Lectionary Calendar
Saturday, May 18th, 2024
Eve of Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Zacharia 5

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 5

Tot hiertoe hebben wij alleen vredes visioenen gezien, en al de woorden, die wij gehoord hebben zijn goede woorden en troostrijke woorden geweest Maar de wolkkolom en vuurkolom heeft een zwarte en donkere zijde naar de kant van de Egyptenaars en een lichte en aangename zijde naar de kant van de Israëlieten, zo is het ook met Zacharia's visioenen, want Gods profeten zijn niet alleen Zijn gezanten om over vrede te handelen met de kinderen des Vaders maar ook herauten om de oorlog te verklaren aan hen, die er welbehagen in hebben, en volharden in hun weerspannigheid. In dit hoofdstuk hebben wij twee visioenen, waardoor "de toorn Gods geopenbaard wordt van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen". God zal grote en vriendelijke dingen doen voor Zijn volk, waarover de getrouwe zonen van Sion zich zullen verblijden maar "de zondaren te Sion moeten verschrikt zijn" want,

I. God zal streng kastijden de bijzondere personen onder hen, die goddeloos en onheilig zijn, en die alle verbetering haten in deze tijd van verbetering, terwijl God het volk in Zijn geheel vriendelijkheid bewijst en het met zegeningen overlaadt, zullen zij en hun geslacht, desondanks, onder de vloek liggen die de profeet ziet in een vliegende rol, Zechariah 5:1.

Il. Als het volk in zijn geheel later ontaardt en de goddeloosheid de overhand over hen krijgt, zal het met haastig verderf weggevoerd en voortgedreven worden, onder het drukkende gewicht van de goddelijke toorn, voorgesteld door het loden gewicht op de mond van de efa, en op vleugelen weggevoerd, ik weet niet waarheen, Zechariah 5:5.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 5

Tot hiertoe hebben wij alleen vredes visioenen gezien, en al de woorden, die wij gehoord hebben zijn goede woorden en troostrijke woorden geweest Maar de wolkkolom en vuurkolom heeft een zwarte en donkere zijde naar de kant van de Egyptenaars en een lichte en aangename zijde naar de kant van de Israëlieten, zo is het ook met Zacharia's visioenen, want Gods profeten zijn niet alleen Zijn gezanten om over vrede te handelen met de kinderen des Vaders maar ook herauten om de oorlog te verklaren aan hen, die er welbehagen in hebben, en volharden in hun weerspannigheid. In dit hoofdstuk hebben wij twee visioenen, waardoor "de toorn Gods geopenbaard wordt van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen". God zal grote en vriendelijke dingen doen voor Zijn volk, waarover de getrouwe zonen van Sion zich zullen verblijden maar "de zondaren te Sion moeten verschrikt zijn" want,

I. God zal streng kastijden de bijzondere personen onder hen, die goddeloos en onheilig zijn, en die alle verbetering haten in deze tijd van verbetering, terwijl God het volk in Zijn geheel vriendelijkheid bewijst en het met zegeningen overlaadt, zullen zij en hun geslacht, desondanks, onder de vloek liggen die de profeet ziet in een vliegende rol, Zechariah 5:1.

Il. Als het volk in zijn geheel later ontaardt en de goddeloosheid de overhand over hen krijgt, zal het met haastig verderf weggevoerd en voortgedreven worden, onder het drukkende gewicht van de goddelijke toorn, voorgesteld door het loden gewicht op de mond van de efa, en op vleugelen weggevoerd, ik weet niet waarheen, Zechariah 5:5.

Verzen 1-11

Zacharia 5:1-11

Wij vinden niet, dat de profeet nu behoefte had aan opwekking, zoals in Zechariah 4:1. Na die opwekking bleef hij wakker, ja, hij heeft er nu zelfs geen behoefte aan opgewekt te worden om zijn ogen te gebruiken, want uit eigen beweging heft hij zijn ogen op. Deze winst maken goede mensen somtijds van hun zwakheden, dat ze hen te zorgvuldiger en nauwlettender maken voor het vervolg.

I. Wat het was, dat de profeet zag, hij keek naar boven in de lucht, en zag een vliegende rol, een grote, lange reep perkament, die opgerold is, en daarom een rol genoemd wordt, wordt nu ontrold en uitgelegd, deze rol vloog op de vleugels van de wind, werd voor het blote oog zichtbaar, met snelheid door de lucht gevoerd, zoals adelaar, die neerschiet op zijn prooi, het was de rol, zoals die van Ezechiël, die voor en achter beschreven was, klaagliederen en zuchting en wee. Ezechiël 2:9, 10. Evenals het gebod van de wet geschreven is, voor de zekerheid van haar voortbestaan, zo is ook de vloek van de wet geschreven, het schrijft bittere dingen tegen de zondaar. Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven, en wat geschreven is, blijft. Om de aandacht van de profeet te trekken, en de begeerte in hem op te wekken naar de verklaring er van, vraagt de Engel hem, wat hij ziet? En hij geeft dit antwoord: Ik zie een vliegende rol, en, zo goed als hij die op `t oog schatten kan, is zij twintig ellen lang, dit is ongeveer negen meter, en tien ellen breed, dit is ongeveer vier en halve meter. De schriften van Oud en Nieuw Testament zijn rollen, waarop God de voortreffelijkheden van Zijn wet en het Evangelie geschreven heeft. Christus is de Bewaarder van de rollen. Het zijn grote rollen, er staat veel in. Het zijn vliegende rollen, de engel, die het eeuwig Evangelie had om te verkondigen, vloog in het midden des hemels, Revelation 14:6. Gods woord loopt zeer snel, Psalms 147:15. Die in de betekenis van deze rollen willen doordringen, moeten eerst zeggen wat zij zien, moeten zover gaan, als zij zelf kunnen. "Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij?" Zeg mij dat, en dan zal men u doen verstaan wat gij leest.

II. Hoe het hem uitgelegd werd, Zechariah 5:3, Zechariah 5:4 Deze vliegende rol is een vloek, zij bevat een verklaring van de rechtvaardige toorn van God, in `t bijzonder tegen die zondaars, die door valse eed Gods majesteit beledigen of door diefstal inbreuk maken op het eigendom van hun naaste. Iedere Israëliet verheuge zich in de zegeningen van zijn land met beving, want, als hij zweert of steelt of op enigen zondigen weg wandelt, zal hij ze met zijn ogen zien, maar er de troost niet van hebben want de vloek is tegen hem uitgegaan. Zo ik goddeloos ben, wee mij om dat alles.

1. De verre strekking van deze vloek, de profeet ziet ze vliegen, maar in welke richting zet ze koers? Zij gaat uit over het ganse land, niet alleen het land van Israël, maar de hele wereld, want die gezondigd hebben tegen de wet, geschreven in hun harten, zullen door die wet allen geoordeeld worden, hoewel zij het boek van de wet niet hebben. Alle mensen zijn aan het oordeel Gods onderworpen, en overal, waar zondaars zijn, op het gelaat des aardrijks, kan en zal God hen vinden en grijpen. O dat wij met het oog des geloofs de vliegende rol konden zien van Gods vloek, die als een dikke wolk over de schuldige wereld hangt, niet alleen om de zonnestralen van Gods gunst van hen af te weren, maar zwanger van donder en bliksem en storm, gereed om hen te vernietigen! Hoe welkom zou dan de tijding van Verlosser zijn, die kwam om ons te verlossen van de vloek van de wet, doordat Hij vloek geworden is voor ons, en door dat boek op te eten! De grote lengte en breedte van deze rol betekent de menigte van vloeken, waaraan de zondaars blootstaan. God zal hun plagen wonderlijk maken, als zij zich niet bekeren. 2. De misdadigers, wie deze vloek in `t bijzonder geldt. De wereld is vol van allerlei zonde: de Joodse kerk in deze tijd evens. Maar twee soorten van zondaars worden hier met name genoemd als onderhevig aan deze vloek.

a. Dieven, hij is voor iegelijk, die steelt, die door list of geweld neemt, wat niet het zijne is, in `t bijzonder, die God besteelt en tot zijn eigen gebruik aanwendt, wat aan God en Zijn eer gewijd is, een zonde, waarover veel geklaagd werd onder de Joden van die tijd, Malachi 3:8, Nehemiah 13:10. Heiligschennis is, zonder twijfel, de ergste soort van diefstal. Eveneens die zijn vader of zijn moeder berooft en zegt: Het is geen overtreding, Proverbs 28:24 moet weten, dat deze vloek hem treft, want hij is tegen iegelijk, die steelt. Bij het achtste gebod is geen uitdrukkelijke straf genoemd, maar deze vloek is de bekrachtiging van dat gebod.

b. Die valse zweren. De eerste soort van zondaars zondigt tegen de tweede tafel, deze tegen de eerste, want de vloek treft ieder, die tegen van beide tafels zondigt. Die vals en onheilig zweert zal niet onschuldig gehouden worden, Zechariah 5:4- door zijn meineed roept hij de vloek over zichzelf in, en zo zal ook zijn vonnis zijn, God zal Amen zeggen op zijn vervloeking, en die op zijn hoofd doen wederkeren. Hij heeft zich beroepen op Gods oordeel, dat altijd in overstemming is met de waarheid, tot bevestiging van een leugen, en aan dat oordeel, dat hij zo goddeloos gehoond heeft, zal hij overgeleverd worden.

3. De versterking van deze vloek, en de billijkheid daarvan: Ik breng deze vloek voort, spreekt de Heer der heerscharen, Zechariah 5:4. Die het vonnis uitspreekt zal er voor zorgen, dat het uitgevoerd wordt ook. Dit voortbrengen betekent,

a. Dat Hij er opdracht aan geeft. Het is rechtvaardige vloek, want het is rechtvaardig God, die er volmacht aan geeft.

b. Dat Hij hem ten uitvoer brengt. Hij brengt hem voort met macht, en beveelt welke straf hij voltrekken zal, en wie kan de vloek afweren of weerstaan, die almachtig God voortbrengt?

4. Het gevolg van deze vloek, dat is zeer vreselijk.

a. Voor de zondaar zelf: een iegelijk, die steelt, zal uitgeroeid worden, niet gekastijd, maar uitgeroeid, afgesneden van het land van de levenden. Gods vloek heeft snijdende dodende kracht. Hij zal uitgeroeid worden als aan deze zijde van deze plaats, dit is van Jeruzalem, en evenzo hij, die zweert aan de andere kant van deze plaats. God zal de zondaars, die Hij onder Zijn eigen volk vindt, niet sparen, en ook zal de heilige stad geen bescherming geven aan de onheiligen. Of, zij zullen worden uitgeroeid van hier, dat wil zeggen van het hele gelaat des aardrijks, waar de vloek over heen vliegt. Of, die steelt zal aan deze zijde uitgeroeid worden, en die zweert aan de andere kant, zij zullen allen uitgeroeid worden, de n zowel als de ander, en beide overeenkomstig de vloek, want de oordelen van Gods hand zijn nauwkeurig in overstemming met de oordelen van Zijn mond.

b. Voor zijn geslacht: hij zal komen in het huis van de dief en van degene, die vals zweert. Gods vloek komt met volmacht om deuren open te breken, en kan niet buiten gehouden worden door sloten of grendels. Daar waar de zondaar het zekerst is, en denkt, dat hij buiten gevaar is, -daar waar hij zich verkwikking belooft door voedsel en slaap, -daar, in zijn eigen huis, zal Gods vloek hem treffen, ja, hij zal niet all op hem, maar op al de zijnen vallen, om zijnentwil. Vervloekt zal zijn zijn korf en baktrog, en vervloekt de vrucht van zijn buik, Deuteronomy 28:17 Deuteronomy 28:18. De vloek des Heeren is in het huis van de goddelozen, Spreuk. 3:33, hij zal niet maar het huis belegeren, of voor de deur zijn, maar hij zal in het midden van zijn huis overnachten, en zijn boosaardige invloed naar alle vertrekken verspreiden. Hij zal wonen in zijn tent, daar zij de zijne niet is, Job 18:15. Hij zal wonen overal waar hij woont, en zijn onafscheidelijke metgezel zijn in bed en aan tafel, om hem beide te bederven. En, eenmaal daar, zal hij hem niet meer verlaten, en er is geen ander middel dan berouw en verbetering om hem uit te bannen en hem niet als erfenis achter te laten. Ja, hij zal er in blijven, totdat hij het huis met zijn houten en zijn stenen verteerd heeft, want, al is het nog zo sterk, al is het hout eikenhout en zijn de stenen gehouwen uit rotsen van graniet, toch zullen zij niet bestand zijn tegen de vloek van God. Wij hoorden de steen en de balk klagen over de afpersing en onderdrukking van de eigenaar en zuchten onder hun last, Habakkuk 2:11. Hier zien wij ze bevrijd van deze dienstbaarheid van de verderfenis. Zolang zij in hun kracht en schoonheid waren, ondersteunden zij, zeer tegen hun zin, de trots en zekerheid des zondaars, maar, als zij verteerd zijn, dan zullen hunne puinhopen, tot hun voldoening, duurzame gedenktekenen van Gods rechtvaardigheid en blijvende getuigen van de onrechtvaardigheid des zondaars zijn. Zonde is het verderf van huizen en geslachten, in `t bijzonder de zonden van onrechtvaardigheid en meineed. Wie kent de sterkte van Gods toorn, en de werking van Zijn vloek? Houten en stenen zijn er door verteerd, laat ons daarom vrezen en niet zondigen.

Het vorige visioen was zeer gemakkelijk en duidelijk, maar hier zijn dingen in, duister en zwaar om te verstaan, sommigen menen, dat de bedoeling er van is de eindelijke verwoesting van de Joodse kerk en volk te voorspellen en de verstrooiing van de Joden, als zij door de kruisiging van Christus en de vervolging van Zijn Evangelie de maat van hun ongerechtigheid vol gemaakt zouden hebben, daarom is het opzettelijk in duistere voorstellingen en uitdrukkingen gehuld, "opdat de duidelijke aanzegging van de tweede verwoesting des tempels en van de staat hen niet te zeer zou ontmoedigen om voort te gaan met de tegenwoordige herstelling." Aldus Pemble.

De profeet dacht nog na over de macht en de schrik van de vloek, die de huizen van dieven en meinedigen verteert, toen hem gezegd werd zich om te keren, om nog groter verwoestingen dan deze te zien, aangericht door de vloek van God om de zonde des mensen: Hef nu uw ogen op, en zie, wat hier is, Zechariah 5:5. Wat is dit, dat er voortkomt? Voor de gehele aarde, zoals de vliegende rol, Zechariah 5:3, of alleen over Jeruzalem, dat is niet duidelijk. Maar het schijnt, dat de profeet, door de afstand of door de beperktheid van zijn gezicht, niet goed zeggen kon, wat het was, en daarom vroeg: Wat is het? Zechariah 5:6. En de Engel zegt hem beide, wat het is en wat de bedoeling er van is.

I. Hij ziet een efa, een maat, waarmee koren gemeten werd, zij bevatte tien gomers, Exodus 16:36, en was het tiende deel van homer, Ezechiël 45-11, die naam wordt ook gebruikt voor maten in `t algemeen, Deuteronomy 25:14. En dat is hun gelijkenis, de gelijkenis van het Joodse volk over de ganse aarde, waar zij nu ook verspreid zijn, of ten minste, het zal zo zijn als hun ondergang nadert. Zij maken de maat van hun ongerechtigheid vol, die God hun gesteld heeft, en als die vol is, zoals de efa met koren, dan zal zij overgegeven worden in de handen van degenen, aan wie God hen om hun zonden verkocht heeft, zij zijn voor het verderf gemeten, zoals efa koren gemeten wordt voor de markt of voor de molen. Sommigen menen, dat de vermelding van efa, die bij kopen en verkopen gebruikt werd, betekent, dat leugen en bedrog en afpersing zonden waren die veelvuldig onder hen voorkwamen, zoals dat volk tot op de huldigen dag berucht is, omdat het zich daaraan schuldig maakt. Het is een juiste voorstelling van hen over de ganse aarde. Er is hun een maat gesteld en die maken zij haastig vol. Zie Matthew 23:32, 1 Thessalonians 2:16.

II. Hij ziet een vrouw, zittende in het midden van de efa, die de zondige kerk en volk van de Joden in hun laatste en ontaarden tijd voorstelt, toen de getrouwe stad tot een hoer geworden was. Hij, die de bergen in schalen en de heuvelen in e weegschaal weegt, moet volken en kerken als in efa, zo nauwgezet is Hij in Zijn rechterlijke behandeling van hen. Gods volk wordt de tarwe van Zijn dorsvloer genoemd, Isaiah 21:10. En hier doet Hij het koren in de maat om het weg te doen. De Engel zegt van de vrouw in de efa: Deze is de goddeloosheid, het is een goddeloos volk, anders zou God het niet aldus verworpen hebben, het is zo goddeloos, als de goddeloosheid zelf, het is gruwelijk goddeloos. Hoe is het goud verdonkerd! Israël was de Heer een heiligheid, Jeremiah 2:3, maar dit is goddeloosheid, en goddeloosheid is nergens zo schandelijk, zo hatelijk, en, in vele opzichten, zo snood, als waar ze gevonden wordt bij de belijders van de godsdienst.

III. Hij ziet de vrouw in de efa werpen, en het loden gewicht op de mond derzelve, waardoor zij opgesloten en gevangene in de efa is, en geheel buiten staat er uit te komen. Dit dient om aan te tonen, dat de toorn van God tegen onboetvaardige zondaars is,

1. Onvermijdelijk, en niet te ontkomen, zij zijn er aan overgegeven, besloten onder de zonde, en opgesloten onder de vloek, zoals deze vrouw in de efa, zij zouden willen ontsnappen, maar zij kunnen niet.

2. Onverdraaglijk, zodat zij er onder moeten bezwijken. Schuld ligt op de zondaar als loden gewicht, dat hem tot in het diepste van de hel doet zinken. Toen Christus van de dingen van Jeruzalems vrede zei: Maar nu zijn zij verborgen voor uw ogen, wierp dat loden gewicht op hen.

IV. Hij ziet de efa, met de vrouw er in, die aldus ter dood toe gedrukt wordt, weggevoerd naar vreemd land.

1. De werktuigen, die daartoe gebruikt werden, waren twee vrouwen, met vleugels als die van een ooievaar, groot en sterk, en opdat zij vlugger konden vliegen, was wind in haar vleugels, die de grote hevigheid en snelheid betekende, waarmee de Romeinen het Joodse volk vernietigden. God heeft niet alleen gevleugelde boodschappers in de hemel, maar Hij kan, als het Hem behaagt, ook vleugels geven aan hen, die Hij in deze lagere wereld gebruikt, en, als Hij dat doet, drijft Hij ze voort met wind in hun vleugelen, Zijn leiding voert ze mee op gunstige stormwind.

2. Zij hieven ze op in de lucht, betekenende de verschrikkingen, die de goddeloze Joden vervolgden, en dat zij openlijk voorbeeld waren voor de wereld van Gods wraak. Zij voerden ze tussen de aarde en tussen de hemel, als beide onwaardig en van beide verlaten, want, toen dit vervuld werd, behaagden de Joden God niet en waren alle mensen tegen, 1 Thessalonians 2:15. Deze is de goddeloosheid en dit komt er van, de hemel wierp de goddeloze engelen uit, en de aarde spuwde de goddeloze Kananieten uit.

3. Toen de profeet vroeg, waarheen zij hun gevangene voerden, die werd weggevoerd om gestraft te worden, Zechariah 5:10, werd hem gezegd dat zij van plan waren haar huis te bouwen in het land Sinear. Dit betekent, dat de straf van de Joden een volkomen verstrooiing zou zijn, zij zouden uit hun land verdreven worden, zoals het kaf, dat de wind heendrijft, en zouden gedwongen worden in verre landen te wonen, in `t bijzonder in het land Babel, waarheen velen van de verdreven Joden gingen, na de verwoesting van hun land door de Romeinen, evenals naar andere landen, in `t bijzonder de delen van de Levant, niet om daar, zoals bij hun vorige gevangenschap, zeventig jaar te blijven, maar om daar voor altijd te blijven vastgeklonken. Daar zal de efa gevestigd en op haar grondveste gesteld worden. Dit betekent,

a. Dat hun ellende zal blijven van geslacht tot geslacht en dat zij zo verstrooid zullen worden, dat zij zich nimmermeer verenigen of op een plaats samenkomen zullen, zij zullen voor altijd zonder staat en een eenheid zijn, en Kaïns vonnis zal het hunne zijn om zwervende en dolende te zijn op de aarde.

b. Dat hun ongerechtigheid eveneens zal blijven en hun hart er in verhard zal worden. Verharding is over Israël gekomen, en zij zijn neergezonken in de droesem van hun eigen ongeloof, hun goddeloosheid is gevestigd op haar eigen grondveste. God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, Romans 11:8, opdat zij niet te eniger tijd zich bekeren en Hij hen geneze.

Verzen 1-11

Zacharia 5:1-11

Wij vinden niet, dat de profeet nu behoefte had aan opwekking, zoals in Zechariah 4:1. Na die opwekking bleef hij wakker, ja, hij heeft er nu zelfs geen behoefte aan opgewekt te worden om zijn ogen te gebruiken, want uit eigen beweging heft hij zijn ogen op. Deze winst maken goede mensen somtijds van hun zwakheden, dat ze hen te zorgvuldiger en nauwlettender maken voor het vervolg.

I. Wat het was, dat de profeet zag, hij keek naar boven in de lucht, en zag een vliegende rol, een grote, lange reep perkament, die opgerold is, en daarom een rol genoemd wordt, wordt nu ontrold en uitgelegd, deze rol vloog op de vleugels van de wind, werd voor het blote oog zichtbaar, met snelheid door de lucht gevoerd, zoals adelaar, die neerschiet op zijn prooi, het was de rol, zoals die van Ezechiël, die voor en achter beschreven was, klaagliederen en zuchting en wee. Ezechiël 2:9, 10. Evenals het gebod van de wet geschreven is, voor de zekerheid van haar voortbestaan, zo is ook de vloek van de wet geschreven, het schrijft bittere dingen tegen de zondaar. Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven, en wat geschreven is, blijft. Om de aandacht van de profeet te trekken, en de begeerte in hem op te wekken naar de verklaring er van, vraagt de Engel hem, wat hij ziet? En hij geeft dit antwoord: Ik zie een vliegende rol, en, zo goed als hij die op `t oog schatten kan, is zij twintig ellen lang, dit is ongeveer negen meter, en tien ellen breed, dit is ongeveer vier en halve meter. De schriften van Oud en Nieuw Testament zijn rollen, waarop God de voortreffelijkheden van Zijn wet en het Evangelie geschreven heeft. Christus is de Bewaarder van de rollen. Het zijn grote rollen, er staat veel in. Het zijn vliegende rollen, de engel, die het eeuwig Evangelie had om te verkondigen, vloog in het midden des hemels, Revelation 14:6. Gods woord loopt zeer snel, Psalms 147:15. Die in de betekenis van deze rollen willen doordringen, moeten eerst zeggen wat zij zien, moeten zover gaan, als zij zelf kunnen. "Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij?" Zeg mij dat, en dan zal men u doen verstaan wat gij leest.

II. Hoe het hem uitgelegd werd, Zechariah 5:3, Zechariah 5:4 Deze vliegende rol is een vloek, zij bevat een verklaring van de rechtvaardige toorn van God, in `t bijzonder tegen die zondaars, die door valse eed Gods majesteit beledigen of door diefstal inbreuk maken op het eigendom van hun naaste. Iedere Israëliet verheuge zich in de zegeningen van zijn land met beving, want, als hij zweert of steelt of op enigen zondigen weg wandelt, zal hij ze met zijn ogen zien, maar er de troost niet van hebben want de vloek is tegen hem uitgegaan. Zo ik goddeloos ben, wee mij om dat alles.

1. De verre strekking van deze vloek, de profeet ziet ze vliegen, maar in welke richting zet ze koers? Zij gaat uit over het ganse land, niet alleen het land van Israël, maar de hele wereld, want die gezondigd hebben tegen de wet, geschreven in hun harten, zullen door die wet allen geoordeeld worden, hoewel zij het boek van de wet niet hebben. Alle mensen zijn aan het oordeel Gods onderworpen, en overal, waar zondaars zijn, op het gelaat des aardrijks, kan en zal God hen vinden en grijpen. O dat wij met het oog des geloofs de vliegende rol konden zien van Gods vloek, die als een dikke wolk over de schuldige wereld hangt, niet alleen om de zonnestralen van Gods gunst van hen af te weren, maar zwanger van donder en bliksem en storm, gereed om hen te vernietigen! Hoe welkom zou dan de tijding van Verlosser zijn, die kwam om ons te verlossen van de vloek van de wet, doordat Hij vloek geworden is voor ons, en door dat boek op te eten! De grote lengte en breedte van deze rol betekent de menigte van vloeken, waaraan de zondaars blootstaan. God zal hun plagen wonderlijk maken, als zij zich niet bekeren. 2. De misdadigers, wie deze vloek in `t bijzonder geldt. De wereld is vol van allerlei zonde: de Joodse kerk in deze tijd evens. Maar twee soorten van zondaars worden hier met name genoemd als onderhevig aan deze vloek.

a. Dieven, hij is voor iegelijk, die steelt, die door list of geweld neemt, wat niet het zijne is, in `t bijzonder, die God besteelt en tot zijn eigen gebruik aanwendt, wat aan God en Zijn eer gewijd is, een zonde, waarover veel geklaagd werd onder de Joden van die tijd, Malachi 3:8, Nehemiah 13:10. Heiligschennis is, zonder twijfel, de ergste soort van diefstal. Eveneens die zijn vader of zijn moeder berooft en zegt: Het is geen overtreding, Proverbs 28:24 moet weten, dat deze vloek hem treft, want hij is tegen iegelijk, die steelt. Bij het achtste gebod is geen uitdrukkelijke straf genoemd, maar deze vloek is de bekrachtiging van dat gebod.

b. Die valse zweren. De eerste soort van zondaars zondigt tegen de tweede tafel, deze tegen de eerste, want de vloek treft ieder, die tegen van beide tafels zondigt. Die vals en onheilig zweert zal niet onschuldig gehouden worden, Zechariah 5:4- door zijn meineed roept hij de vloek over zichzelf in, en zo zal ook zijn vonnis zijn, God zal Amen zeggen op zijn vervloeking, en die op zijn hoofd doen wederkeren. Hij heeft zich beroepen op Gods oordeel, dat altijd in overstemming is met de waarheid, tot bevestiging van een leugen, en aan dat oordeel, dat hij zo goddeloos gehoond heeft, zal hij overgeleverd worden.

3. De versterking van deze vloek, en de billijkheid daarvan: Ik breng deze vloek voort, spreekt de Heer der heerscharen, Zechariah 5:4. Die het vonnis uitspreekt zal er voor zorgen, dat het uitgevoerd wordt ook. Dit voortbrengen betekent,

a. Dat Hij er opdracht aan geeft. Het is rechtvaardige vloek, want het is rechtvaardig God, die er volmacht aan geeft.

b. Dat Hij hem ten uitvoer brengt. Hij brengt hem voort met macht, en beveelt welke straf hij voltrekken zal, en wie kan de vloek afweren of weerstaan, die almachtig God voortbrengt?

4. Het gevolg van deze vloek, dat is zeer vreselijk.

a. Voor de zondaar zelf: een iegelijk, die steelt, zal uitgeroeid worden, niet gekastijd, maar uitgeroeid, afgesneden van het land van de levenden. Gods vloek heeft snijdende dodende kracht. Hij zal uitgeroeid worden als aan deze zijde van deze plaats, dit is van Jeruzalem, en evenzo hij, die zweert aan de andere kant van deze plaats. God zal de zondaars, die Hij onder Zijn eigen volk vindt, niet sparen, en ook zal de heilige stad geen bescherming geven aan de onheiligen. Of, zij zullen worden uitgeroeid van hier, dat wil zeggen van het hele gelaat des aardrijks, waar de vloek over heen vliegt. Of, die steelt zal aan deze zijde uitgeroeid worden, en die zweert aan de andere kant, zij zullen allen uitgeroeid worden, de n zowel als de ander, en beide overeenkomstig de vloek, want de oordelen van Gods hand zijn nauwkeurig in overstemming met de oordelen van Zijn mond.

b. Voor zijn geslacht: hij zal komen in het huis van de dief en van degene, die vals zweert. Gods vloek komt met volmacht om deuren open te breken, en kan niet buiten gehouden worden door sloten of grendels. Daar waar de zondaar het zekerst is, en denkt, dat hij buiten gevaar is, -daar waar hij zich verkwikking belooft door voedsel en slaap, -daar, in zijn eigen huis, zal Gods vloek hem treffen, ja, hij zal niet all op hem, maar op al de zijnen vallen, om zijnentwil. Vervloekt zal zijn zijn korf en baktrog, en vervloekt de vrucht van zijn buik, Deuteronomy 28:17 Deuteronomy 28:18. De vloek des Heeren is in het huis van de goddelozen, Spreuk. 3:33, hij zal niet maar het huis belegeren, of voor de deur zijn, maar hij zal in het midden van zijn huis overnachten, en zijn boosaardige invloed naar alle vertrekken verspreiden. Hij zal wonen in zijn tent, daar zij de zijne niet is, Job 18:15. Hij zal wonen overal waar hij woont, en zijn onafscheidelijke metgezel zijn in bed en aan tafel, om hem beide te bederven. En, eenmaal daar, zal hij hem niet meer verlaten, en er is geen ander middel dan berouw en verbetering om hem uit te bannen en hem niet als erfenis achter te laten. Ja, hij zal er in blijven, totdat hij het huis met zijn houten en zijn stenen verteerd heeft, want, al is het nog zo sterk, al is het hout eikenhout en zijn de stenen gehouwen uit rotsen van graniet, toch zullen zij niet bestand zijn tegen de vloek van God. Wij hoorden de steen en de balk klagen over de afpersing en onderdrukking van de eigenaar en zuchten onder hun last, Habakkuk 2:11. Hier zien wij ze bevrijd van deze dienstbaarheid van de verderfenis. Zolang zij in hun kracht en schoonheid waren, ondersteunden zij, zeer tegen hun zin, de trots en zekerheid des zondaars, maar, als zij verteerd zijn, dan zullen hunne puinhopen, tot hun voldoening, duurzame gedenktekenen van Gods rechtvaardigheid en blijvende getuigen van de onrechtvaardigheid des zondaars zijn. Zonde is het verderf van huizen en geslachten, in `t bijzonder de zonden van onrechtvaardigheid en meineed. Wie kent de sterkte van Gods toorn, en de werking van Zijn vloek? Houten en stenen zijn er door verteerd, laat ons daarom vrezen en niet zondigen.

Het vorige visioen was zeer gemakkelijk en duidelijk, maar hier zijn dingen in, duister en zwaar om te verstaan, sommigen menen, dat de bedoeling er van is de eindelijke verwoesting van de Joodse kerk en volk te voorspellen en de verstrooiing van de Joden, als zij door de kruisiging van Christus en de vervolging van Zijn Evangelie de maat van hun ongerechtigheid vol gemaakt zouden hebben, daarom is het opzettelijk in duistere voorstellingen en uitdrukkingen gehuld, "opdat de duidelijke aanzegging van de tweede verwoesting des tempels en van de staat hen niet te zeer zou ontmoedigen om voort te gaan met de tegenwoordige herstelling." Aldus Pemble.

De profeet dacht nog na over de macht en de schrik van de vloek, die de huizen van dieven en meinedigen verteert, toen hem gezegd werd zich om te keren, om nog groter verwoestingen dan deze te zien, aangericht door de vloek van God om de zonde des mensen: Hef nu uw ogen op, en zie, wat hier is, Zechariah 5:5. Wat is dit, dat er voortkomt? Voor de gehele aarde, zoals de vliegende rol, Zechariah 5:3, of alleen over Jeruzalem, dat is niet duidelijk. Maar het schijnt, dat de profeet, door de afstand of door de beperktheid van zijn gezicht, niet goed zeggen kon, wat het was, en daarom vroeg: Wat is het? Zechariah 5:6. En de Engel zegt hem beide, wat het is en wat de bedoeling er van is.

I. Hij ziet een efa, een maat, waarmee koren gemeten werd, zij bevatte tien gomers, Exodus 16:36, en was het tiende deel van homer, Ezechiël 45-11, die naam wordt ook gebruikt voor maten in `t algemeen, Deuteronomy 25:14. En dat is hun gelijkenis, de gelijkenis van het Joodse volk over de ganse aarde, waar zij nu ook verspreid zijn, of ten minste, het zal zo zijn als hun ondergang nadert. Zij maken de maat van hun ongerechtigheid vol, die God hun gesteld heeft, en als die vol is, zoals de efa met koren, dan zal zij overgegeven worden in de handen van degenen, aan wie God hen om hun zonden verkocht heeft, zij zijn voor het verderf gemeten, zoals efa koren gemeten wordt voor de markt of voor de molen. Sommigen menen, dat de vermelding van efa, die bij kopen en verkopen gebruikt werd, betekent, dat leugen en bedrog en afpersing zonden waren die veelvuldig onder hen voorkwamen, zoals dat volk tot op de huldigen dag berucht is, omdat het zich daaraan schuldig maakt. Het is een juiste voorstelling van hen over de ganse aarde. Er is hun een maat gesteld en die maken zij haastig vol. Zie Matthew 23:32, 1 Thessalonians 2:16.

II. Hij ziet een vrouw, zittende in het midden van de efa, die de zondige kerk en volk van de Joden in hun laatste en ontaarden tijd voorstelt, toen de getrouwe stad tot een hoer geworden was. Hij, die de bergen in schalen en de heuvelen in e weegschaal weegt, moet volken en kerken als in efa, zo nauwgezet is Hij in Zijn rechterlijke behandeling van hen. Gods volk wordt de tarwe van Zijn dorsvloer genoemd, Isaiah 21:10. En hier doet Hij het koren in de maat om het weg te doen. De Engel zegt van de vrouw in de efa: Deze is de goddeloosheid, het is een goddeloos volk, anders zou God het niet aldus verworpen hebben, het is zo goddeloos, als de goddeloosheid zelf, het is gruwelijk goddeloos. Hoe is het goud verdonkerd! Israël was de Heer een heiligheid, Jeremiah 2:3, maar dit is goddeloosheid, en goddeloosheid is nergens zo schandelijk, zo hatelijk, en, in vele opzichten, zo snood, als waar ze gevonden wordt bij de belijders van de godsdienst.

III. Hij ziet de vrouw in de efa werpen, en het loden gewicht op de mond derzelve, waardoor zij opgesloten en gevangene in de efa is, en geheel buiten staat er uit te komen. Dit dient om aan te tonen, dat de toorn van God tegen onboetvaardige zondaars is,

1. Onvermijdelijk, en niet te ontkomen, zij zijn er aan overgegeven, besloten onder de zonde, en opgesloten onder de vloek, zoals deze vrouw in de efa, zij zouden willen ontsnappen, maar zij kunnen niet.

2. Onverdraaglijk, zodat zij er onder moeten bezwijken. Schuld ligt op de zondaar als loden gewicht, dat hem tot in het diepste van de hel doet zinken. Toen Christus van de dingen van Jeruzalems vrede zei: Maar nu zijn zij verborgen voor uw ogen, wierp dat loden gewicht op hen.

IV. Hij ziet de efa, met de vrouw er in, die aldus ter dood toe gedrukt wordt, weggevoerd naar vreemd land.

1. De werktuigen, die daartoe gebruikt werden, waren twee vrouwen, met vleugels als die van een ooievaar, groot en sterk, en opdat zij vlugger konden vliegen, was wind in haar vleugels, die de grote hevigheid en snelheid betekende, waarmee de Romeinen het Joodse volk vernietigden. God heeft niet alleen gevleugelde boodschappers in de hemel, maar Hij kan, als het Hem behaagt, ook vleugels geven aan hen, die Hij in deze lagere wereld gebruikt, en, als Hij dat doet, drijft Hij ze voort met wind in hun vleugelen, Zijn leiding voert ze mee op gunstige stormwind.

2. Zij hieven ze op in de lucht, betekenende de verschrikkingen, die de goddeloze Joden vervolgden, en dat zij openlijk voorbeeld waren voor de wereld van Gods wraak. Zij voerden ze tussen de aarde en tussen de hemel, als beide onwaardig en van beide verlaten, want, toen dit vervuld werd, behaagden de Joden God niet en waren alle mensen tegen, 1 Thessalonians 2:15. Deze is de goddeloosheid en dit komt er van, de hemel wierp de goddeloze engelen uit, en de aarde spuwde de goddeloze Kananieten uit.

3. Toen de profeet vroeg, waarheen zij hun gevangene voerden, die werd weggevoerd om gestraft te worden, Zechariah 5:10, werd hem gezegd dat zij van plan waren haar huis te bouwen in het land Sinear. Dit betekent, dat de straf van de Joden een volkomen verstrooiing zou zijn, zij zouden uit hun land verdreven worden, zoals het kaf, dat de wind heendrijft, en zouden gedwongen worden in verre landen te wonen, in `t bijzonder in het land Babel, waarheen velen van de verdreven Joden gingen, na de verwoesting van hun land door de Romeinen, evenals naar andere landen, in `t bijzonder de delen van de Levant, niet om daar, zoals bij hun vorige gevangenschap, zeventig jaar te blijven, maar om daar voor altijd te blijven vastgeklonken. Daar zal de efa gevestigd en op haar grondveste gesteld worden. Dit betekent,

a. Dat hun ellende zal blijven van geslacht tot geslacht en dat zij zo verstrooid zullen worden, dat zij zich nimmermeer verenigen of op een plaats samenkomen zullen, zij zullen voor altijd zonder staat en een eenheid zijn, en Kaïns vonnis zal het hunne zijn om zwervende en dolende te zijn op de aarde.

b. Dat hun ongerechtigheid eveneens zal blijven en hun hart er in verhard zal worden. Verharding is over Israël gekomen, en zij zijn neergezonken in de droesem van hun eigen ongeloof, hun goddeloosheid is gevestigd op haar eigen grondveste. God heeft hun een geest van diepe slaap gegeven, Romans 11:8, opdat zij niet te eniger tijd zich bekeren en Hij hen geneze.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/zechariah-5.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile