Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
1 Koningen 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Recherche de…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 7

1 Kings 7:1.

VERVAARDIGING VAN DE KONINKLIJKE HUIZEN EN VAN DE VATEN VAN DE TEMPEL.

I. 1 Kings 7:1-1 Kings 7:12. Na voltooiing van de tempelbouw, terwijl de arbeid tot de aanleg van de buitenste voorhof voortgaat, laat Salomo in het tijdsverloop van de volgende dertien jaar voor zichzelf een prachtig paleis bouwen op de noordoostzijde van de heuvel Sion, dat uit meerdere afzonderlijke gebouwen en zalen bestaat; zij volgden van voren naar achteren of van het oosten naar het westen in deze orde op elkaar het huis van het woud van Libanon (1 Kings 7:2-1 Kings 7:5), het voorhuis van pilaren (zuilengang) met zijn voorhuis (voorportaal) (1 Kings 7:6) het voorhuis van de troon en het voorhuis van het gericht (1 Kings 7:7), het koninklijk paleis en dat van de koningin (1 Kings 7:8). Deze gebouwen waren ingesloten door twee voorhoven, een voorste en een achterste voorhof en uit even kostbare als zorgvol bewerkte stenen vervaardigd.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KONINGEN 7

1 Kings 7:1.

VERVAARDIGING VAN DE KONINKLIJKE HUIZEN EN VAN DE VATEN VAN DE TEMPEL.

I. 1 Kings 7:1-1 Kings 7:12. Na voltooiing van de tempelbouw, terwijl de arbeid tot de aanleg van de buitenste voorhof voortgaat, laat Salomo in het tijdsverloop van de volgende dertien jaar voor zichzelf een prachtig paleis bouwen op de noordoostzijde van de heuvel Sion, dat uit meerdere afzonderlijke gebouwen en zalen bestaat; zij volgden van voren naar achteren of van het oosten naar het westen in deze orde op elkaar het huis van het woud van Libanon (1 Kings 7:2-1 Kings 7:5), het voorhuis van pilaren (zuilengang) met zijn voorhuis (voorportaal) (1 Kings 7:6) het voorhuis van de troon en het voorhuis van het gericht (1 Kings 7:7), het koninklijk paleis en dat van de koningin (1 Kings 7:8). Deze gebouwen waren ingesloten door twee voorhoven, een voorste en een achterste voorhof en uit even kostbare als zorgvol bewerkte stenen vervaardigd.

Vers 1

1. Maar aan zijn huis, de bouw waarvan hij hierop na de afloop van de in 6:38 vermelde 7 jaar, begon, bouwde Salomo, omdat hij daarmee zo'n grote haast niet maakte, en ook zo'n groot getal werklieden daartoe niet gebruikte, dertien jaar, en hij voltooide zijn gehele huis, 1) met al de bijbehorende gebouwen.

1) In het Hebreeuws Kol-betho, geheel zijn huis, omdat zijn paleis niet n gebouw bevatte, maar meerdere die allen met elkaar in verband stonden en die ons nader beschreven worden in 1 Kings 7:2-1 Kings 7:5,1 Kings 7:6,1 Kings 7:7, 1 Kings 7:8..

Vers 1

1. Maar aan zijn huis, de bouw waarvan hij hierop na de afloop van de in 6:38 vermelde 7 jaar, begon, bouwde Salomo, omdat hij daarmee zo'n grote haast niet maakte, en ook zo'n groot getal werklieden daartoe niet gebruikte, dertien jaar, en hij voltooide zijn gehele huis, 1) met al de bijbehorende gebouwen.

1) In het Hebreeuws Kol-betho, geheel zijn huis, omdat zijn paleis niet n gebouw bevatte, maar meerdere die allen met elkaar in verband stonden en die ons nader beschreven worden in 1 Kings 7:2-1 Kings 7:5,1 Kings 7:6,1 Kings 7:7, 1 Kings 7:8..

Vers 4

4. Er waren drie rijen van uitzichten, 1) grote vensters, die een ruim uitzicht gaven; in al de drie verdiepingen, maar niet naar buiten op de straat; maar met uitzondering van de vier hoekkamers 1, 7, 9, 15, naar binnen op de hofruimte uitziende: zij waren zo gesteld, dat het ene venster was over het andere venster, dus de vensteropeningen van de ene breedtezijde (k) juist tegenover de openingen van de andere breedtezijde (k), evenzo die van de ene lengtezijde (l-p) tegenover die van de andere lengtezijde (l-p) in drie orden, dat is: dit had driemaal plaats, omdat er drie verdiepingen waren, waarvan ieder zijn vensters op de boven beschreven wijze had.

1) In het Hebreeuws Schekoephim. De Statenvertaling heeft: uitzichten. Anderen zoals Keil vertalen door lagen balken. Dit laatste is wellicht nog duidelijker. Wij hebben het ons aldus voor te stellen, dat de rijen van zijkamers boven elkaar waren gebouwd, zodat de kamers 3-maal uitzicht tegen uitzicht hadden. In de drie verdiepingen waren de vensters zo gemaakt, dat die van de ene tegenover die van de andere waren aangebracht, zodat men altijd het uitzicht had op de ruimte, die van binnen in het Paleis was. Het gehele gebouw was zo ingericht, dat de vertrekken op 4 rijen van zullen waren gebouwd, die op alle vier zijden van het van binnen 100 el lang en 50 el breed gebouw rondom waren gebouwd en de open ruimte van binnen van alle zijden omgaven..

Vers 4

4. Er waren drie rijen van uitzichten, 1) grote vensters, die een ruim uitzicht gaven; in al de drie verdiepingen, maar niet naar buiten op de straat; maar met uitzondering van de vier hoekkamers 1, 7, 9, 15, naar binnen op de hofruimte uitziende: zij waren zo gesteld, dat het ene venster was over het andere venster, dus de vensteropeningen van de ene breedtezijde (k) juist tegenover de openingen van de andere breedtezijde (k), evenzo die van de ene lengtezijde (l-p) tegenover die van de andere lengtezijde (l-p) in drie orden, dat is: dit had driemaal plaats, omdat er drie verdiepingen waren, waarvan ieder zijn vensters op de boven beschreven wijze had.

1) In het Hebreeuws Schekoephim. De Statenvertaling heeft: uitzichten. Anderen zoals Keil vertalen door lagen balken. Dit laatste is wellicht nog duidelijker. Wij hebben het ons aldus voor te stellen, dat de rijen van zijkamers boven elkaar waren gebouwd, zodat de kamers 3-maal uitzicht tegen uitzicht hadden. In de drie verdiepingen waren de vensters zo gemaakt, dat die van de ene tegenover die van de andere waren aangebracht, zodat men altijd het uitzicht had op de ruimte, die van binnen in het Paleis was. Het gehele gebouw was zo ingericht, dat de vertrekken op 4 rijen van zullen waren gebouwd, die op alle vier zijden van het van binnen 100 el lang en 50 el breed gebouw rondom waren gebouwd en de open ruimte van binnen van alle zijden omgaven..

Vers 5

5. Ook waren al de deuren en de posten, zowel als de vensters, vierkantig van enerlei uitzicht of balken, en venster was tegenover venster, in drie orden. Trachten wij thans het in 1 Kings 7:2 gezegde nader toe te lichten, door een figuur aan het werk van Thenius ontleend: "Jeruzalem v r de ballingschap" het onderste gedeelte van het gebouw met zullen en buitenmuur wordt dan op de volgende wijze voorgesteld.

Het is waar, dat men bij deze opvatting kon aanmerken, dat bij een breedte (d-e) van 50 el, waarvan toch wel 30 el voor de breedte van de inwendige ruimte (f-g) afgerekend moeten worden, de wellicht 1 el dikke zullen niet verder dan 1 1/2 el van elkaar hebben gestaan, wat ternauwernood een doorgang heeft toegestaan; het is echter wel degelijk de vraag, of wij deze als deambulacra (doorgangen) zoals de Vulgaat heeft, of als wandelplaats te beschouwen hebben; veeleer schijnt deze gehele ruimte van het benedengebouw een zelfde bestemming gehad te hebben als de latere op dezelfde plaats zich bevindende Xystus, die tot volksvergaderingen diende, en werd zij waarschijnlijk door Salomo met de 500 gouden schilden van zijn lijfwacht (10:16vv.) versierd, die hij aan de binnenzijde van de omgevingsmuur in de hoogte liet ophangen, en ze zo aan het volk tentoonstelde. Aan beide zijden van de ingang (h) geleidden (volgens Thenius) wenteltrappen (i, i) naar het bovenhuis, dat uit drie verdiepingen, elk van 15 kamers bestond, waarvan telkens een boven de ingang (h) gelegen de voorzaal uitmaakte; genoemde geleerde geeft ons daarvan de volgende tekening, waarnaar wij reeds bij de verklaring van dit gedeelte verwezen hebben. Volgens zijn vermoeden diende kamer 8 in de onderste verdieping tot verblijf voor de koning en zijn gevolg, wanneer hij de oudsten van het volk voor zich verzamelde; hij rekent de zullen 8 el hoog, schat de benedenste verdieping 7, de middelste 6 en de hoogste 5 el hoog, zodat er nog 4 el voor de tussendekken (zolderingen) blijven. De kamers van de verschillende verdiepingen werden met kostbare meubelen versierd en tot verblijf gebruikt, wanneer men de koelte zocht, omdat zij met haar vensteropeningen op het binnenhof uitzagen, behalve de vier hoekkamers 1, 7, 9, 15 in alle drie verdiepingen, waarvan de vensters zich naar buiten openden, en deze zo nodig met grote tentdoeken voor de zonnehitte beschermd konden worden. Tot beter begrip van de volgende verzen geven wij hier nog een derde tekening, die de samenhang van de verdere gebouwen bij het paleis behorende, met elkaar zowel als met de tempelplaats op Moria, gedeeltelijk in aansluiting met Thenius, voorstelt.

Tot verklaring merken wij nog op, dat op de grondvlakte van de noordoostelijk gelegen tempelplaats de letters de volgende ruimtes aanduiden:

a de poort Schalleket b de Parvarim c het tempelgebouw d de voorhof van de priesters e de voorhof van het volk f de ruimte om de tempel

Een voorhof van de heidenen was pas bij de Herodiaanse tempel aanwezig; onder f is echter zo ongeveer de ruimte daarvoor aangegeven. De verbinding van het paleis met de tempel werd door een brug over het Tyropeon of het Kaasmakersdal voorgesteld, van welke brug volgens Robinsons onderzoekingen nog thans de overblijfselen voorhanden zijn. De deur van het paleis (i) zowel als de toegangsdeur tot de tempelplaats zal later besproken worden.. 7. Ook maakte hij nog meer westelijk van de tot nu toe beschreven gebouwen, maar onmiddellijk aan de zuilengang 1 Kings 7:6 palend, een voorhuis voor de troon, waar hij richtte, en audiëntie verleende (B); tot een voorhuis van het gericht, dat met ceder bedekt was, van vloer tot vloer. 1)

1) In deze troon- en gerechtszaal werd later de (10:18vv.) geschilderde kostbare troon opgericht; in de poorten van hun paleizen echter plegen oosterse vorsten nog heden ten dage gericht te houden, vandaar de uitdrukking "de hoge poort".

Van vloer tot vloer. De betekenis van deze woorden is moeilijk weer te geven. Thenius is van mening dat het betekent, dat Salomo de wanden van de vloer tot de zoldering bekleedde met cederen planken. Het Hebreeuwse woord, dat in onze Statenvertaling is weergegeven door bedekken, betekent echter nooit bekleden, wel bedekken, een dak maken. Keil is dan ook van mening en wij sluiten ons bij hem aan, dat de bodem van de troonhemel en van de zuilengang, alsmede de bovenverdiepingen hier zijn aangegeven, zodat de zolder van de bovenste verdieping tevens diende tot dak van de onderste. Alles, waarop men liep en dit is de bedoeling daarom, hetzij beneden of boven, was van cederhout gemaakt..

Vers 5

5. Ook waren al de deuren en de posten, zowel als de vensters, vierkantig van enerlei uitzicht of balken, en venster was tegenover venster, in drie orden. Trachten wij thans het in 1 Kings 7:2 gezegde nader toe te lichten, door een figuur aan het werk van Thenius ontleend: "Jeruzalem v r de ballingschap" het onderste gedeelte van het gebouw met zullen en buitenmuur wordt dan op de volgende wijze voorgesteld.

Het is waar, dat men bij deze opvatting kon aanmerken, dat bij een breedte (d-e) van 50 el, waarvan toch wel 30 el voor de breedte van de inwendige ruimte (f-g) afgerekend moeten worden, de wellicht 1 el dikke zullen niet verder dan 1 1/2 el van elkaar hebben gestaan, wat ternauwernood een doorgang heeft toegestaan; het is echter wel degelijk de vraag, of wij deze als deambulacra (doorgangen) zoals de Vulgaat heeft, of als wandelplaats te beschouwen hebben; veeleer schijnt deze gehele ruimte van het benedengebouw een zelfde bestemming gehad te hebben als de latere op dezelfde plaats zich bevindende Xystus, die tot volksvergaderingen diende, en werd zij waarschijnlijk door Salomo met de 500 gouden schilden van zijn lijfwacht (10:16vv.) versierd, die hij aan de binnenzijde van de omgevingsmuur in de hoogte liet ophangen, en ze zo aan het volk tentoonstelde. Aan beide zijden van de ingang (h) geleidden (volgens Thenius) wenteltrappen (i, i) naar het bovenhuis, dat uit drie verdiepingen, elk van 15 kamers bestond, waarvan telkens een boven de ingang (h) gelegen de voorzaal uitmaakte; genoemde geleerde geeft ons daarvan de volgende tekening, waarnaar wij reeds bij de verklaring van dit gedeelte verwezen hebben. Volgens zijn vermoeden diende kamer 8 in de onderste verdieping tot verblijf voor de koning en zijn gevolg, wanneer hij de oudsten van het volk voor zich verzamelde; hij rekent de zullen 8 el hoog, schat de benedenste verdieping 7, de middelste 6 en de hoogste 5 el hoog, zodat er nog 4 el voor de tussendekken (zolderingen) blijven. De kamers van de verschillende verdiepingen werden met kostbare meubelen versierd en tot verblijf gebruikt, wanneer men de koelte zocht, omdat zij met haar vensteropeningen op het binnenhof uitzagen, behalve de vier hoekkamers 1, 7, 9, 15 in alle drie verdiepingen, waarvan de vensters zich naar buiten openden, en deze zo nodig met grote tentdoeken voor de zonnehitte beschermd konden worden. Tot beter begrip van de volgende verzen geven wij hier nog een derde tekening, die de samenhang van de verdere gebouwen bij het paleis behorende, met elkaar zowel als met de tempelplaats op Moria, gedeeltelijk in aansluiting met Thenius, voorstelt.

Tot verklaring merken wij nog op, dat op de grondvlakte van de noordoostelijk gelegen tempelplaats de letters de volgende ruimtes aanduiden:

a de poort Schalleket b de Parvarim c het tempelgebouw d de voorhof van de priesters e de voorhof van het volk f de ruimte om de tempel

Een voorhof van de heidenen was pas bij de Herodiaanse tempel aanwezig; onder f is echter zo ongeveer de ruimte daarvoor aangegeven. De verbinding van het paleis met de tempel werd door een brug over het Tyropeon of het Kaasmakersdal voorgesteld, van welke brug volgens Robinsons onderzoekingen nog thans de overblijfselen voorhanden zijn. De deur van het paleis (i) zowel als de toegangsdeur tot de tempelplaats zal later besproken worden.. 7. Ook maakte hij nog meer westelijk van de tot nu toe beschreven gebouwen, maar onmiddellijk aan de zuilengang 1 Kings 7:6 palend, een voorhuis voor de troon, waar hij richtte, en audiëntie verleende (B); tot een voorhuis van het gericht, dat met ceder bedekt was, van vloer tot vloer. 1)

1) In deze troon- en gerechtszaal werd later de (10:18vv.) geschilderde kostbare troon opgericht; in de poorten van hun paleizen echter plegen oosterse vorsten nog heden ten dage gericht te houden, vandaar de uitdrukking "de hoge poort".

Van vloer tot vloer. De betekenis van deze woorden is moeilijk weer te geven. Thenius is van mening dat het betekent, dat Salomo de wanden van de vloer tot de zoldering bekleedde met cederen planken. Het Hebreeuwse woord, dat in onze Statenvertaling is weergegeven door bedekken, betekent echter nooit bekleden, wel bedekken, een dak maken. Keil is dan ook van mening en wij sluiten ons bij hem aan, dat de bodem van de troonhemel en van de zuilengang, alsmede de bovenverdiepingen hier zijn aangegeven, zodat de zolder van de bovenste verdieping tevens diende tot dak van de onderste. Alles, waarop men liep en dit is de bedoeling daarom, hetzij beneden of boven, was van cederhout gemaakt..

Vers 8

8. En aan zijn huis, altijd naar het westen, waar hij woonde, was een andere voorhof (d.i. achterhof), meer inwaarts dan dat voorhuis (C), dat hij tot woonhuis bestemde, en aan dat (de troonzaal) werk gelijk was, 1) op dezelfde wijze gebouwd en met cederen planken bekleed; ook maakte hij in dit achterhof voor de dochter van farao, die Salomo tot vrouw genomen had (3:11), een tweede huis, aan dat voorhuisgelijk. 2)

1) Volgens Thenius had het geheel van deze gebouwen zijn gewone uitgang aan de noordelijke lengtezijde (k) en zou men deze uitgang bedoelen met de poort Sur (d.i. de afwijkingspoort of de poort van de zij-uitgang) (2 Kings 11:6); aan de zuidelijke lengtezijde daarentegen, in de ruimte (n) bevonden zich, volgens dezelfde geleerde, de in Nehemiah 3:25 (Vergelijk Jeremiah 32:2) vermelde voorhof van de gevangenis en de koninklijke stoeterij..

2) Betere vertaling is o.i.: En zijn huis, waarin hij woonde, bij een ander plein, inwaarts van dit voorhuis (de troonzaal), was aan dit werk gelijk. De troonzaal was dus eigenlijk de poort van zijn paleis..

Vers 8

8. En aan zijn huis, altijd naar het westen, waar hij woonde, was een andere voorhof (d.i. achterhof), meer inwaarts dan dat voorhuis (C), dat hij tot woonhuis bestemde, en aan dat (de troonzaal) werk gelijk was, 1) op dezelfde wijze gebouwd en met cederen planken bekleed; ook maakte hij in dit achterhof voor de dochter van farao, die Salomo tot vrouw genomen had (3:11), een tweede huis, aan dat voorhuisgelijk. 2)

1) Volgens Thenius had het geheel van deze gebouwen zijn gewone uitgang aan de noordelijke lengtezijde (k) en zou men deze uitgang bedoelen met de poort Sur (d.i. de afwijkingspoort of de poort van de zij-uitgang) (2 Kings 11:6); aan de zuidelijke lengtezijde daarentegen, in de ruimte (n) bevonden zich, volgens dezelfde geleerde, de in Nehemiah 3:25 (Vergelijk Jeremiah 32:2) vermelde voorhof van de gevangenis en de koninklijke stoeterij..

2) Betere vertaling is o.i.: En zijn huis, waarin hij woonde, bij een ander plein, inwaarts van dit voorhuis (de troonzaal), was aan dit werk gelijk. De troonzaal was dus eigenlijk de poort van zijn paleis..

Vers 10

10. Het was, de gezamenlijke gebouwen waren, ook gegrondvest met kostelijke stenen, grote stenen, met stenen van tien el, en stenen van acht el in de lengte, en met overeenkomstige breedte en hoogte. 1)

1) In de ruïnen van Balbek, in Syrië hebben reizigers van de laatste tijd stenen gevonden van 58 voet lang, 9 voet hoog en 12 voet dik.. 12. En de grote voorhof, waarvan in 1 Kings 7:8 sprake was, was rondom van drie rijen op elkaar liggende gehouwen stenen, 1) met n rij van cederen balken daarboven recht opstaande en alzo een staketsel vormende. Zo was het ook gesteld met de binnenste voorhof van het huis van de HEERE, dat onmiddellijk om de tempel lag (6:37 6:37) en met het voorhuis van dat huis (6:3).

1) Van groot belang voor de Bijbelse oudheidkundigen zijn de reusachtige grote stenen, waaruit gedeeltelijk nog thans de muren van Jeruzalem, namelijk in de omstreken van de tempelberg, zijn vervaardigd, en die klaarblijkelijk tot de hoogste oudheid opklimmen. Zij hebben een afmeting van 17-19 voet lengte, bij 3 of 4 voet hoogte; zelfs heeft de hoeksteen aan de westzijde van de Haram, nu juist boven de oppervlakte van de grond een lengte van 30 voet 10 duim en een breedte van 6 voet, verscheidene andere stenen wisselen af in lengte van 20 -24 voet, bij een dikte van 5 voet. "Het is echter niet alleen de omvang van deze stenen, die de opmerkzaamheid van de beschouwer boeit, maar ook de manier waarop zij bewerkt zijn, geeft hun nog een eigendommelijk karakter. Met een technisch woord noemt men deze manier kantafkapping. Nadat namelijk de gehele oppervlakte eerst gehouwen en vierkant gemaakt is, heeft men langs de kanten een smalle strook 1/4 of duim lager dan de overige oppervlakte uitgesneden; wanneer deze afgerande stenen in een muur samengevoegd worden, vormen zij natuurlijk voegen of voren, die juist door deze uitgesneden kanten bij hun aaneenvoeging ontstaan, waardoor de hoogte van de verschillende lagen, alsmede de grootte van de stenen, waaruit zij bestaan, duidelijker wordt aangewezen. De gehele muur heeft op deze wijze een paneelvormig aanzien..

Dat Salomo overigens nog vele andere lusthuizen, evenals wijnbergen, tuinen en parken, landhuizen in Ethani (1 Samuel 9:5) en aan de lommerrijke afhelling van de Libanon heeft laten aanleggen, kan men uit 9:1,19 Ecclesiastes 2:4vv. Song of Solomon 7:5, Song of Solomon 8:11 Song of Solomon 7:5 Song of Solomon 8:11 opmaken; ook zorgde hij voor uitgestrekte waterleidingen in Jeruzalem, waarop wij later terugkomen..

II. 1 Kings 7:13-1 Kings 7:51. De heilige schrijver, die onder de mededelingen in de vorige afdelingen, omtrent de bouw van Salomo's paleis, de tempelbouw niet uit het oog heeft verloren (1 Kings 7:12) keert nu tot de laatste terug en beschrijft de tempelgereedschappen nader, die Salomo door Hiram van Tyrus als werkmeester liet vervaardigen, allereerst van koper: de beide zullen voor het voorhuis van de tempel (1 Kings 7:15-1 Kings 7:22); de gegoten zee tot waterhouden bestemd (1 Kings 7:23-1 Kings 7:26); de tien stellingen met even zoveel wasvaten 1 Kings 7:27-1 Kings 7:39 en de kleinere gereedschappen van de voorhof van de priesters 1 Kings 7:40; voorts uit goud, het reukaltaar, de tien tafels van de toonbroden, de tien kandelaren, de kleinere gereedschappen van het Heilige en de herren aan de deur van het Heilige der Heiligen en van het Heilige. Hiermee had dan de tempelbouw in een tijdsverloop van 20 jaar sinds zijn begin, zijn beslag gekregen; wat er van datgene, dat koning David aan zilver en goud en aan gereedschappen geheiligd had, niet gebruikt was geworden, werd in de schatkamer van de tempel bewaard. (Vergelijk 2 Chronicles 4:1-2 Chronicles 4:5).

Vers 10

10. Het was, de gezamenlijke gebouwen waren, ook gegrondvest met kostelijke stenen, grote stenen, met stenen van tien el, en stenen van acht el in de lengte, en met overeenkomstige breedte en hoogte. 1)

1) In de ruïnen van Balbek, in Syrië hebben reizigers van de laatste tijd stenen gevonden van 58 voet lang, 9 voet hoog en 12 voet dik.. 12. En de grote voorhof, waarvan in 1 Kings 7:8 sprake was, was rondom van drie rijen op elkaar liggende gehouwen stenen, 1) met n rij van cederen balken daarboven recht opstaande en alzo een staketsel vormende. Zo was het ook gesteld met de binnenste voorhof van het huis van de HEERE, dat onmiddellijk om de tempel lag (6:37 6:37) en met het voorhuis van dat huis (6:3).

1) Van groot belang voor de Bijbelse oudheidkundigen zijn de reusachtige grote stenen, waaruit gedeeltelijk nog thans de muren van Jeruzalem, namelijk in de omstreken van de tempelberg, zijn vervaardigd, en die klaarblijkelijk tot de hoogste oudheid opklimmen. Zij hebben een afmeting van 17-19 voet lengte, bij 3 of 4 voet hoogte; zelfs heeft de hoeksteen aan de westzijde van de Haram, nu juist boven de oppervlakte van de grond een lengte van 30 voet 10 duim en een breedte van 6 voet, verscheidene andere stenen wisselen af in lengte van 20 -24 voet, bij een dikte van 5 voet. "Het is echter niet alleen de omvang van deze stenen, die de opmerkzaamheid van de beschouwer boeit, maar ook de manier waarop zij bewerkt zijn, geeft hun nog een eigendommelijk karakter. Met een technisch woord noemt men deze manier kantafkapping. Nadat namelijk de gehele oppervlakte eerst gehouwen en vierkant gemaakt is, heeft men langs de kanten een smalle strook 1/4 of duim lager dan de overige oppervlakte uitgesneden; wanneer deze afgerande stenen in een muur samengevoegd worden, vormen zij natuurlijk voegen of voren, die juist door deze uitgesneden kanten bij hun aaneenvoeging ontstaan, waardoor de hoogte van de verschillende lagen, alsmede de grootte van de stenen, waaruit zij bestaan, duidelijker wordt aangewezen. De gehele muur heeft op deze wijze een paneelvormig aanzien..

Dat Salomo overigens nog vele andere lusthuizen, evenals wijnbergen, tuinen en parken, landhuizen in Ethani (1 Samuel 9:5) en aan de lommerrijke afhelling van de Libanon heeft laten aanleggen, kan men uit 9:1,19 Ecclesiastes 2:4vv. Song of Solomon 7:5, Song of Solomon 8:11 Song of Solomon 7:5 Song of Solomon 8:11 opmaken; ook zorgde hij voor uitgestrekte waterleidingen in Jeruzalem, waarop wij later terugkomen..

II. 1 Kings 7:13-1 Kings 7:51. De heilige schrijver, die onder de mededelingen in de vorige afdelingen, omtrent de bouw van Salomo's paleis, de tempelbouw niet uit het oog heeft verloren (1 Kings 7:12) keert nu tot de laatste terug en beschrijft de tempelgereedschappen nader, die Salomo door Hiram van Tyrus als werkmeester liet vervaardigen, allereerst van koper: de beide zullen voor het voorhuis van de tempel (1 Kings 7:15-1 Kings 7:22); de gegoten zee tot waterhouden bestemd (1 Kings 7:23-1 Kings 7:26); de tien stellingen met even zoveel wasvaten 1 Kings 7:27-1 Kings 7:39 en de kleinere gereedschappen van de voorhof van de priesters 1 Kings 7:40; voorts uit goud, het reukaltaar, de tien tafels van de toonbroden, de tien kandelaren, de kleinere gereedschappen van het Heilige en de herren aan de deur van het Heilige der Heiligen en van het Heilige. Hiermee had dan de tempelbouw in een tijdsverloop van 20 jaar sinds zijn begin, zijn beslag gekregen; wat er van datgene, dat koning David aan zilver en goud en aan gereedschappen geheiligd had, niet gebruikt was geworden, werd in de schatkamer van de tempel bewaard. (Vergelijk 2 Chronicles 4:1-2 Chronicles 4:5).

Vers 13

13. En de koning Salomo zond heen, toen hij na voltooiing van de eigenlijke tempelbouw (hofdst.6:37vv.), nu ook met de vervaardiging van de metalen tempelgereedschappen een aanvang maken wilde, en liet Hiram (of Huram) van Tyrus halen, die hem Hiram, de koning van Tyrus, als werkmeester had aangewezen (2 Chronicles 2:13vv.). 14. Hij was de zoon van een weduwe, uit de stam van Nafthali, 1) en zijn vader was een man van Tyrus een geboren Tyriër geweest, met wie zijn moeder na de dood van haar eerste man hertrouwd was; hij, deze Huram, was een koperwerker, die vervuld was met wijsheid en met verstand en met wetenschap, om alle werk in het koper te maken, en eveneens bedreven was in hout en steensnijwerk en in de kunstweverij: deze kwam tot koning Salomo, als opperste werkmeester, en maakte al zijn werk, dat hij in goud en koper enz. wilde laten maken.

1) Wanneer de moeder van deze Hiram in 2 Chronicles 2:14 een vrouw uit de dochters van Dan genoemd wordt, zo kan deze schijnbare tegenstrijdigheid heel eenvoudig opgelost worden door de opmerking, dat zij van geboorte een Danitische vrouw was, in de stam van Nafthali huwde, maar als weduwe uit deze stam, de vrouw van een man uit Tyrus werd, bij wie zij deze zoon had. De Rabbijnen verklaren, om de aanstoot te vermijden, die het de latere Joden gaf, dat de vervaardiger van de tempelgereedschappen uit Tyrus afstamde, de zaak aldus: De tot de stam Dan behorende moeder zou in de stam Nafthali gehuwd zijn en bovengenoemde Hiram bij deze man verkregen hebben; toen zij daarna weduwe werd, huwde zij, weliswaar ten tweeden male met een Syriër, maar bracht hem alzo deze zoon toe; of ook wel zo: De tot de stam Nafthali behorende vader van Hiram, zou met zijn uit Dan geboren vrouw naar Tyrus getrokken zijn, en daar enige tijd als kunstenaar werkzaam zijn geweest, totdat hij eindelijk daar stierf, en vrouw en kind achterliet, waarom hij een Tyriër genaamd werd, ofschoon hij eigenlijk een Israëliet was. Beide uitleggingen zijn echter in tegenspraak met de letter van de Schrift. Wanneer nu verder Hiram in 2 Chronicles 2:13 Huram Abi (=" mijn vader) genoemd wordt, zo is dit laatste een eervolle bijnaam in de zin: "mijn meester, raadgever" (vgl. Genesis 45:8); daarentegen komt de naam Huram voor Hiram evenzo voor in het boek der Kronieken met betrekking op de koning van Tyrus..

De kunstenaar Hiram nu wordt in zijn kunstvaardigheid bijna eveneens beschreven als Bezaleël (Exodus 31:3vv.) de werkmeester van Mozes, bij de vervaardiging van de tabernakel. Slechts wordt de kunstvaardigheid van de laatste verklaard uit een vervuld zijn met de Geest van God, en dus als een bovennatuurlijke gave, terwijl die van Hiram in ons vers meer als een natuurlijke gave voorkomt..

De vrijmetselaars, wier oorsprong opklimt tot aan het steenhouwersgilde in de middeleeuwen, die toen een afzonderlijke broederschap uitmaakten en hun werkplaatsen, in het Engels "loges" genoemd, meestal aan de grote domkerken hadden, waarin wij nu nog hun kunstvoortbrengselen bewonderen, de vrijmetselaars hebben de legende, dat Hiram bij de tempelbouw door zijn oproerige gezellen gedood zou zijn, en het behoort tot de geheimen van hun orde zijn graf te zoeken; met het terugvinden daarvan of met het verschijnen van de waren grootmeester, zal dan naar hun mening de verlichtingsperiode voltooid zijn..

Vers 13

13. En de koning Salomo zond heen, toen hij na voltooiing van de eigenlijke tempelbouw (hofdst.6:37vv.), nu ook met de vervaardiging van de metalen tempelgereedschappen een aanvang maken wilde, en liet Hiram (of Huram) van Tyrus halen, die hem Hiram, de koning van Tyrus, als werkmeester had aangewezen (2 Chronicles 2:13vv.). 14. Hij was de zoon van een weduwe, uit de stam van Nafthali, 1) en zijn vader was een man van Tyrus een geboren Tyriër geweest, met wie zijn moeder na de dood van haar eerste man hertrouwd was; hij, deze Huram, was een koperwerker, die vervuld was met wijsheid en met verstand en met wetenschap, om alle werk in het koper te maken, en eveneens bedreven was in hout en steensnijwerk en in de kunstweverij: deze kwam tot koning Salomo, als opperste werkmeester, en maakte al zijn werk, dat hij in goud en koper enz. wilde laten maken.

1) Wanneer de moeder van deze Hiram in 2 Chronicles 2:14 een vrouw uit de dochters van Dan genoemd wordt, zo kan deze schijnbare tegenstrijdigheid heel eenvoudig opgelost worden door de opmerking, dat zij van geboorte een Danitische vrouw was, in de stam van Nafthali huwde, maar als weduwe uit deze stam, de vrouw van een man uit Tyrus werd, bij wie zij deze zoon had. De Rabbijnen verklaren, om de aanstoot te vermijden, die het de latere Joden gaf, dat de vervaardiger van de tempelgereedschappen uit Tyrus afstamde, de zaak aldus: De tot de stam Dan behorende moeder zou in de stam Nafthali gehuwd zijn en bovengenoemde Hiram bij deze man verkregen hebben; toen zij daarna weduwe werd, huwde zij, weliswaar ten tweeden male met een Syriër, maar bracht hem alzo deze zoon toe; of ook wel zo: De tot de stam Nafthali behorende vader van Hiram, zou met zijn uit Dan geboren vrouw naar Tyrus getrokken zijn, en daar enige tijd als kunstenaar werkzaam zijn geweest, totdat hij eindelijk daar stierf, en vrouw en kind achterliet, waarom hij een Tyriër genaamd werd, ofschoon hij eigenlijk een Israëliet was. Beide uitleggingen zijn echter in tegenspraak met de letter van de Schrift. Wanneer nu verder Hiram in 2 Chronicles 2:13 Huram Abi (=" mijn vader) genoemd wordt, zo is dit laatste een eervolle bijnaam in de zin: "mijn meester, raadgever" (vgl. Genesis 45:8); daarentegen komt de naam Huram voor Hiram evenzo voor in het boek der Kronieken met betrekking op de koning van Tyrus..

De kunstenaar Hiram nu wordt in zijn kunstvaardigheid bijna eveneens beschreven als Bezaleël (Exodus 31:3vv.) de werkmeester van Mozes, bij de vervaardiging van de tabernakel. Slechts wordt de kunstvaardigheid van de laatste verklaard uit een vervuld zijn met de Geest van God, en dus als een bovennatuurlijke gave, terwijl die van Hiram in ons vers meer als een natuurlijke gave voorkomt..

De vrijmetselaars, wier oorsprong opklimt tot aan het steenhouwersgilde in de middeleeuwen, die toen een afzonderlijke broederschap uitmaakten en hun werkplaatsen, in het Engels "loges" genoemd, meestal aan de grote domkerken hadden, waarin wij nu nog hun kunstvoortbrengselen bewonderen, de vrijmetselaars hebben de legende, dat Hiram bij de tempelbouw door zijn oproerige gezellen gedood zou zijn, en het behoort tot de geheimen van hun orde zijn graf te zoeken; met het terugvinden daarvan of met het verschijnen van de waren grootmeester, zal dan naar hun mening de verlichtingsperiode voltooid zijn..

Vers 15

15. En Hiram toonde metterdaad dat hij een kundig bouwmeester was, want hij vormde twee koperen pilaren, die v r het tempelgebouw aan de ingang van het voorhuis opgericht zouden worden (6:3); de hoogte van de ene pilaar was achttien el 1) 2) en een draad van twaalf el omving de andere pilaar, wat een doorsnede van vier el geeft.3) 1) In 2 Chronicles 3:15 wordt een lengte van 35 el opgegeven; daarmee is echter wel waarschijnlijk de lengte bedoeld, die beide zullen tezamen genomen hadden, zodat elke zuil afzonderlijk 7 el lang was. Rekenen we nu, dat iedere zuil boven el diep in het kapiteel ging, waarop de schrijver hierbij geen acht sloeg, is daarmee dit verschil opgelost..

2) Omdat de Kronieken, afwijkende van elke andere plaats 35 stellen, zo is dit getal duidelijk door verwisseling van de getalmerken 18 met ontstaan..

3) Volgens Jeremiah 52:21 waren de beide in het Jordaandal gegoten zullen (1 Kings 7:46) elk 4 vingers dik en van binnen hol..

Wat voor de ene zuil geldt, geldt ook voor de andere. Kortheidshalve is slechts de hoogte van de ene gemeld..

Vers 15

15. En Hiram toonde metterdaad dat hij een kundig bouwmeester was, want hij vormde twee koperen pilaren, die v r het tempelgebouw aan de ingang van het voorhuis opgericht zouden worden (6:3); de hoogte van de ene pilaar was achttien el 1) 2) en een draad van twaalf el omving de andere pilaar, wat een doorsnede van vier el geeft.3) 1) In 2 Chronicles 3:15 wordt een lengte van 35 el opgegeven; daarmee is echter wel waarschijnlijk de lengte bedoeld, die beide zullen tezamen genomen hadden, zodat elke zuil afzonderlijk 7 el lang was. Rekenen we nu, dat iedere zuil boven el diep in het kapiteel ging, waarop de schrijver hierbij geen acht sloeg, is daarmee dit verschil opgelost..

2) Omdat de Kronieken, afwijkende van elke andere plaats 35 stellen, zo is dit getal duidelijk door verwisseling van de getalmerken 18 met ontstaan..

3) Volgens Jeremiah 52:21 waren de beide in het Jordaandal gegoten zullen (1 Kings 7:46) elk 4 vingers dik en van binnen hol..

Wat voor de ene zuil geldt, geldt ook voor de andere. Kortheidshalve is slechts de hoogte van de ene gemeld..

Vers 20

20. De kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja daarboven tegenover de buik, zij kwamen overeen met de grootste dikte van de schacht, die naast het net was, zij staken van boven even ver uit als het dikste gedeelte van de pilaren, en tweehonderd granaatappelen waren in rijen rondom, 1) ook over het andere kapiteel.

1) Volgens Jeremiah 52:23 waren er 96 granaatappelen, "alle granaatappelen waren honderd over het net rondom". Dit is zo te verstaan, dat b.v. aan de bovenste rij elk enkel snoer van de vier, die om het kapiteel liepen, en met hun vieren een rij vormden, in het geheel 24 granaatappelen telde, en dus de vier snoeren (vergelijk e-f) tezamen 96. Tot aanhechting echter aan de kapitelen bevonden er zich overeenkomstig de hemelstreken e, f, g (h is aan de achterzijde te denken), vier enkele granaatappelen, groter en zwaarder. Het spreekt voor zich dat wanneer in 1 Kings 7:42 en in 2 Chronicles 4:13 in het geheel 400 granaatappelen gerekend worden, er van de beide zullen sprake is..

Vers 20

20. De kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja daarboven tegenover de buik, zij kwamen overeen met de grootste dikte van de schacht, die naast het net was, zij staken van boven even ver uit als het dikste gedeelte van de pilaren, en tweehonderd granaatappelen waren in rijen rondom, 1) ook over het andere kapiteel.

1) Volgens Jeremiah 52:23 waren er 96 granaatappelen, "alle granaatappelen waren honderd over het net rondom". Dit is zo te verstaan, dat b.v. aan de bovenste rij elk enkel snoer van de vier, die om het kapiteel liepen, en met hun vieren een rij vormden, in het geheel 24 granaatappelen telde, en dus de vier snoeren (vergelijk e-f) tezamen 96. Tot aanhechting echter aan de kapitelen bevonden er zich overeenkomstig de hemelstreken e, f, g (h is aan de achterzijde te denken), vier enkele granaatappelen, groter en zwaarder. Het spreekt voor zich dat wanneer in 1 Kings 7:42 en in 2 Chronicles 4:13 in het geheel 400 granaatappelen gerekend worden, er van de beide zullen sprake is..

Vers 21

21. Daarna richtte hij de pilaren op in het voorhuis van de tempel, zodat zij aan beide zijden van het portaal te staan kwamen, en de rechter pilaar opgericht hebbende, alzo die aan de noordzijde, zo noemde hij zijn naam Jachin, d.i. hij zal bevestigen, en de linker pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Boaz, d.i. in hem is kracht. 1)

1) Twee koperen pilaren, opgericht in het voorhuis van de tempel tot versiering, maar ook betekenisvol. Hun betekenis ligt opgesloten in de namen Jachin, hij zal bevestigen, en Boaz, in hem de kracht. Sommigen denken dat zij aanduidingen waren van de wolk- en vuurkolom, die de kinderen van Israël door de woestijn leidde. Anderen menen, dat zij bestemd waren om hen, die kwamen aanbidden in de tempel van de Heere, aan te manen alleen op God hun vertrouwen te stellen en niet op enige waardigheid aan hun zijde. Wanneer wij tot God komen en bevinden hoe zwerfziek en onstandvastig ons hart is, laat ons dan in het geloof de Heere en Zijn bijstand aanlopen. Jachin, God zal dit zwervende hart vastheid geven. Het is goed, dat ons hart gesterkt wordt door de genade. Wij bevinden onszelf zwak en onbekwaam voor de heiligste plichten, maar dat is onze bemoediging; Boaz, in Hem is onze kracht, die in ons werkt beide het willen en het werken. Ik zal gaan in de mogendheid van de Heere. Geestelijke kracht en standvastigheid kunnen verkregen worden aan de deur van Gods tempel, maar wij moeten wachten op de genadegiften, in de weg van de genademiddelen..

Wat wij ook mogen ondernemen om het huis en de dienst van God te schragen, van Hem moeten wij verwachten al onze hulp en ondersteuning. De twee pilaren Jachin en Boaz wekken ons daartoe op..

De zullen behoorden niet tot de constructie van de Tempel, maar waren symbolen van vastheid en kracht. Salomo wilde door deze zullen zijn volk onderwijzen, dat het Rijk van God nu in Israël zijn beslag had bekomen, omdat de HEERE Zijn vaste woonplaats onder Zijn volk had verkregen..

Vers 21

21. Daarna richtte hij de pilaren op in het voorhuis van de tempel, zodat zij aan beide zijden van het portaal te staan kwamen, en de rechter pilaar opgericht hebbende, alzo die aan de noordzijde, zo noemde hij zijn naam Jachin, d.i. hij zal bevestigen, en de linker pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Boaz, d.i. in hem is kracht. 1)

1) Twee koperen pilaren, opgericht in het voorhuis van de tempel tot versiering, maar ook betekenisvol. Hun betekenis ligt opgesloten in de namen Jachin, hij zal bevestigen, en Boaz, in hem de kracht. Sommigen denken dat zij aanduidingen waren van de wolk- en vuurkolom, die de kinderen van Israël door de woestijn leidde. Anderen menen, dat zij bestemd waren om hen, die kwamen aanbidden in de tempel van de Heere, aan te manen alleen op God hun vertrouwen te stellen en niet op enige waardigheid aan hun zijde. Wanneer wij tot God komen en bevinden hoe zwerfziek en onstandvastig ons hart is, laat ons dan in het geloof de Heere en Zijn bijstand aanlopen. Jachin, God zal dit zwervende hart vastheid geven. Het is goed, dat ons hart gesterkt wordt door de genade. Wij bevinden onszelf zwak en onbekwaam voor de heiligste plichten, maar dat is onze bemoediging; Boaz, in Hem is onze kracht, die in ons werkt beide het willen en het werken. Ik zal gaan in de mogendheid van de Heere. Geestelijke kracht en standvastigheid kunnen verkregen worden aan de deur van Gods tempel, maar wij moeten wachten op de genadegiften, in de weg van de genademiddelen..

Wat wij ook mogen ondernemen om het huis en de dienst van God te schragen, van Hem moeten wij verwachten al onze hulp en ondersteuning. De twee pilaren Jachin en Boaz wekken ons daartoe op..

De zullen behoorden niet tot de constructie van de Tempel, maar waren symbolen van vastheid en kracht. Salomo wilde door deze zullen zijn volk onderwijzen, dat het Rijk van God nu in Israël zijn beslag had bekomen, omdat de HEERE Zijn vaste woonplaats onder Zijn volk had verkregen..

Vers 22

22. En, om hier nogmaals op de in 1 Kings 7:19 vermelde versiering terug te komen, op het hoofd van de pilaren was het leliewerk. Zo werd het betekenisvol werk van 1) de pilaren volmaakt.

1) De lelie als de bloem van de heiligheid, de granaatappel als zinnebeeld van het Goddelijk woord (Exodus 28:35), het netvormig ketenwerk als het ware een zinnebeeld van het Godsverbond, het koper en het geheel van de zullen, die allereerst aan het voorhuis kracht en stevigheid gaven en voorts een waarteken waren van de vastheid en duurzaamheid van het gehele gebouw, waarin de Heere Zijn vaste en blijvende woning, in tegenstelling tot de vervoerbare Tabernakel, hebben wilde; dit alles geeft ons de indruk van een even mooi als doelmatig en betekenisvol kunstwerk..

Vers 22

22. En, om hier nogmaals op de in 1 Kings 7:19 vermelde versiering terug te komen, op het hoofd van de pilaren was het leliewerk. Zo werd het betekenisvol werk van 1) de pilaren volmaakt.

1) De lelie als de bloem van de heiligheid, de granaatappel als zinnebeeld van het Goddelijk woord (Exodus 28:35), het netvormig ketenwerk als het ware een zinnebeeld van het Godsverbond, het koper en het geheel van de zullen, die allereerst aan het voorhuis kracht en stevigheid gaven en voorts een waarteken waren van de vastheid en duurzaamheid van het gehele gebouw, waarin de Heere Zijn vaste en blijvende woning, in tegenstelling tot de vervoerbare Tabernakel, hebben wilde; dit alles geeft ons de indruk van een even mooi als doelmatig en betekenisvol kunstwerk..

Vers 23

23. Verder maakte hij, om hier niet te spreken van het twintig el lange en brede en tien el hoge brandofferaltaar 1) (2 Chronicles 4:1), de gegoten zee: van tien el was zij van haar ene rand tot haar andere rand, rondom rond, en van vijf el in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig el omving ze rondom, welke zee dan in de plaats zou komen van het koperen wasvat van de tent der samenkomst (Exodus 30:17vv.).

1) Dit altaar was meer dan waarschijnlijk gemaakt naar dat van de voorhof van de Tabernakel. Het was verdeeld in 4 afdelingen (a-a, b-b, c-c, d-d). De bovenste diende tot omgang voor de priester. Het onderste maakt de bodem uit. Het bovenste gedeelte (e-e) was de vuurhaard. Aan de zijden is (A en B) afgebeeld een de in 1 Kings 7:27 beschreven stelling met een wasvat (1 Kings 7:38).

Vers 23

23. Verder maakte hij, om hier niet te spreken van het twintig el lange en brede en tien el hoge brandofferaltaar 1) (2 Chronicles 4:1), de gegoten zee: van tien el was zij van haar ene rand tot haar andere rand, rondom rond, en van vijf el in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig el omving ze rondom, welke zee dan in de plaats zou komen van het koperen wasvat van de tent der samenkomst (Exodus 30:17vv.).

1) Dit altaar was meer dan waarschijnlijk gemaakt naar dat van de voorhof van de Tabernakel. Het was verdeeld in 4 afdelingen (a-a, b-b, c-c, d-d). De bovenste diende tot omgang voor de priester. Het onderste maakt de bodem uit. Het bovenste gedeelte (e-e) was de vuurhaard. Aan de zijden is (A en B) afgebeeld een de in 1 Kings 7:27 beschreven stelling met een wasvat (1 Kings 7:38).

Vers 25

25. Zij stond op twaalf 1) runderen 2) eveneens uit koper gegoten (2 Kings 16:17), omstreeks vijf el hoog: drie ziende naar het noorden, drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee weg onmiddellijk boven op deze, zonder dat tussenbeide, nog een of ander steunsel was aangebracht; en al hun achterdelen waren inwaarts, alzo het steunpunt uitmakende van het midden van het watervat.

1) Twaalf runderen, omdat er twaalf stammen van Israël waren. Zij duidden aan, dat die 12 stammen n priesterlijk volk uitmaakten, dat zich in die koperen zee verenigde, om zo rein gewassen voor de Heere te verschijnen.. 2) Runderen, niet leeuwen, omdat het rund het voornaamste dier was tot slachtoffer.

Vers 25

25. Zij stond op twaalf 1) runderen 2) eveneens uit koper gegoten (2 Kings 16:17), omstreeks vijf el hoog: drie ziende naar het noorden, drie ziende naar het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee weg onmiddellijk boven op deze, zonder dat tussenbeide, nog een of ander steunsel was aangebracht; en al hun achterdelen waren inwaarts, alzo het steunpunt uitmakende van het midden van het watervat.

1) Twaalf runderen, omdat er twaalf stammen van Israël waren. Zij duidden aan, dat die 12 stammen n priesterlijk volk uitmaakten, dat zich in die koperen zee verenigde, om zo rein gewassen voor de Heere te verschijnen.. 2) Runderen, niet leeuwen, omdat het rund het voornaamste dier was tot slachtoffer.

Vers 26

26. Haar dikte nu was een hand breed, evenals de beide zullen (zie 1 Kings 7:15) en haar rand enigszins naar buiten omgebogen, als het werk van de rand van een beker, of een leliebloem: zij hield verder een volume water van tweeduizend bath.

1) De bestemming van dit watervat in 2 Chronicles 4:6 uitdrukkelijk aangegeven schijnt deze te zijn, dat de priesters voor het aanvangen van de uitoefening van hun ambtsplichten, daarin handen en voeten moesten wassen (Exodus 30:18); daarom had het ook zijn plaats zijwaarts of tussen de tempel en het brandofferaltaar, en de lelievorm van de bovenrand herinnerde de priesters aan de heiligheid van hun stand, die zij ook door die wassingen voor het uitwendige betrachtten. De twaalf runderen daarentegen herinnerden aan de twaalf stammen van Israël, en karakteriseerden het gehele volk als een priesterlijk volk (Exodus 19:6), dat zich hier in zijn priesters reinigde om rein en heilig voor de Heere te verschijnen, evenals de twaalf leeuwen aan Salomo's troon (10:20) het als een koninklijk volk kenschetsten. Nu doen zich echter deze twee vragen voor: 1e. hoe vulde men dit vat met water en 2e. hoe deed men het tot wassen benodigde water daaruit aflopen? Wat de eerste vraag betreft, zo is bij de hoogte van het gehele toestel (5 el hoogte voor de runderen en 5 el hoogte het waterbekken, d.i. alzo 10 el) aan indragen zeer moeilijk te denken. Daarom komt het als zeer aannemelijk voor wat de Joodse overlevering stelt, dat het water namelijk van de koperen zee, toegevoerd zou zijn door middel van pijpen, die door de poten van de runderen naar boven liepen. De Griekse aardrijkskundige Strabo (omstreeks 19 jaren v. Chr.) vermeldt het eigenaardige door alle belegeringen van Jeruzalem gestaafde verschijnsel, dat de stad van binnen zeer voldoende met water voorzien was, terwijl de gehele omtrek geheel droog was, waardoor de belegeraars steeds een groot voordeel tegen de belegerden misten en deze het daarentegen bezaten. Spreukenken wij thans niet van de waterleidingen, die de geheel op rotsen gebouwde stad met water van buiten voorzagen, evenmin van de door Hizkia aangelegde waterleiding (2 Koningen .20:20), noch van een andere, die van Bethlehem uit de vijver van Salomo komend (1 Samuel 9:5) de heuvel Sion aan de zuidzijde omsingelt, noordoostelijk daarvan in de tempelberg komt, en Salomo's naam voert; door Tacitus (een van de voornaamste redenaars en historieschrijvers onder de Romeinen, geb. omstreeks 60 n. Chr.) spreekt, als hij over de tempel te Jeruzalem schrijft, van een levende fontein, die zich daar bevond, en van onderaardse gangen in de berg (Hist. V, 12). Nu hebben Robinsons verdere onderzoeken die, zoals wij bij 2 Samuel 17:17 opmerkten, ontdekt had, hoe de bron Siloam zijn water door een onderaards kanaal verkreeg, tot de mening geleid, dat er binnen in de rots op een diepte van 80 voet onder de Haram, een kunstbron zou zijn, waarvan het water dezelfde eigenschappen vertoont als dat, dat door de kunstige uitgravingen, door Siloam en de Mariabron onder in het dal uitvloeit. Voegen wij verder hierbij, wat Aristeas (officier van de lijfwacht van de koning Ptolemeus Philadelphus van Egypte) in een door Josephus meegedeeld uittreksel uit zijn geschiedenis van de 72 (70) vertalers zegt, dat er zich aan de voet van het brandofferaltaar openingen bevonden, waaruit voor de noodzakelijke reiniging van de voorhof van het bloed van de offerdieren, water sprong, dan kunnen wij niet langer twijfelen, of de tempelberg verborg in zich alle inrichtingen, die ter verzorging van het heiligdom met fris en levend water nodig waren. Hierop schijnen ook de plaatsen Psalms 46:5 Ezekiel 47:1vv. Zechariah 3:1, Zechariah 14:8 te zinspelen; en omdat deze inrichting zeker door Salomo is uitgevoerd, waarom ook de tempelbouw, voordat alles geëindigd was, twintig jaar duurde, zo krijgen ook de woorden in Isaiah 8:9, waar de wateren van Siloam, die zachtkens gaan, als beeld van de geringe macht van het huis van David, in tegenstelling met de sterke en geweldige wateren van de Eufraat, als beeld van de macht en heerlijkheid van de Assyrische koning, een volledige betekenis. Naar de tegenwoordige staat van de wetenschappelijke onderzoekingen, zullen er zeker nog vele vragen op dit gebied onbeantwoord blijven. Wat overigens het uitvloeien van het water uit het grote vat betreft, zo zijn wij zonder aarzeling de mening toegedaan, dat daaruit pijpen geleidden naar de bekken van de runderen en uit deze het water liep, of door de daartoe aangebrachte kraan te openen, of wat ons waarschijnlijker voorkomt, zonder enige tegenstand afvloeide in het vierkante stenen bassin, dat vat en runderen omgaf, aan welk bassin dan weer pijpen waren. Waarschijnlijk hield dit bassin duizend bath water, en misschien heeft men in 2 Chronicles 4:5 daarop het oog gehad, wanneer het daar verschillend van deze plaats, heet dat de koperen zee 3.000 bath hield, dat is juist de inhoud van de koperen zee en van het bassin tezamen genomen, zodat men geen schrijffout (n = 3 voor k = 2) behoeft aan te nemen..

De rand, op de manier van een lelie gevormd, moest wijzen op de liefelijkheid van het leven, dat van het heiligdom uitging..

Vers 26

26. Haar dikte nu was een hand breed, evenals de beide zullen (zie 1 Kings 7:15) en haar rand enigszins naar buiten omgebogen, als het werk van de rand van een beker, of een leliebloem: zij hield verder een volume water van tweeduizend bath.

1) De bestemming van dit watervat in 2 Chronicles 4:6 uitdrukkelijk aangegeven schijnt deze te zijn, dat de priesters voor het aanvangen van de uitoefening van hun ambtsplichten, daarin handen en voeten moesten wassen (Exodus 30:18); daarom had het ook zijn plaats zijwaarts of tussen de tempel en het brandofferaltaar, en de lelievorm van de bovenrand herinnerde de priesters aan de heiligheid van hun stand, die zij ook door die wassingen voor het uitwendige betrachtten. De twaalf runderen daarentegen herinnerden aan de twaalf stammen van Israël, en karakteriseerden het gehele volk als een priesterlijk volk (Exodus 19:6), dat zich hier in zijn priesters reinigde om rein en heilig voor de Heere te verschijnen, evenals de twaalf leeuwen aan Salomo's troon (10:20) het als een koninklijk volk kenschetsten. Nu doen zich echter deze twee vragen voor: 1e. hoe vulde men dit vat met water en 2e. hoe deed men het tot wassen benodigde water daaruit aflopen? Wat de eerste vraag betreft, zo is bij de hoogte van het gehele toestel (5 el hoogte voor de runderen en 5 el hoogte het waterbekken, d.i. alzo 10 el) aan indragen zeer moeilijk te denken. Daarom komt het als zeer aannemelijk voor wat de Joodse overlevering stelt, dat het water namelijk van de koperen zee, toegevoerd zou zijn door middel van pijpen, die door de poten van de runderen naar boven liepen. De Griekse aardrijkskundige Strabo (omstreeks 19 jaren v. Chr.) vermeldt het eigenaardige door alle belegeringen van Jeruzalem gestaafde verschijnsel, dat de stad van binnen zeer voldoende met water voorzien was, terwijl de gehele omtrek geheel droog was, waardoor de belegeraars steeds een groot voordeel tegen de belegerden misten en deze het daarentegen bezaten. Spreukenken wij thans niet van de waterleidingen, die de geheel op rotsen gebouwde stad met water van buiten voorzagen, evenmin van de door Hizkia aangelegde waterleiding (2 Koningen .20:20), noch van een andere, die van Bethlehem uit de vijver van Salomo komend (1 Samuel 9:5) de heuvel Sion aan de zuidzijde omsingelt, noordoostelijk daarvan in de tempelberg komt, en Salomo's naam voert; door Tacitus (een van de voornaamste redenaars en historieschrijvers onder de Romeinen, geb. omstreeks 60 n. Chr.) spreekt, als hij over de tempel te Jeruzalem schrijft, van een levende fontein, die zich daar bevond, en van onderaardse gangen in de berg (Hist. V, 12). Nu hebben Robinsons verdere onderzoeken die, zoals wij bij 2 Samuel 17:17 opmerkten, ontdekt had, hoe de bron Siloam zijn water door een onderaards kanaal verkreeg, tot de mening geleid, dat er binnen in de rots op een diepte van 80 voet onder de Haram, een kunstbron zou zijn, waarvan het water dezelfde eigenschappen vertoont als dat, dat door de kunstige uitgravingen, door Siloam en de Mariabron onder in het dal uitvloeit. Voegen wij verder hierbij, wat Aristeas (officier van de lijfwacht van de koning Ptolemeus Philadelphus van Egypte) in een door Josephus meegedeeld uittreksel uit zijn geschiedenis van de 72 (70) vertalers zegt, dat er zich aan de voet van het brandofferaltaar openingen bevonden, waaruit voor de noodzakelijke reiniging van de voorhof van het bloed van de offerdieren, water sprong, dan kunnen wij niet langer twijfelen, of de tempelberg verborg in zich alle inrichtingen, die ter verzorging van het heiligdom met fris en levend water nodig waren. Hierop schijnen ook de plaatsen Psalms 46:5 Ezekiel 47:1vv. Zechariah 3:1, Zechariah 14:8 te zinspelen; en omdat deze inrichting zeker door Salomo is uitgevoerd, waarom ook de tempelbouw, voordat alles geëindigd was, twintig jaar duurde, zo krijgen ook de woorden in Isaiah 8:9, waar de wateren van Siloam, die zachtkens gaan, als beeld van de geringe macht van het huis van David, in tegenstelling met de sterke en geweldige wateren van de Eufraat, als beeld van de macht en heerlijkheid van de Assyrische koning, een volledige betekenis. Naar de tegenwoordige staat van de wetenschappelijke onderzoekingen, zullen er zeker nog vele vragen op dit gebied onbeantwoord blijven. Wat overigens het uitvloeien van het water uit het grote vat betreft, zo zijn wij zonder aarzeling de mening toegedaan, dat daaruit pijpen geleidden naar de bekken van de runderen en uit deze het water liep, of door de daartoe aangebrachte kraan te openen, of wat ons waarschijnlijker voorkomt, zonder enige tegenstand afvloeide in het vierkante stenen bassin, dat vat en runderen omgaf, aan welk bassin dan weer pijpen waren. Waarschijnlijk hield dit bassin duizend bath water, en misschien heeft men in 2 Chronicles 4:5 daarop het oog gehad, wanneer het daar verschillend van deze plaats, heet dat de koperen zee 3.000 bath hield, dat is juist de inhoud van de koperen zee en van het bassin tezamen genomen, zodat men geen schrijffout (n = 3 voor k = 2) behoeft aan te nemen..

De rand, op de manier van een lelie gevormd, moest wijzen op de liefelijkheid van het leven, dat van het heiligdom uitging..

Vers 27

27. Hij maakte ook tien koperen stellingen, vierhoekige kasten, om daarop de ketels of bekkens te zetten, waarin de priesters het offervlees reinigen konden, voordat zij het in het altaarvuur brachten (2 Chronicles 4:6),vier el was de lengte van een stelling en vier el haar breedte en drie el haar hoogte.

De tweede helft van dit vers is zeer moeilijk te verstaan. Wat de tekening betreft, zij opgemerkt, dat vanwege de kleinheid daarvan, de reliëfversiering moeilijk op de stelling (k) kon worden aangebracht. Men heeft deze echter te denken tussen h-h..

Vers 27

27. Hij maakte ook tien koperen stellingen, vierhoekige kasten, om daarop de ketels of bekkens te zetten, waarin de priesters het offervlees reinigen konden, voordat zij het in het altaarvuur brachten (2 Chronicles 4:6),vier el was de lengte van een stelling en vier el haar breedte en drie el haar hoogte.

De tweede helft van dit vers is zeer moeilijk te verstaan. Wat de tekening betreft, zij opgemerkt, dat vanwege de kleinheid daarvan, de reliëfversiering moeilijk op de stelling (k) kon worden aangebracht. Men heeft deze echter te denken tussen h-h..

Vers 35

35. En op het hoofd van een stelling was een ronde hoogte van een halve el rondom; ook waren op het hoofd van de stellingen haar handhaven handvatsels en haar lijsten uit deze, d.i aan n stuk gegoten.

Het hoofd van een stelling was niet plat of vlak, maar gerond, d.i. gewelfd, zodat de welving een halve el hoog zich boven de hoogte van de zijden verhief. Deze gewelfde deksels hadden handvatsels en lijsten. De handvatsels hebben wij er aan te denken als brede, sterke lijsten van metaal, die het deksel de nodige vastigheid gaven en de lijsten zijn die lijsten, die zich tussen de handvaten bevonden..

Vers 35

35. En op het hoofd van een stelling was een ronde hoogte van een halve el rondom; ook waren op het hoofd van de stellingen haar handhaven handvatsels en haar lijsten uit deze, d.i aan n stuk gegoten.

Het hoofd van een stelling was niet plat of vlak, maar gerond, d.i. gewelfd, zodat de welving een halve el hoog zich boven de hoogte van de zijden verhief. Deze gewelfde deksels hadden handvatsels en lijsten. De handvatsels hebben wij er aan te denken als brede, sterke lijsten van metaal, die het deksel de nodige vastigheid gaven en de lijsten zijn die lijsten, die zich tussen de handvaten bevonden..

Vers 38

38. Hij maakte ook tien koperen wasvaten; 1) een wasvat hield veertig bath; een wasvat was van vier el in doorsnede, op elke stelling van die tien stellingen was een wasvat.

1) Zoals zij, die de vaten van de Heere droegen zich zorgvuldig reinigen moesten, zo moesten ook de offeranden, die zij aanbrachten, rein wezen en de veelvuldige wettische wassingen en reinigingen daartoe verordend, waren de tekenen en zegels van inwendige zuivering door Gods kracht en genade en afbeeldingen van de heiligmaking onder het Evangelie. Telkenmale hebben wij nodig gewassen te worden, zelfs ten aanzien van onze heiligste verrichtingen en zo was er een overvloedige verzorging is gemaakt tot onze reiniging door het bloed van Christus, zo zou het een onverantwoordelijkheid, ja, de snoodste ondankbaarheid en ongevoeligheid wezen jegens de Goddelijke genade, hiervan geen gebruik te maken..

Dat hier ook weer van tien watervaten sprake is, zoals vroeger van tien stellingen is om aan te duiden, dat de dienst van de Heere nu pas onder het Oude Verbond zijn hoogte had bereikt. De koperen zee en het wasvat wezen ook hierop dat onder het Evangelie een volkomen reiniging van alle zonden zou worden gepredikt..

Vers 38

38. Hij maakte ook tien koperen wasvaten; 1) een wasvat hield veertig bath; een wasvat was van vier el in doorsnede, op elke stelling van die tien stellingen was een wasvat.

1) Zoals zij, die de vaten van de Heere droegen zich zorgvuldig reinigen moesten, zo moesten ook de offeranden, die zij aanbrachten, rein wezen en de veelvuldige wettische wassingen en reinigingen daartoe verordend, waren de tekenen en zegels van inwendige zuivering door Gods kracht en genade en afbeeldingen van de heiligmaking onder het Evangelie. Telkenmale hebben wij nodig gewassen te worden, zelfs ten aanzien van onze heiligste verrichtingen en zo was er een overvloedige verzorging is gemaakt tot onze reiniging door het bloed van Christus, zo zou het een onverantwoordelijkheid, ja, de snoodste ondankbaarheid en ongevoeligheid wezen jegens de Goddelijke genade, hiervan geen gebruik te maken..

Dat hier ook weer van tien watervaten sprake is, zoals vroeger van tien stellingen is om aan te duiden, dat de dienst van de Heere nu pas onder het Oude Verbond zijn hoogte had bereikt. De koperen zee en het wasvat wezen ook hierop dat onder het Evangelie een volkomen reiniging van alle zonden zou worden gepredikt..

Vers 39

39. En hij zette vijf van die stellingen aan de rechterzijde (zuidzijde, "Genesis 13:9) van het huis, en vijf aan de linkerzijde van het huis; (noordzijde w.) maar de zee, waarvan in 1 Kings 7:23vv. gesproken is, zette hij aan de rechterzijde van het huis, zuidelijke zijde van het tempelgebouw, zoals de eerste rij van de stellingen, maaroostwaarts meer naar het brandofferaltaar toe, ofschoon niet daarmee in een rechte lijn, maar op enige afstand tegen het zuiden.

Door deze stellingen met haar wasbekkens moest op de gemakkelijkste wijze het voor de offerdienst benodigde water tot aan de trappen van het altaar gebracht worden en tevens op waardige wijze, in betekenisvol omhoog gehouden bekkens, aan de de dienst waarnemende priesters ten gebruike worden aangebracht. Of echter de bekkens uit de koperen zee gevuld werden, zoals Thenius wil, is twijfelachtig; veeleer menen wij te moeten verwijzen naar het tussen de beide moskeeën es Sakrak en el Aksa (1 Kings 6:1) nog thans aanwezige grote marmeren bekken, waarvan ook in de kruistochten melding wordt gemaakt, en waarvan de springbron wel waarschijnlijk evenzeer tot Salomo's werken behoord heeft. Deze stellingen moesten daarom in zo'n groot aantal voorhanden zijn, omdat er dikwijls een vrij aanzienlijk aantal van offers voor het altaar moest toebereid worden; het gebruikte water kon door de gemakkelijke verplaatsbaarheid van de stellingen, snel weer ter zijde geschoven, en door ander vervangen worden. De versieringen echter op de stellingen, hebben dezelfde betekenis als de cherubs, palmen en bloemkransen aan de wanden van het heiligdom en als de runderen onder de koperen zee en de leeuwen op de troon van Salomo; die hebben betrekking op de heerlijkheid van de Heere en het blijde en bloeiende leven in Zijn gemeenschap, deze op het koninklijk priesterlijk karakter van het zijn God dienende volk..

Vers 39

39. En hij zette vijf van die stellingen aan de rechterzijde (zuidzijde, "Genesis 13:9) van het huis, en vijf aan de linkerzijde van het huis; (noordzijde w.) maar de zee, waarvan in 1 Kings 7:23vv. gesproken is, zette hij aan de rechterzijde van het huis, zuidelijke zijde van het tempelgebouw, zoals de eerste rij van de stellingen, maaroostwaarts meer naar het brandofferaltaar toe, ofschoon niet daarmee in een rechte lijn, maar op enige afstand tegen het zuiden.

Door deze stellingen met haar wasbekkens moest op de gemakkelijkste wijze het voor de offerdienst benodigde water tot aan de trappen van het altaar gebracht worden en tevens op waardige wijze, in betekenisvol omhoog gehouden bekkens, aan de de dienst waarnemende priesters ten gebruike worden aangebracht. Of echter de bekkens uit de koperen zee gevuld werden, zoals Thenius wil, is twijfelachtig; veeleer menen wij te moeten verwijzen naar het tussen de beide moskeeën es Sakrak en el Aksa (1 Kings 6:1) nog thans aanwezige grote marmeren bekken, waarvan ook in de kruistochten melding wordt gemaakt, en waarvan de springbron wel waarschijnlijk evenzeer tot Salomo's werken behoord heeft. Deze stellingen moesten daarom in zo'n groot aantal voorhanden zijn, omdat er dikwijls een vrij aanzienlijk aantal van offers voor het altaar moest toebereid worden; het gebruikte water kon door de gemakkelijke verplaatsbaarheid van de stellingen, snel weer ter zijde geschoven, en door ander vervangen worden. De versieringen echter op de stellingen, hebben dezelfde betekenis als de cherubs, palmen en bloemkransen aan de wanden van het heiligdom en als de runderen onder de koperen zee en de leeuwen op de troon van Salomo; die hebben betrekking op de heerlijkheid van de Heere en het blijde en bloeiende leven in Zijn gemeenschap, deze op het koninklijk priesterlijk karakter van het zijn God dienende volk..

Vers 40

40. Daartoe maakte Hiram de wasvaten, 1) en de schoffels, tot het opruimen van de as van het altaar, en de besprengbekkens, tot opvanging van het bloed van de offerdieren (Exodus 27:3). En Hiram voleindigde al het werk te maken, dat hij voor koning Salomo maakte, uit gegoten werk, voor het huis van de HEERE, waartoe niet behoorden het koperen brandofferaltaar en de koperen deuren van de buitenste voorhof (2 Chronicles 4:1, want dat was geslagen werk.

1) Eigenlijk bekken tot het wegdragen van de as (Zie 1 Kings 7:45).. 47. En Salomo1) liet al deze vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte, het gewicht van het koper werd niet onderzocht, het was het koper, dat David eens Hadad-ezer als buit had ontnomen (1 Chronicles 19:8).

1) Dit wil natuurlijk niet zeggen, zoals sommigen willen, dat Salomo nu deze heeft gemaakt en niet Hiram, maar dat zij op bevel van de koning zijn vervaardigd, voor zijn rekening. Dat Salomo daarom de opperbouwmeester was..

Vers 40

40. Daartoe maakte Hiram de wasvaten, 1) en de schoffels, tot het opruimen van de as van het altaar, en de besprengbekkens, tot opvanging van het bloed van de offerdieren (Exodus 27:3). En Hiram voleindigde al het werk te maken, dat hij voor koning Salomo maakte, uit gegoten werk, voor het huis van de HEERE, waartoe niet behoorden het koperen brandofferaltaar en de koperen deuren van de buitenste voorhof (2 Chronicles 4:1, want dat was geslagen werk.

1) Eigenlijk bekken tot het wegdragen van de as (Zie 1 Kings 7:45).. 47. En Salomo1) liet al deze vaten ongewogen vanwege de zeer grote menigte, het gewicht van het koper werd niet onderzocht, het was het koper, dat David eens Hadad-ezer als buit had ontnomen (1 Chronicles 19:8).

1) Dit wil natuurlijk niet zeggen, zoals sommigen willen, dat Salomo nu deze heeft gemaakt en niet Hiram, maar dat zij op bevel van de koning zijn vervaardigd, voor zijn rekening. Dat Salomo daarom de opperbouwmeester was..

Vers 50

50. Evenals de schalen, en de gaffels, en de sprengbekkens of kannen voor de wijn, honderd in getal (2 Chronicles 4:8), en de rookschalen, kleine vlakke schalen, om daarin de wierook naar het altaar te brengen, en de wierookvaten, van gesloten goud, daartoe de herren1) van de deuren van het binnenste huis, van het Heilige der Heiligen en van de deuren van het huis van de tempel van goud, maar slechts gewoon goud.

1) In het Hebreeuws Phototh, herren, volgens sommigen, de duimen van de hengsels. Ook wordt wel verondersteld, en dit komt ons het meest waarschijnlijkst voor, dat hier de hoeken worden bedoeld waarin de deuren draaiden..

Vers 50

50. Evenals de schalen, en de gaffels, en de sprengbekkens of kannen voor de wijn, honderd in getal (2 Chronicles 4:8), en de rookschalen, kleine vlakke schalen, om daarin de wierook naar het altaar te brengen, en de wierookvaten, van gesloten goud, daartoe de herren1) van de deuren van het binnenste huis, van het Heilige der Heiligen en van de deuren van het huis van de tempel van goud, maar slechts gewoon goud.

1) In het Hebreeuws Phototh, herren, volgens sommigen, de duimen van de hengsels. Ook wordt wel verondersteld, en dit komt ons het meest waarschijnlijkst voor, dat hier de hoeken worden bedoeld waarin de deuren draaiden..

Vers 51

51. Zo werd al het werk volbracht, dat koning Salomo aan het huis van de HEERE maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David, dat zijn vader de Heere had toegewijd in het heiligdom, in de kamers, bijgebouwen (6:5vv.), het zilver en het goud, en de vaten (1 Chronicles 22:14vv. en 29:2vv.) die men bij de tempelbouw niet gebruikt had, legde hij onder de schatten van het huis van de HEERE. 1)

1) Salomo wilde al het overschot van het goud en zilver, door zijn vader verzameld en tot het werk van de Tempel niet gebruikt, niet aanleggen tot zijn eigen nut, maar hij legde het weg in de schatten van het heiligdom, een in het vervolg tot verbetering en onderhoud hiervan gebruikt te worden. Hetgeen de ouders aan God hebben toegewijd, moet door de kinderen niet vervreemd worden, of tot iets anders gebruikt, maar wij moeten blijmoedig diens godvruchtige en liefdadige voornemens bevestigen, opdat ze met hun goederen ook hun zegeningen beërven mogen..

Vers 51

51. Zo werd al het werk volbracht, dat koning Salomo aan het huis van de HEERE maakte. Daarna bracht Salomo de geheiligde dingen van zijn vader David, dat zijn vader de Heere had toegewijd in het heiligdom, in de kamers, bijgebouwen (6:5vv.), het zilver en het goud, en de vaten (1 Chronicles 22:14vv. en 29:2vv.) die men bij de tempelbouw niet gebruikt had, legde hij onder de schatten van het huis van de HEERE. 1)

1) Salomo wilde al het overschot van het goud en zilver, door zijn vader verzameld en tot het werk van de Tempel niet gebruikt, niet aanleggen tot zijn eigen nut, maar hij legde het weg in de schatten van het heiligdom, een in het vervolg tot verbetering en onderhoud hiervan gebruikt te worden. Hetgeen de ouders aan God hebben toegewijd, moet door de kinderen niet vervreemd worden, of tot iets anders gebruikt, maar wij moeten blijmoedig diens godvruchtige en liefdadige voornemens bevestigen, opdat ze met hun goederen ook hun zegeningen beërven mogen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Kings 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-kings-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile