Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
2 Kronieken 16

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 16

2 Chronicles 16:1

ASA'S DRIEVOUDIGE ZONDEVAL

III. 2 Chronicles 16:1-2 Chronicles 16:14. Met het 17de regeringsjaar komt bij Asa een keerpunt in zijn gedrag, een keerpunt ten kwade: als de gelijktijdige koning van het noordelijke rijk Baësa hem beoorloogt, en door de versterking van Rama hem de verbinding met het Noorden wil afsnijden, koopt hij zich de bijstand van de Syriër, Benhadad, door middel van de schat van de tempel en van het huis van de koning. Benhadad valt nu wel in Baësa's gebied en noodzaakt deze daarvoor om de versterking van Rama op te geven, zodat Asa met de achtergelatene bouwstoffen twee andere steden versterken en de verbindingswegen maar het Noorden in veiligheid kan brengen; maar wat een groot voordeel de verbintenis met Benhadad hem ook schijnt te hebben aangebracht, hij heeft er toch dwaas aan gedaan en nog veel grotere voordelen uit de hand gegeven, om daarvoor voor de toekomst ellende in te oogsten, omdat hij niet de Heere tot zijn bondgenoot verkozen heeft. De ziener Hanani, die hem zijn zonde en dwaasheid voor ogen houdt, wordt door Asa in het gevangenhuis gezet. Ook aan andere rechtvaardigen vergrijpt Asa zich; daardoor wordt hij met zware ziekte aan de voeten, in de beide laatste jaren van zijn regering bezocht; als hij daarop sterft, valt hem een bijzonder eervolle begrafenis ten deel (Vergelijk 1 Chronicles 15:16-1 Chronicles 15:24).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 16

2 Chronicles 16:1

ASA'S DRIEVOUDIGE ZONDEVAL

III. 2 Chronicles 16:1-2 Chronicles 16:14. Met het 17de regeringsjaar komt bij Asa een keerpunt in zijn gedrag, een keerpunt ten kwade: als de gelijktijdige koning van het noordelijke rijk Baësa hem beoorloogt, en door de versterking van Rama hem de verbinding met het Noorden wil afsnijden, koopt hij zich de bijstand van de Syriër, Benhadad, door middel van de schat van de tempel en van het huis van de koning. Benhadad valt nu wel in Baësa's gebied en noodzaakt deze daarvoor om de versterking van Rama op te geven, zodat Asa met de achtergelatene bouwstoffen twee andere steden versterken en de verbindingswegen maar het Noorden in veiligheid kan brengen; maar wat een groot voordeel de verbintenis met Benhadad hem ook schijnt te hebben aangebracht, hij heeft er toch dwaas aan gedaan en nog veel grotere voordelen uit de hand gegeven, om daarvoor voor de toekomst ellende in te oogsten, omdat hij niet de Heere tot zijn bondgenoot verkozen heeft. De ziener Hanani, die hem zijn zonde en dwaasheid voor ogen houdt, wordt door Asa in het gevangenhuis gezet. Ook aan andere rechtvaardigen vergrijpt Asa zich; daardoor wordt hij met zware ziekte aan de voeten, in de beide laatste jaren van zijn regering bezocht; als hij daarop sterft, valt hem een bijzonder eervolle begrafenis ten deel (Vergelijk 1 Chronicles 15:16-1 Chronicles 15:24).

Vers 1

1. In het zesendertigste jaar 1) van het koninkrijk Juda, of in het 16de jaar van de regering van Asa, d.i. 939 jaar voor Christus, toog Baësa, de sedert 952 regerende derde koning van het rijk van Israël op tegen Juda, om Jerobeam's ondernemingen (2 Chronicles 13:2) voort te zetten, en, nadat hij de door Abia aan het noordelijk rijk ontnomene en tot hiertoe in het bezit van Asa gebleven steden (2 Chronicles 13:19; 2 Chronicles 15:8) op de laatsten heroverd had, bouwde hij het 2 uur noordelijk van Jeruzalem gelegen (1 Samuel 1:1) Rama tot een vesting, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, de koning van Juda, aan het zuidelijk rijk de verbindingswegen met het noorden afsneed, en dergelijke overschrijdingen als nu reeds tweemalen waren voorgekomen (2 Chronicles 11:16; 2 Chronicles 15:9) voor het vervolg verhinderde.

1) De oudere uitleggers nemen meestal aan, dat het 35ste jaar (2 Chronicles 15:19), te rekenen is vanaf het ontstaan van het rijk van Juda, en omdat Asa in het 20ste jaar van het rijk van Juda koning is geworden, en de inval van Baësa in het 16ste jaar van zijn regering gevolgd is en tot het 15de jaar van zijn regering het land rust heeft genoten. Dit komt geheel met de daadzaak overeen, maar daarmee laat zich niet de opgave rechtvaardigen: in het 36ste jaar van het koninkrijk van Asa. Er blijft hier niets over als een schrijffout aan te nemen, zodat door een afschrijver de letters l (30) en y (10) verwisseld zijn, waardoor uit 15, 16 de getallen 35 en 36 zijn ontstaan. Met deze verandering zijn alle zwarigheden opgeheven, en de opgaven van de Kronieken, omtrent Asa's regering, met elkaar in overeenstemming..

Vers 1

1. In het zesendertigste jaar 1) van het koninkrijk Juda, of in het 16de jaar van de regering van Asa, d.i. 939 jaar voor Christus, toog Baësa, de sedert 952 regerende derde koning van het rijk van Israël op tegen Juda, om Jerobeam's ondernemingen (2 Chronicles 13:2) voort te zetten, en, nadat hij de door Abia aan het noordelijk rijk ontnomene en tot hiertoe in het bezit van Asa gebleven steden (2 Chronicles 13:19; 2 Chronicles 15:8) op de laatsten heroverd had, bouwde hij het 2 uur noordelijk van Jeruzalem gelegen (1 Samuel 1:1) Rama tot een vesting, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, de koning van Juda, aan het zuidelijk rijk de verbindingswegen met het noorden afsneed, en dergelijke overschrijdingen als nu reeds tweemalen waren voorgekomen (2 Chronicles 11:16; 2 Chronicles 15:9) voor het vervolg verhinderde.

1) De oudere uitleggers nemen meestal aan, dat het 35ste jaar (2 Chronicles 15:19), te rekenen is vanaf het ontstaan van het rijk van Juda, en omdat Asa in het 20ste jaar van het rijk van Juda koning is geworden, en de inval van Baësa in het 16ste jaar van zijn regering gevolgd is en tot het 15de jaar van zijn regering het land rust heeft genoten. Dit komt geheel met de daadzaak overeen, maar daarmee laat zich niet de opgave rechtvaardigen: in het 36ste jaar van het koninkrijk van Asa. Er blijft hier niets over als een schrijffout aan te nemen, zodat door een afschrijver de letters l (30) en y (10) verwisseld zijn, waardoor uit 15, 16 de getallen 35 en 36 zijn ontstaan. Met deze verandering zijn alle zwarigheden opgeheven, en de opgaven van de Kronieken, omtrent Asa's regering, met elkaar in overeenstemming..

Vers 2

2. Toen bracht Asa, in plaats van de Heere om Zijn hulp aan te roepen, zoals hij in de oorlog tegen de Moren gedaan had (2 Chronicles 14:11), het zilver en het goud voort uit de schatten van het huis van de Heere en van het huis van de koning, en zond met dit geschenk boden tot Benhadad de IIde (1 Kings 11:25),de koning van Syrië, die te Damascus woonde, zeggende: 3. Er is, er zij even zo'n verbond tussen mij, en tussen u, en (zoals er een verbond geweest is) tussen mijn vader en tussen uw vader; zie ik zend u daarom zilver en goud, ga heen, maak uw verbond teniet met Baësa, de koning van Israël, en dwing hem door een vijandelijke inval in zijn land, dat hij van tegen mij aftrekt 1).

1) "1 Kings 15:19"

Vers 2

2. Toen bracht Asa, in plaats van de Heere om Zijn hulp aan te roepen, zoals hij in de oorlog tegen de Moren gedaan had (2 Chronicles 14:11), het zilver en het goud voort uit de schatten van het huis van de Heere en van het huis van de koning, en zond met dit geschenk boden tot Benhadad de IIde (1 Kings 11:25),de koning van Syrië, die te Damascus woonde, zeggende: 3. Er is, er zij even zo'n verbond tussen mij, en tussen u, en (zoals er een verbond geweest is) tussen mijn vader en tussen uw vader; zie ik zend u daarom zilver en goud, ga heen, maak uw verbond teniet met Baësa, de koning van Israël, en dwing hem door een vijandelijke inval in zijn land, dat hij van tegen mij aftrekt 1).

1) "1 Kings 15:19"

Vers 4

4. En Benhadad hoorde naar de koning Asa, ging tot het voorgeslagen bondgenootschap over, en zond de oversten van de legers, die hij had, tegen de steden van Israël, en zij sloegen Ijon (1 Kings 15:20), noordelijk van de zee Merom, en Dan, het vroegere Laïs, en Abel-Maïm, of Abel-Beth-Macha (2 Samuel 20:14), en alle schatsteden van Nafthali 1).

1) In 1 Kings 15:20 lezen wij: "en het ganse Cinneroth met het ganse land van Nafthali." Waarschijnlijk is de naam Cinneroth in onbruik geraakt en heeft daarom de Schrijver hier melding maakt van de schatsteden, of magazijnen van Nafthali.

"1 Kings 9:19"

Vers 4

4. En Benhadad hoorde naar de koning Asa, ging tot het voorgeslagen bondgenootschap over, en zond de oversten van de legers, die hij had, tegen de steden van Israël, en zij sloegen Ijon (1 Kings 15:20), noordelijk van de zee Merom, en Dan, het vroegere Laïs, en Abel-Maïm, of Abel-Beth-Macha (2 Samuel 20:14), en alle schatsteden van Nafthali 1).

1) In 1 Kings 15:20 lezen wij: "en het ganse Cinneroth met het ganse land van Nafthali." Waarschijnlijk is de naam Cinneroth in onbruik geraakt en heeft daarom de Schrijver hier melding maakt van de schatsteden, of magazijnen van Nafthali.

"1 Kings 9:19"

Vers 5

5. En het geschiedde toen Baësa zulks hoorde, en daaruit begreep, dat zijn rijk in groot gevaar kwam, dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte, om, van zijne residentie Thirza uit, het verdere voortdringen van de Syriërs te beletten.

Vers 5

5. En het geschiedde toen Baësa zulks hoorde, en daaruit begreep, dat zijn rijk in groot gevaar kwam, dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte, om, van zijne residentie Thirza uit, het verdere voortdringen van de Syriërs te beletten.

Vers 6

6. Toen nam de koning Asa gans Juda, en zij droegen weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, waarmee Baësa gebouwd had, waarmee hij de stad tot een vesting had willen inrichten; en hij bouwde daarmee Geba, 3/4 uur noordoostelijk, en Mizpa, 1 1/2 uur zuidwestelijk van Rama, tot vestingen, omdat hij aldus de wegen, die van Jeruzalem naar het noorden voerden, van beide zijden in veiligheid kon stellen.

Vers 6

6. Toen nam de koning Asa gans Juda, en zij droegen weg de stenen van Rama, en het hout daarvan, waarmee Baësa gebouwd had, waarmee hij de stad tot een vesting had willen inrichten; en hij bouwde daarmee Geba, 3/4 uur noordoostelijk, en Mizpa, 1 1/2 uur zuidwestelijk van Rama, tot vestingen, omdat hij aldus de wegen, die van Jeruzalem naar het noorden voerden, van beide zijden in veiligheid kon stellen.

Vers 7

7. En in dezelfde tijd, toen Asa meende, dat hij door de verbintenis met Benhadad het welzijn van zijn land bevorderd had, kwam de ziener Hanani (1 Kings 19:21), tot Asa, de koning van Juda, en hij zei tot hem: Omdat u gesteund hebt op de koning van Syrië, en niet gesteund hebt op de Heere, uw God, hebt u zich zeer bezondigd, te meer omdat u zelf vroeger (2 Chronicles 14:11) bekend hebt, dat het bij de Heere niets is te helpen, hetzij de machtige, hetzij de krachteloze; daarom is het leger van de koning van Syrië, dat evengoed in uw handen gevallen zou zijn als dat van Baësa, indien u zich op God verlaten had, uit uw hand ontkomen 1), maar dit leger zal nog later zeer gevaarlijk worden voor uw rijk (2 Chronicles 28:5).

1) De ziener Hanani spreekt niet van de koning van Israël, maar van die van Syrië en wel van deze in vijandelijke zin. Hij zegt aan de koning van Juda, dat, indien deze op de Heere had vertrouwd, hij niet alleen Baësa had geslagen, maar ook de koning van Syrië, indien deze, en dit ligt hierin als stellig opgesloten zich met Baësa tegen Juda had verbonden. Het betekenisvolle in deze bestraffing ligt hierin, dat waar nu Benhadad voor veel geld tot een ongewenst bondgenoot was gemaakt, deze door het vertrouwen op de Heere tot een overwonnen vazal gemaakt had kunnen worden. 8. Maar waarom hebt u zich op de Heere, uw God, niet verlaten, alsof Hij niet machtig zou zijn, om u tegen Baësa en zijn bondgenoot, de koning van Syrië te helpen? Waren niet de Moren en de Libiërs, die onder Zerah tegen u optrokken (2 Chronicles 14:9), een groot leger met zeer vele wagens en ruiters? Toen u nochtans op de Heere steunde, heeft Hij hen in uw hand gegeven 2), evenzo zou Hij ook thans uw vertrouwen beloond hebben, indien u zich op Hem verlaten had.

1) Wagens en ruiters. Bij de wagens horen, zoals vanzelf spreekt, berijders van de paarden, maar de Ziener voegt de ruiteren er nog eens opzettelijk bij, om de krijgsmacht van de vijanden in al haar omvang te schetsen.

2) Inderdaad, de vele bevindingen, die wij hebben van Gods goedheid moesten ons altoos met vertrouwen tot Hem onze toevlucht doen nemen, want verzaken wij Hem, na meermalen Zijn gunst ondervonden te hebben, zo verzwaren wij grotelijks onze schuld en verdienen Zijn hoogste ongenade..

Vers 7

7. En in dezelfde tijd, toen Asa meende, dat hij door de verbintenis met Benhadad het welzijn van zijn land bevorderd had, kwam de ziener Hanani (1 Kings 19:21), tot Asa, de koning van Juda, en hij zei tot hem: Omdat u gesteund hebt op de koning van Syrië, en niet gesteund hebt op de Heere, uw God, hebt u zich zeer bezondigd, te meer omdat u zelf vroeger (2 Chronicles 14:11) bekend hebt, dat het bij de Heere niets is te helpen, hetzij de machtige, hetzij de krachteloze; daarom is het leger van de koning van Syrië, dat evengoed in uw handen gevallen zou zijn als dat van Baësa, indien u zich op God verlaten had, uit uw hand ontkomen 1), maar dit leger zal nog later zeer gevaarlijk worden voor uw rijk (2 Chronicles 28:5).

1) De ziener Hanani spreekt niet van de koning van Israël, maar van die van Syrië en wel van deze in vijandelijke zin. Hij zegt aan de koning van Juda, dat, indien deze op de Heere had vertrouwd, hij niet alleen Baësa had geslagen, maar ook de koning van Syrië, indien deze, en dit ligt hierin als stellig opgesloten zich met Baësa tegen Juda had verbonden. Het betekenisvolle in deze bestraffing ligt hierin, dat waar nu Benhadad voor veel geld tot een ongewenst bondgenoot was gemaakt, deze door het vertrouwen op de Heere tot een overwonnen vazal gemaakt had kunnen worden. 8. Maar waarom hebt u zich op de Heere, uw God, niet verlaten, alsof Hij niet machtig zou zijn, om u tegen Baësa en zijn bondgenoot, de koning van Syrië te helpen? Waren niet de Moren en de Libiërs, die onder Zerah tegen u optrokken (2 Chronicles 14:9), een groot leger met zeer vele wagens en ruiters? Toen u nochtans op de Heere steunde, heeft Hij hen in uw hand gegeven 2), evenzo zou Hij ook thans uw vertrouwen beloond hebben, indien u zich op Hem verlaten had.

1) Wagens en ruiters. Bij de wagens horen, zoals vanzelf spreekt, berijders van de paarden, maar de Ziener voegt de ruiteren er nog eens opzettelijk bij, om de krijgsmacht van de vijanden in al haar omvang te schetsen.

2) Inderdaad, de vele bevindingen, die wij hebben van Gods goedheid moesten ons altoos met vertrouwen tot Hem onze toevlucht doen nemen, want verzaken wij Hem, na meermalen Zijn gunst ondervonden te hebben, zo verzwaren wij grotelijks onze schuld en verdienen Zijn hoogste ongenade..

Vers 9

9. Want de Heere aangaande a), Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, zweven als het ware overal rond, om, waar ergens een gelegenheid zich opdoet tot verheerlijking van Zijn grote Naam, zich sterk te bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem 1); u heeft hierin zottelijk gedaan, namelijk dat u Zijn hulp niet ingeroepen, maar vlees tot uw arm gekozen hebt (Jeremiah 17:5); want van nu af zullen daarom, in plaats van het tegenwoordige vreedzame en gezegende bestuur, oorlogen tegen u zijn 2).

a) Job 34:21 Proverbs 5:21; Proverbs 15:3 Jeremiah 16:17; Jeremiah 32:19

1) De Heere wordt hier voorgesteld als degene, die, als de Alwetende, bekend is met de noden en behoeften van degenen, die Hem vrezen, maar die ook als de Almachtige en Goedertierene erop wacht, om hen te helpen en te ondersteunen.

2) Van verdere oorlogen, die Asa in de overige 25 jaren van zijn regering heeft moeten voeren, wordt niets bericht; de woorden betreffen dus Asa zelf meer ten opzichte van de onvrede in zijn rijk, die de latere tijd van zijn regering van de vroegeren onderscheidt, maar bovendien geraakte onder zijn naaste opvolgers het rijk van Juda in volkomen afhankelijkheid van het rijk van Israël (1 Kings 15:24) en onder Achaz werd Juda door Israël en Syrië zelfs zeer in de engte gebracht (2 Kings 16:5)..

Met deze woorden kondigt de Profeet aan Asa geen eigenlijke oorlogen aan, maar spreekt slechts in het algemeen de gedachte uit, dat Asa door zijn ongoddelijke politiek het rijk in plaats van vrede, slechts strijd zou bezorgen. De waarheid van deze uitspraak is door de geschiedenis bevestigd, hoewel zij van oorlogen, die nog onder Asa uitgebroken zouden zijn, niets bevat..

Vers 9

9. Want de Heere aangaande a), Zijn ogen doorlopen de ganse aarde, zweven als het ware overal rond, om, waar ergens een gelegenheid zich opdoet tot verheerlijking van Zijn grote Naam, zich sterk te bewijzen aan degenen, welker hart volkomen is tot Hem 1); u heeft hierin zottelijk gedaan, namelijk dat u Zijn hulp niet ingeroepen, maar vlees tot uw arm gekozen hebt (Jeremiah 17:5); want van nu af zullen daarom, in plaats van het tegenwoordige vreedzame en gezegende bestuur, oorlogen tegen u zijn 2).

a) Job 34:21 Proverbs 5:21; Proverbs 15:3 Jeremiah 16:17; Jeremiah 32:19

1) De Heere wordt hier voorgesteld als degene, die, als de Alwetende, bekend is met de noden en behoeften van degenen, die Hem vrezen, maar die ook als de Almachtige en Goedertierene erop wacht, om hen te helpen en te ondersteunen.

2) Van verdere oorlogen, die Asa in de overige 25 jaren van zijn regering heeft moeten voeren, wordt niets bericht; de woorden betreffen dus Asa zelf meer ten opzichte van de onvrede in zijn rijk, die de latere tijd van zijn regering van de vroegeren onderscheidt, maar bovendien geraakte onder zijn naaste opvolgers het rijk van Juda in volkomen afhankelijkheid van het rijk van Israël (1 Kings 15:24) en onder Achaz werd Juda door Israël en Syrië zelfs zeer in de engte gebracht (2 Kings 16:5)..

Met deze woorden kondigt de Profeet aan Asa geen eigenlijke oorlogen aan, maar spreekt slechts in het algemeen de gedachte uit, dat Asa door zijn ongoddelijke politiek het rijk in plaats van vrede, slechts strijd zou bezorgen. De waarheid van deze uitspraak is door de geschiedenis bevestigd, hoewel zij van oorlogen, die nog onder Asa uitgebroken zouden zijn, niets bevat..

Vers 10

10. Maar Asa werd toornig tegen de ziener Hanani, en leide hem in het gevangenhuis in het huis van de blok 1); want hij was hierover, dat hij hem zijn zonde en dwaasheid had voorgehouden 2), tegen hem ontsteld, verbitterd; daartoe, daarenboven onderdrukte, tuchtigde Asa enigen uit het volk in dezelfde tijd 3), die evenals de profeet over `s konings handelwijze in de oorlog tegen Baësa (2 Chronicles 16:2) ontevreden waren en zijn gedrag tegen Hanani afkeurden.

1) Gevangenisstraf komt, zoals wij bij Deuteronomy 25:3 opmerkten, in de Mozaïsche wet niet voor (in Leviticus 4:12 en Numbers 15:34 is slechts van bewaring tot op de beslissing sprake), ofschoon zij de Israëlieten uit Egypte wel bekend was (Genesis 39:23; Genesis 40:3); hier hebben wij het eerste geval, waar zij echter niet ten gevolge van een gerechtelijk vonnis wordt toegepast, maar in dienst van de willekeur van een heerser tegen een vrijmoedige profeet staat. De gevangenissen nu, zoals zij sedert de ons niet nader bekende tijd van haar invoering voorkomen, bevinden zich in de poort (Jeremiah 20:2), of in de wachthuizen bij de paleizen van de koningen (Jeremiah 32:2), of in de huizen van de oversten van de lijfwacht (Genesis 39:20, Jeremiah 37:15,Jeremiah 37:20), en bestonden gedeeltelijk uit diepe, watervrije, maar slijkerige groeven op de pleinen van deze gebouwen en in onderaardse gewelven (Jeremiah 37:16). De gevangenen werden met ketenen geboeid (2 Samuel 3:34 Jeremiah 40:1), ook wel in de blok en halsband gelegd (Jeremiah 20:2; Jeremiah 29:26) waaronder wij ons een straftuig moeten voorstellen, dat uit twee houten bestond, waartussen armen en voeten van de gevangenen kruiselings werden gelegd en ook de hals werd geperst.

2) Asa's opvliegendheid, die zijn boos geweten verried, duldde geen tegenspraak; omdat hij het woord van de Heere niet meer wilde verdragen, moest de brenger ervan zijn vrijmoedigheid met de toorn van de koning boeten..

Al de leden van een gemeente, zowel de armen als de voornamen, ja de aanzienlijksten op de wereld, zijn hun leraars gehoorzaamheid verschuldigd; want evenals de hooggeplaatsten in de wereld onder God staan en Gods dienaars zijn (Romans 13:1) en daarom ook aan God gehoorzaamheid verschuldigd zijn, is zulks dan ook het geval, wanneer Hij hun Zijn wil door Zijn dienaars en predikers laat voorstellen. Dus, al moeten zij in andere stukken bevelen geven aan de predikers, God heeft wederom door zijn dienaars aan hen bevelen te geven, en deze hebben ze in Gods naam te herinneren. En om dit goed in acht te nemen, moeten overheidspersonen hun God en Zijn dienaren gehoorzamen niet alleen in hetgeen hun leven aangaat, in zover zij ook mensen zijn, maar ook in hun ambt en in hun regeringszaken, in zover het het geweten aangaat.

3) Duidelijk straalt in deze harde handelwijze van Asa tegenover het volk door, dat velen, door de woorden van de Ziener, n de handelwijze van de koning, inzake het bondgenootschap met de koning van Syrië, af keurden n nog veel meer de harde behandeling, de Ziener aangedaan.

Vers 10

10. Maar Asa werd toornig tegen de ziener Hanani, en leide hem in het gevangenhuis in het huis van de blok 1); want hij was hierover, dat hij hem zijn zonde en dwaasheid had voorgehouden 2), tegen hem ontsteld, verbitterd; daartoe, daarenboven onderdrukte, tuchtigde Asa enigen uit het volk in dezelfde tijd 3), die evenals de profeet over `s konings handelwijze in de oorlog tegen Baësa (2 Chronicles 16:2) ontevreden waren en zijn gedrag tegen Hanani afkeurden.

1) Gevangenisstraf komt, zoals wij bij Deuteronomy 25:3 opmerkten, in de Mozaïsche wet niet voor (in Leviticus 4:12 en Numbers 15:34 is slechts van bewaring tot op de beslissing sprake), ofschoon zij de Israëlieten uit Egypte wel bekend was (Genesis 39:23; Genesis 40:3); hier hebben wij het eerste geval, waar zij echter niet ten gevolge van een gerechtelijk vonnis wordt toegepast, maar in dienst van de willekeur van een heerser tegen een vrijmoedige profeet staat. De gevangenissen nu, zoals zij sedert de ons niet nader bekende tijd van haar invoering voorkomen, bevinden zich in de poort (Jeremiah 20:2), of in de wachthuizen bij de paleizen van de koningen (Jeremiah 32:2), of in de huizen van de oversten van de lijfwacht (Genesis 39:20, Jeremiah 37:15,Jeremiah 37:20), en bestonden gedeeltelijk uit diepe, watervrije, maar slijkerige groeven op de pleinen van deze gebouwen en in onderaardse gewelven (Jeremiah 37:16). De gevangenen werden met ketenen geboeid (2 Samuel 3:34 Jeremiah 40:1), ook wel in de blok en halsband gelegd (Jeremiah 20:2; Jeremiah 29:26) waaronder wij ons een straftuig moeten voorstellen, dat uit twee houten bestond, waartussen armen en voeten van de gevangenen kruiselings werden gelegd en ook de hals werd geperst.

2) Asa's opvliegendheid, die zijn boos geweten verried, duldde geen tegenspraak; omdat hij het woord van de Heere niet meer wilde verdragen, moest de brenger ervan zijn vrijmoedigheid met de toorn van de koning boeten..

Al de leden van een gemeente, zowel de armen als de voornamen, ja de aanzienlijksten op de wereld, zijn hun leraars gehoorzaamheid verschuldigd; want evenals de hooggeplaatsten in de wereld onder God staan en Gods dienaars zijn (Romans 13:1) en daarom ook aan God gehoorzaamheid verschuldigd zijn, is zulks dan ook het geval, wanneer Hij hun Zijn wil door Zijn dienaars en predikers laat voorstellen. Dus, al moeten zij in andere stukken bevelen geven aan de predikers, God heeft wederom door zijn dienaars aan hen bevelen te geven, en deze hebben ze in Gods naam te herinneren. En om dit goed in acht te nemen, moeten overheidspersonen hun God en Zijn dienaren gehoorzamen niet alleen in hetgeen hun leven aangaat, in zover zij ook mensen zijn, maar ook in hun ambt en in hun regeringszaken, in zover het het geweten aangaat.

3) Duidelijk straalt in deze harde handelwijze van Asa tegenover het volk door, dat velen, door de woorden van de Ziener, n de handelwijze van de koning, inzake het bondgenootschap met de koning van Syrië, af keurden n nog veel meer de harde behandeling, de Ziener aangedaan.

Vers 11

11. En zie, de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste (2 Chronicles 12:15), zie, zij zijn beschreven in het boek van de koningen van Juda en Israël (1Ch 29:30).

Vers 11

11. En zie, de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste (2 Chronicles 12:15), zie, zij zijn beschreven in het boek van de koningen van Juda en Israël (1Ch 29:30).

Vers 12

12. Asa nu werd tot straf voor hetgeen hij 23 jaren daarvoor de ziener Hanani had aangedaan (2 Chronicles 16:10), in het negenendertigste jaar van zijn koninkrijk (916 v r Christus) ziek aan zijn voeten; tot op het hoogste toe was zijn ziekte, zodat hij zeer zware smarten moest uitstaan; daartoe ook zocht hij, nadat hij met zijn hart zich eenmaal van God had afgekeerd, de Heere niet in zijn ziekte, maar de medicijnmeesters, alsof hun kunst zonder de zegen van de Heere hem baten zou.

Vers 12

12. Asa nu werd tot straf voor hetgeen hij 23 jaren daarvoor de ziener Hanani had aangedaan (2 Chronicles 16:10), in het negenendertigste jaar van zijn koninkrijk (916 v r Christus) ziek aan zijn voeten; tot op het hoogste toe was zijn ziekte, zodat hij zeer zware smarten moest uitstaan; daartoe ook zocht hij, nadat hij met zijn hart zich eenmaal van God had afgekeerd, de Heere niet in zijn ziekte, maar de medicijnmeesters, alsof hun kunst zonder de zegen van de Heere hem baten zou.

Vers 13

13. Alzo, terwijl de ziekte eindelijk op de dood uitliep, ontsliep Asa met zijn vaderen, en hij stierf in het eenenveertigste jaar van zijn regering (914 voor Christus).

Vers 13

13. Alzo, terwijl de ziekte eindelijk op de dood uitliep, ontsliep Asa met zijn vaderen, en hij stierf in het eenenveertigste jaar van zijn regering (914 voor Christus).

Vers 14

14. En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had, had laten uithouwen, in de stad van David (1 Kings 2:10), en legden hem, v rdat men hem in zijn graf wilde bergen, op het bed, dat hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een gans grote branding, verbrandden bij zijn begrafenis allerlei specerijen in bijzonder grote hoeveelheid (2 Samuel 3:31).

Vers 14

14. En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had, had laten uithouwen, in de stad van David (1 Kings 2:10), en legden hem, v rdat men hem in zijn graf wilde bergen, op het bed, dat hij gevuld had met specerijen, en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een gans grote branding, verbrandden bij zijn begrafenis allerlei specerijen in bijzonder grote hoeveelheid (2 Samuel 3:31).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-16.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile