Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
2 Kronieken 15

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 15

2 Chronicles 15:1

ASA ZET ZIJN HERVORMING VOORT

II. 2 Chronicles 15:1-2 Chronicles 15:19. De profeet Azaria komt de zegevierende, uit de slag terugkerende, koning voor de poorten van Jeruzalem tegemoet, sterkt hem in het gelovig vertrouwen op God, die thans zo wonderbaar geholpen heeft en ook verder helpen zou, maar waarschuwt ook voor een tijd van afval, met heen wijzing op vroegere tijden. De vermaning van de profeet, om met het aangevangen werk van de hervorming voort te gaan, volgt Asa in de eerstvolgende vier jaren getrouw op, en hij laat bij een plechtige vergadering in de derde maand van het 15de jaar van zijn regering, geheel Juda en Benjamin naast degenen, die uit de stammen van het noordelijk rijk overgekomen zijn, zich verbinden om zich aan de Heere te houden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 15

2 Chronicles 15:1

ASA ZET ZIJN HERVORMING VOORT

II. 2 Chronicles 15:1-2 Chronicles 15:19. De profeet Azaria komt de zegevierende, uit de slag terugkerende, koning voor de poorten van Jeruzalem tegemoet, sterkt hem in het gelovig vertrouwen op God, die thans zo wonderbaar geholpen heeft en ook verder helpen zou, maar waarschuwt ook voor een tijd van afval, met heen wijzing op vroegere tijden. De vermaning van de profeet, om met het aangevangen werk van de hervorming voort te gaan, volgt Asa in de eerstvolgende vier jaren getrouw op, en hij laat bij een plechtige vergadering in de derde maand van het 15de jaar van zijn regering, geheel Juda en Benjamin naast degenen, die uit de stammen van het noordelijk rijk overgekomen zijn, zich verbinden om zich aan de Heere te houden.

Vers 1

1. Toen het zegevierend terugkerende leger (2 Chronicles 14:15) de stad naderde, kwam de Geest van God op Azaria, de zoon van Oded, in Jeruzalem (1 Kings 19:21).

Vers 1

1. Toen het zegevierend terugkerende leger (2 Chronicles 14:15) de stad naderde, kwam de Geest van God op Azaria, de zoon van Oded, in Jeruzalem (1 Kings 19:21).

Vers 2

2. En hij ging uit, Asa tegen, en hij zei tot hem: Hoor mij Asa, en gans Juda, en Benjamin! De Heere is thans met jullie, terwijl u met Hem bent; en a) als u ook verder Hem zoekt, Hij zal ook verder door u gevonden worden b), maar als u Hem verlaat, Hij zal u verlaten.

a) 1 Chronicles 28:9. 2 Chronicles 33:12. Matthew 7:7 b) 2 Chronicles 24:20

Vers 2

2. En hij ging uit, Asa tegen, en hij zei tot hem: Hoor mij Asa, en gans Juda, en Benjamin! De Heere is thans met jullie, terwijl u met Hem bent; en a) als u ook verder Hem zoekt, Hij zal ook verder door u gevonden worden b), maar als u Hem verlaat, Hij zal u verlaten.

a) 1 Chronicles 28:9. 2 Chronicles 33:12. Matthew 7:7 b) 2 Chronicles 24:20

Vers 3

3. a) Israël nu is vele dagen geweest zonder de ware God, en zonder een lerende priester, en zonder de wet, namelijk in de tijd van de Richteren.

a) Hosea 3:4

Vers 3

3. a) Israël nu is vele dagen geweest zonder de ware God, en zonder een lerende priester, en zonder de wet, namelijk in de tijd van de Richteren.

a) Hosea 3:4

Vers 4

4. Maar toen zij daarna, nadat zij tot erkentenis van hun afval gekomen waren, zich in hun nood bekeerden tot de Heere, de God van Israël, en Hem zochten, werd Hij door hen gevonden (Deuteronomy 4:29, Jeremiah 29:13).

Vers 4

4. Maar toen zij daarna, nadat zij tot erkentenis van hun afval gekomen waren, zich in hun nood bekeerden tot de Heere, de God van Israël, en Hem zochten, werd Hij door hen gevonden (Deuteronomy 4:29, Jeremiah 29:13).

Vers 5

5. En in die tijden was er geen vrede voor degene, die uitging, en degene, die inkwam, omdat van alle zijden gevaar dreigde; maar vele beroerten waren toen over al de inwoners van die landen. (Matthew 24:16);

Vers 5

5. En in die tijden was er geen vrede voor degene, die uitging, en degene, die inkwam, omdat van alle zijden gevaar dreigde; maar vele beroerten waren toen over al de inwoners van die landen. (Matthew 24:16);

Vers 6

6. Dat volk tegen volk, en stad tegen stad in stukken gestoten werden; want God had hen met alle angst verschrikt.

Sommige uitleggers, waaronder Luther, de Septuaginta, de Vulgata en de Rabijnen vatten deze verzen 3-6 op als een voorspelling van de Toekomst, en passen haar toe of op de Babylonische gevangenschap, of op de tegenwoordige toestand van het Joodse volk. 2 Chronicles 15:5 en 6) kunnen alleen op de tegenwoordige verstrooiing van de Joden zien, en hun vervulling is gedeeltelijk nog aanstaande. Zij, die deze verzen als profetie opvatten, en alsdan als oudste voorspelling, dat onder grote wereldberoeringen de uiterlijke heerlijkheid van Gods volk geheel zou ondergaan en slechts een kleine kerk zou blijven, die het loon van haar trouw tot een betere tijd zou overbrengen zij beschouwen haar tevens als de grondslag van Christus' aankondiging van Jeruzalems verwoesting en van het eindgericht (Matthew 24:1 en Luke 21:1). Asa, die van nu af tot een ongoddelijke, wereldse staatslist de toevlucht nam (2 Chronicles 16:2) en daarin door Achas gevolgd werd (1Ch 15:15), zodat de vernietiging van het rijk daarvan het slot was, is in zijn gedrag een voorbeeld van het ongeloof van de Joden ten tijde van Christus en de afval van de laatste tijd..

Anderen zoals Vitringa (de Synag. vet. pag. 335 sqq), zijn van gevoelen, dat hier geschetst werden de treurige tijden van de Richteren tot op de dagen van de hervorming onder Samuël. Met deze uitlegging verenigen wij ons.

Vers 6

6. Dat volk tegen volk, en stad tegen stad in stukken gestoten werden; want God had hen met alle angst verschrikt.

Sommige uitleggers, waaronder Luther, de Septuaginta, de Vulgata en de Rabijnen vatten deze verzen 3-6 op als een voorspelling van de Toekomst, en passen haar toe of op de Babylonische gevangenschap, of op de tegenwoordige toestand van het Joodse volk. 2 Chronicles 15:5 en 6) kunnen alleen op de tegenwoordige verstrooiing van de Joden zien, en hun vervulling is gedeeltelijk nog aanstaande. Zij, die deze verzen als profetie opvatten, en alsdan als oudste voorspelling, dat onder grote wereldberoeringen de uiterlijke heerlijkheid van Gods volk geheel zou ondergaan en slechts een kleine kerk zou blijven, die het loon van haar trouw tot een betere tijd zou overbrengen zij beschouwen haar tevens als de grondslag van Christus' aankondiging van Jeruzalems verwoesting en van het eindgericht (Matthew 24:1 en Luke 21:1). Asa, die van nu af tot een ongoddelijke, wereldse staatslist de toevlucht nam (2 Chronicles 16:2) en daarin door Achas gevolgd werd (1Ch 15:15), zodat de vernietiging van het rijk daarvan het slot was, is in zijn gedrag een voorbeeld van het ongeloof van de Joden ten tijde van Christus en de afval van de laatste tijd..

Anderen zoals Vitringa (de Synag. vet. pag. 335 sqq), zijn van gevoelen, dat hier geschetst werden de treurige tijden van de Richteren tot op de dagen van de hervorming onder Samuël. Met deze uitlegging verenigen wij ons.

Vers 7

7. Daarom, zo voer Azaria nu zijn waarschuwende stem tot Asa, en gans Juda en Benjamin, voort, wees u sterk, en laat, terwijl u zo ernstig bent begonnen, met de Heere, uw God, te zoeken en Zijn juiste dienst te herstellen, uw handen niet verslappen, want er is loon naar uw werk1) zodat, heeft de Heere u een grote overwinning op Zerah en zijn leger doen behalen, Hij ook verder met u zal zijn.

1) Men merke hier op: 1e. dat Gods werk gewillig, met liefde, ijver, trouw en standvastige vlijt, maar tevens welbedacht en na voorgaand overleg geschieden moest, opdat men niet verflauwde; 2e. dat dit werk in ons en anderen opgewekt en aangezet moet worden, door de vaste hoop en het vooruitzicht, dat wij er niets bij verliezen zullen, maar dat het eenmaal zijn eigen loon en prijs zal opleveren. De kroon is aan het eind opgehangen, en buiten dat vinden de oprechte betrachters van Gods wetten dit vergoed in hun goed geweten en in de zielenrust en vrede van het gemoed..

Vers 7

7. Daarom, zo voer Azaria nu zijn waarschuwende stem tot Asa, en gans Juda en Benjamin, voort, wees u sterk, en laat, terwijl u zo ernstig bent begonnen, met de Heere, uw God, te zoeken en Zijn juiste dienst te herstellen, uw handen niet verslappen, want er is loon naar uw werk1) zodat, heeft de Heere u een grote overwinning op Zerah en zijn leger doen behalen, Hij ook verder met u zal zijn.

1) Men merke hier op: 1e. dat Gods werk gewillig, met liefde, ijver, trouw en standvastige vlijt, maar tevens welbedacht en na voorgaand overleg geschieden moest, opdat men niet verflauwde; 2e. dat dit werk in ons en anderen opgewekt en aangezet moet worden, door de vaste hoop en het vooruitzicht, dat wij er niets bij verliezen zullen, maar dat het eenmaal zijn eigen loon en prijs zal opleveren. De kroon is aan het eind opgehangen, en buiten dat vinden de oprechte betrachters van Gods wetten dit vergoed in hun goed geweten en in de zielenrust en vrede van het gemoed..

Vers 8

8. Toen nu Asa deze woorden hoorde, en de profetie van de profeet Azaria, de zoon van Oded, sterkte hij zich, naar de vermaning van de profeten (2 Chronicles 15:7), en hij deed, teruggekeerd naar Jeruzalem, nog bondiger dan tot dusver geschied was (2 Chronicles 14:3-2 Chronicles 14:5), weg de verfoeiselen van de onder zijn beide voorgangers ingeslopen afgodsdienst, uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij (of juister: zijn vader Abia, 2 Chronicles 13:19) van of, op het gebergte Efraïm (Bethel, Jesana en Efron) genomen had, en vernieuwde het altaar van de Heere, dat voor het voorhuis van de Heere was, namelijk het brandofferaltaar in het voorhof van de priesters (2 Chronicles 8:12).

Vers 8

8. Toen nu Asa deze woorden hoorde, en de profetie van de profeet Azaria, de zoon van Oded, sterkte hij zich, naar de vermaning van de profeten (2 Chronicles 15:7), en hij deed, teruggekeerd naar Jeruzalem, nog bondiger dan tot dusver geschied was (2 Chronicles 14:3-2 Chronicles 14:5), weg de verfoeiselen van de onder zijn beide voorgangers ingeslopen afgodsdienst, uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij (of juister: zijn vader Abia, 2 Chronicles 13:19) van of, op het gebergte Efraïm (Bethel, Jesana en Efron) genomen had, en vernieuwde het altaar van de Heere, dat voor het voorhuis van de Heere was, namelijk het brandofferaltaar in het voorhof van de priesters (2 Chronicles 8:12).

Vers 9

9. En hij vergaderde, toen hij binnen een tijdsverloop van 2-4 jaren 1) deze reiniging had volbracht en het Pinksterfeest nabij was (Leviticus 23:22), ten behoeve van een uitdrukkelijke vernieuwing van het verbond met de Heere, het ganse Juda en Benjamin in zijn oudsten en vertegenwoordigers, en de vreemdelingen met hen uit Efraïm en Manasse, en uit Simeon, uit de Tien stammen van het noordelijk rijk en uit de stam Simeon, die eigenlijk tot Juda behoorde, van welken echter vele onderhorigen hun woonplaats in genoemd rijk hadden opgeslagen (2 Chronicles 34:6); want uit Israël, het noordelijke rijk, dat zich ten onrechte deze naam toegeëigend had (1 Kings 18:35),vielen, nadat reeds in Rehabeams tijd uit alle stammen van Israël, zij die hun hart gaven om naar de Heere, de God van Israël, te vragen, naar Jeruzalem gekomen waren (2 Chronicles 11:16), zij ook nu tot hem in menigte, uit hetzelfde verlangen naar gemeenschap met het ware Israël, toen zij zagen, dat de Heere, zijn God, met hem was.

1) Anderen menen, dat de strijd met Zerah (2 Chronicles 14:9), vier jaren duurde, waaruit zich dan de tijdsopgave in 2 Chronicles 15:10 gemakkelijker verklaart, maar die mening heeft overigens weinig waarschijnlijkheid.

Vers 9

9. En hij vergaderde, toen hij binnen een tijdsverloop van 2-4 jaren 1) deze reiniging had volbracht en het Pinksterfeest nabij was (Leviticus 23:22), ten behoeve van een uitdrukkelijke vernieuwing van het verbond met de Heere, het ganse Juda en Benjamin in zijn oudsten en vertegenwoordigers, en de vreemdelingen met hen uit Efraïm en Manasse, en uit Simeon, uit de Tien stammen van het noordelijk rijk en uit de stam Simeon, die eigenlijk tot Juda behoorde, van welken echter vele onderhorigen hun woonplaats in genoemd rijk hadden opgeslagen (2 Chronicles 34:6); want uit Israël, het noordelijke rijk, dat zich ten onrechte deze naam toegeëigend had (1 Kings 18:35),vielen, nadat reeds in Rehabeams tijd uit alle stammen van Israël, zij die hun hart gaven om naar de Heere, de God van Israël, te vragen, naar Jeruzalem gekomen waren (2 Chronicles 11:16), zij ook nu tot hem in menigte, uit hetzelfde verlangen naar gemeenschap met het ware Israël, toen zij zagen, dat de Heere, zijn God, met hem was.

1) Anderen menen, dat de strijd met Zerah (2 Chronicles 14:9), vier jaren duurde, waaruit zich dan de tijdsopgave in 2 Chronicles 15:10 gemakkelijker verklaart, maar die mening heeft overigens weinig waarschijnlijkheid.

Vers 10

10. En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, die van Sivan, overeenkomende met onze maand Juni (Exodus 12:2), in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa, d.i. in het jaar 940 v r Christus

Vers 10

10. En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, die van Sivan, overeenkomende met onze maand Juni (Exodus 12:2), in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa, d.i. in het jaar 940 v r Christus

Vers 11

11. En zij offerden de Heere op die dag, van de door, die zij3-4 jaren daarvoor mee huiswaarts gebracht hadden van de krijgstocht tegen de Moren en de Nomadenstammen in de zuidelijk van Gerar gelegene woestijn (2 Chronicles 14:13) zevenhonderd runderen en zevenduizend schapen.

Vers 11

11. En zij offerden de Heere op die dag, van de door, die zij3-4 jaren daarvoor mee huiswaarts gebracht hadden van de krijgstocht tegen de Moren en de Nomadenstammen in de zuidelijk van Gerar gelegene woestijn (2 Chronicles 14:13) zevenhonderd runderen en zevenduizend schapen.

Vers 12

12. En zij a) traden opnieuw in een verbond met de Heere, dat door het afgodische streven van de voorafgegane jaren zo schandelijk verbroken was, en beloofden, dat zij de Heere, de God van hun vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel.

a) Joshua 24:15 Nehemiah 10:29

Vers 12

12. En zij a) traden opnieuw in een verbond met de Heere, dat door het afgodische streven van de voorafgegane jaren zo schandelijk verbroken was, en beloofden, dat zij de Heere, de God van hun vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel.

a) Joshua 24:15 Nehemiah 10:29

Vers 13

13. En al wie de Heere, de God van Israël, niet zou zoeken, maar vreemde goden na wandelen, zou overeenkomstig het Goddelijk voorschrift (Deuteronomy 17:2) gedood worden, van de kleine tot de grote, en van de man tot de vrouw toe.

Vers 13

13. En al wie de Heere, de God van Israël, niet zou zoeken, maar vreemde goden na wandelen, zou overeenkomstig het Goddelijk voorschrift (Deuteronomy 17:2) gedood worden, van de kleine tot de grote, en van de man tot de vrouw toe.

Vers 14

14. En zij zwoeren de Heere met luider stem, terwijl het heilige feest met luidklinkende muziek vergezeld ging, en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen.

Vers 14

14. En zij zwoeren de Heere met luider stem, terwijl het heilige feest met luidklinkende muziek vergezeld ging, en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen.

Vers 15

15. En gans Juda was verblijd over deze eed, vanwege de heilzame gevolgen, dat hij zou hebben, indien hij gehouden werd, en dat te doen was toch hun ernstig voornemen; want zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun ganse wil Hem, de Heere, gezocht, en Hij werd dan ook inderdaad door hen gevonden; en de Heere gaf hun, zoals reeds sedert 14 jaren zo ook nog in het lopende jaar 940 voor Christus (2 Chronicles 15:19),rust rondom heen 1), terwijl in het rijk van Israël reeds in het jaar 952 Baësa Nadab, de zoon van Jerobeam, ombracht en zichzelf op de troon geplaatst had (1 Kings 15:25).

1) Dit wordt opzettelijk gemeld als blijk van de welgevallen van de Heere, omtrent het vernieuwen van het Verbond en het wegdoen van alle vreemde goden. Het is de bevestiging van het woord van de Heere, dat indien zij Hem zouden zoeken, Hij door hen gevonden zou worden.

Vers 15

15. En gans Juda was verblijd over deze eed, vanwege de heilzame gevolgen, dat hij zou hebben, indien hij gehouden werd, en dat te doen was toch hun ernstig voornemen; want zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun ganse wil Hem, de Heere, gezocht, en Hij werd dan ook inderdaad door hen gevonden; en de Heere gaf hun, zoals reeds sedert 14 jaren zo ook nog in het lopende jaar 940 voor Christus (2 Chronicles 15:19),rust rondom heen 1), terwijl in het rijk van Israël reeds in het jaar 952 Baësa Nadab, de zoon van Jerobeam, ombracht en zichzelf op de troon geplaatst had (1 Kings 15:25).

1) Dit wordt opzettelijk gemeld als blijk van de welgevallen van de Heere, omtrent het vernieuwen van het Verbond en het wegdoen van alle vreemde goden. Het is de bevestiging van het woord van de Heere, dat indien zij Hem zouden zoeken, Hij door hen gevonden zou worden.

Vers 16

16. Aangaande ook Macha 1), de grootmoeder van de koning Asa (2 Chronicles 11:20; 2 Chronicles 13:2), hij zette haar, in de aanvang van zijn reformatorische werkzaamheid (2 Chronicles 14:2), af, dat zij geen koningin was, omdat zij een afgrijselijke afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijke afgod uit, en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron, bij Jeruzalem.

1) "1 Kings 15:13"

Vers 16

16. Aangaande ook Macha 1), de grootmoeder van de koning Asa (2 Chronicles 11:20; 2 Chronicles 13:2), hij zette haar, in de aanvang van zijn reformatorische werkzaamheid (2 Chronicles 14:2), af, dat zij geen koningin was, omdat zij een afgrijselijke afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijke afgod uit, en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron, bij Jeruzalem.

1) "1 Kings 15:13"

Vers 17

17. De hoogten, de op verschillende plaatsen van het land op hoogten opgerichte altaren, waarop men wel de Heere offer bracht, maar daarmee toch het gebod in Deuteronomy 12:1 vv. overtrad, werden wel niet weggenomen uit Israël, maar dit komt niet zozeer ten laste van de koning als wel van het volk; het hart van Asa nochtans was daaromtrent volkomen al zijn dagen, zodat, indien hij zijn bedoelingen tot het volk had kunnen doen doordringen, die hoogten ook wel gevallen zouden zijn.

Vers 17

17. De hoogten, de op verschillende plaatsen van het land op hoogten opgerichte altaren, waarop men wel de Heere offer bracht, maar daarmee toch het gebod in Deuteronomy 12:1 vv. overtrad, werden wel niet weggenomen uit Israël, maar dit komt niet zozeer ten laste van de koning als wel van het volk; het hart van Asa nochtans was daaromtrent volkomen al zijn dagen, zodat, indien hij zijn bedoelingen tot het volk had kunnen doen doordringen, die hoogten ook wel gevallen zouden zijn.

Vers 18

18. En hij bracht in het huis van God de geheiligde dingen van zijn vader, de voorwerpen, die zijn vader in de strijd met Jerobeam buit gemaakt (2 Chronicles 13:16) en aan de Heere toegewijd, maar tot vermeerdering van de koninklijke schatten aangewend en niet bij de tempelschat afgeleverd had, en zijn eigen geheiligde dingen, zijn aan de Moren ontnomen door (2 Chronicles 14:13), namelijk zilver, en goud, en vaten.

Vers 18

18. En hij bracht in het huis van God de geheiligde dingen van zijn vader, de voorwerpen, die zijn vader in de strijd met Jerobeam buit gemaakt (2 Chronicles 13:16) en aan de Heere toegewijd, maar tot vermeerdering van de koninklijke schatten aangewend en niet bij de tempelschat afgeleverd had, en zijn eigen geheiligde dingen, zijn aan de Moren ontnomen door (2 Chronicles 14:13), namelijk zilver, en goud, en vaten.

Vers 19

19. En er was, na de gelukkige afloop van de strijd tegen Zerah (2 Chronicles 14:9), geen oorlog meer, maar rust rondom heen (2 Chronicles 15:15) tot in het vijfendertigste jaar, sedert de scheiding van de beide rijken (2 Chronicles 10:19), d.i. tot in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa (940 voor Christus).

Indien hier en in 2 Chronicles 16:1 de Schrijver van de Kronieken de jaren telt naar de scheiding van de beide rijken, hetgeen hij toch anders nooit doet, zo spruit dit zeker hieruit voert, dat in de bron, waaruit hij put, aldus gerekend was. De uitdrukking: het koninkrijk van Asa is dus als een verkorting op te vatten van de volledige zin: dat koninkrijk, waarin Asa regeerde, d.i. het koninkrijk Juda. Omdat Rehabeam 17 en Abia 3 jaren geregeerd heeft, moet men van het getal 35 hier en van het getal 36 in 2 Chronicles 16:1 twintig jaren aftrekken, indien men het juiste regeringsjaar van Asa vinden wil..

Vers 19

19. En er was, na de gelukkige afloop van de strijd tegen Zerah (2 Chronicles 14:9), geen oorlog meer, maar rust rondom heen (2 Chronicles 15:15) tot in het vijfendertigste jaar, sedert de scheiding van de beide rijken (2 Chronicles 10:19), d.i. tot in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa (940 voor Christus).

Indien hier en in 2 Chronicles 16:1 de Schrijver van de Kronieken de jaren telt naar de scheiding van de beide rijken, hetgeen hij toch anders nooit doet, zo spruit dit zeker hieruit voert, dat in de bron, waaruit hij put, aldus gerekend was. De uitdrukking: het koninkrijk van Asa is dus als een verkorting op te vatten van de volledige zin: dat koninkrijk, waarin Asa regeerde, d.i. het koninkrijk Juda. Omdat Rehabeam 17 en Abia 3 jaren geregeerd heeft, moet men van het getal 35 hier en van het getal 36 in 2 Chronicles 16:1 twintig jaren aftrekken, indien men het juiste regeringsjaar van Asa vinden wil..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 15". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-15.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile