Deuteronomium 3:16

Gereviseerde Leidse Vertaling

Aan de Rubenieten en de Gadieten dan heb ik gegeven van Gilead af tot aan de beek Arnon, halverwege de beek, langs de grenzen der Ammonieten, tot aan de beek Jabbok,

Parallel Translations

Gereviseerde Lutherse Vertaling
En aan de Rubenieten en Gadieten gaf ik een gedeelte van Gilead tot aan de beek Arnon, midden in de beek, die de grensscheiding is, en tot aan de beek Jabbok, die de grensscheiding der kinderen Ammons is;

Staten Vertaling
Maar aan de Rubenieten en Gadieten gaf ik van Gilead af tot aan de beek Arnon, het midden van de beek en de landpale; en tot aan de beek Jabbok, de landpale der kinderen Ammons;

Bible Verse Review
  from Treasury of Scripure Knowledge

Reubenites: Numbers 32:33-38, 2 Samuel 24:5

river Jabbok: Deuteronomy 2:37, Genesis 32:22, Numbers 21:24, Joshua 12:2, Joshua 12:3

Reciprocal: Genesis 31:48 - Galeed Numbers 21:31 - General Joshua 13:9 - Aroer Joshua 22:2 - Ye have Joshua 22:9 - the country of Gilead Judges 11:13 - Jabbok

Gill's Notes on the Bible

And unto the Reubenites, and unto the Gadites,.... The tribes of Reuben and Gad:

I gave from Gilead even unto the river Arnon: see Deuteronomy 3:12

half the valley and the border; or rather half the river, the river Arnon; and so it is rendered "the middle of the river", in Joshua 12:2 and so here the middle of the torrent by the Vulgate Latin and Septuagint versions, and by Onkelos:

even unto the river Jabbok, which is the border of the children of Ammon; beyond which the land given to the tribes of Reuben and Gad reached not; see Deuteronomy 2:37.

Barnes' Notes on the Bible

The sense is that the Reubenites and Gadites were to possess the district from the Jabbok on the north to the Arnon on the south, including the middle part of the valley of the Arnon, and the territory (“coast” or “border”) thereto pertaining.