Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
2 Kronieken 2

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 2

2 Chronicles 2:1

NOODZAKELIJKE VOORBEREIDSELS VOOR DE BOUW VAN DE TEMPEL

III. 2 Chronicles 2:1-2 Chronicles 2:8. Terwijl het bericht thans overgaat tot Salomo's tempelbouw, worden in de eerste plaats de voorbereidselen met betrekking tot de arbeiders en daarna de onderhandelingen met koning Hiram van Tyrus meegedeeld; daarbij wordt ook gesproken van de ontworpen bouw van een paleis; maar in de volgende Hoofdstukken gedenkt de Kroniekschrijver aan deze laatste bouw niet verder, maar houdt alleen die van de tempel in het oog (vgl. 1 Kings 5:1-1 Kings 5:18).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 2

2 Chronicles 2:1

NOODZAKELIJKE VOORBEREIDSELS VOOR DE BOUW VAN DE TEMPEL

III. 2 Chronicles 2:1-2 Chronicles 2:8. Terwijl het bericht thans overgaat tot Salomo's tempelbouw, worden in de eerste plaats de voorbereidselen met betrekking tot de arbeiders en daarna de onderhandelingen met koning Hiram van Tyrus meegedeeld; daarbij wordt ook gesproken van de ontworpen bouw van een paleis; maar in de volgende Hoofdstukken gedenkt de Kroniekschrijver aan deze laatste bouw niet verder, maar houdt alleen die van de tempel in het oog (vgl. 1 Kings 5:1-1 Kings 5:18).

Vers 1

1. Salomo nu dacht, besloot bij zichzelf, allereerst voor de naam van de Heere een huis te bouwen op de berg Moria (2 Chronicles 3:1), en daarna ook een huis voor zijn koninkrijk, een koninklijk slot op de berg Zion (1 Kings 7:1).

Vers 1

1. Salomo nu dacht, besloot bij zichzelf, allereerst voor de naam van de Heere een huis te bouwen op de berg Moria (2 Chronicles 3:1), en daarna ook een huis voor zijn koninkrijk, een koninklijk slot op de berg Zion (1 Kings 7:1).

Vers 2

2. En Salomo telde, zoals wij 2 Chronicles 2:17,2 Chronicles 2:18 nog uitvoeriger berichten zullen, uit de vreemdelingen, die in het land Israël waren, en die reeds zijn vader David tot arbeiders voor de bouw van de tempel bestemd had (1 Chronicles 22:2) zeventigduizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte, die het hout vellen; en de stenen breken zouden, mitsgaders drie duizend en zes honderd opzieners over hen, in het geheel dus 153.000 man (2 Chronicles 2:17).

Vers 2

2. En Salomo telde, zoals wij 2 Chronicles 2:17,2 Chronicles 2:18 nog uitvoeriger berichten zullen, uit de vreemdelingen, die in het land Israël waren, en die reeds zijn vader David tot arbeiders voor de bouw van de tempel bestemd had (1 Chronicles 22:2) zeventigduizend lastdragende mannen, en tachtig duizend mannen, die houwen zouden in het gebergte, die het hout vellen; en de stenen breken zouden, mitsgaders drie duizend en zes honderd opzieners over hen, in het geheel dus 153.000 man (2 Chronicles 2:17).

Vers 3

3. En Salomo zond boden tot Huram, de koning van Tyrus, die hem bij zijn komst aan de regering had laten gelukwensen, en van wiens bewijs van vriendschap hij nu voor zijn plannen een nuttig gebruik wilde maken,zeggende 1): Zoals u met mijn vader David gedaan hebt, en hebt hem cederen van de Libanon gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen (1 Chronicles 14:1), zo doe ook met mij, verleen ook mij dezelfde ondersteuning bij de bouw, die ik mij voorgenomen heb.

1) Wij hebben dus hier de inhoud van hetgeen Salomo mondeling aan Huram (2 Samuel 5:11) liet zeggen, terwijl ons in 1 Kings 5:3, de inhoud van zijn brief wordt meegedeeld; of omgekeerd, in 1 Kings 5:3, vernemen wij het mondeling verzoek van de gezanten, maar hier de woordelijke inhoud van de brief. Op deze wijze wordt ons het verschil duidelijk van de mededeling op beide plaatsen..

Beide berichten vullen in elk geval elkaar aan.

Vers 3

3. En Salomo zond boden tot Huram, de koning van Tyrus, die hem bij zijn komst aan de regering had laten gelukwensen, en van wiens bewijs van vriendschap hij nu voor zijn plannen een nuttig gebruik wilde maken,zeggende 1): Zoals u met mijn vader David gedaan hebt, en hebt hem cederen van de Libanon gezonden, om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen (1 Chronicles 14:1), zo doe ook met mij, verleen ook mij dezelfde ondersteuning bij de bouw, die ik mij voorgenomen heb.

1) Wij hebben dus hier de inhoud van hetgeen Salomo mondeling aan Huram (2 Samuel 5:11) liet zeggen, terwijl ons in 1 Kings 5:3, de inhoud van zijn brief wordt meegedeeld; of omgekeerd, in 1 Kings 5:3, vernemen wij het mondeling verzoek van de gezanten, maar hier de woordelijke inhoud van de brief. Op deze wijze wordt ons het verschil duidelijk van de mededeling op beide plaatsen..

Beide berichten vullen in elk geval elkaar aan.

Vers 4

4. Zie, ik zal een huis voor de naam van de Heere, mijn God, bouwen, om Hem te heiligen, om daarin reukwerk van de welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting van het gedurige brood, de twaalf toonbroden en voor de brandoffers `s morgens en `s avonds, en verder op de sabbatten en op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden van de Heere, onze God, dat voor eeuwig is, gedurende de tijd van de wet, in Israël (Exodus 30:7; Exodus 25:30 Numbers 28:1, 29). 5. En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot, zeer aanzienlijk en heerlijk zijn (1 Kings 6:2); want onze God is groter dan alle goden (Exodus 15:11; Exodus 18:11. 2 Samuel 7:22

Vers 4

4. Zie, ik zal een huis voor de naam van de Heere, mijn God, bouwen, om Hem te heiligen, om daarin reukwerk van de welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting van het gedurige brood, de twaalf toonbroden en voor de brandoffers `s morgens en `s avonds, en verder op de sabbatten en op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden van de Heere, onze God, dat voor eeuwig is, gedurende de tijd van de wet, in Israël (Exodus 30:7; Exodus 25:30 Numbers 28:1, 29). 5. En het huis, dat ik zal bouwen, zal groot, zeer aanzienlijk en heerlijk zijn (1 Kings 6:2); want onze God is groter dan alle goden (Exodus 15:11; Exodus 18:11. 2 Samuel 7:22

Vers 6

6. Maar het is niet mijn bedoeling om Hem een huis te bouwen, welks ruimte Zijn tegenwoordigheid zou omsluiten en op n punt beperken; want wie zou de kracht hebben om voor Hem in deze zin een huis te bouwen, omdat de hemelen, ja de hemel der hemelen, de hemelen in hun wijdste omvang (Deuteronomy 10:14), Hem niet in zich begrijpen zouden 1) in Zijn oneindig en boven al het geschapene verheven Wezen (1 Kings 8:27)? En wie ben ik dan,dat ik voor Hem een huis zou bouwen ter woning op de wijze, waarop een mens in zijn huis woont, ten ware dan tot een plaats van de aanbidding, om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken 2), om er naar Zijn geopenbaarde wil te worden gediend? Zo'n huis wens ik te bouwen voor de Heere, onze God.

1) Deze woorden zijn een nadrukkelijke belijdenis van de ware en levende God, die juist tegenover een heiden bij gelegenheid van de bouw van een tempel, die Israël met andere volken schijnbaar gelijkstelde, van groot gewicht waren..

Terwijl Salomo aan Hiram deze waarheid op vriendschappelijke en zedige wijze uit de schat van zijn ware kennis van God meedeelt, zaait hij voor hem het geestelijke en verwerft hij zich zo het recht om het lichamelijke te maaien (1 Kings 9:11)..

2) Met deze enkele woorden drukt Salomo de gansen eredienst uit, en in zijn gehele redenering straalt zijn diepe wijsheid door. Hiermee wil hij Huram doen voelen, dat de God van Israël niet, zoals de afgoden van de heidenen, binnen de ruimte van de tempelgebouwen is besloten, maar dat het tempelgebouw dient, om daarin ter ere van die God, die de hemel van de hemelen niet kan omvatten, de dienst te verrichten.

Salomo spreekt het hier tevens uit, dat hij, de machtige koning van Israël, die de scepter zwaait over alle volken in de omtrek en van wiens wijsheid een bijzonder gerucht uitgaat, zich bij zijn God voelt als een druppel aan de emmer en als een stofje in de weegschaal.

Hij voelt zich als niets tegenover de hoge God.

Vers 6

6. Maar het is niet mijn bedoeling om Hem een huis te bouwen, welks ruimte Zijn tegenwoordigheid zou omsluiten en op n punt beperken; want wie zou de kracht hebben om voor Hem in deze zin een huis te bouwen, omdat de hemelen, ja de hemel der hemelen, de hemelen in hun wijdste omvang (Deuteronomy 10:14), Hem niet in zich begrijpen zouden 1) in Zijn oneindig en boven al het geschapene verheven Wezen (1 Kings 8:27)? En wie ben ik dan,dat ik voor Hem een huis zou bouwen ter woning op de wijze, waarop een mens in zijn huis woont, ten ware dan tot een plaats van de aanbidding, om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken 2), om er naar Zijn geopenbaarde wil te worden gediend? Zo'n huis wens ik te bouwen voor de Heere, onze God.

1) Deze woorden zijn een nadrukkelijke belijdenis van de ware en levende God, die juist tegenover een heiden bij gelegenheid van de bouw van een tempel, die Israël met andere volken schijnbaar gelijkstelde, van groot gewicht waren..

Terwijl Salomo aan Hiram deze waarheid op vriendschappelijke en zedige wijze uit de schat van zijn ware kennis van God meedeelt, zaait hij voor hem het geestelijke en verwerft hij zich zo het recht om het lichamelijke te maaien (1 Kings 9:11)..

2) Met deze enkele woorden drukt Salomo de gansen eredienst uit, en in zijn gehele redenering straalt zijn diepe wijsheid door. Hiermee wil hij Huram doen voelen, dat de God van Israël niet, zoals de afgoden van de heidenen, binnen de ruimte van de tempelgebouwen is besloten, maar dat het tempelgebouw dient, om daarin ter ere van die God, die de hemel van de hemelen niet kan omvatten, de dienst te verrichten.

Salomo spreekt het hier tevens uit, dat hij, de machtige koning van Israël, die de scepter zwaait over alle volken in de omtrek en van wiens wijsheid een bijzonder gerucht uitgaat, zich bij zijn God voelt als een druppel aan de emmer en als een stofje in de weegschaal.

Hij voelt zich als niets tegenover de hoge God.

Vers 7

7. Zo zend mij nu, opdat ik mijn plan ook kan uitvoeren, een wijze man, een kundig werkmeester, om te werken in goud, en in zilver, en in koper, en in ijzer, en in purper en karmozijn het scharlaken rode purper, en hemelsblauw, het hemelsblauw purper, en die weet graveerselen te graveren, snijwerk in hout te vervaardigen tot versiering (1 Kings 6:18,1 Kings 6:23,1 Kings 6:29) met de wijzen, de in deze kunsten ervaren mannen, die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David reeds tot de arbeid beschikt heeft (1 Chronicles 22:15), maar nog een overste werkmeester tot hun leiding nodig hebben (Exodus 31:1).

Vers 7

7. Zo zend mij nu, opdat ik mijn plan ook kan uitvoeren, een wijze man, een kundig werkmeester, om te werken in goud, en in zilver, en in koper, en in ijzer, en in purper en karmozijn het scharlaken rode purper, en hemelsblauw, het hemelsblauw purper, en die weet graveerselen te graveren, snijwerk in hout te vervaardigen tot versiering (1 Kings 6:18,1 Kings 6:23,1 Kings 6:29) met de wijzen, de in deze kunsten ervaren mannen, die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David reeds tot de arbeid beschikt heeft (1 Chronicles 22:15), maar nog een overste werkmeester tot hun leiding nodig hebben (Exodus 31:1).

Vers 8

8. Zend mij ook de bouwstof, cederen, dennen (cypressen "1 Kings 5:8), en algummimhout (sandelhout "1 Kings 10:11) uit Libanon, want ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn, om zich door hen te laten onderrichten bij de arbeid van het bomen omhakken. De heilige Schrijver heeft hier in eens al de drie kostbare houtsoorten samen genoemd, die bij de tempelbouw werden gebruikt, (1 Kings 10:12), zonder er opzettelijk bij te vermelden, dat het sandelhout niet van de Libanon kwam..

Vers 8

8. Zend mij ook de bouwstof, cederen, dennen (cypressen "1 Kings 5:8), en algummimhout (sandelhout "1 Kings 10:11) uit Libanon, want ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn, om zich door hen te laten onderrichten bij de arbeid van het bomen omhakken. De heilige Schrijver heeft hier in eens al de drie kostbare houtsoorten samen genoemd, die bij de tempelbouw werden gebruikt, (1 Kings 10:12), zonder er opzettelijk bij te vermelden, dat het sandelhout niet van de Libanon kwam..

Vers 9

9. En dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal, zoals boven (2 Chronicles 2:5) reeds gezegd is, groot en wonderlijk zijn.

Vers 9

9. En dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis, dat ik zal bouwen, zal, zoals boven (2 Chronicles 2:5) reeds gezegd is, groot en wonderlijk zijn.

Vers 10

10. En zie, ik zal uw knechten, de houwers, die het hout houwen, die bij het vellen en het bewerken van het hout van mijn knechten behulpzaam zijn (2 Chronicles 2:8) twintig duizend Kor (Ex 16:36) uitgeslagen 1), misschien zoveel als gemalen tarwe, en twintig duizend kor, dus even zo veel gerst geven, daartoe twintig duizend bath, vaten (Exodus 29:40) wijn, en twintig duizend bath, dus even zo veel olie 2).

1) Anderen, zoals Keil, lezen in plaats van Makkoth, slagen, Makkaleth, tot voedsel. In 1 Koningen .5:11 wordt ook van tarwe tot voedsel gesproken.

2) Hier is opgenoemd wat Salomo aan de Tyrische arbeiders wilde geven; in 1 Kings 5:11 1 Kings 5:11 daarentegen is vermeld wat hij aan de koning geven moest ten behoeve van zijn eigen hofhouding, en tot koopprijs voor de van hem gekregen bouwstoffen aan hout en stenen. Beide plaatsen mogen dus niet met elkaar verwisseld en van wederzijdse tegenspraak beschuldigd worden..

Zij, die werklieden in hun dienst hebben, moeten hieruit leren zorg te dragen, niet slechts, dat zij wl op hun tijd betaald worden, maar tevens, dat ze genoeg krijgen, om voor zich en de hunnen niet alleen het nodige onderhoud, maar ook soms de verkwikking van het leven te mogen genieten..

Vers 10

10. En zie, ik zal uw knechten, de houwers, die het hout houwen, die bij het vellen en het bewerken van het hout van mijn knechten behulpzaam zijn (2 Chronicles 2:8) twintig duizend Kor (Ex 16:36) uitgeslagen 1), misschien zoveel als gemalen tarwe, en twintig duizend kor, dus even zo veel gerst geven, daartoe twintig duizend bath, vaten (Exodus 29:40) wijn, en twintig duizend bath, dus even zo veel olie 2).

1) Anderen, zoals Keil, lezen in plaats van Makkoth, slagen, Makkaleth, tot voedsel. In 1 Koningen .5:11 wordt ook van tarwe tot voedsel gesproken.

2) Hier is opgenoemd wat Salomo aan de Tyrische arbeiders wilde geven; in 1 Kings 5:11 1 Kings 5:11 daarentegen is vermeld wat hij aan de koning geven moest ten behoeve van zijn eigen hofhouding, en tot koopprijs voor de van hem gekregen bouwstoffen aan hout en stenen. Beide plaatsen mogen dus niet met elkaar verwisseld en van wederzijdse tegenspraak beschuldigd worden..

Zij, die werklieden in hun dienst hebben, moeten hieruit leren zorg te dragen, niet slechts, dat zij wl op hun tijd betaald worden, maar tevens, dat ze genoeg krijgen, om voor zich en de hunnen niet alleen het nodige onderhoud, maar ook soms de verkwikking van het leven te mogen genieten..

Vers 11

11. Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift schriftelijk aan Salomo zijn antwoord mee, zoals deze ook, buiten de mondelinge boodschap door zijn gezanten, zich schriftelijk tot hem gewend had, en zond insgelijks boden tot Salomo met de last: Daarom dat de Heere, de God van Israël Zijn volk liefheeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld.

Als God het heil van een volk wil, geeft Hij het vrome Overheden, wil hij het echter straffen, dan neemt hij deze weg (Isaiah 3:12)..

Vers 11

11. Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift schriftelijk aan Salomo zijn antwoord mee, zoals deze ook, buiten de mondelinge boodschap door zijn gezanten, zich schriftelijk tot hem gewend had, en zond insgelijks boden tot Salomo met de last: Daarom dat de Heere, de God van Israël Zijn volk liefheeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld.

Als God het heil van een volk wil, geeft Hij het vrome Overheden, wil hij het echter straffen, dan neemt hij deze weg (Isaiah 3:12)..

Vers 12

12. Verder zei Huram: Geloofd zij de Heere, de God van Israël, die de hemel en de aarde gemaakt heeft (1 Kings 5:7),dat Hij de koning David een wijze zoon, kloek in voorzichtigheid en verstand, gegeven heeft, die een huis voor de Heere en zich zelf een huis voor zijn koninkrijk, een aan zijn hoge waardigheid als koning beantwoordend paleis bouwt (2 Chronicles 2:1)!

Vers 12

12. Verder zei Huram: Geloofd zij de Heere, de God van Israël, die de hemel en de aarde gemaakt heeft (1 Kings 5:7),dat Hij de koning David een wijze zoon, kloek in voorzichtigheid en verstand, gegeven heeft, die een huis voor de Heere en zich zelf een huis voor zijn koninkrijk, een aan zijn hoge waardigheid als koning beantwoordend paleis bouwt (2 Chronicles 2:1)!

Vers 13

13. Zo zend ik nu, ter vervulling van het aan mij gedane verzoek (2 Chronicles 2:7), een wijze man, kloek van verstand, namelijk Huram Abi 1), d.i. mijn vader of raadgever,

1) "1 Kings 7:14" 14. De zoon van een vrouw, die weduwe was (1 Kings 7:14), uit de dochters van Dan, een geboren Danitische, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die zij later gehuwd heeft, nadat zij haar eerste man uit de stam Nafthali door de dood verloren had; die is juist een kunstenaar, zoals u verlangt, want hij weet te werken in goud, en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen, en in hout, in purper, in hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn en om alle graveersel te graveren, en om te bedenken alle vernuftige vond, die hem voorgesteld zal worden, met uw wijzen, die u zelf u hebt uitgelezen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David, die deze reeds vooruit voor u heeft aangesteld.

Vers 13

13. Zo zend ik nu, ter vervulling van het aan mij gedane verzoek (2 Chronicles 2:7), een wijze man, kloek van verstand, namelijk Huram Abi 1), d.i. mijn vader of raadgever,

1) "1 Kings 7:14" 14. De zoon van een vrouw, die weduwe was (1 Kings 7:14), uit de dochters van Dan, een geboren Danitische, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die zij later gehuwd heeft, nadat zij haar eerste man uit de stam Nafthali door de dood verloren had; die is juist een kunstenaar, zoals u verlangt, want hij weet te werken in goud, en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen, en in hout, in purper, in hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn en om alle graveersel te graveren, en om te bedenken alle vernuftige vond, die hem voorgesteld zal worden, met uw wijzen, die u zelf u hebt uitgelezen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David, die deze reeds vooruit voor u heeft aangesteld.

Vers 15

15. Zo zend nu mijn heer koning Salomo zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en de wijn, die hij gezegd heeft (2 Chronicles 2:10).

Vers 15

15. Zo zend nu mijn heer koning Salomo zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en de wijn, die hij gezegd heeft (2 Chronicles 2:10).

Vers 16

16. En wij zullen hout houwen uit de Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over de zee, tot naar Jafo (1 Kings 5:9) brengen; en u zult het van daar, over land laten ophalen naar Jeruzalem.

Vers 16

16. En wij zullen hout houwen uit de Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over de zee, tot naar Jafo (1 Kings 5:9) brengen; en u zult het van daar, over land laten ophalen naar Jeruzalem.

Vers 17

17. En Salomo telde al de vreemde mannen, die in het land van Israël van de Kananieten overgebleven waren (2 Chronicles 9:20), achtervolgens de telling, of, met de uitkomst van de telling, waarmee zijn vader David die geteld had (1 Chronicles 23:2); en er werden gevonden honderd drieenvijftig duizend en zeshonderd (153:600) man.

Vers 17

17. En Salomo telde al de vreemde mannen, die in het land van Israël van de Kananieten overgebleven waren (2 Chronicles 9:20), achtervolgens de telling, of, met de uitkomst van de telling, waarmee zijn vader David die geteld had (1 Chronicles 23:2); en er werden gevonden honderd drieenvijftig duizend en zeshonderd (153:600) man.

Vers 18

18. En hij maakte uit hen zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend hout- en steenhouwers in het gebergte, mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden (2 Chronicles 2:2.)

Deze Kananitische, voor loon dienende, slaven zijn wl te onderscheiden van de 1 Koningen .5:13, vermelde 30.000 Israëlitische, voor loon dienende, arbeiders (vgl. 1 Kings 9:20,1 Kings 9:21). Laatstgenoemden waren en bleven vrije Israëlieten, die slechts een tijdlang (4 maanden) in dienst van de koning arbeidden, en de overige tijd van het jaar hun eigen huiswerk deden. De Kananitische slaven daarentegen waren lijfeigenen op de wijze van de Heloten in Sparta. Over de gezamenlijke arbeiders voor de bouw had Salomo een groot aantal opzieners, die in verschillende klassen verdeeld werden. In de boeken der Koningen worden zij verdeeld in twee rangen: 1e hoofdopzieners, die 550 in getal waren (1 Kings 9:23) en 2e onderopzieners, ten getale van 3300 man (1 Kings 5:16). De boeken der Kronieken daarentegen scheiden deze 3850 hoofd- en onderopzieners naar hun afstamming in de beide klassen: Kananitische opzieners, waarvan er volgens ons 2 Chronicles 2:3600 waren (namelijk 3300 onderopzieners en 300 hoofdopzieners), en Israëlitische opzieners ten getale van 250, allen hoofdopzieners (2 Chronicles 8:10). Gaan wij van de boeken der Kronieken weer terug naar die van de Koningen en letten wij dan op de in 1 Kings 9:23 genoemde 550 hoofdopzieners, zo waren 300 van Kananitische en slechts 250 van Israëlitische afkomst; de in 1 Koningen .5:16 vermelde 3300 onderopzieners daarentegen waren uitsluitend Kananieten. Hieruit verklaart zich vanzelf, waarom het gezamenlijk bedrag in beide Boeken (1 Kings 9:23 en 5:16) 550 + 3300 = 3850; (2 Chronicles 2:18, 2 Chronicles 8:10) 3600 + 250 = 3850) overeenstemt. Over de voor loon dienende arbeiders, die uit de kinderen van Israël waren gekozen, was, volgens 1 Kings 5:14 Adoniram hoofdopziener..

Vers 18

18. En hij maakte uit hen zeventig duizend lastdragers, en tachtig duizend hout- en steenhouwers in het gebergte, mitsgaders drie duizend en zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden (2 Chronicles 2:2.)

Deze Kananitische, voor loon dienende, slaven zijn wl te onderscheiden van de 1 Koningen .5:13, vermelde 30.000 Israëlitische, voor loon dienende, arbeiders (vgl. 1 Kings 9:20,1 Kings 9:21). Laatstgenoemden waren en bleven vrije Israëlieten, die slechts een tijdlang (4 maanden) in dienst van de koning arbeidden, en de overige tijd van het jaar hun eigen huiswerk deden. De Kananitische slaven daarentegen waren lijfeigenen op de wijze van de Heloten in Sparta. Over de gezamenlijke arbeiders voor de bouw had Salomo een groot aantal opzieners, die in verschillende klassen verdeeld werden. In de boeken der Koningen worden zij verdeeld in twee rangen: 1e hoofdopzieners, die 550 in getal waren (1 Kings 9:23) en 2e onderopzieners, ten getale van 3300 man (1 Kings 5:16). De boeken der Kronieken daarentegen scheiden deze 3850 hoofd- en onderopzieners naar hun afstamming in de beide klassen: Kananitische opzieners, waarvan er volgens ons 2 Chronicles 2:3600 waren (namelijk 3300 onderopzieners en 300 hoofdopzieners), en Israëlitische opzieners ten getale van 250, allen hoofdopzieners (2 Chronicles 8:10). Gaan wij van de boeken der Kronieken weer terug naar die van de Koningen en letten wij dan op de in 1 Kings 9:23 genoemde 550 hoofdopzieners, zo waren 300 van Kananitische en slechts 250 van Israëlitische afkomst; de in 1 Koningen .5:16 vermelde 3300 onderopzieners daarentegen waren uitsluitend Kananieten. Hieruit verklaart zich vanzelf, waarom het gezamenlijk bedrag in beide Boeken (1 Kings 9:23 en 5:16) 550 + 3300 = 3850; (2 Chronicles 2:18, 2 Chronicles 8:10) 3600 + 250 = 3850) overeenstemt. Over de voor loon dienende arbeiders, die uit de kinderen van Israël waren gekozen, was, volgens 1 Kings 5:14 Adoniram hoofdopziener..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-2.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile