste overvloed te hebben en zonder God in de wereld te leven.

2. Liefde. Na de vreze Gods, is vrede met alle mensen nodig voor behaaglijkheid in dit leven.

a. Indien broeders eendrachtig samenwonen, indien zij vriendelijk en hartelijk en aangenaam zijn beide bij hun dagelijkse maaltijden en in hun meer plechtige bijeenkomsten ter maaltijd, dan zal dit een gerecht van groen moes tot een feestmaal maken, al zijn de spijzen ook grof, en al is het vermogen zo klein, dat zij geen betere kunnen verschaffen, zal de liefde toch alles verzoeten, en zij kunnen er even vrolijk bij zijn alsof zij lekkernijen hadden.

b. Als er onderlinge vijandschap en twist is, kan er geen genot of genoegen zijn, al zou men ook een gehele os, een gemeste os, voor zijn middagmaal hebben, de zuurdesem van boosaardigheid, van haten en gehaat te worden, is genoeg om alles te verzuren. Sommigen passen het toe op hem, die de maaltijd geeft, beter is een schraal maal maar er hartelijk welkom aan te wezen, dan een rijk voorziene dis, waaraan men met een onvriendelijk oog ontvangen wordt.

Vers 18

Spreuken 15:18

Hier is:

1. Hartstocht, de grote twiststoker, vandaar komen krijgen en vechterijen, toorn steekt het vuur aan, dat steden en kerken in vlam zet, een grimmig man zal met zijn gemelijke, hartstochtelijke op- en aanmerkingen gekijf verwekken, de lieden tegen elkaar opzetten, hij geeft aan anderen de gelegenheid om te twisten, en neemt de gelegenheid er toe waar, die anderen hem geven, al is die ook nog zo onbeduidend. Als de mensen hun gevoeligheden te ver drijven zal uit de ene twist een andere twist voortkomen.

2. Zachtmoedigheid, de grote vredestichtster. De lankmoedige zal niet slechts twist voorkomen, zodat hij in het geheel niet ontstaat, maar hem stillen als hij reeds ontstaan is, hij stort water op de vlammen uit, herenigt hen, tussen wie onenigheid ontstaan was, en brengt hen door zachte middelen tot wederzijds toegeven om des vredes wil.

Vers 18

Spreuken 15:18

Hier is:

1. Hartstocht, de grote twiststoker, vandaar komen krijgen en vechterijen, toorn steekt het vuur aan, dat steden en kerken in vlam zet, een grimmig man zal met zijn gemelijke, hartstochtelijke op- en aanmerkingen gekijf verwekken, de lieden tegen elkaar opzetten, hij geeft aan anderen de gelegenheid om te twisten, en neemt de gelegenheid er toe waar, die anderen hem geven, al is die ook nog zo onbeduidend. Als de mensen hun gevoeligheden te ver drijven zal uit de ene twist een andere twist voortkomen.

2. Zachtmoedigheid, de grote vredestichtster. De lankmoedige zal niet slechts twist voorkomen, zodat hij in het geheel niet ontstaat, maar hem stillen als hij reeds ontstaan is, hij stort water op de vlammen uit, herenigt hen, tussen wie onenigheid ontstaan was, en brengt hen door zachte middelen tot wederzijds toegeven om des vredes wil.

Vers 19

Spreuken 15:19

Zie hier:

1. Waaruit de moeilijkheden voortkomen, die de mensen voorgeven op de weg huns plichts te ontmoeten, en die, naar hun zeggen, onoverkomelijk zijn, zij ontstaan niet uit iets, dat in de aard van hun plicht ligt, maar uit de traagheid van hen, die in werkelijkheid er geen zin in hebben om hem te volbrengen. Zij, die geen hart hebben voor hun werk, geven voor dat hun weg met doornen omtuind is, en dat zij hun werk volstrekt niet kunnen doen, alsof God een harde meester was, maaiende waar Hij niet gezaaid heeft, tenminste, dat hun weg met doornen bezaaid is, dat zij hun werk niet kunnen doen zonder grote moeite en gevaar, en dat zij het dus met evenveel weerzin en aarzeling doen, als wanneer zij barrevoets door een doornheg moesten gaan.

2. Hoe deze denkbeeldige moeilijkheden overwonnen kunnen worden, een eerlijk verlangen en streven om onze plicht te doen, zullen hem door Gods genade gemakkelijk maken, en dan zullen wij bevinden dat onze weg met rozen bestrooid is, het pad van de oprechten is welgebaand, het kan gemakkelijk betreden worden, is niet ruw, gemakkelijk te vinden, en niet ingewikkeld.

