Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
2 Kronieken 1

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 1

2 Chronicles 1:1

SALOMO'S WIJSHEID EN RIJKDOM

I. 2 Chronicles 1:1-2 Chronicles 1:13. In korte trekken wordt ons uit de geschiedenis van Salomo's regering in de eerste plaats mededeling gedaan van het grote offer, dat hij, door de vertegenwoordigers van zijn volk omgeven, aanstonds, in de eerste tijd van zijn heerschappij, te Gibeon bracht. Bij deze gelegenheid openbaarde de Heere zich aan hem `s nachts in de droom en verhoorde niet alleen zijn bede om wijsheid en kennis, maar zei hem nog meer toe dan hij gebeden had, namelijk ook rijkdom en goederen en eer in overvloedige mate. Omdat wij hier slechts met een kort en zakelijk bericht te doen hebben, is de onderhandeling van God met Salomo op een vrije wijze en in korte woorden door de Schrijver van ons Boek teruggegeven, maar daarentegen zet hij uitvoerig, overeenkomstig het plan van zijn werk, de betekenis uiteen, welke de offerplaats te Gibeon uit een godsdienstig oogpunt had. (Vergelijk 1 Kings 3:1-1 Kings 3:15).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 1

2 Chronicles 1:1

SALOMO'S WIJSHEID EN RIJKDOM

I. 2 Chronicles 1:1-2 Chronicles 1:13. In korte trekken wordt ons uit de geschiedenis van Salomo's regering in de eerste plaats mededeling gedaan van het grote offer, dat hij, door de vertegenwoordigers van zijn volk omgeven, aanstonds, in de eerste tijd van zijn heerschappij, te Gibeon bracht. Bij deze gelegenheid openbaarde de Heere zich aan hem `s nachts in de droom en verhoorde niet alleen zijn bede om wijsheid en kennis, maar zei hem nog meer toe dan hij gebeden had, namelijk ook rijkdom en goederen en eer in overvloedige mate. Omdat wij hier slechts met een kort en zakelijk bericht te doen hebben, is de onderhandeling van God met Salomo op een vrije wijze en in korte woorden door de Schrijver van ons Boek teruggegeven, maar daarentegen zet hij uitvoerig, overeenkomstig het plan van zijn werk, de betekenis uiteen, welke de offerplaats te Gibeon uit een godsdienstig oogpunt had. (Vergelijk 1 Kings 3:1-1 Kings 3:15).

Vers 1

1. En Salomo, de zoon van David, werd, nadat hij in het jaar 1015 v r Christus op de troon was gekomen, versterkt in zijn koninkrijk, door handhaving van strenge gerechtigheid jegens zijn en zijn vaders tegenstanders (1 Kings 2:12-1 Kings 2:46); want de Heere, zijn God, die hem reeds vroeg tot Zijn lieveling verkoren (2 Samuel 12:25), maar die ook hij van kindsbeen af gezocht en erkend had (1 Kings 3:3), was met hem, en maakte hem, in de loop van de tijd, ten hoogste groot, zowel bij zijn onderdanen als bij de omliggende volkeren (1 Chronicles 29:25).

Vers 1

1. En Salomo, de zoon van David, werd, nadat hij in het jaar 1015 v r Christus op de troon was gekomen, versterkt in zijn koninkrijk, door handhaving van strenge gerechtigheid jegens zijn en zijn vaders tegenstanders (1 Kings 2:12-1 Kings 2:46); want de Heere, zijn God, die hem reeds vroeg tot Zijn lieveling verkoren (2 Samuel 12:25), maar die ook hij van kindsbeen af gezocht en erkend had (1 Kings 3:3), was met hem, en maakte hem, in de loop van de tijd, ten hoogste groot, zowel bij zijn onderdanen als bij de omliggende volkeren (1 Chronicles 29:25).

Vers 2

2. En Salomo sprak, toen zijn vader gestorven was en hij de aanvang van zijn regering met een groot algemeen offerfeest wilde vieren, tot het ganse Israël 1), de voornaamste vertegenwoordigers van de Israëlitische gemeente, tot de oversten van de duizenden en van de honderden (1 Chronicles 12:1 1 Chronicles 28:1), en tot de rechters en ambtlieden (1 Chronicles 26:29), en tot alle vorsten in gans Israël (1 Chronicles 27:16), de hoofden van de vaderen, van de vaderlijke huizen.

1) Gans Israël wordt nader bepaald door de oversten van de duizenden, enz.

Vers 2

2. En Salomo sprak, toen zijn vader gestorven was en hij de aanvang van zijn regering met een groot algemeen offerfeest wilde vieren, tot het ganse Israël 1), de voornaamste vertegenwoordigers van de Israëlitische gemeente, tot de oversten van de duizenden en van de honderden (1 Chronicles 12:1 1 Chronicles 28:1), en tot de rechters en ambtlieden (1 Chronicles 26:29), en tot alle vorsten in gans Israël (1 Chronicles 27:16), de hoofden van de vaderen, van de vaderlijke huizen.

1) Gans Israël wordt nader bepaald door de oversten van de duizenden, enz.

Vers 3

3. En zij gingen heen, Salomo en de ganse gemeente, door middel van deze hun vertegenwoordigers met hem, naar de hoogte, die te Gibeon, in de stam Benjamin (Jud 19:13) was; want daar was, sedert de tijd van koning Saul (1 Samuel 22:19), de tent van de samenkomst van God, die Mozes, de knecht van de Heere, in de woestijn gemaakt had.

Vers 3

3. En zij gingen heen, Salomo en de ganse gemeente, door middel van deze hun vertegenwoordigers met hem, naar de hoogte, die te Gibeon, in de stam Benjamin (Jud 19:13) was; want daar was, sedert de tijd van koning Saul (1 Samuel 22:19), de tent van de samenkomst van God, die Mozes, de knecht van de Heere, in de woestijn gemaakt had.

Vers 4

4. (Maar de arke van God, die sedert Eli's tijd zich niet meer in de tabernakel bevond (1 Samuel 7:1), had David van Kirjath-Jearim opgebracht, ter plaatse, die David voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen, naast zijn paleis (1 Chronicles 13:1, 1 Chronicles 15:1-1 Chronicles 16:1))

Vers 4

4. (Maar de arke van God, die sedert Eli's tijd zich niet meer in de tabernakel bevond (1 Samuel 7:1), had David van Kirjath-Jearim opgebracht, ter plaatse, die David voor haar bereid had; want hij had voor haar een tent te Jeruzalem gespannen, naast zijn paleis (1 Chronicles 13:1, 1 Chronicles 15:1-1 Chronicles 16:1))

Vers 5

5. Ook was het koperen altaar, dat Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, gemaakt had (Exodus 31:1; Exodus 38:1),aldaar, niet te Jeruzalem maar te Gibeon (2 Chronicles 1:3) voor de tabernakel van de Heere (1Ch 16:42): Salomo nu en de gemeente bezochten het, om de Heere op dit altaar offers te brengen, terwijl David's offerplaats in de laatste jaren van zijn regering de dorsvloer van Arauna, de Jebusiet was, (1 Chronicles 21:26).

Vers 5

5. Ook was het koperen altaar, dat Bezaleël, de zoon van Uri, de zoon van Hur, gemaakt had (Exodus 31:1; Exodus 38:1),aldaar, niet te Jeruzalem maar te Gibeon (2 Chronicles 1:3) voor de tabernakel van de Heere (1Ch 16:42): Salomo nu en de gemeente bezochten het, om de Heere op dit altaar offers te brengen, terwijl David's offerplaats in de laatste jaren van zijn regering de dorsvloer van Arauna, de Jebusiet was, (1 Chronicles 21:26).

Vers 6

6. En Salomo, met de vertegenwoordigers van de gemeente te Gibeon aangekomen (2 Chronicles 1:3), offerde daar, bracht door middel van de priesters offers, voor het aangezicht van de Heere, op het koperen altaar, dat aan de tent van de samenkomst was 1); en hij offerde daarop duizend brandoffers; en liet zeker bij deze gelegenheid de door hem vervaardigde 72ste Psalm door de Levitische tempelzangers uitvoeren (1 Kings 4:32).

1) Tot tweemalen toe wordt hier gewezen op het koperen altaar, eerst in 2 Chronicles 1:5 en nu ook hier. Eerst dat het was te Gibeon, en hier, dat Salomo op dit altaar de offeranden bracht ter heiliging van zijn regering.

Ongetwijfeld heeft de Schrijver de aandacht er op willen vestigen, dat dit offer van Salomo even wettig was en de Heere aangenaam, als dat op de dorsvloer van Arauna van David.

De Schrijver wijst hier zijn lezers er op, hoe Salomo toen geheel in de weg van de Heere was, al was de Ark er niet, ja, dat de Heere hem verscheen, nadat hij zijn offerande op dat altaar had gebracht.

Dit was ongetwijfeld, om zijn tijdgenoten te troosten met het verlies van de Ark, die niet in de tweede tempel aanwezig was.

Toch zou God horen, ook al miste de Ark er.

Waarom Salomo naar Gibeon ging, ja ook, omdat daar nog het nationale heiligdom was, maar evenzeer, omdat Zadok daar Hogepriester was, de Priester, die Salomo getrouw was gebleven, toen Abjathar gemene zaak met Adonia had gemaakt.

Vers 6

6. En Salomo, met de vertegenwoordigers van de gemeente te Gibeon aangekomen (2 Chronicles 1:3), offerde daar, bracht door middel van de priesters offers, voor het aangezicht van de Heere, op het koperen altaar, dat aan de tent van de samenkomst was 1); en hij offerde daarop duizend brandoffers; en liet zeker bij deze gelegenheid de door hem vervaardigde 72ste Psalm door de Levitische tempelzangers uitvoeren (1 Kings 4:32).

1) Tot tweemalen toe wordt hier gewezen op het koperen altaar, eerst in 2 Chronicles 1:5 en nu ook hier. Eerst dat het was te Gibeon, en hier, dat Salomo op dit altaar de offeranden bracht ter heiliging van zijn regering.

Ongetwijfeld heeft de Schrijver de aandacht er op willen vestigen, dat dit offer van Salomo even wettig was en de Heere aangenaam, als dat op de dorsvloer van Arauna van David.

De Schrijver wijst hier zijn lezers er op, hoe Salomo toen geheel in de weg van de Heere was, al was de Ark er niet, ja, dat de Heere hem verscheen, nadat hij zijn offerande op dat altaar had gebracht.

Dit was ongetwijfeld, om zijn tijdgenoten te troosten met het verlies van de Ark, die niet in de tweede tempel aanwezig was.

Toch zou God horen, ook al miste de Ark er.

Waarom Salomo naar Gibeon ging, ja ook, omdat daar nog het nationale heiligdom was, maar evenzeer, omdat Zadok daar Hogepriester was, de Priester, die Salomo getrouw was gebleven, toen Abjathar gemene zaak met Adonia had gemaakt.

Vers 7

7. In diezelfde nacht, die op de offerdag volgde, verscheen God 1) aan Salomo in een droomgezicht; en Hij zei tot hem, terwijl Hij hem opriep, met betrekking tot zijn gebed om een gelukkig en gezegend bestuur zich nader te verklaren, wat hij daaronder wel verstond, en welke gave hij daartoe in het bijzonder voelde nodig te hebben: Begeer wat Ik u geven zal.

1) In 1 Kings 3:1 wordt uitvoeriger gewezen op de verschijning van God aan Salomo, hier meer op de godsdienstige zijde van het offer.

De verschijning van God aan Salomo had plaats in een droomgezicht, zie 1 Kings 3:5,1 Kings 3:15.

Vers 7

7. In diezelfde nacht, die op de offerdag volgde, verscheen God 1) aan Salomo in een droomgezicht; en Hij zei tot hem, terwijl Hij hem opriep, met betrekking tot zijn gebed om een gelukkig en gezegend bestuur zich nader te verklaren, wat hij daaronder wel verstond, en welke gave hij daartoe in het bijzonder voelde nodig te hebben: Begeer wat Ik u geven zal.

1) In 1 Kings 3:1 wordt uitvoeriger gewezen op de verschijning van God aan Salomo, hier meer op de godsdienstige zijde van het offer.

De verschijning van God aan Salomo had plaats in een droomgezicht, zie 1 Kings 3:5,1 Kings 3:15.

Vers 8

8. En Salomo zei tot God: Gij hebt aan mijn vader David, de ganse tijd van zijn leven, grote weldadigheid gedaan; en Gij hebt, om de in het bijzonder ook zo genadig hem geschonken belofte (1 Chronicles 17:11) aan hem te vervullen, mij koning gemaakt in zijn plaats. 9. Nu, Heere God! laat Uw woord 1) de belofte nog verder waar worden, gedaan aan mijn vader David (1 Kings 17:23. 2 Chronicles 6:17); en bewaar mij in Uw genade daarvoor, dat ik de verdere vervulling ervan door een verkeerd en U ongevallig bestuur zou verhinderen; want Gij hebt mij koning gemaakt over een volk, menigvuldig als het stof van de aarde; er hangt dus zo buitengewoon veel van af, dat ik op de juiste wijze regeer, en vanwege mijn jeugd ben ik van mijzelf des te minder daartoe geschikt, hoe verhevener de koninklijke troon is, die ik bezet, en hoe moeilijker de roeping is, die ik moet vervullen.

1) Men merke hierbij aan: 1e. Dat Gods beloften, de beste drangredenen zijn, om de verhoring van onze gebeden te verlangen. 2e. dat de kinderen van de gelovigen zich dus troosten en opbeuren kunnen met de beloften van het Verbond van de genade, omdat hun ouders hen door de Doop gelegenheid en verplichting gegeven hebben, om het recht op dat Verbond in Christus' naam bij God te zoeken. 3e. dat de beste wijze, om de weldaden van de beloften en voorrechten van Gods Verbond te verkrijgen, bestaat in een gedurig, ernstig en ijverig bidden tot God, om de wijsheid en genade, die ons in staat moet stellen, om de voorwaarden en verplichtingen van dat Verbond, ten onzen aanzien voor God waardig te maken..

Vers 8

8. En Salomo zei tot God: Gij hebt aan mijn vader David, de ganse tijd van zijn leven, grote weldadigheid gedaan; en Gij hebt, om de in het bijzonder ook zo genadig hem geschonken belofte (1 Chronicles 17:11) aan hem te vervullen, mij koning gemaakt in zijn plaats. 9. Nu, Heere God! laat Uw woord 1) de belofte nog verder waar worden, gedaan aan mijn vader David (1 Kings 17:23. 2 Chronicles 6:17); en bewaar mij in Uw genade daarvoor, dat ik de verdere vervulling ervan door een verkeerd en U ongevallig bestuur zou verhinderen; want Gij hebt mij koning gemaakt over een volk, menigvuldig als het stof van de aarde; er hangt dus zo buitengewoon veel van af, dat ik op de juiste wijze regeer, en vanwege mijn jeugd ben ik van mijzelf des te minder daartoe geschikt, hoe verhevener de koninklijke troon is, die ik bezet, en hoe moeilijker de roeping is, die ik moet vervullen.

1) Men merke hierbij aan: 1e. Dat Gods beloften, de beste drangredenen zijn, om de verhoring van onze gebeden te verlangen. 2e. dat de kinderen van de gelovigen zich dus troosten en opbeuren kunnen met de beloften van het Verbond van de genade, omdat hun ouders hen door de Doop gelegenheid en verplichting gegeven hebben, om het recht op dat Verbond in Christus' naam bij God te zoeken. 3e. dat de beste wijze, om de weldaden van de beloften en voorrechten van Gods Verbond te verkrijgen, bestaat in een gedurig, ernstig en ijverig bidden tot God, om de wijsheid en genade, die ons in staat moet stellen, om de voorwaarden en verplichtingen van dat Verbond, ten onzen aanzien voor God waardig te maken..

Vers 10

10. Geef mij nu wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit Uw volk als een herder (2 Chronicles 11:2),uitga en inga 1), een hen op goede en niet op valse wegen te leiden; want wie zou, tenzij hij met de nodige gaven daartoe door U werd toegerust, dit Uw groot volk, overeenkomstig Uw geboden kunnen richten en regeren?

1) Uitgaan en ingaan is een uitdrukking, om aan te duiden, het bestuur over het land, zowel naar binnen als naar buiten, in oorlogstijd en in dagen van vrede.

Vers 10

10. Geef mij nu wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit Uw volk als een herder (2 Chronicles 11:2),uitga en inga 1), een hen op goede en niet op valse wegen te leiden; want wie zou, tenzij hij met de nodige gaven daartoe door U werd toegerust, dit Uw groot volk, overeenkomstig Uw geboden kunnen richten en regeren?

1) Uitgaan en ingaan is een uitdrukking, om aan te duiden, het bestuur over het land, zowel naar binnen als naar buiten, in oorlogstijd en in dagen van vrede.

Vers 11

11. Toen zei God tot Salomo: Daarom dat dit in uw hart geweest is, en gij niet begeerd hebt rijkdom, goederen, noch eer, noch de ziel van uw haters, dat Ik hun leven in uw hand zou geven, noch ook vele dingen begeerd hebt, zoals ontelbaar veel anderen in uw plaats zouden gedaan hebben; maar wijsheid en wetenschap voor u begeerd hebt; opdat u Mijn volk juist mocht richten, waarover Ik u koning gemaakt heb:

Vers 11

11. Toen zei God tot Salomo: Daarom dat dit in uw hart geweest is, en gij niet begeerd hebt rijkdom, goederen, noch eer, noch de ziel van uw haters, dat Ik hun leven in uw hand zou geven, noch ook vele dingen begeerd hebt, zoals ontelbaar veel anderen in uw plaats zouden gedaan hebben; maar wijsheid en wetenschap voor u begeerd hebt; opdat u Mijn volk juist mocht richten, waarover Ik u koning gemaakt heb:

Vers 12

12. Wat u gebeden hebt, de wijsheid en de wetenschap, is u ook gegeven; daartoe zal Ik u, wat u niet gebeden hebt, namelijk rijkdom, en goederen en eer insgelijks geven, dergelijke andere koningen, die v r u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke niet zijn 1).

1) Uit vergelijking met 1 Kings 3:11-1 Kings 3:14 blijkt, dat de conditionele belofte van een lang leven, hier niet vermeld wordt. De reden, waarom niet, is duidelijk omdat Salomo aan de conditie niet heeft voldaan en de belofte derhalve niet is vervuld. Salomo stierf op 60-jarige leeftijd.

Vers 12

12. Wat u gebeden hebt, de wijsheid en de wetenschap, is u ook gegeven; daartoe zal Ik u, wat u niet gebeden hebt, namelijk rijkdom, en goederen en eer insgelijks geven, dergelijke andere koningen, die v r u geweest zijn, gehad hebben, en na u zal dergelijke niet zijn 1).

1) Uit vergelijking met 1 Kings 3:11-1 Kings 3:14 blijkt, dat de conditionele belofte van een lang leven, hier niet vermeld wordt. De reden, waarom niet, is duidelijk omdat Salomo aan de conditie niet heeft voldaan en de belofte derhalve niet is vervuld. Salomo stierf op 60-jarige leeftijd.

Vers 13

13. Alzo kwam Salomo, gesterkt door de Goddelijke belofte en de vervulling daarvan aan zijn hart bereids gewaar wordend, te Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon 1) is, van voor de tent van de samenkomstweer met degenen, die hem daarheen hadden begeleid (2 Chronicles 1:2), en richtte ook te Jeruzalem een offerfeest aan; en hij regeerde voortaan over Israël, met onvergelijkelijke wijsheid en grondige wetenschap, zoals daarvan 1 Kings 3:16, een voorbeeld verhaald wordt.

1) Waarom Salomo niet op het altaar bij de tent op Zion, noch op dat in de dorsvloer van Arauna, maar te Gibeon het offer bracht, is o.i. niet twijfelachtig. Niet omdat hij de tent op Zion, of het altaar op Moria niet voor wettig hield, God zelf toch had het altaar op Moria ingewijd en geheiligd door vuur uit de hemel, maar, zoals wij reeds bij 2 Chronicles 1:6 aantekenden, omdat Zadok, de hogepriester, de trouwe volgeling en vriend van Salomo, daar priester was en feitelijk, door de afzetting van Abjathar, de dienst bij de tent op Zion vacant was. Eerst dus te Gibeon, waar de eigenlijke standplaats van Zadok was, word het offer gebracht, en later nog eens bij de tent op Zion, ook door tussenkomst van Zadok en zijn medepriesters.

2) Dit en hij regeerde over Israël dient, om het volgende in te leiden.

Vers 13

13. Alzo kwam Salomo, gesterkt door de Goddelijke belofte en de vervulling daarvan aan zijn hart bereids gewaar wordend, te Jeruzalem, van de hoogte, die te Gibeon 1) is, van voor de tent van de samenkomstweer met degenen, die hem daarheen hadden begeleid (2 Chronicles 1:2), en richtte ook te Jeruzalem een offerfeest aan; en hij regeerde voortaan over Israël, met onvergelijkelijke wijsheid en grondige wetenschap, zoals daarvan 1 Kings 3:16, een voorbeeld verhaald wordt.

1) Waarom Salomo niet op het altaar bij de tent op Zion, noch op dat in de dorsvloer van Arauna, maar te Gibeon het offer bracht, is o.i. niet twijfelachtig. Niet omdat hij de tent op Zion, of het altaar op Moria niet voor wettig hield, God zelf toch had het altaar op Moria ingewijd en geheiligd door vuur uit de hemel, maar, zoals wij reeds bij 2 Chronicles 1:6 aantekenden, omdat Zadok, de hogepriester, de trouwe volgeling en vriend van Salomo, daar priester was en feitelijk, door de afzetting van Abjathar, de dienst bij de tent op Zion vacant was. Eerst dus te Gibeon, waar de eigenlijke standplaats van Zadok was, word het offer gebracht, en later nog eens bij de tent op Zion, ook door tussenkomst van Zadok en zijn medepriesters.

2) Dit en hij regeerde over Israël dient, om het volgende in te leiden.

Vers 15

15. En de koning maakte, door de buitengewone rijkdommen, die hij door handel, scheepvaart enz. zijn land aanbracht, het zilver en het goud in Jeruzalem zo veel te zijn, als stenen op het veld, en de cederen maakte hij te zijn, als wilde vijgenbomen (1Ch 27:28) die in de laagten zijn, in menigte, zodat men het eerste niet voor metaal van waarde, en deze niet voor kostbaar bouwhout schatte.

Vers 15

15. En de koning maakte, door de buitengewone rijkdommen, die hij door handel, scheepvaart enz. zijn land aanbracht, het zilver en het goud in Jeruzalem zo veel te zijn, als stenen op het veld, en de cederen maakte hij te zijn, als wilde vijgenbomen (1Ch 27:28) die in de laagten zijn, in menigte, zodat men het eerste niet voor metaal van waarde, en deze niet voor kostbaar bouwhout schatte.

Vers 17

17. En zij brachten de koopwaren voor vast staande prijzen op, en voerden een wagen met de daartoe behorende 3 paarden uit van Egypte voor zeshonderd sikkels zilver (945 gld.), en een paardalleen om te rijden voor n honderd en vijftig sikkels (236 1/4 gld.); en zo voerden zij die paarden, wagens, en andere koopwaren, door hun hand uit, voor alle van Salomo afhankelijke koningen van de Hethieten, en voor de hem insgelijks onderworpen koningen van Syrië.

Het is minder Salomo, de onvergelijkelijk wijze, als veelmeer Salomo de onvergelijkelijk heerlijke, theocratische heerser, wiens beeld de gewijde Schrijver van deze Boeken wil tekenen. Laatste eigenschap doet de Heere in Matthew 6:29, de eerste daarentegen in Matthew 12:42 op de voorgrond treden..

Vers 17

17. En zij brachten de koopwaren voor vast staande prijzen op, en voerden een wagen met de daartoe behorende 3 paarden uit van Egypte voor zeshonderd sikkels zilver (945 gld.), en een paardalleen om te rijden voor n honderd en vijftig sikkels (236 1/4 gld.); en zo voerden zij die paarden, wagens, en andere koopwaren, door hun hand uit, voor alle van Salomo afhankelijke koningen van de Hethieten, en voor de hem insgelijks onderworpen koningen van Syrië.

Het is minder Salomo, de onvergelijkelijk wijze, als veelmeer Salomo de onvergelijkelijk heerlijke, theocratische heerser, wiens beeld de gewijde Schrijver van deze Boeken wil tekenen. Laatste eigenschap doet de Heere in Matthew 6:29, de eerste daarentegen in Matthew 12:42 op de voorgrond treden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-1.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile