Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 126

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 126

Het was in betrekking tot een grote en verbazingwekkende verlossing van Gods volk uit dienstbaarheid en verdrukking, dat deze psalm geschreven werd waarschijnlijk na hun terugkomst uit de Babylonische gevangenschap in de tijd van Ezra. Hoewel Babel hier niet genoemd is, zoals het in Psalms 137:1 genoemd is, was hun gevangenschap aldaar de merkwaardigste gevangenschap, zowel op zichzelve beschouwd, alsook omdat hun terugkeer er uit een afschaduwing is van onze verlossing door Christus. Hij is waarschijnlijk geschreven door Ezra, of door een van de profeten, die met de eersten waren opgetogen. Wij lezen van zangers uit de kinderen van Asaf, de vermaarde psalmist, die toen was teruggekeerd, Ezra 2:41. Daar het een lied van de opgangen is, waarin dezelfde dingen tweemaal herhaald worden met opklimming, Psalms 126:2, Psalms 126:3, is hij hier geplaatst onder de andere psalmen, die dit opschrift hebben.

I. Zij die uit de gevangenschap terug waren gekomen worden hier opgeroepen om dankbaar te zijn, Psalms 126:1.

II. Voor hen, die nog in gevangenschap waren gebleven, wordt hier gebeden, Psalms 126:4, en zij worden bemoedigd, Psalms 126:5, Psalms 126:6. Als wij deze psalm zingen, zal het gemakkelijk wezen om hem toe te passen hetzij op een bijzondere verlossing, gewerkt voor de kerk, of voor ons eigen land, of op het grote werk van onze verlossing door Christus.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 126

Het was in betrekking tot een grote en verbazingwekkende verlossing van Gods volk uit dienstbaarheid en verdrukking, dat deze psalm geschreven werd waarschijnlijk na hun terugkomst uit de Babylonische gevangenschap in de tijd van Ezra. Hoewel Babel hier niet genoemd is, zoals het in Psalms 137:1 genoemd is, was hun gevangenschap aldaar de merkwaardigste gevangenschap, zowel op zichzelve beschouwd, alsook omdat hun terugkeer er uit een afschaduwing is van onze verlossing door Christus. Hij is waarschijnlijk geschreven door Ezra, of door een van de profeten, die met de eersten waren opgetogen. Wij lezen van zangers uit de kinderen van Asaf, de vermaarde psalmist, die toen was teruggekeerd, Ezra 2:41. Daar het een lied van de opgangen is, waarin dezelfde dingen tweemaal herhaald worden met opklimming, Psalms 126:2, Psalms 126:3, is hij hier geplaatst onder de andere psalmen, die dit opschrift hebben.

I. Zij die uit de gevangenschap terug waren gekomen worden hier opgeroepen om dankbaar te zijn, Psalms 126:1.

II. Voor hen, die nog in gevangenschap waren gebleven, wordt hier gebeden, Psalms 126:4, en zij worden bemoedigd, Psalms 126:5, Psalms 126:6. Als wij deze psalm zingen, zal het gemakkelijk wezen om hem toe te passen hetzij op een bijzondere verlossing, gewerkt voor de kerk, of voor ons eigen land, of op het grote werk van onze verlossing door Christus.

Verzen 1-3

Psalm 126:1-3

I. Zolang het volk van Israël gevangen was in Babel, waren hun harpen aan de wilgen gehangen, want toen riep God hen tot geween en tot rouwklage, maar nu hun gevangenis gewend is, nemen zij de harpen wederom ter hand, Gods voorzienigheid speelde voor hen op de fluit, en zij hebben gedanst. Aldus moeten wij ons regelen naar al de beschikkingen van Gods voorzienigheid en er door getroffen zijn. En nooit zijn de harpen meer welluidend gestemd, dan nadat zij om zo treurige reden in onbruik zijn gekomen. Als de zegen lang ontbeerd werd, is hij zoveel lieflijker als hij tot ons wederkeert. Hier is:

1. De verlossing, die God voor hen gewerkt had: Hij had de gevangenen Zions wedergebracht. Het is mogelijk dat Zion in gevangenschap is tot straf van haar ontaarding, maar haar gevangenis zal wedergebracht worden als aan het doel is beantwoord. Om redenen van staat heeft Cyrus vrijheid uitgeroepen voor Gods gevangenen, en toch was het het doen des Heeren, overeenkomstig het woord, dat Hij vele jaren tevoren gesproken had. God heeft hen in gevangenschap gezonden, niet zoals schuim in het vuur wordt geworpen om het te verteren, maar als goud om gelouterd te worden.

Merk op: de vrijlating van Israël wordt het wederbrengen van de gevangenschap Zions genoemd, van Zion, de heilige berg, waar Gods tabernakel en woning waren, want de wederherstelling van hun heilige belangen en de herleving van de openbare eredienst waren de grootste voordelen van hun terugkeer uit de gevangenschap.

2. De aangename verrassing, die dit voor hen was. Zij waren er verbaasd over, het kwam zo plotseling, dat zij er in het eerst door in verwarring kwamen, niet wetende wat er van te denken noch wat er de strekking van was. "Wij achtten ons als mensen, die dromen, wij dachten dat de tijding te kostelijk was om waar te kunnen zijn, en begonnen er aan te twijfelen of wij wel wakker waren, of het niet nu nog was," zoals het soms voor de profeten geweest is een voorstelling ervan in visioen, en niets meer, zoals Petrus het voor een wijle dacht van zijn bevrijding, Acts 12:9. Soms wordt het volk van God aldus voorkomen met de zegeningen van Zijn goedheid eer zij het weten. Wij waren als degenen, die tot gezondheid zijn wedergekeerd, aldus Dr. Hammond, zo'n heerlijke aangename verandering was het voor ons, wil dachten ons in een nieuwe wereld. En de verrassing ervan bracht hen in vervoering van vreugde, zodat zij zich nauwelijks konden inhouden, binnen de palen van de welvoeglijkheid konden blijven, als zij er uitdrukking aan wilden geven. Onze mond werd vervuld met lachen en onze tong met gejuich. Aldus gaven zij lucht aan hun blijdschap, gaven zij eer aan hun God deden zij kond aan allen die rondom hen waren van de wonderen, die God voor hen gewrocht had. Zij, om wie men gelachen had, lachten nu zelf, een nieuw lied is in hun mond gegeven. Het was een lachen van blijdschap in God, niet van spotternij met hun vijanden.

3. De nota, die hun naburen ervan genomen hebben: men zei onder de heidenen, Jehovah, de God Israëls, heeft grote dingen gedaan voor dat volk, zoals onze goden niet voor ons kunnen doen. De heidenen hadden hun ramp opgemerkt, en er in gejuicht, Jeremiah 22:8, Jeremiah 22:9, Psalms 137:7. Nu konden zij wel niet anders dan hun verlossing zien en haar bewonderen. Het deed eer komen over hen, die gesmaad en veracht waren geworden, en gaf hun een voornaam aanzien, en behalve dat, het strekte ook grotelijks tot eer van God, en ontwrong aan hen, die andere goden oprichten in mededinging met Hem, de erkenning van Zijn wijsheid, macht en voorzienigheid.

4. De erkenning, die zij zelf ervan deden Psalms 126:3. De heidenen waren slechts toeschouwers, en spraken er alleen van als van een nieuwstijding, zij hadden part noch deel aan de zaak, maar het volk van God sprak ervan als er in delende.

A. Met toepassing. "Hij heeft grote duigen voor ons gedaan, dingen, waar wij belang bij hebben, en het voordeel van erlangen." Zo is het troostrijk te spreken van de verlossing, die Christus gewrocht heeft, voor ons gewrocht heeft, die mij lief heeft gehad en zich voor mij heeft overgegeven.

B. Met aandoening, dies zijn we verblijd. De heidenen waren er verbaasd over, en sommigen vertoornd, maar wij zijn verblijd. Terwijl Israël afhoereerde van God, was het hun verboden zich te verblijden, Hosea 9:1, maar nu de ongerechtigheid van Jakob uitgezuiverd was door de gevangenschap, en hun zonde was weggenomen, nu maakte God dat zij zich verblijdden. Het is het berouwhebbende volk, het volk, dat zich bekeert en betert, dat het zich verblijdende volk is en zijn zal.

Merk hier op:

a. Gods verschijningen voor Zijn volk moeten beschouwd worden als grote dingen.

b. God moet beschouwd worden als de werker van al de grote dingen, die voor de kerk gedaan worden.

c. Het is goed om op te merken hoe de verlossingen van de kerk voor ons zijn, opdat wij er ons in kunnen verblijden.

Verzen 1-3

Psalm 126:1-3

I. Zolang het volk van Israël gevangen was in Babel, waren hun harpen aan de wilgen gehangen, want toen riep God hen tot geween en tot rouwklage, maar nu hun gevangenis gewend is, nemen zij de harpen wederom ter hand, Gods voorzienigheid speelde voor hen op de fluit, en zij hebben gedanst. Aldus moeten wij ons regelen naar al de beschikkingen van Gods voorzienigheid en er door getroffen zijn. En nooit zijn de harpen meer welluidend gestemd, dan nadat zij om zo treurige reden in onbruik zijn gekomen. Als de zegen lang ontbeerd werd, is hij zoveel lieflijker als hij tot ons wederkeert. Hier is:

1. De verlossing, die God voor hen gewerkt had: Hij had de gevangenen Zions wedergebracht. Het is mogelijk dat Zion in gevangenschap is tot straf van haar ontaarding, maar haar gevangenis zal wedergebracht worden als aan het doel is beantwoord. Om redenen van staat heeft Cyrus vrijheid uitgeroepen voor Gods gevangenen, en toch was het het doen des Heeren, overeenkomstig het woord, dat Hij vele jaren tevoren gesproken had. God heeft hen in gevangenschap gezonden, niet zoals schuim in het vuur wordt geworpen om het te verteren, maar als goud om gelouterd te worden.

Merk op: de vrijlating van Israël wordt het wederbrengen van de gevangenschap Zions genoemd, van Zion, de heilige berg, waar Gods tabernakel en woning waren, want de wederherstelling van hun heilige belangen en de herleving van de openbare eredienst waren de grootste voordelen van hun terugkeer uit de gevangenschap.

2. De aangename verrassing, die dit voor hen was. Zij waren er verbaasd over, het kwam zo plotseling, dat zij er in het eerst door in verwarring kwamen, niet wetende wat er van te denken noch wat er de strekking van was. "Wij achtten ons als mensen, die dromen, wij dachten dat de tijding te kostelijk was om waar te kunnen zijn, en begonnen er aan te twijfelen of wij wel wakker waren, of het niet nu nog was," zoals het soms voor de profeten geweest is een voorstelling ervan in visioen, en niets meer, zoals Petrus het voor een wijle dacht van zijn bevrijding, Acts 12:9. Soms wordt het volk van God aldus voorkomen met de zegeningen van Zijn goedheid eer zij het weten. Wij waren als degenen, die tot gezondheid zijn wedergekeerd, aldus Dr. Hammond, zo'n heerlijke aangename verandering was het voor ons, wil dachten ons in een nieuwe wereld. En de verrassing ervan bracht hen in vervoering van vreugde, zodat zij zich nauwelijks konden inhouden, binnen de palen van de welvoeglijkheid konden blijven, als zij er uitdrukking aan wilden geven. Onze mond werd vervuld met lachen en onze tong met gejuich. Aldus gaven zij lucht aan hun blijdschap, gaven zij eer aan hun God deden zij kond aan allen die rondom hen waren van de wonderen, die God voor hen gewrocht had. Zij, om wie men gelachen had, lachten nu zelf, een nieuw lied is in hun mond gegeven. Het was een lachen van blijdschap in God, niet van spotternij met hun vijanden.

3. De nota, die hun naburen ervan genomen hebben: men zei onder de heidenen, Jehovah, de God Israëls, heeft grote dingen gedaan voor dat volk, zoals onze goden niet voor ons kunnen doen. De heidenen hadden hun ramp opgemerkt, en er in gejuicht, Jeremiah 22:8, Jeremiah 22:9, Psalms 137:7. Nu konden zij wel niet anders dan hun verlossing zien en haar bewonderen. Het deed eer komen over hen, die gesmaad en veracht waren geworden, en gaf hun een voornaam aanzien, en behalve dat, het strekte ook grotelijks tot eer van God, en ontwrong aan hen, die andere goden oprichten in mededinging met Hem, de erkenning van Zijn wijsheid, macht en voorzienigheid.

4. De erkenning, die zij zelf ervan deden Psalms 126:3. De heidenen waren slechts toeschouwers, en spraken er alleen van als van een nieuwstijding, zij hadden part noch deel aan de zaak, maar het volk van God sprak ervan als er in delende.

A. Met toepassing. "Hij heeft grote duigen voor ons gedaan, dingen, waar wij belang bij hebben, en het voordeel van erlangen." Zo is het troostrijk te spreken van de verlossing, die Christus gewrocht heeft, voor ons gewrocht heeft, die mij lief heeft gehad en zich voor mij heeft overgegeven.

B. Met aandoening, dies zijn we verblijd. De heidenen waren er verbaasd over, en sommigen vertoornd, maar wij zijn verblijd. Terwijl Israël afhoereerde van God, was het hun verboden zich te verblijden, Hosea 9:1, maar nu de ongerechtigheid van Jakob uitgezuiverd was door de gevangenschap, en hun zonde was weggenomen, nu maakte God dat zij zich verblijdden. Het is het berouwhebbende volk, het volk, dat zich bekeert en betert, dat het zich verblijdende volk is en zijn zal.

Merk hier op:

a. Gods verschijningen voor Zijn volk moeten beschouwd worden als grote dingen.

b. God moet beschouwd worden als de werker van al de grote dingen, die voor de kerk gedaan worden.

c. Het is goed om op te merken hoe de verlossingen van de kerk voor ons zijn, opdat wij er ons in kunnen verblijden.

Verzen 4-6

Psalm 126:4-6

Deze verzen zien voorwaarts naar de zegeningen, die nog ontbraken, zij, die uit de gevangenschap waren gekomen, waren nog in moeite en benauwdheid, zelfs in hun eigen land, Nehemiah 1:3, en velen waren nog in Babel. Daarom verheugden zij zich met beving, en droegen zij de grieven op het hart, die nog hersteld moesten worden. Wij hebben hier:

1. Een gebed om de voltooiing van hun verlossing, Psalms 126:4 :"0 Heere, wend onze gevangenis. Laat hen, die teruggekeerd zijn naar hun eigen land, ontheven worden van de lasten, waaronder zij nog zuchten. Laat het hart van hen, die nog in Babel zijn gebleven, opgewekt worden, zoals het onze er toe opgewekt werd, om gebruik te maken van de vrijheid, die hun toegestaan is." Het begin van een zegen is een aanmoediging voor ons om te bidden om de voltooiing ervan. En zolang wij hier in deze wereld zijn, zullen wij nog altijd reden hebben om te bidden, zelfs dan als ons de meeste reden is gegeven tot lofzegging. En als wij zelf vrij en in voorspoed zijn, dan moeten wij onze broederen niet vergeten, die in moeite en onder bedwang zijn. Het samenbrengen van hen, die nog in gevangenschap waren, met hun broederen, die waren wedergekeerd, zou aan beide zijden even welkom wezen als waterstromen welkom zouden wezen in landen, die ver in het zuiden gelegen zijnde, dor en dorstig waren. Als koud water op een vermoeide ziel zou deze goede tijding uit dit verre land wezen, Proverbs 25:1, 25.

2. Een belofte, om hen aan te moedigen om er op te wachten, hun verzekerende dat, hoewel zij nu een treurige tijd hadden, alles toch goed zou eindigen. De belofte is in algemene bewoordingen uitgedrukt, opdat al de heiligen zich kunnen vertroosten in dit vertrouwen, dat de zaaitijd in tranen gewis eindigen zal in een oogsttijd van blijdschap, Psalms 126:5, Psalms 126:6.

A. Lijdende heiligen hebben een zaaitijd van tranen. Zij zijn dikwijls in tranen, zij delen in de rampen van het menselijk leven, en gewoonlijk is hun deel daaraan groter dan dat van anderen. Maar zij zaaien in tranen, zij volbrengen de plicht, die een staat van beproeving hun oplegt, en zo beantwoorden zij aan het doel van de beschikkingen van de Voorzienigheid over hen. Het wenen moet het zaaien niet in de weg staan. Als wij kwaad lijden, moeten wij goed doen. Ja, gelijk de grond door de regen toebereid wordt voor het zaad, en de landman soms verkiest in vochtige grond te zaaien, zo moeten wij van de tijd van de beproeving gebruik maken, daar hij ons toebereidt tot berouw en bekering, gebed en verootmoediging. Ja er zijn tranen, die zelf het zaad zijn, dat wij moeten zaaien, tranen van droefheid over de zonde, de zonde van onszelf en van anderen, tranen van medelijden met de beproefde kerk, en tranen van vertedering in het gebed en onder het Woord. Dat is kostelijk zaad, zoals dat hetwelk de landman zaait als het koren duur is en hij slechts weinig heeft voor zijn gezin, en het hem dus tranen kost om er van te scheiden, maar het toch onder de grond begraaft in de verwachting van het met winst terug te krijgen. Aldus zaait een Godvruchtige in tranen.

B. Zij zullen een oogst van blijdschap hebben. De benauwdheden van de heiligen zullen niet altoos duren, maar als die hun werk gedaan hebben, dan zullen zij een gelukkig einde nemen. De gevangenen in Babel hebben lang gezaaid met tranen, maar eindelijk werden zij uitgevoerd met gejuich, en toen oogstten zij het voordeel van hun geduldig lijden en brachten zij hun schoven mee naar hun eigen land in hun ervaringen van de goedheid Gods over hen. Job, en Jozef, en David, en vele anderen hadden oogsten van blijdschap na een smartelijke zaaitijd. Zij, die zaaien met tranen van droefheid naar God, zullen maaien met gejuich in de vreugde van een verzegelde vergevingen een gevestigde vrede. Zij, die in dit tranendal zaaien in de geest, zullen het eeuwige leven maaien, en dat, voorwaar, zal een blijvende oogst wezen. Zalig zijn die treuren, want zij zullen tot in eeuwigheid vertroost worden.

Verzen 4-6

Psalm 126:4-6

Deze verzen zien voorwaarts naar de zegeningen, die nog ontbraken, zij, die uit de gevangenschap waren gekomen, waren nog in moeite en benauwdheid, zelfs in hun eigen land, Nehemiah 1:3, en velen waren nog in Babel. Daarom verheugden zij zich met beving, en droegen zij de grieven op het hart, die nog hersteld moesten worden. Wij hebben hier:

1. Een gebed om de voltooiing van hun verlossing, Psalms 126:4 :"0 Heere, wend onze gevangenis. Laat hen, die teruggekeerd zijn naar hun eigen land, ontheven worden van de lasten, waaronder zij nog zuchten. Laat het hart van hen, die nog in Babel zijn gebleven, opgewekt worden, zoals het onze er toe opgewekt werd, om gebruik te maken van de vrijheid, die hun toegestaan is." Het begin van een zegen is een aanmoediging voor ons om te bidden om de voltooiing ervan. En zolang wij hier in deze wereld zijn, zullen wij nog altijd reden hebben om te bidden, zelfs dan als ons de meeste reden is gegeven tot lofzegging. En als wij zelf vrij en in voorspoed zijn, dan moeten wij onze broederen niet vergeten, die in moeite en onder bedwang zijn. Het samenbrengen van hen, die nog in gevangenschap waren, met hun broederen, die waren wedergekeerd, zou aan beide zijden even welkom wezen als waterstromen welkom zouden wezen in landen, die ver in het zuiden gelegen zijnde, dor en dorstig waren. Als koud water op een vermoeide ziel zou deze goede tijding uit dit verre land wezen, Proverbs 25:1, 25.

2. Een belofte, om hen aan te moedigen om er op te wachten, hun verzekerende dat, hoewel zij nu een treurige tijd hadden, alles toch goed zou eindigen. De belofte is in algemene bewoordingen uitgedrukt, opdat al de heiligen zich kunnen vertroosten in dit vertrouwen, dat de zaaitijd in tranen gewis eindigen zal in een oogsttijd van blijdschap, Psalms 126:5, Psalms 126:6.

A. Lijdende heiligen hebben een zaaitijd van tranen. Zij zijn dikwijls in tranen, zij delen in de rampen van het menselijk leven, en gewoonlijk is hun deel daaraan groter dan dat van anderen. Maar zij zaaien in tranen, zij volbrengen de plicht, die een staat van beproeving hun oplegt, en zo beantwoorden zij aan het doel van de beschikkingen van de Voorzienigheid over hen. Het wenen moet het zaaien niet in de weg staan. Als wij kwaad lijden, moeten wij goed doen. Ja, gelijk de grond door de regen toebereid wordt voor het zaad, en de landman soms verkiest in vochtige grond te zaaien, zo moeten wij van de tijd van de beproeving gebruik maken, daar hij ons toebereidt tot berouw en bekering, gebed en verootmoediging. Ja er zijn tranen, die zelf het zaad zijn, dat wij moeten zaaien, tranen van droefheid over de zonde, de zonde van onszelf en van anderen, tranen van medelijden met de beproefde kerk, en tranen van vertedering in het gebed en onder het Woord. Dat is kostelijk zaad, zoals dat hetwelk de landman zaait als het koren duur is en hij slechts weinig heeft voor zijn gezin, en het hem dus tranen kost om er van te scheiden, maar het toch onder de grond begraaft in de verwachting van het met winst terug te krijgen. Aldus zaait een Godvruchtige in tranen.

B. Zij zullen een oogst van blijdschap hebben. De benauwdheden van de heiligen zullen niet altoos duren, maar als die hun werk gedaan hebben, dan zullen zij een gelukkig einde nemen. De gevangenen in Babel hebben lang gezaaid met tranen, maar eindelijk werden zij uitgevoerd met gejuich, en toen oogstten zij het voordeel van hun geduldig lijden en brachten zij hun schoven mee naar hun eigen land in hun ervaringen van de goedheid Gods over hen. Job, en Jozef, en David, en vele anderen hadden oogsten van blijdschap na een smartelijke zaaitijd. Zij, die zaaien met tranen van droefheid naar God, zullen maaien met gejuich in de vreugde van een verzegelde vergevingen een gevestigde vrede. Zij, die in dit tranendal zaaien in de geest, zullen het eeuwige leven maaien, en dat, voorwaar, zal een blijvende oogst wezen. Zalig zijn die treuren, want zij zullen tot in eeuwigheid vertroost worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 126". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-126.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile