Lectionary Calendar
Saturday, July 12th, 2025
the Week of Proper 9 / Ordinary 14
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jeremia 29:12

En gij zult Mij aanroepen en voortgaan tot Mij te bidden, en Ik zal u verhoren:

Bible Study Resources

Concordances:

- Nave's Topical Bible - Israel, Prophecies Concerning;   Prayer;   The Topic Concordance - Calling;   Finding;   Hearing;   Israel/jews;   Seeking;   Torrey's Topical Textbook - Prayer, Answers to;  

Dictionaries:

- Easton Bible Dictionary - Prophecy;   Fausset Bible Dictionary - Canon of the Old Testament;   Holman Bible Dictionary - Apocrypha;   Future Hope;   Jeremiah;   Hastings' Dictionary of the Bible - Greek Versions of Ot;   Watson's Biblical & Theological Dictionary - Zedekiah;  

Parallel Translations

Gereviseerde Leidse Vertaling
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="jer.29.1" class="versetxt"> Dit is de inhoud van den brief, gezonden door den profeet Jeremia uit Jeruzalem aan de oudsten onder de ballingen, de priesters, de profeten en het ganse volk, door Nebukadnesar uit Jeruzalem naar Babel weggevoerd, na het vertrek uit Jeruzalem van koning Jechonja en de koningin-moeder, de kamerlingen en al de vorsten van Juda en Jeruzalem, de handwerkslieden en de slotenmakers; hij gaf dien mede aan Eleaza, den zoon van Sjafan, en Gemarja, den zoon van Hilkia, die door Sedekia, den koning van Juda, naar Babel tot Nebukadnesar, den koning van Babel, gezonden waren: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god, aan al de ballingen die ik uit Jeruzalem naar Babel heb weggevoerd: Bouwt huizen, en bewoont ze; legt tuinen aan, en eet er de vruchten van; neemt vrouwen, en verwekt zonen en dochteren; neemt ook voor uw zonen vrouwen en geeft uw dochters aan mannen, opdat zij zonen en dochters baren; en vermenigvuldigt u aldaar, neemt in aantal niet af. En behartigt het welzijn der stad waarheen ik u heb weggevoerd, en bidt voor haar tot den Heer; want bij haar welvaart zult gij welvaren. Want zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Laten de profeten die in uw midden zijn en uw waarzeggers u niet misleiden, en geeft geen gehoor aan de dromen die gij droomt; want leugens profeteren zij u in mijn naam; ik heb hen niet gezonden, spreekt de Heer. 23.jer.nl.lie.ot.map 029:011 23.jer.nl.lie.ot.map 029:012 23.jer.nl.lie.ot.map 029:013 23.jer.nl.lie.ot.map 029:014 23.jer.nl.lie.ot.map 029:015 Zo toch zegt de Heer van den koning die zit op Davids troon, en van al het volk dat in deze stad woont, uw broeders die niet met u als ballingen zijn heengegaan; zo zegt de Heer der heirscharen: Zie, ik laat op hen los het zwaard, den honger en de pest, en ik zal hen gelijkstellen met de walgelijke vijgen, die te slecht zijn om te eten; ik zal hen achtervolgen met het zwaard, den honger en de pest, hen maken ten speelbal voor alle koninkrijken der aarde, tot een verwensching, een voorwerp van ontzetting, gesis en versmading onder alle volken werwaarts ik hen zal hebben weggedreven; omdat zij niet geluisterd hebben naar mijn woorden, spreekt de Heer, als ik onverdroten mijn dienaren de profeten tot hen zond. Maar gij, ballingen die ik uit Jeruzalem naar Babel heb weggezonden, hoort allen 's Heeren woord! (29-10) Zo toch zegt de Heer: Eerst wanneer zeventig jaren voor Babel verlopen zijn zal ik naar u omzien, en aan u mijn belofte gestanddoen u herwaarts terug te brengen. (29-11) Want ik weet zelf, welke gedachten ik aangaande u koester, spreekt de Heer, gedachten van vrede, en niet van onheil: u te geven een toekomst en een goede hoop. (29-12) Gij zult mij aanroepen, en heengaan en tot mij bidden, en ik zal u verhoren; (29-13) gij zult mij zoeken en mij vinden, indien gij van ganser harte naar mij vraagt. (29-14) Ja ik zal mij door u laten vinden, zegt de Heer, uw lot wenden, u herzamelen uit alle volkeren en alle plaatsen waarheen ik u heb weggedreven, spreekt de Heer, en u terugbrengen naar de plaats van waar ik u heb weggevoerd. (29-15) Wat betreft uw zeggen: De Heer heeft ons in Babel profeten doen opstaan --zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god, van Achab, den zoon van Kolaja, en van Sedekia, den zoon van Maazeja, die u in mijn naam leugen profeteren: Zie, ik lever hen over aan Nebukadresar, den koning van Babel, die hen voor uw ogen zal verslaan. En aan hen zal bij al de ballingen van Juda in Babel de vervloeking ontleend worden: De Heer doe u het lot ondergaan van Sedekia en Achab, die door den koning van Babel aan het vuur zijn geroosterd-- omdat zij een dwaasheid in Israel hebben begaan: overspel bedreven met de vrouwen hunner naasten en een woord in mijn naam gesproken dat ik hun niet had opgedragen. --Ik weet het en ben er getuige van, spreekt de Heer. En tot Sjemaja, den Nehelamiet, zult gij zeggen: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Omdat gij op eigen gezag aan het ganse volk te Jeruzalem, aan den priester Sefanja, den zoon van Maazeja, en aan de andere priesters een brief hebt gezonden, van dezen inhoud: De Heer heeft u tot priester aangesteld in de plaats van den priester Jojada om opziener in den tempel te zijn en elken razenden en profeterenden mens in het blok en den halskraag te zetten. Waarom zijt gij dan niet tegen Jeremia van Anathoth, die bij u profeteert, opgetreden? Immers heeft hij ons in Babel de boodschap gezonden: Het zal nog lang duren; bouwt huizen en woont er in; legt tuinen aan en eet er de vruchten van. De priester Sefanja nu las dezen brief den profeet Jeremia voor. Toen kwam het woord des Heeren tot Jeremia: Zend aan al de ballingen de boodschap: Zo zegt de Heer aangaande Sjemaja den Nehelamiet: Omdat Sjemaja u geprofeteerd heeft, terwijl ik hem niet gezonden heb, en hij u op leugen heeft doen vertrouwen, daarom zegt de Heer aldus: Zie, ik straf Sjemaja, den Nehelamiet, en zijn kroost: niemand der zijnen zal in het midden van dit volk wonen, en hij zal het goede niet aanschouwen dat ik mijn volk zal schenken, spreekt de Heer; omdat hij afval van den Heer heeft gepredikt.
Staten Vertaling
Dan zult gij Mij aanroepen, en henengaan, en tot Mij bidden; en Ik zal naar u horen.

Bible Verse Review
  from Treasury of Scripure Knowledge

Jeremiah 31:9, Jeremiah 33:3, Nehemiah 2:4-20, Psalms 10:17, Psalms 50:15, Psalms 102:16, Psalms 102:17, Isaiah 30:19, Isaiah 65:24, Ezekiel 36:37, Daniel 9:3-19, Zechariah 13:9, Matthew 7:7, Matthew 7:8

Reciprocal: Genesis 13:4 - called Leviticus 26:39 - shall pine Deuteronomy 4:29 - But if Judges 3:15 - cried unto 1 Kings 8:48 - And so return 2 Chronicles 6:38 - return 2 Chronicles 14:7 - we have sought 2 Chronicles 15:2 - if ye seek him 2 Chronicles 15:12 - seek 2 Chronicles 30:9 - so that they shall 2 Chronicles 33:13 - he was entreated Ezra 8:23 - besought Psalms 3:4 - I cried Psalms 27:8 - Thy Psalms 65:2 - thou Psalms 91:15 - He shall Psalms 107:6 - Then Psalms 145:18 - call upon Isaiah 55:6 - Seek Isaiah 58:9 - shalt thou Jeremiah 24:7 - for they Jeremiah 50:4 - seek the Jeremiah 51:50 - remember Hosea 5:15 - till Hosea 10:12 - time Joel 2:12 - turn Amos 5:4 - Seek Zephaniah 2:3 - Seek ye Zechariah 1:3 - and Matthew 6:5 - when Luke 11:9 - seek Luke 18:1 - that Luke 18:39 - but Acts 9:11 - for Romans 8:27 - according Romans 12:12 - continuing James 1:5 - let James 5:16 - The effectual 1 John 3:22 - whatsoever 1 John 5:14 - if

Gill's Notes on the Bible

Then shall ye call upon me,.... When the expected end is about to be given; when God intends and is about to bestow a mercy, he gives his people a spirit of prayer to ask for it; and even the promise of it is a considerable argument to encourage and engage more to pray for it:

and ye shall go and pray unto me: walk in my ways; so Jarchi, Kimchi, and Ben Melech; or rather ye shall go into your private closets, or into those public places where prayer was wont to be made, and there put up your petitions; or it may be the meaning is, that they should continue praying unto him; should pray without ceasing, until they enjoyed the blessing, and had the expected end given them:

and I will hearken unto you: God is a God hearing prayer; he listens to the requests of his people, and answers them in his own time and way; which is no small encouragement to pray unto him.


 
adsfree-icon
Ads FreeProfile