Vers 19

Spreuken 15:19

Zie hier:

1. Waaruit de moeilijkheden voortkomen, die de mensen voorgeven op de weg huns plichts te ontmoeten, en die, naar hun zeggen, onoverkomelijk zijn, zij ontstaan niet uit iets, dat in de aard van hun plicht ligt, maar uit de traagheid van hen, die in werkelijkheid er geen zin in hebben om hem te volbrengen. Zij, die geen hart hebben voor hun werk, geven voor dat hun weg met doornen omtuind is, en dat zij hun werk volstrekt niet kunnen doen, alsof God een harde meester was, maaiende waar Hij niet gezaaid heeft, tenminste, dat hun weg met doornen bezaaid is, dat zij hun werk niet kunnen doen zonder grote moeite en gevaar, en dat zij het dus met evenveel weerzin en aarzeling doen, als wanneer zij barrevoets door een doornheg moesten gaan.

2. Hoe deze denkbeeldige moeilijkheden overwonnen kunnen worden, een eerlijk verlangen en streven om onze plicht te doen, zullen hem door Gods genade gemakkelijk maken, en dan zullen wij bevinden dat onze weg met rozen bestrooid is, het pad van de oprechten is welgebaand, het kan gemakkelijk betreden worden, is niet ruw, gemakkelijk te vinden, en niet ingewikkeld.

Vers 20

Spreuken 15:20

Merk hier op:

1. Tot lof van goede kinderen, dat zij de blijdschap hunner ouders zijn, die ook blijdschap in hen behoren te hebben, daar zij zoveel zorg en moeite aan hen besteed hebben. En het verhoogt de voldoening van hen, die goed zijn, als zij reden hebben te denken dat zij een troost zijn geweest voor hun ouders in hun afnemende jaren, toen de kwade dagen kwamen.

2. Tot schande van slechte kinderen, dat zij door hun goddeloosheid minachting brengen over hun ouders, hun gezag gering achten, en hun hun zorg en liefde zeer slecht vergalden. Een zot mens veracht zijn moeder, die de meeste smart van hem heeft, en misschien veel te toegevend voor hem geweest is, hetgeen zijn zonde om haar te verachten nog zoveel te zondiger maakt, en haar smart nog zoveel dieper.

Vers 20

Spreuken 15:20

Merk hier op:

1. Tot lof van goede kinderen, dat zij de blijdschap hunner ouders zijn, die ook blijdschap in hen behoren te hebben, daar zij zoveel zorg en moeite aan hen besteed hebben. En het verhoogt de voldoening van hen, die goed zijn, als zij reden hebben te denken dat zij een troost zijn geweest voor hun ouders in hun afnemende jaren, toen de kwade dagen kwamen.

2. Tot schande van slechte kinderen, dat zij door hun goddeloosheid minachting brengen over hun ouders, hun gezag gering achten, en hun hun zorg en liefde zeer slecht vergalden. Een zot mens veracht zijn moeder, die de meeste smart van hem heeft, en misschien veel te toegevend voor hem geweest is, hetgeen zijn zonde om haar te verachten nog zoveel te zondiger maakt, en haar smart nog zoveel dieper.

Vers 21

Spreuken 15:21

Het is de aard van een goddeloos man, dat hij behagen schept in zonde, hij heeft lust in het lokaas en slikt het gretig in, hij vreest de haak niet, en als hij hem ingeslikt heeft, gevoelt hij hem niet, dwaasheid is blijdschap voor hem, de dwaasheid van anderen, en nog veel meer zijn eigene, hij zondigt, niet alleen zonder leedwezen, maar met vermaak, hij heeft er niet alleen geen berouw van, maar beroemt er zich op, dat is een stellig kenmerk van iemand, die geen genade heeft.

Het is de aard van een wijs en Godvruchtig man, dat hij nauwgezet zijn plicht betracht. Een dwaas leeft naar het goeddunken zijns harten, wandelt in de blinde voort, stoort zich aan geen regel, handelt zonder oprechtheid of standvastigheid, maar een man van verstand, de ogen van wiens verstand verlicht zijn door de Geest (en zij, die geen goed verstand hebben hebben geen verstand), zal recht wandelen, hij leeft een sober, ordelijk, geregeld leven, legt er zich op toe om zich in alles te gedragen naar Gods wil en dit is hem een voortdurende blijdschap. Als er nog dwaasheid in hem is overgebleven, of te eniger tijd uit hem voortkomt, dan is hem dit een smart, en hij schaamt er zich over. Aan deze karaktertrekken kunnen wij onszelf toetsen.

Vers 21

Spreuken 15:21

Het is de aard van een goddeloos man, dat hij behagen schept in zonde, hij heeft lust in het lokaas en slikt het gretig in, hij vreest de haak niet, en als hij hem ingeslikt heeft, gevoelt hij hem niet, dwaasheid is blijdschap voor hem, de dwaasheid van anderen, en nog veel meer zijn eigene, hij zondigt, niet alleen zonder leedwezen, maar met vermaak, hij heeft er niet alleen geen berouw van, maar beroemt er zich op, dat is een stellig kenmerk van iemand, die geen genade heeft.

Het is de aard van een wijs en Godvruchtig man, dat hij nauwgezet zijn plicht betracht. Een dwaas leeft naar het goeddunken zijns harten, wandelt in de blinde voort, stoort zich aan geen regel, handelt zonder oprechtheid of standvastigheid, maar een man van verstand, de ogen van wiens verstand verlicht zijn door de Geest (en zij, die geen goed verstand hebben hebben geen verstand), zal recht wandelen, hij leeft een sober, ordelijk, geregeld leven, legt er zich op toe om zich in alles te gedragen naar Gods wil en dit is hem een voortdurende blijdschap. Als er nog dwaasheid in hem is overgebleven, of te eniger tijd uit hem voortkomt, dan is hem dit een smart, en hij schaamt er zich over. Aan deze karaktertrekken kunnen wij onszelf toetsen.

Vers 22

Spreuken 15:22

1. Zie hier welke slechte gevolgen het heeft om haastig en roekeloos te zijn en met onberadenheid te handelen. Der mensen voornemens worden vernietigd, hun maatregelen worden verbroken, zij bereiken hun doel niet, omdat zij geen raad wilden inwinnen omtrent de weg. Als de mensen geen tijd willen nemen om bij zichzelf te overleggen, of zulk een vertrouwen hebben in hun eigen oordeel dat zij het beneden zich achten om met anderen te rade te gaan, dan zullen zij waarschijnlijk niets van belang tot stand brengen. Omstandigheden werken hen tegen, richten hen te gronde, die zij, door raad in te winnen en op te volgen, hadden kunnen voorzien en vermijden. Het is een goede regel, om zowel in openbare zaken als in huiselijke aangelegenheden niets met roekeloosheid, of alleen uit zichzelf te doen. "Plus vident oculi quam oculus, Vele ogen zien meer dan n oog ziet." Datgene blijkt dikwijls het beste te zijn, wat het minst ons eigen doen is geweest.

2 Hoe voordelig het voor ons zijn zal de raad van onze vrienden te vragen. Door de veelheid van de raadslieden (mits zij wijs en eerlijk zijn, en geen raad geven uit een geest van tegenspraak) zal elkeen bestaan. Salomo's zoon maakte geen goed gebruik van deze spreuk, toen hij niet berustte in de raad van de oudsten, maar, omdat hij veelheid van raadslieden wilde hebben, meer acht slaande op het getal dan op de hoedanigheid, met de jongeren te rade ging.

Vers 22

Spreuken 15:22

1. Zie hier welke slechte gevolgen het heeft om haastig en roekeloos te zijn en met onberadenheid te handelen. Der mensen voornemens worden vernietigd, hun maatregelen worden verbroken, zij bereiken hun doel niet, omdat zij geen raad wilden inwinnen omtrent de weg. Als de mensen geen tijd willen nemen om bij zichzelf te overleggen, of zulk een vertrouwen hebben in hun eigen oordeel dat zij het beneden zich achten om met anderen te rade te gaan, dan zullen zij waarschijnlijk niets van belang tot stand brengen. Omstandigheden werken hen tegen, richten hen te gronde, die zij, door raad in te winnen en op te volgen, hadden kunnen voorzien en vermijden. Het is een goede regel, om zowel in openbare zaken als in huiselijke aangelegenheden niets met roekeloosheid, of alleen uit zichzelf te doen. "Plus vident oculi quam oculus, Vele ogen zien meer dan n oog ziet." Datgene blijkt dikwijls het beste te zijn, wat het minst ons eigen doen is geweest.

2 Hoe voordelig het voor ons zijn zal de raad van onze vrienden te vragen. Door de veelheid van de raadslieden (mits zij wijs en eerlijk zijn, en geen raad geven uit een geest van tegenspraak) zal elkeen bestaan. Salomo's zoon maakte geen goed gebruik van deze spreuk, toen hij niet berustte in de raad van de oudsten, maar, omdat hij veelheid van raadslieden wilde hebben, meer acht slaande op het getal dan op de hoedanigheid, met de jongeren te rade ging.

Vers 23

Spreuken 15:23

Wij spreken dan wijselijk, als wij een woord op zijn tijd spreken. Het antwoord des monds zal ons dan tot eer en blijdschap wezen, als het gepast en ter zake is, en op zijn tijd wordt gesproken, als het nodig is en ter harte zal worden genomen, en, zoals wij zeggen, de spijker op de kop slaat. Menig goed woord doet het goed niet, dat het had kunnen doen omdat het niet op de rechte tijd werd gesproken. Ook is er niets sierlijker in een gesprek, dan om een juist antwoord bij de hand te hebben als het nodig is en goed te pas komt.

Als wij goed en verstandig spreken, dan strekt dit onszelf tot genoegen en aan anderen tot voordeel. Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds, hij mag er genoegen in smaken, maar er niet trots op zijn, dat hij zo goed en aangenaam gesproken heeft, dat de hoorders hem bewonderen en zeggen: "Hoe goed is het, en welk een goed doet het!"

Vers 23

Spreuken 15:23

Wij spreken dan wijselijk, als wij een woord op zijn tijd spreken. Het antwoord des monds zal ons dan tot eer en blijdschap wezen, als het gepast en ter zake is, en op zijn tijd wordt gesproken, als het nodig is en ter harte zal worden genomen, en, zoals wij zeggen, de spijker op de kop slaat. Menig goed woord doet het goed niet, dat het had kunnen doen omdat het niet op de rechte tijd werd gesproken. Ook is er niets sierlijker in een gesprek, dan om een juist antwoord bij de hand te hebben als het nodig is en goed te pas komt.

Als wij goed en verstandig spreken, dan strekt dit onszelf tot genoegen en aan anderen tot voordeel. Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds, hij mag er genoegen in smaken, maar er niet trots op zijn, dat hij zo goed en aangenaam gesproken heeft, dat de hoorders hem bewonderen en zeggen: "Hoe goed is het, en welk een goed doet het!"

Vers 24

Spreuken 15:24

De weg van de wijsheid en van de heiligheid wordt ons hier aanbevolen:

1. Als zeer veilig en aangenaam. Het is de weg des levens, de weg, die heenvoert naar het eeuwige leven waarop wij de blijdschap en voldoening zullen vinden, die het leven zullen zijn van de ziel, en aan het einde waarvan wij de volkomenheid van de gelukzaligheid zullen vinden. Wees wijs en leef. Het is de weg om te ontkomen aan de rampzaligheid, waaraan wij ons wel blootgesteld hebben. Het is af te wijken van de hel beneden, van de strikken van de hel, de verzoekingen van Satan en al zijn listen, van de smarten van de hel, de eeuwige verwoesting, die onze zonden verdiend hebben.

2. Als zeer verheven en eervol, hij is boven. Een Godvruchtige zoekt de dingen, die boven zijn, zijn wandel is in de hemel, zijn weg leidt daar onmiddellijk heen, daar is zijn schat, boven, buiten het bereik van de vijanden, boven de veranderingen van deze lagere wereld. Een Godvruchtig man is in waarheid edel en groot, zijn begeerten en bedoelingen zijn hoog, hij leeft boven het gewone peil van andere mensen. Hij is boven de bevatting en buiten het gezicht van dwaze mensen.

Vers 24

Spreuken 15:24

De weg van de wijsheid en van de heiligheid wordt ons hier aanbevolen:

1. Als zeer veilig en aangenaam. Het is de weg des levens, de weg, die heenvoert naar het eeuwige leven waarop wij de blijdschap en voldoening zullen vinden, die het leven zullen zijn van de ziel, en aan het einde waarvan wij de volkomenheid van de gelukzaligheid zullen vinden. Wees wijs en leef. Het is de weg om te ontkomen aan de rampzaligheid, waaraan wij ons wel blootgesteld hebben. Het is af te wijken van de hel beneden, van de strikken van de hel, de verzoekingen van Satan en al zijn listen, van de smarten van de hel, de eeuwige verwoesting, die onze zonden verdiend hebben.

2. Als zeer verheven en eervol, hij is boven. Een Godvruchtige zoekt de dingen, die boven zijn, zijn wandel is in de hemel, zijn weg leidt daar onmiddellijk heen, daar is zijn schat, boven, buiten het bereik van de vijanden, boven de veranderingen van deze lagere wereld. Een Godvruchtig man is in waarheid edel en groot, zijn begeerten en bedoelingen zijn hoog, hij leeft boven het gewone peil van andere mensen. Hij is boven de bevatting en buiten het gezicht van dwaze mensen.

Vers 25

Spreuken 15:25

God heeft er een welbehagen in om hen, die hoog zijn, te vernederen, en gewoonlijk doet Hij het door de loop van Zijn voorzienigheid. De hovaardigen, die zichzelf grootmaken, trotseren God, die boven hen is, en vertreden allen, die om hen heen zijn, zij zijn de zodanigen, die God wederstaat en zal verderven, zal afrukken, hen niet alleen, maar ook hun huizen, waar zij zo trots op zijn, en waarvan zij vertrouwen een eeuwigdurend bezit te zullen hebben. Hoogmoed is het verderf van zeer velen.

God verlustigt zich er in om hen, die neergebogen zijn, op te heffen, te ondersteunen, en dikwijls doet Hij dit op merkwaardige wijze, de landpale van de arme weduwe zal Hij vast zetten, waar trotse beledigende mensen inbreuk op maken, en die de arme weduwe zelf niet bij machte is te verdedigen. Het is Gods eer de zwakken te beschermen en voor de verdrukten op te komen.

Vers 25

Spreuken 15:25

God heeft er een welbehagen in om hen, die hoog zijn, te vernederen, en gewoonlijk doet Hij het door de loop van Zijn voorzienigheid. De hovaardigen, die zichzelf grootmaken, trotseren God, die boven hen is, en vertreden allen, die om hen heen zijn, zij zijn de zodanigen, die God wederstaat en zal verderven, zal afrukken, hen niet alleen, maar ook hun huizen, waar zij zo trots op zijn, en waarvan zij vertrouwen een eeuwigdurend bezit te zullen hebben. Hoogmoed is het verderf van zeer velen.

God verlustigt zich er in om hen, die neergebogen zijn, op te heffen, te ondersteunen, en dikwijls doet Hij dit op merkwaardige wijze, de landpale van de arme weduwe zal Hij vast zetten, waar trotse beledigende mensen inbreuk op maken, en die de arme weduwe zelf niet bij machte is te verdedigen. Het is Gods eer de zwakken te beschermen en voor de verdrukten op te komen.

Vers 26

Spreuken 15:26

Het eerste gedeelte van dit vers spreekt van gedachten, het laatste van woorden, maar het komt op hetzelfde neer, want gedachten zijn voor God woorden, en woorden worden beoordeeld naar de gedachten, waaruit zij voortkomen, zodat:

1. De gedachten en de woorden van de bozen, die, evenals zijzelf, boos zijn, kwaad bedoelen, en de een of andere boze strekking hebben, de Heere een gruwel zijn, zij mishagen Hem, en Hij zal er rekenschap voor eisen. De gedachten van boze mensen zijn meestal van zodanige aard, dat God ze haat, zij zijn Hem aanstotelijk, die niet alleen het hart kent en alles wat er in omgaat, maar er de innerlijkste en hoogste plaats in wil hebben.

2. De gedachten en woorden van de reinen, gelijk zijzelf rein zijnde, zuiver, eerlijk en oprecht, lieflijke redenen zijn, en lieflijke gedachten, welbehaaglijk aan een heilig God, die zich verlustigt in reinheid. Het kan verstaan worden beide van hun gebeden tot God. De woorden huns monds en de overdenkingen huns harten in gebed en lofzegging zijn Gode welbehaaglijk, Psalms 19:15, Psalms 69:14), en van hun gesprekken met mensen strekkende tot stichting. Beiden zijn dan lieflijk, als zij uit een rein, een gereinigd, hart voortkomen.

Vers 26

Spreuken 15:26

Het eerste gedeelte van dit vers spreekt van gedachten, het laatste van woorden, maar het komt op hetzelfde neer, want gedachten zijn voor God woorden, en woorden worden beoordeeld naar de gedachten, waaruit zij voortkomen, zodat:

1. De gedachten en de woorden van de bozen, die, evenals zijzelf, boos zijn, kwaad bedoelen, en de een of andere boze strekking hebben, de Heere een gruwel zijn, zij mishagen Hem, en Hij zal er rekenschap voor eisen. De gedachten van boze mensen zijn meestal van zodanige aard, dat God ze haat, zij zijn Hem aanstotelijk, die niet alleen het hart kent en alles wat er in omgaat, maar er de innerlijkste en hoogste plaats in wil hebben.

2. De gedachten en woorden van de reinen, gelijk zijzelf rein zijnde, zuiver, eerlijk en oprecht, lieflijke redenen zijn, en lieflijke gedachten, welbehaaglijk aan een heilig God, die zich verlustigt in reinheid. Het kan verstaan worden beide van hun gebeden tot God. De woorden huns monds en de overdenkingen huns harten in gebed en lofzegging zijn Gode welbehaaglijk, Psalms 19:15, Psalms 69:14), en van hun gesprekken met mensen strekkende tot stichting. Beiden zijn dan lieflijk, als zij uit een rein, een gereinigd, hart voortkomen.

Vers 27

Spreuken 15:27

Zij, die gierig zijn, brengen moeite en verdriet over hun gezin. Hij, die begerig is naar gewin, en zich daarom tot een slaaf maakt van de wereld, staat vroeg op, blijft laat op en eet het brood van de zorgvuldigheid, in het najagen ervan, zich haast, zichzelf en allen om hen heen in spanning houdt, kniest en zich kwelt bij ieder verlies en elke teleurstelling, twist met iedereen, die in de weg staat van zijn gewin, beroert zijn huis, is een last en een kwelling voor zijn kinderen en zijn dienstboden. Hij die in zijn gretigheid naar gewin, steekpenningen aanneemt, ongeoorloofde middelen gebruikt om geld te verkrijgen, laat met wat hij verkrijgt een vloek na aan hen, die na hem komen, die vroeg of laat beroering in zijn huis zal brengen, Habakkuk 2:9, Habakkuk 2:10.

Zij, die edelmoedig zijn zowel als rechtvaardig, brengen een zegen over hun gezin. Hij die geschenken haat, die zijn handen uitschudt dat zij geen geschenken behouden, die men er in geworpen had om het recht te verkeren, en alle zondige middelen verafschuwt om geld te verkrijgen, die het haat om armzalig en inhalig te zijn, en bereid is om zo nodig om niet goed te doen, zal leven, zal er het genot van hebben, zal leven in voorspoed en eer, zijn naam en geslacht zullen leven en duurzaam zijn.

Vers 27

Spreuken 15:27

Zij, die gierig zijn, brengen moeite en verdriet over hun gezin. Hij, die begerig is naar gewin, en zich daarom tot een slaaf maakt van de wereld, staat vroeg op, blijft laat op en eet het brood van de zorgvuldigheid, in het najagen ervan, zich haast, zichzelf en allen om hen heen in spanning houdt, kniest en zich kwelt bij ieder verlies en elke teleurstelling, twist met iedereen, die in de weg staat van zijn gewin, beroert zijn huis, is een last en een kwelling voor zijn kinderen en zijn dienstboden. Hij die in zijn gretigheid naar gewin, steekpenningen aanneemt, ongeoorloofde middelen gebruikt om geld te verkrijgen, laat met wat hij verkrijgt een vloek na aan hen, die na hem komen, die vroeg of laat beroering in zijn huis zal brengen, Habakkuk 2:9, Habakkuk 2:10.

Zij, die edelmoedig zijn zowel als rechtvaardig, brengen een zegen over hun gezin. Hij die geschenken haat, die zijn handen uitschudt dat zij geen geschenken behouden, die men er in geworpen had om het recht te verkeren, en alle zondige middelen verafschuwt om geld te verkrijgen, die het haat om armzalig en inhalig te zijn, en bereid is om zo nodig om niet goed te doen, zal leven, zal er het genot van hebben, zal leven in voorspoed en eer, zijn naam en geslacht zullen leven en duurzaam zijn.

Vers 28

Spreuken 15:28

Hier is:

1. Een Godvruchtig man bewezen een wijs man te zijn, en wel hiermede, dat hij zijn tong goed bestuurt, die dit doet, is een volmaakt man, James 3:2. Het behoort tot het karakter van een rechtvaardige, dat hij, ervan overtuigd zijnde dat hij rekenschap zal hebben te geven van zijn woorden en van de goede of slechte invloed ervan op anderen, er een gewetenszaak van maakt om de waarheid te spreken, het is zijn hart dat antwoordt, hij spreekt zoals hij denkt, en durft niet anders spreken, hij spreekt de waarheid met zijn hart, Psalms 15:2 en om gepast en nuttig te spreken, en daarom bedenkt hij zich om te antwoorden, opdat er genade en Godsvrucht zij in hetgeen hij zegt, Nehemiah 2:4, Nehemiah 5:7.

2. Een goddeloos man bewezen een dwaas te zijn, en wel hiermede, dat hij nooit acht slaat op hetgeen hij zegt, zijn mond zal overvloedig kwade dingen uitstorten tot oneer van God en Godsdienst, tot zijn eigen schande en tot nadeel van anderen. Het is ongetwijfeld wel een boos hart, dat aldus overvloeit van het kwade.

Vers 28

Spreuken 15:28

Hier is:

1. Een Godvruchtig man bewezen een wijs man te zijn, en wel hiermede, dat hij zijn tong goed bestuurt, die dit doet, is een volmaakt man, James 3:2. Het behoort tot het karakter van een rechtvaardige, dat hij, ervan overtuigd zijnde dat hij rekenschap zal hebben te geven van zijn woorden en van de goede of slechte invloed ervan op anderen, er een gewetenszaak van maakt om de waarheid te spreken, het is zijn hart dat antwoordt, hij spreekt zoals hij denkt, en durft niet anders spreken, hij spreekt de waarheid met zijn hart, Psalms 15:2 en om gepast en nuttig te spreken, en daarom bedenkt hij zich om te antwoorden, opdat er genade en Godsvrucht zij in hetgeen hij zegt, Nehemiah 2:4, Nehemiah 5:7.

2. Een goddeloos man bewezen een dwaas te zijn, en wel hiermede, dat hij nooit acht slaat op hetgeen hij zegt, zijn mond zal overvloedig kwade dingen uitstorten tot oneer van God en Godsdienst, tot zijn eigen schande en tot nadeel van anderen. Het is ongetwijfeld wel een boos hart, dat aldus overvloeit van het kwade.

Vers 29

Spreuken 15:29

God stelt zich op een afstand van hen, die Hem trotseren. De goddelozen zeggen tot de Almachtige: Wijk van ons, en dienovereenkomstig is Hij verre van hen. Hij openbaart zich niet aan hen, heeft geen gemeenschap met hen, zal hen niet verhoren, zal hen niet helpen, neen, ook niet in hun tijd van nood. Zij zullen voor eeuwig uit Zijn tegenwoordigheid gebannen zijn, Hij kent hen van verre. Wijkt van Mij, gij vervloekten.

Hij zal in de weg van de genade naderen tot hen, die tot Hem naderen in de weg des plichts Het gebed van de rechtvaardigen zal Hij verhoren, Hij neemt het aan, heeft er een welbehagen in, zal er een antwoord des vredes op geven. Het is het gebed des rechtvaardigen, dat veel vermag, James 5:16. Hij is hun nabij, Hij wordt krachtelijk bevonden een hulp voor hen, die Hem aanroepen.

Vers 29

Spreuken 15:29

God stelt zich op een afstand van hen, die Hem trotseren. De goddelozen zeggen tot de Almachtige: Wijk van ons, en dienovereenkomstig is Hij verre van hen. Hij openbaart zich niet aan hen, heeft geen gemeenschap met hen, zal hen niet verhoren, zal hen niet helpen, neen, ook niet in hun tijd van nood. Zij zullen voor eeuwig uit Zijn tegenwoordigheid gebannen zijn, Hij kent hen van verre. Wijkt van Mij, gij vervloekten.

Hij zal in de weg van de genade naderen tot hen, die tot Hem naderen in de weg des plichts Het gebed van de rechtvaardigen zal Hij verhoren, Hij neemt het aan, heeft er een welbehagen in, zal er een antwoord des vredes op geven. Het is het gebed des rechtvaardigen, dat veel vermag, James 5:16. Hij is hun nabij, Hij wordt krachtelijk bevonden een hulp voor hen, die Hem aanroepen.

Vers 30

Spreuken 15:30

Twee dingen worden hier verklaard aangenaam te zijn.

1. Het is aangenaam een goed gezicht te hebben, het licht van de zon te zien, Ecclesiastes 11:7 en bij dat licht Gods wonderwerken te zien, waarmee Hij deze lagere wereld heeft versierd en verrijkt, zij, die deze zegen missen, weten hem te waarderen, hoe zou het licht van de ogen hun hart verblijden! De gedachte hieraan behoort ons dankbaar te maken voor ons gezichtsvermogen.

2. Nog aangenamer is het een goede naam te hebben, een naam voor goede dingen bij God en goede mensen, die is nog beter dan goede olie, Ecclesiastes 7:1, hij maakt het gebeente vet, hij geeft een verborgen genoegen en iets dat versterkend is. Het is ook zeer troostrijk om (zoals sommigen het verstaan) een goed gerucht te horen betreffende anderen, een goed man kent geen grotere blijdschap dan te horen dat zijn vrienden in de waarheid wandelen.

Vers 30

Spreuken 15:30

Twee dingen worden hier verklaard aangenaam te zijn.

1. Het is aangenaam een goed gezicht te hebben, het licht van de zon te zien, Ecclesiastes 11:7 en bij dat licht Gods wonderwerken te zien, waarmee Hij deze lagere wereld heeft versierd en verrijkt, zij, die deze zegen missen, weten hem te waarderen, hoe zou het licht van de ogen hun hart verblijden! De gedachte hieraan behoort ons dankbaar te maken voor ons gezichtsvermogen.

2. Nog aangenamer is het een goede naam te hebben, een naam voor goede dingen bij God en goede mensen, die is nog beter dan goede olie, Ecclesiastes 7:1, hij maakt het gebeente vet, hij geeft een verborgen genoegen en iets dat versterkend is. Het is ook zeer troostrijk om (zoals sommigen het verstaan) een goed gerucht te horen betreffende anderen, een goed man kent geen grotere blijdschap dan te horen dat zijn vrienden in de waarheid wandelen.

Vers 31

Spreuken 15:31

Het is de aard van een wijs man, dat hij zeer gewillig is om bestraft te worden, en daarom kiest hij de omgang van dezulken, die hem beide door hun woorden en door hun voorbeeld aantonen wat verkeerd bij hem is. Het oor, dat de bestraffing kan aannemen, zal de bestraffer liefhebben. Getrouwe, vriendelijke bestraffing wordt hier de bestraffing des levens genoemd, niet alleen omdat zij op een levendige wijze gegeven moeten worden, en met een verstandige ijver, (en wij moeten bestraffen door ons leven zowel als door onze leer) maar omdat zij, waar zij goed opgenomen wordt, het middel is van geestelijk leven, en leidt naar het eeuwige leven, en (naar sommigen denken) om haar te onderscheiden van de bestraffing en de smaad voor wel doen, die eerder een bestraffing des doods is, waarop wij geen acht moeten slaan, en die wij geen invloed op ons moeten laten uitoefenen.

Zij, die zo verstandig zijn, dat zij een bestraffing goed opnemen, zullen hierdoor nog wijzer worden, Hoofdst. 9:9, en ten laatste zullen zij gerekend worden te behoren tot de wijze mannen van de eeuw, en zullen beide bekwaamheid en gezag hebben om anderen te bestraffen en te onderwijzen. Zij, die goed leren en goed gehoorzamen, zullen zeer waarschijnlijk mettertijd goed onderwijzen en goed regeren.

Vers 31

Spreuken 15:31

Het is de aard van een wijs man, dat hij zeer gewillig is om bestraft te worden, en daarom kiest hij de omgang van dezulken, die hem beide door hun woorden en door hun voorbeeld aantonen wat verkeerd bij hem is. Het oor, dat de bestraffing kan aannemen, zal de bestraffer liefhebben. Getrouwe, vriendelijke bestraffing wordt hier de bestraffing des levens genoemd, niet alleen omdat zij op een levendige wijze gegeven moeten worden, en met een verstandige ijver, (en wij moeten bestraffen door ons leven zowel als door onze leer) maar omdat zij, waar zij goed opgenomen wordt, het middel is van geestelijk leven, en leidt naar het eeuwige leven, en (naar sommigen denken) om haar te onderscheiden van de bestraffing en de smaad voor wel doen, die eerder een bestraffing des doods is, waarop wij geen acht moeten slaan, en die wij geen invloed op ons moeten laten uitoefenen.

Zij, die zo verstandig zijn, dat zij een bestraffing goed opnemen, zullen hierdoor nog wijzer worden, Hoofdst. 9:9, en ten laatste zullen zij gerekend worden te behoren tot de wijze mannen van de eeuw, en zullen beide bekwaamheid en gezag hebben om anderen te bestraffen en te onderwijzen. Zij, die goed leren en goed gehoorzamen, zullen zeer waarschijnlijk mettertijd goed onderwijzen en goed regeren.

Vers 32

Spreuken 15:32

Zie hier:

1. De dwaasheid van hen, die niet onderwezen willen worden, die onderwijs weigeren, er geen acht op willen slaan, maar er de rug aan toekeren, het niet willen aanhoren, hun hart er tegen keren. Zij verwerpen de tucht, zij willen haar niet aannemen, neen, niet van God zelf, maar slaan de verzenen tegen de prikkels. Die dit doen, versmaden hun ziel, zij tonen er een geringe dunk van te hebben en in weinig zorg er over te zijn als redelijk en onsterflijk, daar onderricht bestemd is om het verstand te ontwikkelen en voor de staat van de onsterflijkheid voor te bereiden. De fundamentele dwaling van zondaren is dat zij hun eigen ziel onderschatten en daarom verzuimen voor haar te zorgen, haar blootstellen aan gevaar, aan het lichaam de voorkeur geven boven de ziel, onrecht doen aan de ziel om het lichaam te behagen.

2. De wijsheid van hen, die niet alleen onderwezen maar ook bestraft willen worden, die de bestraffing hoort en de gebreken verbetert, waarvoor hij bestraft wordt, krijgt verstand, waardoor zijn ziel beveiligd wordt tegen slechte wegen, en geleid wordt op goede wegen, en die daarin zijn waardering toont van zijn ziel en haar ware eer aandoet.

Vers 32

Spreuken 15:32

Zie hier:

1. De dwaasheid van hen, die niet onderwezen willen worden, die onderwijs weigeren, er geen acht op willen slaan, maar er de rug aan toekeren, het niet willen aanhoren, hun hart er tegen keren. Zij verwerpen de tucht, zij willen haar niet aannemen, neen, niet van God zelf, maar slaan de verzenen tegen de prikkels. Die dit doen, versmaden hun ziel, zij tonen er een geringe dunk van te hebben en in weinig zorg er over te zijn als redelijk en onsterflijk, daar onderricht bestemd is om het verstand te ontwikkelen en voor de staat van de onsterflijkheid voor te bereiden. De fundamentele dwaling van zondaren is dat zij hun eigen ziel onderschatten en daarom verzuimen voor haar te zorgen, haar blootstellen aan gevaar, aan het lichaam de voorkeur geven boven de ziel, onrecht doen aan de ziel om het lichaam te behagen.

2. De wijsheid van hen, die niet alleen onderwezen maar ook bestraft willen worden, die de bestraffing hoort en de gebreken verbetert, waarvoor hij bestraft wordt, krijgt verstand, waardoor zijn ziel beveiligd wordt tegen slechte wegen, en geleid wordt op goede wegen, en die daarin zijn waardering toont van zijn ziel en haar ware eer aandoet.

Vers 33

Spreuken 15:33

Zie hier hoezeer het ons belang is, zowel als onze plicht

1. Om ons Gode te onderwerpen en eerbied voor Hem te koesteren. Gelijk de vreze des Heeren het beginsel is van de wijsheid, zo is zij ook het onderwijs en de tucht van de wijsheid. De beginselen van de Godsdienst, waaraan streng vastgehouden wordt, zullen onze kennis vermeerderen, onze vergissingen herstellen, en de beste en veiligste gidsen zijn op onze weg. Ontzag voor God in ons gemoed zal ons naar de beste raad doen vragen, en ons kastijden als wij verkeerd spreken of doen.

2. Om ons neer te buigen tot onze broederen en achting voor hen te koesteren. Waar nederigheid is, daar is een gelukkig voorteken van eer en een toebereiding er voor. Zij, die zich vernederen, zullen verhoogd worden, hier en hiernamaals.

Vers 33

Spreuken 15:33

Zie hier hoezeer het ons belang is, zowel als onze plicht

1. Om ons Gode te onderwerpen en eerbied voor Hem te koesteren. Gelijk de vreze des Heeren het beginsel is van de wijsheid, zo is zij ook het onderwijs en de tucht van de wijsheid. De beginselen van de Godsdienst, waaraan streng vastgehouden wordt, zullen onze kennis vermeerderen, onze vergissingen herstellen, en de beste en veiligste gidsen zijn op onze weg. Ontzag voor God in ons gemoed zal ons naar de beste raad doen vragen, en ons kastijden als wij verkeerd spreken of doen.

2. Om ons neer te buigen tot onze broederen en achting voor hen te koesteren. Waar nederigheid is, daar is een gelukkig voorteken van eer en een toebereiding er voor. Zij, die zich vernederen, zullen verhoogd worden, hier en hiernamaals.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 15". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-15.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile