Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Kronieken 13

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 13

1 Chronicles 13:1

AF- EN INHALING VAN DE BONDSKIST

I. 1 Chronicles 13:1-1 Chronicles 13:14. In Jeruzalem als koning over geheel Israël regerend, besluit David om de ark van God uit Kirjath-Jearim, waar zij toen nog stond, naar zijn stad over te brengen, vergewist zich daartoe van de toestemming van de gehele gemeente van zijn volk, en gaat over tot de uitvoering van dit werk, waaraan allen deelnemen. Maar als de Heere de Leviet Uza door een plotselinge slag doodt, omdat deze op onbedachtzame wijze de ark heeft aangeraakt, is David bevreesd de bondskist in zijn nabijheid te brengen, en brengt haar onderweg in het huis van Obed-Edom, bij wie met haar ook de zegen van de Heere zijn intrek neemt (Vergelijk 2 Samuel 6:1-2 Samuel 6:11).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 13

1 Chronicles 13:1

AF- EN INHALING VAN DE BONDSKIST

I. 1 Chronicles 13:1-1 Chronicles 13:14. In Jeruzalem als koning over geheel Israël regerend, besluit David om de ark van God uit Kirjath-Jearim, waar zij toen nog stond, naar zijn stad over te brengen, vergewist zich daartoe van de toestemming van de gehele gemeente van zijn volk, en gaat over tot de uitvoering van dit werk, waaraan allen deelnemen. Maar als de Heere de Leviet Uza door een plotselinge slag doodt, omdat deze op onbedachtzame wijze de ark heeft aangeraakt, is David bevreesd de bondskist in zijn nabijheid te brengen, en brengt haar onderweg in het huis van Obed-Edom, bij wie met haar ook de zegen van de Heere zijn intrek neemt (Vergelijk 2 Samuel 6:1-2 Samuel 6:11).

Vers 1

1. En David, die, nadat hij Jeruzalem tot hoofdstad van zijn rijk verheven had (1 Chronicles 11:4), er nu ook aan dacht, om haar tot middelpunt van de godsdienst voor Israël te maken, bij welk plan hij niet zozeer door staatkundige slimheid als veeleer door Goddelijke wijsheid geleid werd, hield raad met de oversten der duizenden en van de honderden, en met alle vorsten, de oudsten van de verschillende stammen, die vroeger bij hem te Hebron gekomen waren, om hem tot koning over geheel Israël te zalven (1 Chronicles 12:23), en die hij thans bij zich te Jeruzalem bescheidde.

Vers 1

1. En David, die, nadat hij Jeruzalem tot hoofdstad van zijn rijk verheven had (1 Chronicles 11:4), er nu ook aan dacht, om haar tot middelpunt van de godsdienst voor Israël te maken, bij welk plan hij niet zozeer door staatkundige slimheid als veeleer door Goddelijke wijsheid geleid werd, hield raad met de oversten der duizenden en van de honderden, en met alle vorsten, de oudsten van de verschillende stammen, die vroeger bij hem te Hebron gekomen waren, om hem tot koning over geheel Israël te zalven (1 Chronicles 12:23), en die hij thans bij zich te Jeruzalem bescheidde.

Vers 2

2. En David zei tot de ganse, in haar hoofden en vertegenwoordigers bij hem vergaderde gemeente van Israël: Indien het jullie goeddunkt, wat ik in de gedachte heb, zoals ik daaraan geen ogenblik twijfel, en van de Heere, onze God, te zijn, een gedachte, die Hij zelf mij door Zijn Geest in het hart gelegd heeft, waarvan ik dan ook met een blij toevoorzicht verzekerd ben, zo laat ons tot een onverwijlde uitvoering van dit plan ons uitbreiden, laat ons zenden aan 2) onze overige broeders, die niet met ons hier tegenwoordig zijn, in alle landen van Israël, en de insgelijks herwaarts bescheiden priesters en Levieten, die met hen zijn in de (48) steden van het ganse land met haar voorsteden (Numbers 35:1 Joshua 21:1), opdat zij tot ons vergaderd worden en aan het werk kunnen deelnemen.

1) In het Hebreeën Nefratsah. Letterlijk: laten wij ons doorbreken. Met het volgende: laat ons zenden betekent het: laten wij schielijk zenden, zonder enig oponthoud, zonder dat wij ons door iets laten weerhouden.

2) Aan, of tot. Het voorgaande met dit woord verbonden geeft aan, een bevel. Het zenden tot sluit dus in, dat het volk verplicht was, om het woord van de koning te gehoorzamen. Het hing niet af van de wil van het volk, of het mee zou doen aan het opbrengen van de ark of niet, maar het moest geschieden. Het was, of werd een besluit van de koning in vereniging met de oudsten van het volk.

Vers 2

2. En David zei tot de ganse, in haar hoofden en vertegenwoordigers bij hem vergaderde gemeente van Israël: Indien het jullie goeddunkt, wat ik in de gedachte heb, zoals ik daaraan geen ogenblik twijfel, en van de Heere, onze God, te zijn, een gedachte, die Hij zelf mij door Zijn Geest in het hart gelegd heeft, waarvan ik dan ook met een blij toevoorzicht verzekerd ben, zo laat ons tot een onverwijlde uitvoering van dit plan ons uitbreiden, laat ons zenden aan 2) onze overige broeders, die niet met ons hier tegenwoordig zijn, in alle landen van Israël, en de insgelijks herwaarts bescheiden priesters en Levieten, die met hen zijn in de (48) steden van het ganse land met haar voorsteden (Numbers 35:1 Joshua 21:1), opdat zij tot ons vergaderd worden en aan het werk kunnen deelnemen.

1) In het Hebreeën Nefratsah. Letterlijk: laten wij ons doorbreken. Met het volgende: laat ons zenden betekent het: laten wij schielijk zenden, zonder enig oponthoud, zonder dat wij ons door iets laten weerhouden.

2) Aan, of tot. Het voorgaande met dit woord verbonden geeft aan, een bevel. Het zenden tot sluit dus in, dat het volk verplicht was, om het woord van de koning te gehoorzamen. Het hing niet af van de wil van het volk, of het mee zou doen aan het opbrengen van de ark of niet, maar het moest geschieden. Het was, of werd een besluit van de koning in vereniging met de oudsten van het volk.

Vers 3

3. En laat ons de ark van onze God, die sedert haar wegvoering door de Filistijnen haar goede standplaats nog niet gevonden heeft, maar slechts voorlopig in Kirjath-Jearim is geplaatst (1 Samuel 4:1-1 Samuel 7:1) tot ons wederhalen, en de nalatigheid en onverschilligheid, waaraan wij ons tot dusver jegens dit kostbare kleinood van ons volk hebben schuldig gemaakt, eindelijk weer goedmaken, want wij hebben ze in de dagen van Saul niet gezocht 1), alsof zij een nietig en zeer goed te missen voorwerp was; wij meenden veeleer, dat het reeds genoeg was, dat wij de tabernakel nog hadden, ofschoon de tabernakel zonder de Ark niets anders is dan een lichaam zonder ziel.

1) David, hoewel het in de dagen van Saul niet op zijn weg lag, om de ark terug te halen, verklaart zich hier solidair met de zonde van zijn volk. De zonde van het volk is David's zonde.

Vers 3

3. En laat ons de ark van onze God, die sedert haar wegvoering door de Filistijnen haar goede standplaats nog niet gevonden heeft, maar slechts voorlopig in Kirjath-Jearim is geplaatst (1 Samuel 4:1-1 Samuel 7:1) tot ons wederhalen, en de nalatigheid en onverschilligheid, waaraan wij ons tot dusver jegens dit kostbare kleinood van ons volk hebben schuldig gemaakt, eindelijk weer goedmaken, want wij hebben ze in de dagen van Saul niet gezocht 1), alsof zij een nietig en zeer goed te missen voorwerp was; wij meenden veeleer, dat het reeds genoeg was, dat wij de tabernakel nog hadden, ofschoon de tabernakel zonder de Ark niets anders is dan een lichaam zonder ziel.

1) David, hoewel het in de dagen van Saul niet op zijn weg lag, om de ark terug te halen, verklaart zich hier solidair met de zonde van zijn volk. De zonde van het volk is David's zonde.

Vers 4

4. Toen, van de kracht en waarheid van deze woorden van de koning overtuigd en getroffen, zei de ganse gemeente, als uit n mond, dat men alzo doen zou 1), en dus de Ark zou terughalen; want die zaak was juist in de ogen van het ganse volk 2).

1) Letterlijk: Laten wij zo doen.

2) Waarlijk, gelukkig is ieder land te noemen, dat door een vrome, godvruchtige koning geregeerd wordt! Daar ontmoeten goedheid en trouw, daar gerechtigheid en vrede elkaar, en het spreekwoord wordt bewaarheid: Zo de koning, zo het volk! Maar ook gelukkig is ieder koning zelf te noemen, die het niet vergeet, dat boven hem nog een groter Koning, de Koning aller koningen regeert, die hij uit genade zijn bestuur te danken heeft, die alleen zijn troon hem verzekert en die over zijn doen en laten hem eenmaal tot rekenschap zal roepen..

Vers 4

4. Toen, van de kracht en waarheid van deze woorden van de koning overtuigd en getroffen, zei de ganse gemeente, als uit n mond, dat men alzo doen zou 1), en dus de Ark zou terughalen; want die zaak was juist in de ogen van het ganse volk 2).

1) Letterlijk: Laten wij zo doen.

2) Waarlijk, gelukkig is ieder land te noemen, dat door een vrome, godvruchtige koning geregeerd wordt! Daar ontmoeten goedheid en trouw, daar gerechtigheid en vrede elkaar, en het spreekwoord wordt bewaarheid: Zo de koning, zo het volk! Maar ook gelukkig is ieder koning zelf te noemen, die het niet vergeet, dat boven hem nog een groter Koning, de Koning aller koningen regeert, die hij uit genade zijn bestuur te danken heeft, die alleen zijn troon hem verzekert en die over zijn doen en laten hem eenmaal tot rekenschap zal roepen..

Vers 5

5. David dan vergaderde, overeenkomstig deze afspraak met de hoofden en vertegenwoordigers van de gemeente, kort daarna, gans Israël 1) van het Egyptische Sichor, de tegenwoordige Wady el Arisch, als uiterste grens van het land in het zuiden (Joshua 13:3 Joshua 13:3 Numbers 34:5 en "Deuteronomy 8:18) af, tot daar men komt te Hamath, tot aan de uiterste grens in het Noorden (Numbers 13:22; Numbers 34:8), om de ark van God te brengen van Kirjath-Jearim, ruim 3 uren noordwestelijk van Jeruzalem.

1) Gans Israël, in de zin van, een groot gedeelte. Volgens 2 Samuel 6:1 kwam er op een getal van 30.000 man.

Vers 5

5. David dan vergaderde, overeenkomstig deze afspraak met de hoofden en vertegenwoordigers van de gemeente, kort daarna, gans Israël 1) van het Egyptische Sichor, de tegenwoordige Wady el Arisch, als uiterste grens van het land in het zuiden (Joshua 13:3 Joshua 13:3 Numbers 34:5 en "Deuteronomy 8:18) af, tot daar men komt te Hamath, tot aan de uiterste grens in het Noorden (Numbers 13:22; Numbers 34:8), om de ark van God te brengen van Kirjath-Jearim, ruim 3 uren noordwestelijk van Jeruzalem.

1) Gans Israël, in de zin van, een groot gedeelte. Volgens 2 Samuel 6:1 kwam er op een getal van 30.000 man.

Vers 6

6. Toen toog David op van Jeruzalem met het ganse Israël, vertegenwoordigd door een keur van 30.000 man uit al de 12 stammen, terwijl de overigen, die zich insgelijks bij de feestelijkheid bevonden, overeenkomstig zijn verordening, naar de plaats, van waar de plechtige feesttocht beginnen zou, zich rechtstreeks hadden begeven, naar de stad Bala, dat is, naar Kirjath-Jearim, dat in Juda is (Joshua 15:9), dat hij van daar ophaalde de ark van God, van de Heere, die op het verzoendeksel tussen de twee cherubs woont (1 Samuel 4:4), waar 1) de Naam wordt aangeroepen; de Heere Zijn Goddelijk wezen en heerlijkheid aan Zijn volk openbaart.

1) Anderen, zoals Keil, vertalen: zoals Hij met die Naam wordt aangeroepen, n.l. als degene, die boven de Cherubs troont. Grammatisch is dit juist. Letterlijke vertaling is: die genoemd wordt Naam. 7. En zij voerden de arke van God, in plaats van, zoals in Numbers 4:1 voorgeschreven was, haar door de Levieten op de schouders te laten dragen, op een met runderen bespannen nieuwe wagen, zoals de Filistijnen eenmaal gedaan hadden (1 Samuel 6:7),uit het huis van Abinadab, die echter toen niet meer in leven was. Uza nu, een kleinzoon of achterkleinzoon van Abinadab, en zijn broeder Ahio leidden de wagen, deze door v r de Ark uit te gaan en de runderen te besturen, de andere door op zijde van de Ark te lopen, om er op te letten, of zij ook zwenkte of er afgleed.

Vers 6

6. Toen toog David op van Jeruzalem met het ganse Israël, vertegenwoordigd door een keur van 30.000 man uit al de 12 stammen, terwijl de overigen, die zich insgelijks bij de feestelijkheid bevonden, overeenkomstig zijn verordening, naar de plaats, van waar de plechtige feesttocht beginnen zou, zich rechtstreeks hadden begeven, naar de stad Bala, dat is, naar Kirjath-Jearim, dat in Juda is (Joshua 15:9), dat hij van daar ophaalde de ark van God, van de Heere, die op het verzoendeksel tussen de twee cherubs woont (1 Samuel 4:4), waar 1) de Naam wordt aangeroepen; de Heere Zijn Goddelijk wezen en heerlijkheid aan Zijn volk openbaart.

1) Anderen, zoals Keil, vertalen: zoals Hij met die Naam wordt aangeroepen, n.l. als degene, die boven de Cherubs troont. Grammatisch is dit juist. Letterlijke vertaling is: die genoemd wordt Naam. 7. En zij voerden de arke van God, in plaats van, zoals in Numbers 4:1 voorgeschreven was, haar door de Levieten op de schouders te laten dragen, op een met runderen bespannen nieuwe wagen, zoals de Filistijnen eenmaal gedaan hadden (1 Samuel 6:7),uit het huis van Abinadab, die echter toen niet meer in leven was. Uza nu, een kleinzoon of achterkleinzoon van Abinadab, en zijn broeder Ahio leidden de wagen, deze door v r de Ark uit te gaan en de runderen te besturen, de andere door op zijde van de Ark te lopen, om er op te letten, of zij ook zwenkte of er afgleed.

Vers 8

8. En David en gans Israël speelden, dansten (Exodus 15:20), voor het aangezicht van God, die krachtens het teken van zijn tegenwoordigheid midden onder hen was, met alle macht zo met liederen, die gezongen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, en met schellen, en met cimbalen, en met trompetten, die daarbij bespeeld, geslagen en geblazen werden.

Vers 8

8. En David en gans Israël speelden, dansten (Exodus 15:20), voor het aangezicht van God, die krachtens het teken van zijn tegenwoordigheid midden onder hen was, met alle macht zo met liederen, die gezongen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, en met schellen, en met cimbalen, en met trompetten, die daarbij bespeeld, geslagen en geblazen werden.

Vers 10

10. Toen ontstak de toorn van de Heere over Uza, en Hij sloeg hem, liet hem door een plotselinge slag getroffen worden vanwege deze misdaad, omdat hij, niet lettend op het Goddelijk verbod in Numbers 4:15,Numbers 4:20, zijn hand had uitgestrekt aan de ark, al was het ook met een goede bedoeling geschied, en hij stierf daar voor het aangezicht bij de ark van God (2 Samuel 6:7).

Vers 10

10. Toen ontstak de toorn van de Heere over Uza, en Hij sloeg hem, liet hem door een plotselinge slag getroffen worden vanwege deze misdaad, omdat hij, niet lettend op het Goddelijk verbod in Numbers 4:15,Numbers 4:20, zijn hand had uitgestrekt aan de ark, al was het ook met een goede bedoeling geschied, en hij stierf daar voor het aangezicht bij de ark van God (2 Samuel 6:7).

Vers 11

11. En David ontstak, werd zeer ontroerd, dat de Heere een scheur gescheurd had aan Uza, hem zo plotseling en geweldig uit het leven wegraakte; daarom noemde hij diezelfde plaats Perez-Uza, d.i. scheur van Uza, terwijl het volk haar plaats van het verderf (1 Chronicles 13:9) genoemd had; deze naam draagt zij dan ook nog tot op deze dag.

Vers 11

11. En David ontstak, werd zeer ontroerd, dat de Heere een scheur gescheurd had aan Uza, hem zo plotseling en geweldig uit het leven wegraakte; daarom noemde hij diezelfde plaats Perez-Uza, d.i. scheur van Uza, terwijl het volk haar plaats van het verderf (1 Chronicles 13:9) genoemd had; deze naam draagt zij dan ook nog tot op deze dag.

Vers 12

12. En David vreesde de Heere en diens ongenaakbare Majesteit te dien dage, zeggende: terwijl hij er nu zelfs van afzag om zijn voornemen te volbrengen: Hoe zal ik, zonder mij aan groot gevaar bloot te stellen, de ark van God tot mij op de berg Zion brengen?

Vers 12

12. En David vreesde de Heere en diens ongenaakbare Majesteit te dien dage, zeggende: terwijl hij er nu zelfs van afzag om zijn voornemen te volbrengen: Hoe zal ik, zonder mij aan groot gevaar bloot te stellen, de ark van God tot mij op de berg Zion brengen?

Vers 13

13. Daarom liet David de ark niet tot zich brengen in de stad van David 1) (1 Chronicles 11:7); maar deed ze, op zijde van hen weg af, afwijken in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, een van Gath-Rimmon in de stam Dan geboortige Leviet, die later deurwachter bij de ark werd (1 Chronicles 15:18,1 Chronicles 15:24).

1) Laat de opschorting van deze plechtigheid ons ter waarschuwing strekken, om niet van onze plicht afgebracht te worden door zulke beschikkingen, die alleen gemaakt zijn, om ons van onze zonden af te brengen. Buiten twijfel heeft David Gods bevel voor zich gehad tot het brengen van de Ark naar Jeruzalem, en daarom moest hij, onaangezien de breuk op Uza gemaakt, daarmee zijn voortgegaan, na het uitzuiveren en verbeteren van hetgeen kwalijk gedaan was..

Vers 13

13. Daarom liet David de ark niet tot zich brengen in de stad van David 1) (1 Chronicles 11:7); maar deed ze, op zijde van hen weg af, afwijken in het huis van Obed-Edom, de Gethiet, een van Gath-Rimmon in de stam Dan geboortige Leviet, die later deurwachter bij de ark werd (1 Chronicles 15:18,1 Chronicles 15:24).

1) Laat de opschorting van deze plechtigheid ons ter waarschuwing strekken, om niet van onze plicht afgebracht te worden door zulke beschikkingen, die alleen gemaakt zijn, om ons van onze zonden af te brengen. Buiten twijfel heeft David Gods bevel voor zich gehad tot het brengen van de Ark naar Jeruzalem, en daarom moest hij, onaangezien de breuk op Uza gemaakt, daarmee zijn voortgegaan, na het uitzuiveren en verbeteren van hetgeen kwalijk gedaan was..

Vers 14

14. Zo bleef de ark van God bij het huisgezin van Obed-Edom in zijn huis, tot haar verdere verplaatsing naar de stad van David (1 Chronicles 15:1), drie maanden, en de Heere zegende 1) het huis van Obed-Edom, en alles wat hij had, onder andere bewijzen van Zijn gunst ook wel daarmee, dat de tot die tijd onvruchtbaar gebleven echt diens mans op eenmaal een vruchtbare en later nog een aan kinderen zeer rijke echt werd (1 Chronicles 26:4). 1) Laat de zegeningen, die het verblijf van de Ark met zich bracht in het huid van Obed-Edom, ons bewegen, om de grootste achting en de sterkste begeerte te betonen voor de tekenen en de openbaarmaking van de Goddelijke tegenwoordigheid, namenlijk het woord van de Heere en Zijn instellingen, en om aan dezelfde een ruime en welbehaaglijke verblijfplaats te verschaffen. Christus komt tot ons langs de weg van Zijn instellingen..

Vers 14

14. Zo bleef de ark van God bij het huisgezin van Obed-Edom in zijn huis, tot haar verdere verplaatsing naar de stad van David (1 Chronicles 15:1), drie maanden, en de Heere zegende 1) het huis van Obed-Edom, en alles wat hij had, onder andere bewijzen van Zijn gunst ook wel daarmee, dat de tot die tijd onvruchtbaar gebleven echt diens mans op eenmaal een vruchtbare en later nog een aan kinderen zeer rijke echt werd (1 Chronicles 26:4). 1) Laat de zegeningen, die het verblijf van de Ark met zich bracht in het huid van Obed-Edom, ons bewegen, om de grootste achting en de sterkste begeerte te betonen voor de tekenen en de openbaarmaking van de Goddelijke tegenwoordigheid, namenlijk het woord van de Heere en Zijn instellingen, en om aan dezelfde een ruime en welbehaaglijke verblijfplaats te verschaffen. Christus komt tot ons langs de weg van Zijn instellingen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Chronicles 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-chronicles-13.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile