Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Koningen 1

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 1

1 Kings 1:1.

SALOMO TOT KONING GEZALFD EN INGEHULDIGD.

I. 1 Kings 1:1-1 Kings 1:37. Wanneer David in zijn ouderdom zo arm aan levenskracht geworden is, dat men hem met dekens niet meer verwarmen kan, wordt er op raad van zijn artsen een jeugdige maagd gezocht, die met haar krachtige levenswarmte zijn bijna uitgedoofde levensgeesten nog enige tijd zou kunnen onderhouden. Deze omstandigheden deden aan de ene zijde verwachten, dat hij de regering niet langer zou kunnen waarnemen, maar tevens aan de andere zijde, dat hij niet machtig zou zijn om krachtig tussenbeide te treden, waardoor Adonia (thans oudste zoon van de koning) verleid wordt zichzelf in plaats van de door David als opvolger bestemde Salomo op de troon te plaatsen. Hij heeft reeds in vereniging met de hogepriester Abjathar en de veldheer Joab alle daartoe strekkende stappen gedaan, als de waakzaamheid van de profeet Nathan zijn plannen verijdelt, omdat deze, met hulp van Bathseba, de koning beweegt terstond het bevel uit te vaardigen, dat Salomo in het dal Gihon tot koning gezalfd en daarna plechtig naar het koninklijk paleis teruggeleid zal worden, om daar zijn troonsbestijging te houden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 1

1 Kings 1:1.

SALOMO TOT KONING GEZALFD EN INGEHULDIGD.

I. 1 Kings 1:1-1 Kings 1:37. Wanneer David in zijn ouderdom zo arm aan levenskracht geworden is, dat men hem met dekens niet meer verwarmen kan, wordt er op raad van zijn artsen een jeugdige maagd gezocht, die met haar krachtige levenswarmte zijn bijna uitgedoofde levensgeesten nog enige tijd zou kunnen onderhouden. Deze omstandigheden deden aan de ene zijde verwachten, dat hij de regering niet langer zou kunnen waarnemen, maar tevens aan de andere zijde, dat hij niet machtig zou zijn om krachtig tussenbeide te treden, waardoor Adonia (thans oudste zoon van de koning) verleid wordt zichzelf in plaats van de door David als opvolger bestemde Salomo op de troon te plaatsen. Hij heeft reeds in vereniging met de hogepriester Abjathar en de veldheer Joab alle daartoe strekkende stappen gedaan, als de waakzaamheid van de profeet Nathan zijn plannen verijdelt, omdat deze, met hulp van Bathseba, de koning beweegt terstond het bevel uit te vaardigen, dat Salomo in het dal Gihon tot koning gezalfd en daarna plechtig naar het koninklijk paleis teruggeleid zal worden, om daar zijn troonsbestijging te houden.

Vers 1

1. Koning David nu was oud, wel bedaagd, want hij had nu reeds een bijna zeventigjarige ouderdom bereikt (vgl. 2:11; 2 Samuel 5:4vv.), en zij dekten hem met kleren (grote dekens), wanneer hij zich te ruste legde, maar hij kreeg geen warmte. 1) Een verval van krachten, 2) dat ten gevolge van het veelvuldig lijden en de grote moeilijkheden, door David in zijn veelbewogen leven ondervonden, zich zo vroegtijdig bij hem openbaarde (Deuteronomy 34:7), en hem dikwijls noodzaakte ook bij dag het bed te houden. (1 Kings 1:47)

1) David had nu de ouderdom bereikt, die volgens Psalms 90:10 de gewone levensduur van de mens uitmaakt; hij ondervond dat de levenskracht en levenswarmte voor altijd waren verdwenen, maar hij behoort niet tot die ongelukkigen, die hoe sneller het leven hun ontvlucht, zich des te hartstochtelijker daaraan vastklemmen. Tweemaal wordt zijn ouderdom als een verzadigd zijn voorgesteld (1 Chronicles 23:1, 1 Chronicles 29:28 ; "zat van dagen). Dit verzadigd zijn is echter geen walging. David is wel het leven "zat", maar die walging, die voortvloeit uit een overmatig en zondig levensgenot kent hij niet. Het koude en vervallen lichaam van David wordt bezield door een vuur van de geest, waarmee hij, die in de dagen van zijn jeugd reeds de eeuwige goederen van het leven verkoren had, met al het vuur van een eeuwige liefde in zijn grijze dagen datgene aangrijpt, wat in deze wereld het blijvend goed is. Een schoon bewijs, dat de geest van de koning niet verzwakt en verouderd is, vinden wij in het kleine lied, dat wij in 2 Samuel 23:1-2 Samuel 23:7 onder de benaming van "laatste woorden van David" hebben aangetroffen. Als eenvoudig harpspeler treedt de herdersknaap uit Bethlehem het eerst voor ons op (1 Samuel 16:18); als de gevierde zanger van Israël neemt hij van ons afscheid in dit lied (2 Samuel 23:1). Wat een wild, huiveringwekkend, prachtvol hooggebergte ligt tussen deze beide zo ver van elkaar verwijderde stille punten, en toch zien wij nog de vleugelslag van de levendigste verbeeldingskracht, toch voelen wij nog de krachtige polsslag van de gedachten in de zwanenzang van de grijze vorst! Is het de kunst en de kracht van zijn dichterlijke aanleg? Toen Goethe oud geworden was en het leven voor hem zijn schoonheid en wellust verloren had, zocht hij heul en verkwikking in de "Liefdetuin" van de Perzische Hafis. (Een van de beroemdste perzische dichters, wiens gezangen slechts van liefde, bloemen en wijn spreken, en erop gemaakt zijn, het gemoed van de mens op mystiek godsdienstige wijze op te wekken. Hij kende de Koran van buiten). Niet alzo David. Het onderwerp van zijn laatste lied is het nabij-zijnde, het zichtbare, de volle werkelijkheid van het leven, zijn eigen nu volbrachte loopbaan. Het is niet meer slechts de natuur, maar de gave van de natuur verhelderd door de kracht van de eeuwige geest..

2) Dr. Lightfoot meent, dat hij geslagen geweest is met een verstervende beroerte..

Vers 1

1. Koning David nu was oud, wel bedaagd, want hij had nu reeds een bijna zeventigjarige ouderdom bereikt (vgl. 2:11; 2 Samuel 5:4vv.), en zij dekten hem met kleren (grote dekens), wanneer hij zich te ruste legde, maar hij kreeg geen warmte. 1) Een verval van krachten, 2) dat ten gevolge van het veelvuldig lijden en de grote moeilijkheden, door David in zijn veelbewogen leven ondervonden, zich zo vroegtijdig bij hem openbaarde (Deuteronomy 34:7), en hem dikwijls noodzaakte ook bij dag het bed te houden. (1 Kings 1:47)

1) David had nu de ouderdom bereikt, die volgens Psalms 90:10 de gewone levensduur van de mens uitmaakt; hij ondervond dat de levenskracht en levenswarmte voor altijd waren verdwenen, maar hij behoort niet tot die ongelukkigen, die hoe sneller het leven hun ontvlucht, zich des te hartstochtelijker daaraan vastklemmen. Tweemaal wordt zijn ouderdom als een verzadigd zijn voorgesteld (1 Chronicles 23:1, 1 Chronicles 29:28 ; "zat van dagen). Dit verzadigd zijn is echter geen walging. David is wel het leven "zat", maar die walging, die voortvloeit uit een overmatig en zondig levensgenot kent hij niet. Het koude en vervallen lichaam van David wordt bezield door een vuur van de geest, waarmee hij, die in de dagen van zijn jeugd reeds de eeuwige goederen van het leven verkoren had, met al het vuur van een eeuwige liefde in zijn grijze dagen datgene aangrijpt, wat in deze wereld het blijvend goed is. Een schoon bewijs, dat de geest van de koning niet verzwakt en verouderd is, vinden wij in het kleine lied, dat wij in 2 Samuel 23:1-2 Samuel 23:7 onder de benaming van "laatste woorden van David" hebben aangetroffen. Als eenvoudig harpspeler treedt de herdersknaap uit Bethlehem het eerst voor ons op (1 Samuel 16:18); als de gevierde zanger van Israël neemt hij van ons afscheid in dit lied (2 Samuel 23:1). Wat een wild, huiveringwekkend, prachtvol hooggebergte ligt tussen deze beide zo ver van elkaar verwijderde stille punten, en toch zien wij nog de vleugelslag van de levendigste verbeeldingskracht, toch voelen wij nog de krachtige polsslag van de gedachten in de zwanenzang van de grijze vorst! Is het de kunst en de kracht van zijn dichterlijke aanleg? Toen Goethe oud geworden was en het leven voor hem zijn schoonheid en wellust verloren had, zocht hij heul en verkwikking in de "Liefdetuin" van de Perzische Hafis. (Een van de beroemdste perzische dichters, wiens gezangen slechts van liefde, bloemen en wijn spreken, en erop gemaakt zijn, het gemoed van de mens op mystiek godsdienstige wijze op te wekken. Hij kende de Koran van buiten). Niet alzo David. Het onderwerp van zijn laatste lied is het nabij-zijnde, het zichtbare, de volle werkelijkheid van het leven, zijn eigen nu volbrachte loopbaan. Het is niet meer slechts de natuur, maar de gave van de natuur verhelderd door de kracht van de eeuwige geest..

2) Dr. Lightfoot meent, dat hij geslagen geweest is met een verstervende beroerte..

Vers 2

2. Toen zeiden zijn knechten, zijn lijfartsen, bij monde van een van hen, tot hem: Laat ze mijn heer de koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die voor het aangezicht van de koning sta, hem diene en hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer de koning, door haar jeugdige levenskracht, warm worde.

Deze raad van David's geneesheren berust op de ook door andere artsen van de oudheid (dezelfde raad geeft Gallenus voor zekere koude en droge ziekten; POLUS) gemaakte ervaring, dat door het bij elkaar slapen van een gezond jeugdig persoon en een hoog bejaard mens, de verdwijnende levenskracht van de laatste opgehouden en versterkt wordt. Men noemt dit middel wel eens de verlenging van het leven. Onbewust en zonder opzet ziet men dit middel niet zelden in gezinnen toegepast, als kinderen bij grootouders slapen, hetgeen echter de kinderen even nadelig als de oude mensen voordelig is. Aan iets anders dan aan opwekking van de verdwijnende levenskracht door opname (inzuiging) van de krachtige, frisse uitwaseming van het jeudige individu, kan hier gedacht worden (1 Kings 1:4). De reden, waarom men voor de koning een reine maagd zocht, en wel de mooiste uit heel het gebied van Israël, ligt alleen daarin, dat dit met de koninklijke waardigheid overeenkwam. Het bedenkelijke, dat deze maatregel op nieuwtestamentisch standpunt heeft, verdwijnt, wanneer men zich op oudtestamentisch standpunt plaatst, daar toen de polygamie nog door God werd toegelaten (Exodus 21:11)..

Vers 2

2. Toen zeiden zijn knechten, zijn lijfartsen, bij monde van een van hen, tot hem: Laat ze mijn heer de koning een jonge dochter, een maagd zoeken, die voor het aangezicht van de koning sta, hem diene en hem koestere; en zij slape in uw schoot, dat mijn heer de koning, door haar jeugdige levenskracht, warm worde.

Deze raad van David's geneesheren berust op de ook door andere artsen van de oudheid (dezelfde raad geeft Gallenus voor zekere koude en droge ziekten; POLUS) gemaakte ervaring, dat door het bij elkaar slapen van een gezond jeugdig persoon en een hoog bejaard mens, de verdwijnende levenskracht van de laatste opgehouden en versterkt wordt. Men noemt dit middel wel eens de verlenging van het leven. Onbewust en zonder opzet ziet men dit middel niet zelden in gezinnen toegepast, als kinderen bij grootouders slapen, hetgeen echter de kinderen even nadelig als de oude mensen voordelig is. Aan iets anders dan aan opwekking van de verdwijnende levenskracht door opname (inzuiging) van de krachtige, frisse uitwaseming van het jeudige individu, kan hier gedacht worden (1 Kings 1:4). De reden, waarom men voor de koning een reine maagd zocht, en wel de mooiste uit heel het gebied van Israël, ligt alleen daarin, dat dit met de koninklijke waardigheid overeenkwam. Het bedenkelijke, dat deze maatregel op nieuwtestamentisch standpunt heeft, verdwijnt, wanneer men zich op oudtestamentisch standpunt plaatst, daar toen de polygamie nog door God werd toegelaten (Exodus 21:11)..

Vers 3

3. Zo zochten zij, de weggezonden dienaren van de koning, een mooie jonge dochter in heel het gebied van Israël; en zij vonden er een, die boven alle andere geschikt scheen, in Abisag (= mijn vader is onwetend), een Sunamitische 1) en brachten ze tot de koning.

1) Sunem lag aan de westelijke grens van de stam Issaschar, niet ver van de kleine Hermon (Joshua 19:18)..

Vers 3

3. Zo zochten zij, de weggezonden dienaren van de koning, een mooie jonge dochter in heel het gebied van Israël; en zij vonden er een, die boven alle andere geschikt scheen, in Abisag (= mijn vader is onwetend), een Sunamitische 1) en brachten ze tot de koning.

1) Sunem lag aan de westelijke grens van de stam Issaschar, niet ver van de kleine Hermon (Joshua 19:18)..

Vers 4

4. En 1) de jonge dochter was bovenmate mooi, en koesterde de koning, en diende hem, ook daarin, dat zij in zijn schoot sliep; maar de koning bekende ze niet, 2) waardoor zij zijn vrouw of zijn bijvrouw geworden zou zijn (Deuteronomy 25:5); vandaar dat Bathseba er later geenbezwaar in vond haar voor Adonia tot vrouw te verzoeken, omdat zij zijn eigenlijke bedoelingen met zo'n aanzoek, in haar argeloosheid niet doorzag (2:13).

1) Indien er ook onder David's vrouwen zich een jongere bevonden had, wat het geval niet schijnt te zijn geweest, omdat hij waarschijnlijk na Bathseba geen vrouw meer nam, en deze wellicht reeds over de 40 jaar telde, zo had deze toch hem de thans gevorderde diensten uit hoofde van haar waardigheid niet kunnen bewijzen..

2) Toch meende het volk, dat Abisag in waarheid zijn bijvrouw was geworden. Anders toch had Adonia haar niet begeerd tot zijn vrouw. Deze dacht met de vervulling van zijn begeerte zich des te gemakkelijker nog eens de weg tot de troon te kunnen banen. Ook vele uitleggers zijn van mening, dat zij in waarheid zijn bijvrouw is geweest, maar o.i. is dit in strijd met de laatste woorden van dit vers. Ontegenzeglijk geeft deze mededeling de indruk, dat Abisag alleen diende om door haar bijligging de krachten van de koning te versterken. Het is tevens duidelijk, dat deze mededeling plaats heeft om te doen zien, dat David te zwak en te krachteloos was geworden, om zelf de teugels van het bewind te voeren en dus om de volgende geschiedenis in te leiden..

Vers 4

4. En 1) de jonge dochter was bovenmate mooi, en koesterde de koning, en diende hem, ook daarin, dat zij in zijn schoot sliep; maar de koning bekende ze niet, 2) waardoor zij zijn vrouw of zijn bijvrouw geworden zou zijn (Deuteronomy 25:5); vandaar dat Bathseba er later geenbezwaar in vond haar voor Adonia tot vrouw te verzoeken, omdat zij zijn eigenlijke bedoelingen met zo'n aanzoek, in haar argeloosheid niet doorzag (2:13).

1) Indien er ook onder David's vrouwen zich een jongere bevonden had, wat het geval niet schijnt te zijn geweest, omdat hij waarschijnlijk na Bathseba geen vrouw meer nam, en deze wellicht reeds over de 40 jaar telde, zo had deze toch hem de thans gevorderde diensten uit hoofde van haar waardigheid niet kunnen bewijzen..

2) Toch meende het volk, dat Abisag in waarheid zijn bijvrouw was geworden. Anders toch had Adonia haar niet begeerd tot zijn vrouw. Deze dacht met de vervulling van zijn begeerte zich des te gemakkelijker nog eens de weg tot de troon te kunnen banen. Ook vele uitleggers zijn van mening, dat zij in waarheid zijn bijvrouw is geweest, maar o.i. is dit in strijd met de laatste woorden van dit vers. Ontegenzeglijk geeft deze mededeling de indruk, dat Abisag alleen diende om door haar bijligging de krachten van de koning te versterken. Het is tevens duidelijk, dat deze mededeling plaats heeft om te doen zien, dat David te zwak en te krachteloos was geworden, om zelf de teugels van het bewind te voeren en dus om de volgende geschiedenis in te leiden..

Vers 5

5. Adonia nu, de zoon van Haggith (= grote blijdschap), thans na Amnons en Absaloms gewelddadige en na Chileabs vroegtijdige dood (2 Samuel 3:2vv.; 13:29; 18:14 "2 Samuel 14:3) de oudste zoon van het koninklijke huis, verhief zich, gebruik makende van de zwakte van David, om nog bij diens leven zich van de troonopvolging te verzekeren, omdat hij wel wist, dat deze reeds Salomo toegedacht was (1Ch 28:5), zeggende: ik zal koning zijn, 1) en hij bereidde zich, juist zoals Absalom het gedaan had, toen hij aanspraak maakte op de kroon (2 Samuel 15:1), wagens en ruiters (een koninklijke wagen evenals een begeleiding van ruiters) toen hij uitreed, en vijftig mannen lopende voor zijn aangezicht.

1) Adonia weet wel, dat hij niet door God tot koning is bestemd. Immers de Heere had aan David, toen hij (Adonia) reeds geboren was, gezegd, dat die koning zou worden, die nog uit zijn lendenen zou voortkomen. Deze kon niet anders dan Salomo zijn. Wat Adonia hier doet is dan ook niet alleen opstand tegen David, maar rechtstreeks opstand tegen God, die alleen het recht had en dit ook tot dusverre had uitgeoefend, om precies aan te duiden, wie koning zou zijn..

Vers 5

5. Adonia nu, de zoon van Haggith (= grote blijdschap), thans na Amnons en Absaloms gewelddadige en na Chileabs vroegtijdige dood (2 Samuel 3:2vv.; 13:29; 18:14 "2 Samuel 14:3) de oudste zoon van het koninklijke huis, verhief zich, gebruik makende van de zwakte van David, om nog bij diens leven zich van de troonopvolging te verzekeren, omdat hij wel wist, dat deze reeds Salomo toegedacht was (1Ch 28:5), zeggende: ik zal koning zijn, 1) en hij bereidde zich, juist zoals Absalom het gedaan had, toen hij aanspraak maakte op de kroon (2 Samuel 15:1), wagens en ruiters (een koninklijke wagen evenals een begeleiding van ruiters) toen hij uitreed, en vijftig mannen lopende voor zijn aangezicht.

1) Adonia weet wel, dat hij niet door God tot koning is bestemd. Immers de Heere had aan David, toen hij (Adonia) reeds geboren was, gezegd, dat die koning zou worden, die nog uit zijn lendenen zou voortkomen. Deze kon niet anders dan Salomo zijn. Wat Adonia hier doet is dan ook niet alleen opstand tegen David, maar rechtstreeks opstand tegen God, die alleen het recht had en dit ook tot dusverre had uitgeoefend, om precies aan te duiden, wie koning zou zijn..

Vers 6

6. En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij zo gedaan zijn leven lang? 1) En ook zoals vroeger Absalom (2 Samuel 14:25) was hij zeer mooi 2) van gedaante en a) Haggith3) had hem gebaard na Absalom.

a) 1 Chronicles 3:2

1) De Lutherse Vertaling heeft: "En zijn vader wilde hem niet bedroeven bij zijn leven, zeggende: Waarom doet gij zo?" met welke vertaling bedoeld zou worden, dat David zo vast overtuigd was van de goddelijke keuze van Salomo, dat hij aan het gelukken van andere pogingen om deze keuze krachteloos te maken, niet geloofde; hij liet dus Adonia zijn gang gaan, omdat hij geen noodzakelijkheid zag hem tegen te staan (te bedroeven). De Statenvertaling is echter meer in overeenstemming met de grondtekst. Er wordt hier alleen een zekere toegevendheid van David ten opzichte van Adonia aangegeven, waarschijnlijk wel om in de opvoeding van Adonia de grond aan te geven van zijn laakbaar gedrag.. Deze vertaling deugt niet. Die van de Statenvertaling is beter en juister. Er wordt hier toch aangegeven een toegevendheid van David voor zijn zoon, waardoor deze het dus waagde, om nog tijdens het leven van zijn vader naar de teugels van het bewind te grijpen, hopende en er staat opmakende, dat zijn vader zich ook tegen deze daad niet zou verzetten..

2) Wat de schoonheid van Adonia betreft, het blijkt, dat hij daarvan een voorwendsel maakte om de kroon te bemachtigen, dit was geen gril (vgl. 1 Samuel 9:2; 1 Samuel 10:23). Zijn voorrecht van de oudste te zijn deed hij gelden op grond van de wetsbepaling in Deuteronomy 21:15vv. zonder zich aan de andersluidende bepaling omtrent het verkiezen van een Koning in Deuteronomy 17:14vv. te storen..

3) Dit wil niet zeggen, dat Haggith ook de moeder van Absalom was. Deze toch heette Macha, maar dat hij, Adonia, op Absalom volgde en dus nu de oudste zoon was..

Vers 6

6. En zijn vader had hem niet bedroefd van zijn dagen, zeggende: Waarom hebt gij zo gedaan zijn leven lang? 1) En ook zoals vroeger Absalom (2 Samuel 14:25) was hij zeer mooi 2) van gedaante en a) Haggith3) had hem gebaard na Absalom.

a) 1 Chronicles 3:2

1) De Lutherse Vertaling heeft: "En zijn vader wilde hem niet bedroeven bij zijn leven, zeggende: Waarom doet gij zo?" met welke vertaling bedoeld zou worden, dat David zo vast overtuigd was van de goddelijke keuze van Salomo, dat hij aan het gelukken van andere pogingen om deze keuze krachteloos te maken, niet geloofde; hij liet dus Adonia zijn gang gaan, omdat hij geen noodzakelijkheid zag hem tegen te staan (te bedroeven). De Statenvertaling is echter meer in overeenstemming met de grondtekst. Er wordt hier alleen een zekere toegevendheid van David ten opzichte van Adonia aangegeven, waarschijnlijk wel om in de opvoeding van Adonia de grond aan te geven van zijn laakbaar gedrag.. Deze vertaling deugt niet. Die van de Statenvertaling is beter en juister. Er wordt hier toch aangegeven een toegevendheid van David voor zijn zoon, waardoor deze het dus waagde, om nog tijdens het leven van zijn vader naar de teugels van het bewind te grijpen, hopende en er staat opmakende, dat zijn vader zich ook tegen deze daad niet zou verzetten..

2) Wat de schoonheid van Adonia betreft, het blijkt, dat hij daarvan een voorwendsel maakte om de kroon te bemachtigen, dit was geen gril (vgl. 1 Samuel 9:2; 1 Samuel 10:23). Zijn voorrecht van de oudste te zijn deed hij gelden op grond van de wetsbepaling in Deuteronomy 21:15vv. zonder zich aan de andersluidende bepaling omtrent het verkiezen van een Koning in Deuteronomy 17:14vv. te storen..

3) Dit wil niet zeggen, dat Haggith ook de moeder van Absalom was. Deze toch heette Macha, maar dat hij, Adonia, op Absalom volgde en dus nu de oudste zoon was..

Vers 10

10. Maar Nathan, de profeet, en Benaja en de helden, en Salomo, 1) zijn broeder, nodigde hij niet uit. Want het was zijn voornemen de laatste te verdringen, en hoe Nathan met de anderen zich ten opzichte van zulk gedrag zouden gedragen, was hem verre van onbekend.

1) Dat Adonia Salomo niet uitnodigde, noch Nathan en Benaja en de helden, had zijn reden hierin, dat hij ervan af wist, dat Salomo tot troonopvolger van David was uitverkoren..

Vers 10

10. Maar Nathan, de profeet, en Benaja en de helden, en Salomo, 1) zijn broeder, nodigde hij niet uit. Want het was zijn voornemen de laatste te verdringen, en hoe Nathan met de anderen zich ten opzichte van zulk gedrag zouden gedragen, was hem verre van onbekend.

1) Dat Adonia Salomo niet uitnodigde, noch Nathan en Benaja en de helden, had zijn reden hierin, dat hij ervan af wist, dat Salomo tot troonopvolger van David was uitverkoren..

Vers 11

11. Toen sprak Nathan, die omdat Adonia zijn voorbereidingen zo geheim had gehouden, pas op het ogenblik van de uitvoering daarvan kennis kreeg, tot Bathseba, de moeder van Salomo, om haar van het voorgevallene te verwittigen en met haar hulp tegenovergestelde maatregelen te treffen, zeggende: Hebt gij niet gehoord, dat 1) Adonia, de zoon van Haggith, reeds zo goed als koning is geworden? en onze heer David weet dat niet.

1) In het Hebreeuws staat er Ki malak, d.i. dat hij zo goed als koning is. Hieraan knoopt Nathan de waarschuwing vast, dat hun leven, dat van Salomo en Bathseba, niet langer zeker is, omdat een Adonia, indien zijn plannen doorgaan, hen niet in het leven zal laten, volgens de Oosterse gewoonte. Hij raadt haar daarom aan, terstond pogingen in het werk te stellen, om haar leven en dat van Salomo te redden..

Vers 11

11. Toen sprak Nathan, die omdat Adonia zijn voorbereidingen zo geheim had gehouden, pas op het ogenblik van de uitvoering daarvan kennis kreeg, tot Bathseba, de moeder van Salomo, om haar van het voorgevallene te verwittigen en met haar hulp tegenovergestelde maatregelen te treffen, zeggende: Hebt gij niet gehoord, dat 1) Adonia, de zoon van Haggith, reeds zo goed als koning is geworden? en onze heer David weet dat niet.

1) In het Hebreeuws staat er Ki malak, d.i. dat hij zo goed als koning is. Hieraan knoopt Nathan de waarschuwing vast, dat hun leven, dat van Salomo en Bathseba, niet langer zeker is, omdat een Adonia, indien zijn plannen doorgaan, hen niet in het leven zal laten, volgens de Oosterse gewoonte. Hij raadt haar daarom aan, terstond pogingen in het werk te stellen, om haar leven en dat van Salomo te redden..

Vers 14

14. Zie, als (onderwijl) gij daar nog met de koning spreken zult, zo zal ik na u eveneens in het vertrek van de koning inkomen, en zal uw woorden vervullen, 1) ze bevestigend herhalen, opdat de koning aangezet worde (aanleiding hebbe)zijn belofte terstond te verwezenlijken, en er alzo aan de verdere ondernemingen van Adonia een perk gesteld worde.

1) Niet, het ontbrekende aanvullen, maar, het gesprokene waar maken, zoals plhroun, door verwerkelijking vervullen, of, zoals hier, door hetzelfde te zeggen, ze bevestigen..

Vers 14

14. Zie, als (onderwijl) gij daar nog met de koning spreken zult, zo zal ik na u eveneens in het vertrek van de koning inkomen, en zal uw woorden vervullen, 1) ze bevestigend herhalen, opdat de koning aangezet worde (aanleiding hebbe)zijn belofte terstond te verwezenlijken, en er alzo aan de verdere ondernemingen van Adonia een perk gesteld worde.

1) Niet, het ontbrekende aanvullen, maar, het gesprokene waar maken, zoals plhroun, door verwerkelijking vervullen, of, zoals hier, door hetzelfde te zeggen, ze bevestigen..

Vers 15

15. En Bathseba volgde de raad van de profeet, en ging tot de koning in de binnenkamer; 1) maar de koning was zeer oud, sterk aangetast door gebreken van de ouderdom en zeer hulpbehoevend, waarom hij deze kamer niet meer verliet, en Abisag, de Sunamitische, diende de koning overeenkomstig haar beroep. 1) Als de vrouw van de koning had zij vrijheid in zijn slaapkamer te komen, zonder verlof te vragen, terwijl Nathan niet voor de koning verscheen voordat zijn komst aangediend was..

Vers 15

15. En Bathseba volgde de raad van de profeet, en ging tot de koning in de binnenkamer; 1) maar de koning was zeer oud, sterk aangetast door gebreken van de ouderdom en zeer hulpbehoevend, waarom hij deze kamer niet meer verliet, en Abisag, de Sunamitische, diende de koning overeenkomstig haar beroep. 1) Als de vrouw van de koning had zij vrijheid in zijn slaapkamer te komen, zonder verlof te vragen, terwijl Nathan niet voor de koning verscheen voordat zijn komst aangediend was..

Vers 19

19. En hij heeft bij de steen Zoheleth naast de fontein Rogel ossen, en gemest vee, en schapen in menigte geslacht, en uitgenodigd tot een offermaal al de zonen van de koning en Abjathar, de priester, en Joab, de krijgsoverste, maar uw knecht Salomo heeft hij niet uitgenodigd 1) en daarmee duidelijk genoeg getoond, wat hij in zijn schild voert.

1) Dit laatste voegt Bathseba er niet bij, om daarmee te kennen te geven, dat zij er zich gekrenkt over voelt, maar om David te doen voelen, hoe de verhouding is tussen Adonia en zijn veelgeliefde zoon Salomo en om hem tevens voor ogen te stellen, wat het lot zal zijn van Salomo, indien Adonia de overhand behoudt..

Vers 19

19. En hij heeft bij de steen Zoheleth naast de fontein Rogel ossen, en gemest vee, en schapen in menigte geslacht, en uitgenodigd tot een offermaal al de zonen van de koning en Abjathar, de priester, en Joab, de krijgsoverste, maar uw knecht Salomo heeft hij niet uitgenodigd 1) en daarmee duidelijk genoeg getoond, wat hij in zijn schild voert.

1) Dit laatste voegt Bathseba er niet bij, om daarmee te kennen te geven, dat zij er zich gekrenkt over voelt, maar om David te doen voelen, hoe de verhouding is tussen Adonia en zijn veelgeliefde zoon Salomo en om hem tevens voor ogen te stellen, wat het lot zal zijn van Salomo, indien Adonia de overhand behoudt..

Vers 20

20. Maar gij, mijn heer koning! in wiens hand de beslissing is, en Adonia heeft het nog zover niet gebracht, dat al het volk hem aanhangt, de ogen van het gehele Israël zijn op u, dat gij hun zou te kennen geven, wie op de troon van mijn heer de koning na hem zitten zal; 1) spoed u daarom mijn zoon Salomo in het koninkrijk te bevestigen.

1) D.i. de beslissing is in uw macht, want het volk hangt Adonia nog niet aan, maar ziet op u, wat gij in dit geval zult doen, en zal uw beslissing voor lief nemen. Haast gij u slechts, om Salomo tot koning te maken.

Vers 20

20. Maar gij, mijn heer koning! in wiens hand de beslissing is, en Adonia heeft het nog zover niet gebracht, dat al het volk hem aanhangt, de ogen van het gehele Israël zijn op u, dat gij hun zou te kennen geven, wie op de troon van mijn heer de koning na hem zitten zal; 1) spoed u daarom mijn zoon Salomo in het koninkrijk te bevestigen.

1) D.i. de beslissing is in uw macht, want het volk hangt Adonia nog niet aan, maar ziet op u, wat gij in dit geval zult doen, en zal uw beslissing voor lief nemen. Haast gij u slechts, om Salomo tot koning te maken.

Vers 21

21. Of anders zal het gebeuren, als mijn heer de koning met zijn vaderen zal ontslapen zijn, en daarom zijn wil niet meer openlijk aan het volk zal kunnen verklaren, dat Adonia gewonnen spel zal hebben, er, ik en mijn zoon Salomo als zondaars zullen zijn, 1) wij beiden zullen door hem van hoogverraad beschuldigd en dienovereenkomstig behandeld worden.

1) Zondaars zijn, d.i. van hoogverraad beschuldigd en ter dood gebracht worden. Men ziet, Bathseba doet alles, om David tot een zo spoedig mogelijke beslissing te nopen, opdat hij met een forse slag al de aanslagen van Adonia zal vernietigen..

Vers 21

21. Of anders zal het gebeuren, als mijn heer de koning met zijn vaderen zal ontslapen zijn, en daarom zijn wil niet meer openlijk aan het volk zal kunnen verklaren, dat Adonia gewonnen spel zal hebben, er, ik en mijn zoon Salomo als zondaars zullen zijn, 1) wij beiden zullen door hem van hoogverraad beschuldigd en dienovereenkomstig behandeld worden.

1) Zondaars zijn, d.i. van hoogverraad beschuldigd en ter dood gebracht worden. Men ziet, Bathseba doet alles, om David tot een zo spoedig mogelijke beslissing te nopen, opdat hij met een forse slag al de aanslagen van Adonia zal vernietigen..

Vers 23

23. En zij, de dienaren, gaven de koning te kennen, zeggende: Zie, de profeet Nathan is daar, waarop David beval hem binnen te laten: Bathseba verwijderde zich intussen beleefdheidshalve; 1) en hij, Nathan, kwam voor het aangezicht van de koning en boog zich voor de koning op zijn aangezicht ter aarde.

1) Bij audiënties, die een koning gaf, mocht, zoals ook nog heden ten dage gebeurt, geen derde aanwezig zijn, of de koning moest uitdrukkelijk zijn aanwezigheid verlangen..

Vers 23

23. En zij, de dienaren, gaven de koning te kennen, zeggende: Zie, de profeet Nathan is daar, waarop David beval hem binnen te laten: Bathseba verwijderde zich intussen beleefdheidshalve; 1) en hij, Nathan, kwam voor het aangezicht van de koning en boog zich voor de koning op zijn aangezicht ter aarde.

1) Bij audiënties, die een koning gaf, mocht, zoals ook nog heden ten dage gebeurt, geen derde aanwezig zijn, of de koning moest uitdrukkelijk zijn aanwezigheid verlangen..

Vers 27

27. Is deze zaak, dat opzettelijk voorbijgaan juist van hen, die uw grootste vertrouwen bezitten, van mijn heer de koning gebeurd? en hebt gij uw knecht met opzet nietbekend gemaakt, wie op de troon van mijn heer de koning na hem zitten zou? Dit kan onmogelijk het geval zijn; daarom is voorzeker de gehele onderneming niets anders dan hoogverraad tegen u, en het is nodig, dat gij met vastberadenheid dit tegen gaat. Nathan verschijnt, zoals altijd, voor hem als de ware profeet. Waar het geldt een poging om menselijk-eigenwillig voornemen tegenover het Raadsbesluit van God en Zijn wil tot uitvoering te brengen, waar het heil en het welzijn van het volk op het spel staan, daar was het de roeping van het profetisme tussenbeide te treden, radend en vermanend, waarschuwend en bestraffend. Niet zozeer de persoonlijke vriendschap van David en de liefde voor zijn leerling Salomo, als veeleer en boven alles de erkende wil van God, dat Salomo tot koning bestemd was, dreef hem een stap te doen, die voor hemzelf de ergste gevolgen had kunnen hebben, ja, hem het leven had kunnen kosten, wanneer Adonia koning was geworden. Zonder zijn snel, moedig ingrijpen was er voor Israël geen Salomonische tijd, geen bloeitijd van het theocratisch huis geweest..

Dit kan onmogelijk het geval zijn; daarom is voorzeker de gehele onderneming niets anders dan hoogverraad tegen u, en het is nodig, dat gij met vastberadenheid dit tegen gaat..

Vers 27

27. Is deze zaak, dat opzettelijk voorbijgaan juist van hen, die uw grootste vertrouwen bezitten, van mijn heer de koning gebeurd? en hebt gij uw knecht met opzet nietbekend gemaakt, wie op de troon van mijn heer de koning na hem zitten zou? Dit kan onmogelijk het geval zijn; daarom is voorzeker de gehele onderneming niets anders dan hoogverraad tegen u, en het is nodig, dat gij met vastberadenheid dit tegen gaat. Nathan verschijnt, zoals altijd, voor hem als de ware profeet. Waar het geldt een poging om menselijk-eigenwillig voornemen tegenover het Raadsbesluit van God en Zijn wil tot uitvoering te brengen, waar het heil en het welzijn van het volk op het spel staan, daar was het de roeping van het profetisme tussenbeide te treden, radend en vermanend, waarschuwend en bestraffend. Niet zozeer de persoonlijke vriendschap van David en de liefde voor zijn leerling Salomo, als veeleer en boven alles de erkende wil van God, dat Salomo tot koning bestemd was, dreef hem een stap te doen, die voor hemzelf de ergste gevolgen had kunnen hebben, ja, hem het leven had kunnen kosten, wanneer Adonia koning was geworden. Zonder zijn snel, moedig ingrijpen was er voor Israël geen Salomonische tijd, geen bloeitijd van het theocratisch huis geweest..

Dit kan onmogelijk het geval zijn; daarom is voorzeker de gehele onderneming niets anders dan hoogverraad tegen u, en het is nodig, dat gij met vastberadenheid dit tegen gaat..

Vers 33

33. En de koning zei tot hen: Neemt met u de knechten van uw heer, de Krethi en de Plethi (1 Kings 1:38) en doet mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin, 1) die voor mij is tot een zinnebeeldig teken voor het volk, dat hij voortaan koning zal zijn in mijn plaats, en voert hem af naar Gihon, het dal dat ingesloten wordt door de bovenste en benedenste tak van de Gihon aan de westzijde van de berg Sion.

1) Wie onder Israël op de muilezelin van de koning reed, was bestemd tot troonopvolger. Later werd dit beschouwd als een eerbewijs aan de gunstelingen van de koning bewezen, zoals blijkt uit de geschiedenis van Mordechai..

Vers 33

33. En de koning zei tot hen: Neemt met u de knechten van uw heer, de Krethi en de Plethi (1 Kings 1:38) en doet mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin, 1) die voor mij is tot een zinnebeeldig teken voor het volk, dat hij voortaan koning zal zijn in mijn plaats, en voert hem af naar Gihon, het dal dat ingesloten wordt door de bovenste en benedenste tak van de Gihon aan de westzijde van de berg Sion.

1) Wie onder Israël op de muilezelin van de koning reed, was bestemd tot troonopvolger. Later werd dit beschouwd als een eerbewijs aan de gunstelingen van de koning bewezen, zoals blijkt uit de geschiedenis van Mordechai..

Vers 34

34. En dat Zadok, de priester, met Nathan, de profeet, hem daar tot koning over Israël zalven.1) Daarna, als de zalving plaatsgevonden heeft, zult gij met de bazuin blazen, en zeggen: De koning Salomo leve!

1) David laat Salomo zalven, om daarmee te bewijzen, dat hij zeker wist, dat deze door God bestemd was, om zijn opvolger te zijn, en om aldus het volk te doen weten, dat niet Adonia, maar Salomo volgens Gods beschikking koning over Israël zou wezen..

II. 1 Kings 1:38-1 Kings 1:53. Het bevel van David wordt onmiddellijk ten uitvoer gebracht, en als nu de thans in het dal Gihon tot koning gezalfde Salomo naar Sion teruggevoerd wordt, heft het volk een vreugdegeschrei aan, dat zelfs aan de zuidoostelijke zijde van de stad, waar Adonia met zijn aanhang juist zijn feestmaal geëindigd heeft, gehoord wordt. Weldra brengt Abjathar's zoon Jonathan tijding van hetgeen er in Jeruzalem voorgevallen is, en het gehele gezelschap stuift uit elkaar. Adonia vlucht naar het heiligdom en laat de koning vergiffenis vragen, die hem geschonken wordt onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat hij zich in het vervolg van alle oproer zal onthouden.

Vers 34

34. En dat Zadok, de priester, met Nathan, de profeet, hem daar tot koning over Israël zalven.1) Daarna, als de zalving plaatsgevonden heeft, zult gij met de bazuin blazen, en zeggen: De koning Salomo leve!

1) David laat Salomo zalven, om daarmee te bewijzen, dat hij zeker wist, dat deze door God bestemd was, om zijn opvolger te zijn, en om aldus het volk te doen weten, dat niet Adonia, maar Salomo volgens Gods beschikking koning over Israël zou wezen..

II. 1 Kings 1:38-1 Kings 1:53. Het bevel van David wordt onmiddellijk ten uitvoer gebracht, en als nu de thans in het dal Gihon tot koning gezalfde Salomo naar Sion teruggevoerd wordt, heft het volk een vreugdegeschrei aan, dat zelfs aan de zuidoostelijke zijde van de stad, waar Adonia met zijn aanhang juist zijn feestmaal geëindigd heeft, gehoord wordt. Weldra brengt Abjathar's zoon Jonathan tijding van hetgeen er in Jeruzalem voorgevallen is, en het gehele gezelschap stuift uit elkaar. Adonia vlucht naar het heiligdom en laat de koning vergiffenis vragen, die hem geschonken wordt onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat hij zich in het vervolg van alle oproer zal onthouden.

Vers 38

38. Toen ging Zadok, de priester af van de berg Sion naar het westelijk van de berg gelegen dal, om zo de bevel de koning onverwijld ten uitvoer te leggen, met Nathan, de profeet, en Benaja, de zoon van Jjada, en in het gevolg van de laatste, de Krethi en de Plethi, en zij deden Salomo rijden op de muilezelin van koning David, en leidden hem naar Gihon. 39. En Zadok, de priester, nam, toen men daar aangekomen was, de oliehoorn, gevuld met de heilige olie (Exodus 30:22vv.), die hij uit de tent, uit de voor de Ark van het verbond vervaardigde heilige tent (2 Samuel 6:17) meegenomen 1) had, en zalfde Salomo 2) die toen ongeveer twintig jaar telde, en zij bliezen na het uitvoeren van de plechtigheid met de bazuin, en al het volk, de dienaren van de koning en andere inwoners van Jeruzalem, die zich bij de trein hadden aangesloten, zei: De koning Salomo leve!

1) Ofschoon Abjathar en niet Zadok de dienst bij de Ark van het Verbond waarnam, zo bestond er toch tussen hen niet zo'n verwijdering, dat de laatste bij afwezigheid van de eerste geen toegang tot de Tent zou gehad hebben. Ook in 2 Samuel 15:24 komt Zadok voor als een persoon van grote invloed ten opzichte van het onder Abjathar's opzicht staande Heiligdom..

2) In 1 Chronicles 29:22 wordt van een tweede zalving van Salomo gesproken, die voor de ogen van het gehele volk plaats had (1 Kings 1:53)..

Vers 38

38. Toen ging Zadok, de priester af van de berg Sion naar het westelijk van de berg gelegen dal, om zo de bevel de koning onverwijld ten uitvoer te leggen, met Nathan, de profeet, en Benaja, de zoon van Jjada, en in het gevolg van de laatste, de Krethi en de Plethi, en zij deden Salomo rijden op de muilezelin van koning David, en leidden hem naar Gihon. 39. En Zadok, de priester, nam, toen men daar aangekomen was, de oliehoorn, gevuld met de heilige olie (Exodus 30:22vv.), die hij uit de tent, uit de voor de Ark van het verbond vervaardigde heilige tent (2 Samuel 6:17) meegenomen 1) had, en zalfde Salomo 2) die toen ongeveer twintig jaar telde, en zij bliezen na het uitvoeren van de plechtigheid met de bazuin, en al het volk, de dienaren van de koning en andere inwoners van Jeruzalem, die zich bij de trein hadden aangesloten, zei: De koning Salomo leve!

1) Ofschoon Abjathar en niet Zadok de dienst bij de Ark van het Verbond waarnam, zo bestond er toch tussen hen niet zo'n verwijdering, dat de laatste bij afwezigheid van de eerste geen toegang tot de Tent zou gehad hebben. Ook in 2 Samuel 15:24 komt Zadok voor als een persoon van grote invloed ten opzichte van het onder Abjathar's opzicht staande Heiligdom..

2) In 1 Chronicles 29:22 wordt van een tweede zalving van Salomo gesproken, die voor de ogen van het gehele volk plaats had (1 Kings 1:53)..

Vers 47

47. Zo zijn ook de knechten van de koning in het slaapkabinet van koning David, die door ouderdom aan zijn legerstede gebonden is, gekomen, om onze heer, de koning David, te zegenen, hem met de troonsbestijging van zijn zoon geluk te wensen, zeggende: Uw God make de naam van Salomo nog beter dan uw reeds zo beroemde naam, en make zijn troon nog groter dan uw reeds zo hoog gezegende troon; 1) en de koning heeft, geroerd door deze gelukwensen van de groten van zijn rijk, aanbeden op de slaapstede, evenals vroeger de aartsvader Jakob deed, na zijn uiterste wilsbeschikking (Genesis 47:31).

1) Dit was geen vleitaal, maar hartelijke wens van het volk, om daarmee te kennen te geven, de grote liefde, die zij hadden voor de zoon van David. De liefde voor David gaat hier over op het hoofd van Salomo. Het moet dan ook de grijze koning goed gedaan hebben, dat het volk deze wens uitsprak..

Vers 47

47. Zo zijn ook de knechten van de koning in het slaapkabinet van koning David, die door ouderdom aan zijn legerstede gebonden is, gekomen, om onze heer, de koning David, te zegenen, hem met de troonsbestijging van zijn zoon geluk te wensen, zeggende: Uw God make de naam van Salomo nog beter dan uw reeds zo beroemde naam, en make zijn troon nog groter dan uw reeds zo hoog gezegende troon; 1) en de koning heeft, geroerd door deze gelukwensen van de groten van zijn rijk, aanbeden op de slaapstede, evenals vroeger de aartsvader Jakob deed, na zijn uiterste wilsbeschikking (Genesis 47:31).

1) Dit was geen vleitaal, maar hartelijke wens van het volk, om daarmee te kennen te geven, de grote liefde, die zij hadden voor de zoon van David. De liefde voor David gaat hier over op het hoofd van Salomo. Het moet dan ook de grijze koning goed gedaan hebben, dat het volk deze wens uitsprak..

Vers 50

50. Maar Adonia vreesde voor Salomo, thans met de koninklijke macht bekleed, en gerechtigd hem wegens oproer met de dood te doen straffen, en hij stond op en ging heen naar de berg Sion, waar de Ark van het verbond stond, en vatte de hoornen van het altaar, 1) daarmee tonende, dat hij zich onder de bescherming van de Heere stelde (Exodus 17:2).

1) In de hoornen van het altaar als symbolen van macht en kracht concentreerde zich de betekenis van het altaar als een woonstede van God, waarvan heil en leven uitgaat (Exodus 27:19). Door het aanvatten van de hoornen van het altaar, stelde zich de misdadiger onder de bescherming van de reddende en te hulp komende genade van God, die de zonde uitdelgt en juist daardoor de straf opheft..

Men mag als vrij zeker aannemen, dat Abjathar gevlucht is naar de tent op Sion, omdat van een vlucht naar Gibeon niets gemeld wordt..

Vers 50

50. Maar Adonia vreesde voor Salomo, thans met de koninklijke macht bekleed, en gerechtigd hem wegens oproer met de dood te doen straffen, en hij stond op en ging heen naar de berg Sion, waar de Ark van het verbond stond, en vatte de hoornen van het altaar, 1) daarmee tonende, dat hij zich onder de bescherming van de Heere stelde (Exodus 17:2).

1) In de hoornen van het altaar als symbolen van macht en kracht concentreerde zich de betekenis van het altaar als een woonstede van God, waarvan heil en leven uitgaat (Exodus 27:19). Door het aanvatten van de hoornen van het altaar, stelde zich de misdadiger onder de bescherming van de reddende en te hulp komende genade van God, die de zonde uitdelgt en juist daardoor de straf opheft..

Men mag als vrij zeker aannemen, dat Abjathar gevlucht is naar de tent op Sion, omdat van een vlucht naar Gibeon niets gemeld wordt..

Vers 51

51. En men (waarschijnlijk personen, die medelijden hadden met de voor zijn leven beduchte koningszoon) maakte Salomo bekend, zeggende: Zie Adonia vreest de koning Salomo: want ziet, hij heeft de hoornen van het altaar gevat; hij smeekt u om het behoud van zijn leven, ofschoon hij wel weet, dat hij het eigenlijk verbeurd heeft, zeggende: dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet zal doden, 1) opdat ik alzo zonder gevaar naar mijn huis kan terugkeren!

1) Hiermee gaf hij te kennen, dat hij zich aan geen rechterlijk onderzoek durfde bloot stellen, maar zich enkel en alleen verliet op de barmhartigheid van zijn vorst en dat zijn enige pleitrede was, dat Salomo in aanmerking van Gods genade en barmhartigheid in het vergeven van de overtredingen, ook bewogen mocht worden tot het verlenen van vergiffenis..

Vers 51

51. En men (waarschijnlijk personen, die medelijden hadden met de voor zijn leven beduchte koningszoon) maakte Salomo bekend, zeggende: Zie Adonia vreest de koning Salomo: want ziet, hij heeft de hoornen van het altaar gevat; hij smeekt u om het behoud van zijn leven, ofschoon hij wel weet, dat hij het eigenlijk verbeurd heeft, zeggende: dat de koning Salomo mij als heden zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet zal doden, 1) opdat ik alzo zonder gevaar naar mijn huis kan terugkeren!

1) Hiermee gaf hij te kennen, dat hij zich aan geen rechterlijk onderzoek durfde bloot stellen, maar zich enkel en alleen verliet op de barmhartigheid van zijn vorst en dat zijn enige pleitrede was, dat Salomo in aanmerking van Gods genade en barmhartigheid in het vergeven van de overtredingen, ook bewogen mocht worden tot het verlenen van vergiffenis..

Vers 53

53. En koning Salomo zond boden heen, naar het heiligdom, en zij deden hem gaan van het altaar, d.i. zij haalden hem over zijn toevluchtsoord te verlaten, omdat hij vanwege de koninklijke begenadiging deze schuilplaats nietmeer behoefde, en hij kwam in het koninklijk paleis, ten einde uit de eigen mond van de koning zijn vrijspraak te vernemen, en voor de koning gekomen zijnde, boog hij zich neer voor de koning Salomo, hiermee te kennen gevende, dat hij Salomo als de rechtmatige koning erkende, en dus tevens een volledige onderwerping belovende, en Salomo zei tot hem: Van mijn zijde is alles vergeven en vergeten, geef gij van uw zijde nu slechts geen aanleiding, dat uw misdaad misschien naderhand nog gestraft moet worden (2:13vv.). 1) Ga thans heen naar uw huis.

1) Wij hebben in dit het duidelijk bewijs gehad, dat David, ofschoon gebukt onder de last van de ouderdom, toch nog met volle kracht de teugel van het bewind voerde, en alzo in zijn eigen persoon de waarheid bevestigde van hetgeen hij in de 1ste Psalm van de vrome en oprechte zegt: dat hij zal zijn als een boom geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft in zijn tijd en waarvan het blad niet afvalt; en al wat hij doet zal wel gelukken..

Evenzo zien wij hen op de laatste rijksdag, die hij volgens 1 Chronicles 28:1, 29 enige tijd na Salomo's troonsbestijging hield, het in Deuteronomy 17:20 de koning gestelde gebod: "hij zal zijn hart niet verheffen boven zijn broeders" in vervulling brengen. Terwijl hij tijdens de oploop, die Adonia's pogen om de troon te bemachtigen veroorzaakte, te bed lag, raapte hij voor deze laatste rijksdag alle levenskracht bijeen; niet op zijn troon zal hij een aanspraak houden, nee staande op de vlakke grond, evenals zij tot wie hij spreekt vangt hij aan: "Hoort mij, mijn broeders en mijn volk" (1 Chronicles 28:2). Evenals hij zijn strijdgenoten (1 Samuel 30:23) met de naam van broeders aanspreekt, toen zijn koningschap nog verborgen was, evenzo is ook thans nog, nu zijn koninkrijk voor geheel Israël en de heidenen openbaar geworden en tot volkomenheid geraakt is, zijn taal dezelfde gebleven. Een koning, die zo onder en met zijn volk geleefd heeft als David, wiens door menige storm bewogen levensdag in zo'n heldere en zachte avond eindigde, zo'n koning kan nimmer bij zijn volk in vergetelheid geraken. (Het Hollands hart kan niet nalaten hier aan Willem I te denken, wiens nagedachtenis in zegening zal blijven zolang er een Hollands hart slaat.) Toen het volk Samuël om een koning verzocht, was zijn wens slechts een duister verlangen, men zou haast zeggen een begeerte uit instinct. David heeft zijn volk voor altijd metterdaad duidelijk gemaakt, wat het koningschap in Israël is: hij heeft als koning zijn volk een nieuwe geest ingeboezemd en Israël tot een hoger staatsbewustzijn gevoerd, hij is het geheiligde voorbeeld geworden, waarnaar alle latere koningen van Israël beoordeeld werden. Nochtans weet en erkent David, wat een zwak en gebrekkig voorbeeld hij is, en de eerste oorzaak van zijn gebrek vindt hij in de natuurlijke grond van zijn geboorte Psalms 51:7 ; dat evenwel is de erfsmet, die al zijn opvolgers op dezelfde wijze aankleeft, maar die hen tevens belet zo ver te komen als het door Gods genade hem gegund was. Daarom erkent hij op profetische wijze in Psalms 2:7 dat wat de toekomstige Gezalfde betreft, van wie de Heere hem gesproken heeft (2 Samuel 7:12vv. 7:12) het woord: "Ik zal zijn Vader zijn en Hij zal mijn Zoon zijn," nog een meer uitgebreide vervulling moet verkrijgen dan dit in Salomo of een ander van zijn nakomelingen het geval was, als hij zegt (Psalms 2:1): "Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot mij gezegd: Gij zijt mijn Zoon, Heden heb Ik u gegenereerd." En evenals hij toen, wanneer hij zijn zonde het diepst voelde, moest erkennen, dat de oorzaak van zijn verdorvenheid opklom tot ja voor zijn geboorte; zo verstond hij ook toen, wanneer hij zich geroepen achtte andermans zonden te dragen (2 Samuel 15:16) dat hij niet in de volste zin van het woord schuldeloos leed en daarom ook niet een waarachtig priesterlijke verzoening kon aanbrengen. Dit is het innerlijke aanknopingspunt voor de verdere profetische blik, die wij in Psalms 110:1 aantreffen; want hier ziet hij op de toekomstige Gezalfde in Zijn heerlijke vereniging met God als de priesterlijke koning, die zijn rijksgenoten tot het einddoel voert, dat zij de geheiligde, al het boze overwinnende, waarachtig priesterlijke Gemeente vormen..

Salomo begint zijn regering zachtmoedig en wijs. Hij wil niet zonder noodzaak bloed vergieten, vooral niet het bloed van zijn broeder. Maar als straks Adonia weer een poging waagt, om de kroon te bemachtigen, zal Salomo bewijzen, dat zachtmoedigheid geen zwakheid is..

Vers 53

53. En koning Salomo zond boden heen, naar het heiligdom, en zij deden hem gaan van het altaar, d.i. zij haalden hem over zijn toevluchtsoord te verlaten, omdat hij vanwege de koninklijke begenadiging deze schuilplaats nietmeer behoefde, en hij kwam in het koninklijk paleis, ten einde uit de eigen mond van de koning zijn vrijspraak te vernemen, en voor de koning gekomen zijnde, boog hij zich neer voor de koning Salomo, hiermee te kennen gevende, dat hij Salomo als de rechtmatige koning erkende, en dus tevens een volledige onderwerping belovende, en Salomo zei tot hem: Van mijn zijde is alles vergeven en vergeten, geef gij van uw zijde nu slechts geen aanleiding, dat uw misdaad misschien naderhand nog gestraft moet worden (2:13vv.). 1) Ga thans heen naar uw huis.

1) Wij hebben in dit het duidelijk bewijs gehad, dat David, ofschoon gebukt onder de last van de ouderdom, toch nog met volle kracht de teugel van het bewind voerde, en alzo in zijn eigen persoon de waarheid bevestigde van hetgeen hij in de 1ste Psalm van de vrome en oprechte zegt: dat hij zal zijn als een boom geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft in zijn tijd en waarvan het blad niet afvalt; en al wat hij doet zal wel gelukken..

Evenzo zien wij hen op de laatste rijksdag, die hij volgens 1 Chronicles 28:1, 29 enige tijd na Salomo's troonsbestijging hield, het in Deuteronomy 17:20 de koning gestelde gebod: "hij zal zijn hart niet verheffen boven zijn broeders" in vervulling brengen. Terwijl hij tijdens de oploop, die Adonia's pogen om de troon te bemachtigen veroorzaakte, te bed lag, raapte hij voor deze laatste rijksdag alle levenskracht bijeen; niet op zijn troon zal hij een aanspraak houden, nee staande op de vlakke grond, evenals zij tot wie hij spreekt vangt hij aan: "Hoort mij, mijn broeders en mijn volk" (1 Chronicles 28:2). Evenals hij zijn strijdgenoten (1 Samuel 30:23) met de naam van broeders aanspreekt, toen zijn koningschap nog verborgen was, evenzo is ook thans nog, nu zijn koninkrijk voor geheel Israël en de heidenen openbaar geworden en tot volkomenheid geraakt is, zijn taal dezelfde gebleven. Een koning, die zo onder en met zijn volk geleefd heeft als David, wiens door menige storm bewogen levensdag in zo'n heldere en zachte avond eindigde, zo'n koning kan nimmer bij zijn volk in vergetelheid geraken. (Het Hollands hart kan niet nalaten hier aan Willem I te denken, wiens nagedachtenis in zegening zal blijven zolang er een Hollands hart slaat.) Toen het volk Samuël om een koning verzocht, was zijn wens slechts een duister verlangen, men zou haast zeggen een begeerte uit instinct. David heeft zijn volk voor altijd metterdaad duidelijk gemaakt, wat het koningschap in Israël is: hij heeft als koning zijn volk een nieuwe geest ingeboezemd en Israël tot een hoger staatsbewustzijn gevoerd, hij is het geheiligde voorbeeld geworden, waarnaar alle latere koningen van Israël beoordeeld werden. Nochtans weet en erkent David, wat een zwak en gebrekkig voorbeeld hij is, en de eerste oorzaak van zijn gebrek vindt hij in de natuurlijke grond van zijn geboorte Psalms 51:7 ; dat evenwel is de erfsmet, die al zijn opvolgers op dezelfde wijze aankleeft, maar die hen tevens belet zo ver te komen als het door Gods genade hem gegund was. Daarom erkent hij op profetische wijze in Psalms 2:7 dat wat de toekomstige Gezalfde betreft, van wie de Heere hem gesproken heeft (2 Samuel 7:12vv. 7:12) het woord: "Ik zal zijn Vader zijn en Hij zal mijn Zoon zijn," nog een meer uitgebreide vervulling moet verkrijgen dan dit in Salomo of een ander van zijn nakomelingen het geval was, als hij zegt (Psalms 2:1): "Ik zal van het besluit verhalen: de Heere heeft tot mij gezegd: Gij zijt mijn Zoon, Heden heb Ik u gegenereerd." En evenals hij toen, wanneer hij zijn zonde het diepst voelde, moest erkennen, dat de oorzaak van zijn verdorvenheid opklom tot ja voor zijn geboorte; zo verstond hij ook toen, wanneer hij zich geroepen achtte andermans zonden te dragen (2 Samuel 15:16) dat hij niet in de volste zin van het woord schuldeloos leed en daarom ook niet een waarachtig priesterlijke verzoening kon aanbrengen. Dit is het innerlijke aanknopingspunt voor de verdere profetische blik, die wij in Psalms 110:1 aantreffen; want hier ziet hij op de toekomstige Gezalfde in Zijn heerlijke vereniging met God als de priesterlijke koning, die zijn rijksgenoten tot het einddoel voert, dat zij de geheiligde, al het boze overwinnende, waarachtig priesterlijke Gemeente vormen..

Salomo begint zijn regering zachtmoedig en wijs. Hij wil niet zonder noodzaak bloed vergieten, vooral niet het bloed van zijn broeder. Maar als straks Adonia weer een poging waagt, om de kroon te bemachtigen, zal Salomo bewijzen, dat zachtmoedigheid geen zwakheid is..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Kings 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-kings-1.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile