Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
2 Koningen 4

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KONINGEN 4

2 Kings 4:1.

VIJF WONDERWERKEN VAN ELISA.

2 Kings 4:1-2 Kings 4:7. Hier volgt een reeks wonderdaden van Elisa, door hem gedurende de tijd van de regering van koning Joram verricht en die ons een denkbeeld geven, deels van de voortgang en bloei van de profetenscholen, deels van de verhouding van de profeet tegenover de vromen in den lande en van de roem van zijn naam tot buiten de grenzen van het rijk. Eerst horen wij hoe de weduwe van een voormalig profetenjongen de man Gods haar nood klaagt, omdat zij diep in schulden zit en de schuldeisers nu haar beide zonen tot lijfeigenen willen nemen, ten einde op deze wijze betaling te verkrijgen, zij bezit niets meer dan een kruikje olie; maar op Elisa's gebod laat zij zich door haar buurvrouwen lege vaten geven, sluit zich met haar zonen op en giet uit haar kruik in deze vaten, en de geringe voorraad wordt door Gods macht zodanig gezegend, dat de vaten allen tezamen vol worden en met de ontvangst voor hun inhoud niet alleen de schulden kunnen gedekt worden, maar het overschietende ook voor het onderhoud van de arme familie genoeg blijkt te zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KONINGEN 4

2 Kings 4:1.

VIJF WONDERWERKEN VAN ELISA.

2 Kings 4:1-2 Kings 4:7. Hier volgt een reeks wonderdaden van Elisa, door hem gedurende de tijd van de regering van koning Joram verricht en die ons een denkbeeld geven, deels van de voortgang en bloei van de profetenscholen, deels van de verhouding van de profeet tegenover de vromen in den lande en van de roem van zijn naam tot buiten de grenzen van het rijk. Eerst horen wij hoe de weduwe van een voormalig profetenjongen de man Gods haar nood klaagt, omdat zij diep in schulden zit en de schuldeisers nu haar beide zonen tot lijfeigenen willen nemen, ten einde op deze wijze betaling te verkrijgen, zij bezit niets meer dan een kruikje olie; maar op Elisa's gebod laat zij zich door haar buurvrouwen lege vaten geven, sluit zich met haar zonen op en giet uit haar kruik in deze vaten, en de geringe voorraad wordt door Gods macht zodanig gezegend, dat de vaten allen tezamen vol worden en met de ontvangst voor hun inhoud niet alleen de schulden kunnen gedekt worden, maar het overschietende ook voor het onderhoud van de arme familie genoeg blijkt te zijn.

Vers 1

1. Een vrouw nu uit de vrouwen van de zonen van de profeten, volgens de overlevering de weduwe van de in 1 Kings 18:3vv. genoemde Obadja, die naderhand zijn betrekking aan het hof van de koning had verloren en doorzijn weldadigheid aan de profeten van de Heere bewezen, zich in schulden gestoken had (1 Kings 18:15), riep tot Elisa, op zekere tijd, terwijl de profeet van de veldtocht tegen de Moabieten, waaraan hij deel genomen had, terugkeerde en zijn werk als verzorger van de profetenscholen weer opvatte, zeggende: Uw knecht, mijn man is gestorven, en gij weet, dat uw knecht de HEERE was vrezende, en dus niet als gevolg van zijn lichtzinnigheid mij en mijn zonen in grote armoede achtergelaten heeft; nu evenwel, terwijl ik niet in staat ben de gemaakte schulden te voldoen, is de schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te nemen (Leviticus 25:39vv. Matthew 18:25).

Vers 1

1. Een vrouw nu uit de vrouwen van de zonen van de profeten, volgens de overlevering de weduwe van de in 1 Kings 18:3vv. genoemde Obadja, die naderhand zijn betrekking aan het hof van de koning had verloren en doorzijn weldadigheid aan de profeten van de Heere bewezen, zich in schulden gestoken had (1 Kings 18:15), riep tot Elisa, op zekere tijd, terwijl de profeet van de veldtocht tegen de Moabieten, waaraan hij deel genomen had, terugkeerde en zijn werk als verzorger van de profetenscholen weer opvatte, zeggende: Uw knecht, mijn man is gestorven, en gij weet, dat uw knecht de HEERE was vrezende, en dus niet als gevolg van zijn lichtzinnigheid mij en mijn zonen in grote armoede achtergelaten heeft; nu evenwel, terwijl ik niet in staat ben de gemaakte schulden te voldoen, is de schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te nemen (Leviticus 25:39vv. Matthew 18:25).

Vers 4

4. Kom dan, wanneer gij ze bij elkaar hebt gebracht, in uw woonvertrek, en sluit de deur voor u en voor uw zonen toe, om niet door anderen gestoord te worden en alle nutteloze beweging te vermijden; daarna giet van de olie uit uw kruik, in al die vaten en zet weg, dat vol is, 1) zo dikwijls gij een vat vol gegoten hebt, laten uw zonen het wegdragen en u een nieuw aanreiken, zodat gij met ingieten niet hoeft op te houden.

1) Zelf moest zij de vaten vol gieten, opdat zij haar geloof zou tonen en opdat haar geloof geoefend zou worden. Niet onopgemerkt mag blijven, dat zij de deur moest sluiten, omdat dit haar geboden wordt, opdat aan de Heere alleen de eer zou worden gegeven en hoogmoed haar hart niet zou binnensluipen. Zoals het zaad in de vore in stilte ontkiemt, benedenwaarts wortel schiet en opwaarts uitspruit, zo ook moet in haar het geloof, door de werking van de Geest in de stilte van de eenzaamheid ontluiken, groeien en tot wasdom komen..

Vers 4

4. Kom dan, wanneer gij ze bij elkaar hebt gebracht, in uw woonvertrek, en sluit de deur voor u en voor uw zonen toe, om niet door anderen gestoord te worden en alle nutteloze beweging te vermijden; daarna giet van de olie uit uw kruik, in al die vaten en zet weg, dat vol is, 1) zo dikwijls gij een vat vol gegoten hebt, laten uw zonen het wegdragen en u een nieuw aanreiken, zodat gij met ingieten niet hoeft op te houden.

1) Zelf moest zij de vaten vol gieten, opdat zij haar geloof zou tonen en opdat haar geloof geoefend zou worden. Niet onopgemerkt mag blijven, dat zij de deur moest sluiten, omdat dit haar geboden wordt, opdat aan de Heere alleen de eer zou worden gegeven en hoogmoed haar hart niet zou binnensluipen. Zoals het zaad in de vore in stilte ontkiemt, benedenwaarts wortel schiet en opwaarts uitspruit, zo ook moet in haar het geloof, door de werking van de Geest in de stilte van de eenzaamheid ontluiken, groeien en tot wasdom komen..

Vers 7

7. Toen kwam zij, vol van aanbiddende verwondering over Gods macht, waarheid en goedheid, tot Elisa, en gaf het de man Gods te kennen, dat zij gedaan had zoals haar bevolen was, en dat het ook gebeurd was wat hij haar in de naam van de Heere had toegezegd; mocht hij haar ook nu nog zeggen, wat zij met de volle vaten beginnen moest; en hij zei: Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuldheer van de ontvangst; gij dan met uw zonen, leef met het overige, 1) want de geschonken zegen bedraagt nog meer dan gij tot dekking van uw schulden nodig hebt.

1) Als de Heere geeft, blijft er altijd nog wat over; Hij neemt niet slechts een nood weg, maar geeft nog een zegen bovendien. Bovendien wil Hij dan nog, dat de schuld tegen de naaste vooraf voldaan worde, eer wij Zijn zegen genieten..

O hoe helder en blauw was de duistere hemel van haar leven weer geworden en hoe liefelijk en veelbelovend had de toekomst zich voor haar opgeklaard. Het was haar een zalige droom. Maar dat de hulp en uitredding zo onverwacht, en wel langs deze weg en zo onmiddellijk van God gekomen was-dt gaf pas echt de glans van de heerlijkheid. Daardoor kenmerkte zij zich als een ondubbelzinnig bewijs van Gods liefde en genade, als een onderpand van Zijn Vaderlijke zorg en bewaring; daardoor drukte zij het zegel op het woord: Vreest niet, want Ik, de Verzorger van de weduwen en de Vader van de wezen, ben met u en zal bij u zijn..

2 Kings 4:8-2 Kings 4:37. Een andere dubbele wonderdaad verricht Elisa nog in de eerste jaren van de regering van koning Joram aan een vrouw te Sunem, een stad in de stam van Issaschar. Zij had hem niet alleen bij zijn reizen door het land gastvrij opgenomen, maar ook een bijzonder verblijf voor hem in haar huis gereed gemaakt; daarvoor wil hij haar dankbaarheid betonen en belooft haar, die tot dusver onvruchtbaar gebleven was, en ook wegens de vergevorderde leeftijd van haar man geen uitzicht op moedervreugde meer had, een zoon. Deze wordt haar ook binnen het tijdsverloop van een jaar op buitengewone wijze door God geschonken, maar als het kind tot knaap is opgegroeid, sterft het aan een zonnesteek. Zij begeeft zich tot de profeet om hulp, en deze maakt werkelijk haar dood kind weer levend.

Vers 7

7. Toen kwam zij, vol van aanbiddende verwondering over Gods macht, waarheid en goedheid, tot Elisa, en gaf het de man Gods te kennen, dat zij gedaan had zoals haar bevolen was, en dat het ook gebeurd was wat hij haar in de naam van de Heere had toegezegd; mocht hij haar ook nu nog zeggen, wat zij met de volle vaten beginnen moest; en hij zei: Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuldheer van de ontvangst; gij dan met uw zonen, leef met het overige, 1) want de geschonken zegen bedraagt nog meer dan gij tot dekking van uw schulden nodig hebt.

1) Als de Heere geeft, blijft er altijd nog wat over; Hij neemt niet slechts een nood weg, maar geeft nog een zegen bovendien. Bovendien wil Hij dan nog, dat de schuld tegen de naaste vooraf voldaan worde, eer wij Zijn zegen genieten..

O hoe helder en blauw was de duistere hemel van haar leven weer geworden en hoe liefelijk en veelbelovend had de toekomst zich voor haar opgeklaard. Het was haar een zalige droom. Maar dat de hulp en uitredding zo onverwacht, en wel langs deze weg en zo onmiddellijk van God gekomen was-dt gaf pas echt de glans van de heerlijkheid. Daardoor kenmerkte zij zich als een ondubbelzinnig bewijs van Gods liefde en genade, als een onderpand van Zijn Vaderlijke zorg en bewaring; daardoor drukte zij het zegel op het woord: Vreest niet, want Ik, de Verzorger van de weduwen en de Vader van de wezen, ben met u en zal bij u zijn..

2 Kings 4:8-2 Kings 4:37. Een andere dubbele wonderdaad verricht Elisa nog in de eerste jaren van de regering van koning Joram aan een vrouw te Sunem, een stad in de stam van Issaschar. Zij had hem niet alleen bij zijn reizen door het land gastvrij opgenomen, maar ook een bijzonder verblijf voor hem in haar huis gereed gemaakt; daarvoor wil hij haar dankbaarheid betonen en belooft haar, die tot dusver onvruchtbaar gebleven was, en ook wegens de vergevorderde leeftijd van haar man geen uitzicht op moedervreugde meer had, een zoon. Deze wordt haar ook binnen het tijdsverloop van een jaar op buitengewone wijze door God geschonken, maar als het kind tot knaap is opgegroeid, sterft het aan een zonnesteek. Zij begeeft zich tot de profeet om hulp, en deze maakt werkelijk haar dood kind weer levend.

Vers 8

8. Het geschiedde ook op een dag, ongeveer omstreeks dezelfde tijd, waarin de gebeurtenis voorviel, in de vorige passage verteld, toen Elisa op zijn reizen door het land, niet alleen om de profetenscholen te bezoeken, maar ook de harten van het volk van de valse goden te bekeren tot de levende God, naar Sunem doortrok, een stad aan de zuidwestelijke helling van de kleine Hermon (Joshua 19:18; 1 Kings 1:3), dat daar een grote, d.i. aanzienlijke, vermogende vrouw was, voor het woord van de Heere ontvankelijk, die hem aanhield om brood te eten. Voorts gebeurde het, zo dikwijls hij in het vervolg doortrok, week hij daarin, nadat hij eenmaal met haar bekend geworden was, en zij immer haar huis voor hem openstelde, om daar telkens brood te eten.

Vers 8

8. Het geschiedde ook op een dag, ongeveer omstreeks dezelfde tijd, waarin de gebeurtenis voorviel, in de vorige passage verteld, toen Elisa op zijn reizen door het land, niet alleen om de profetenscholen te bezoeken, maar ook de harten van het volk van de valse goden te bekeren tot de levende God, naar Sunem doortrok, een stad aan de zuidwestelijke helling van de kleine Hermon (Joshua 19:18; 1 Kings 1:3), dat daar een grote, d.i. aanzienlijke, vermogende vrouw was, voor het woord van de Heere ontvankelijk, die hem aanhield om brood te eten. Voorts gebeurde het, zo dikwijls hij in het vervolg doortrok, week hij daarin, nadat hij eenmaal met haar bekend geworden was, en zij immer haar huis voor hem openstelde, om daar telkens brood te eten.

Vers 10

10. Laat ons toch een kleine opperkamer van een wand maken boven op het dak van ons huis (Deuteronomy 22:8) en laat ons daar voor hem zetten een bed en tafel en stoel en kandelaar, zo zal het geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij daar verblijft 1) en er zich op zijn gemak voelt.

1) Zo gebeurde het toen ook. Haar man, die eveneens de Heere vreesde, was met het voorstel volkomen tevreden; en Elisa die wel wist dat men het hier goed met hem meende en alles deed om de wil van de Heere, voelde zich bij deze mensen ook wel thuis. Zo dikwijls de profeet zich daar ophield, was het de Sunamitische en haar man en al de huisgenoten, als ware de woning opeens in een tempel of heiligdom veranderd. Zachtjes ging men op en af: de heilige man, zo dacht men, kon wel bidden of mediteren. Alle aangezichten stonden vriendelijker; men wist, deze heilige stond met de HEERE in een betrekking, zo wonderbaar en innig als dit met niemand van hen het geval was, en menigmaal kwam het hun voor, als ware de HEERE zelf tot hen gekomen. Een profeet, krachtig in woorden en werken, behoorde ook in onze woning gerede en bestendige opname te vinden (Openbaring :20). Heeft de Heiland woning hij ons gemaakt? Is ons huis een woning van God bij de mensen geworden? Openbaren zich in ons familieleven de vruchten van de Geest, waarvan Paulus (Galatians 5:22 Galatians 5:22) spreekt? Schamen wij ons niet het gebed en Gods Woord rijkelijk onder ons te laten wonen? O, zalig huis waar men u, o ware Zielevriend, Heere Jezus Christus opgenomen heeft! Waar Gij onder alle gasten, die komen de meest geëerde en geliefde zijt; waar aller harten U tegemoet kloppen en aller ogen op U zien, waar aller lippen naar Uw wil vragen en allen op Uw wenk wachten..

Vers 10

10. Laat ons toch een kleine opperkamer van een wand maken boven op het dak van ons huis (Deuteronomy 22:8) en laat ons daar voor hem zetten een bed en tafel en stoel en kandelaar, zo zal het geschieden, wanneer hij tot ons komt, dat hij daar verblijft 1) en er zich op zijn gemak voelt.

1) Zo gebeurde het toen ook. Haar man, die eveneens de Heere vreesde, was met het voorstel volkomen tevreden; en Elisa die wel wist dat men het hier goed met hem meende en alles deed om de wil van de Heere, voelde zich bij deze mensen ook wel thuis. Zo dikwijls de profeet zich daar ophield, was het de Sunamitische en haar man en al de huisgenoten, als ware de woning opeens in een tempel of heiligdom veranderd. Zachtjes ging men op en af: de heilige man, zo dacht men, kon wel bidden of mediteren. Alle aangezichten stonden vriendelijker; men wist, deze heilige stond met de HEERE in een betrekking, zo wonderbaar en innig als dit met niemand van hen het geval was, en menigmaal kwam het hun voor, als ware de HEERE zelf tot hen gekomen. Een profeet, krachtig in woorden en werken, behoorde ook in onze woning gerede en bestendige opname te vinden (Openbaring :20). Heeft de Heiland woning hij ons gemaakt? Is ons huis een woning van God bij de mensen geworden? Openbaren zich in ons familieleven de vruchten van de Geest, waarvan Paulus (Galatians 5:22 Galatians 5:22) spreekt? Schamen wij ons niet het gebed en Gods Woord rijkelijk onder ons te laten wonen? O, zalig huis waar men u, o ware Zielevriend, Heere Jezus Christus opgenomen heeft! Waar Gij onder alle gasten, die komen de meest geëerde en geliefde zijt; waar aller harten U tegemoet kloppen en aller ogen op U zien, waar aller lippen naar Uw wil vragen en allen op Uw wenk wachten..

Vers 11

11. En het geschiedde op een dag, nadat Elisa een bestendige gast in het huis geworden was, dat hij daar als naar gewoonte kwam, en hij week in die opperkamer, en legde zich daar neer.

Vers 11

11. En het geschiedde op een dag, nadat Elisa een bestendige gast in het huis geworden was, dat hij daar als naar gewoonte kwam, en hij week in die opperkamer, en legde zich daar neer.

Vers 12

12. Toen zei hij, de volgende morgen, nadat hij bij zichzelf had overlegd, hoe hij de vrouw, die hem in de naam van een profeet opgenomen had, ook het loon van een profeet toevoegen zou (Matthew 10:41), tot zijnjongen, zijn knecht (1 Kings 18:43) Gehazi: Roep deze Sunamitische, dat zij tot mij kome. En toen hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht, voor Elisa, maar uit diepe eerbied (2 Kings 4:9) bleef zij op behoorlijke afstand voor de deur van het vertrek staan.

Vers 12

12. Toen zei hij, de volgende morgen, nadat hij bij zichzelf had overlegd, hoe hij de vrouw, die hem in de naam van een profeet opgenomen had, ook het loon van een profeet toevoegen zou (Matthew 10:41), tot zijnjongen, zijn knecht (1 Kings 18:43) Gehazi: Roep deze Sunamitische, dat zij tot mij kome. En toen hij ze geroepen had, stond zij voor zijn aangezicht, voor Elisa, maar uit diepe eerbied (2 Kings 4:9) bleef zij op behoorlijke afstand voor de deur van het vertrek staan.

Vers 13

13. (Want hij, de profeet, had hem, zijn knecht, gezegd, door wie hij met haar sprak, omdat zij geen vrijmoedigheid had in zijn onmiddellijke aanwezigheid te verschijnen: Zeg nu tot haar: 1) Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest met al deze zorgvuldigheid; wat is er in dank voor u te doen? is er iets om voor u te spreken tot de koning, of tot de krijgsoverste, waarbij mijn tussenkomst van nut kan zijn? En zij had gezegd: Ik woon gerust en stil in het midden van mijn volk. 2)

1) Elisa spreekt zelf niet tot haar, maar laat haar door Gehazi vragen, of zij iets te verzoeken heeft. De profeet doet dat, opdat zij des te vrijmoediger haar wensen zou openbaren. Elisa weet, wellicht ten gevolge van de geschiedenis met de drie koningen, dat hij invloed heeft bij de koning. Het is daarom, dat hij aan deze vrouw ter vergelding voor al haar liefde en bereidwilligheid aanbiedt, haar voorspraak bij de koning, of bij de krijgsoverste te zijn, indien zij zich in een of andere zaak verongelijkt waant..

2) Hiermee wil zij zeggen, dat zij een gerust en tevreden leven heeft, niet verongelijkt wordt en over niets heeft te klagen, zodat zij geen voorspraak bij de koning of bij de krijgsoverste behoeft.. 19. En het zei tot zijn vader, toen het met beide handen het hoofd vasthoudende, op het veld aankwam: Mijn hoofd, mijn hoofd! 1) Hij dan, de vader, die het geval niet als zo gevaarlijk beschouwde, zei tot een jongen, die juist het dichtste bij hem was: Draag hem tot zijn moeder.

1) Wij hebben hier aan de zogenoemde zonnesteek te denken, een door de hevige inwerking van de zonnestralen op het onbedekte gedeelte van het hoofd ontstane hersenontsteking; in het Oosten steekt de zon reeds vroeg zeer gevoelig, daarom moeten wij ons over dit ziekteverschijnsel (Psalms 121:6 Judith 8:3) op de vroege voormiddag niet verwonderen. Ook kan het schijnsel van de maan zeer nadelig werken, zoals bijv. in Texas het slapen in de vrije lucht bij heldere maneschijn dikwijls zwelling van het hoofd, verstandsverbijstering en soms de dood tot gevolg heeft..

Vers 13

13. (Want hij, de profeet, had hem, zijn knecht, gezegd, door wie hij met haar sprak, omdat zij geen vrijmoedigheid had in zijn onmiddellijke aanwezigheid te verschijnen: Zeg nu tot haar: 1) Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest met al deze zorgvuldigheid; wat is er in dank voor u te doen? is er iets om voor u te spreken tot de koning, of tot de krijgsoverste, waarbij mijn tussenkomst van nut kan zijn? En zij had gezegd: Ik woon gerust en stil in het midden van mijn volk. 2)

1) Elisa spreekt zelf niet tot haar, maar laat haar door Gehazi vragen, of zij iets te verzoeken heeft. De profeet doet dat, opdat zij des te vrijmoediger haar wensen zou openbaren. Elisa weet, wellicht ten gevolge van de geschiedenis met de drie koningen, dat hij invloed heeft bij de koning. Het is daarom, dat hij aan deze vrouw ter vergelding voor al haar liefde en bereidwilligheid aanbiedt, haar voorspraak bij de koning, of bij de krijgsoverste te zijn, indien zij zich in een of andere zaak verongelijkt waant..

2) Hiermee wil zij zeggen, dat zij een gerust en tevreden leven heeft, niet verongelijkt wordt en over niets heeft te klagen, zodat zij geen voorspraak bij de koning of bij de krijgsoverste behoeft.. 19. En het zei tot zijn vader, toen het met beide handen het hoofd vasthoudende, op het veld aankwam: Mijn hoofd, mijn hoofd! 1) Hij dan, de vader, die het geval niet als zo gevaarlijk beschouwde, zei tot een jongen, die juist het dichtste bij hem was: Draag hem tot zijn moeder.

1) Wij hebben hier aan de zogenoemde zonnesteek te denken, een door de hevige inwerking van de zonnestralen op het onbedekte gedeelte van het hoofd ontstane hersenontsteking; in het Oosten steekt de zon reeds vroeg zeer gevoelig, daarom moeten wij ons over dit ziekteverschijnsel (Psalms 121:6 Judith 8:3) op de vroege voormiddag niet verwonderen. Ook kan het schijnsel van de maan zeer nadelig werken, zoals bijv. in Texas het slapen in de vrije lucht bij heldere maneschijn dikwijls zwelling van het hoofd, verstandsverbijstering en soms de dood tot gevolg heeft..

Vers 20

20. En hij, de knecht, droeg hem, de knaap, en bracht hem in het ouderlijke huis te Sunem, tot zijn moeder. En hij zat op haar knieën, terwijl de moeder uit alle macht worstelde om de hand van de dood van haar lieveling af te houden, tot aan de middag toe; toen stierf hij. 1)

1) Ach, waarom deed de Heere dit toch? Ik weet het niet, geliefden, om welke reden Hij het nodig vond, de planten te Sunem met zo'n doordringende dauw te begieten. Moesten zij eraan herinnerd worden, dat de hemel niet op aarde is, maar daarboven; of had het zoontje te veel plaats in de harten van de ouders ingenomen, die de Heere opnieuw voor zich wilde veroveren; of was het voor de goede lieden nodig, op de vleugels van een verheven smart wat hoger boven de heuvels van deze aarde opgeheven te worden; of wel liepen zij gevaar om te vergeten, dat hun geluk van ogenblik tot ogenblik van Gods vrije genade en ontferming afhankelijk was: ik weet het niet. Dit weet ik evenwel: deze zaak neemt een heerlijk einde, en de zwaar beproefden zullen van deze doornstruik van de bezoeking slechts druiven en vijgen inzamelen..

Vers 20

20. En hij, de knecht, droeg hem, de knaap, en bracht hem in het ouderlijke huis te Sunem, tot zijn moeder. En hij zat op haar knieën, terwijl de moeder uit alle macht worstelde om de hand van de dood van haar lieveling af te houden, tot aan de middag toe; toen stierf hij. 1)

1) Ach, waarom deed de Heere dit toch? Ik weet het niet, geliefden, om welke reden Hij het nodig vond, de planten te Sunem met zo'n doordringende dauw te begieten. Moesten zij eraan herinnerd worden, dat de hemel niet op aarde is, maar daarboven; of had het zoontje te veel plaats in de harten van de ouders ingenomen, die de Heere opnieuw voor zich wilde veroveren; of was het voor de goede lieden nodig, op de vleugels van een verheven smart wat hoger boven de heuvels van deze aarde opgeheven te worden; of wel liepen zij gevaar om te vergeten, dat hun geluk van ogenblik tot ogenblik van Gods vrije genade en ontferming afhankelijk was: ik weet het niet. Dit weet ik evenwel: deze zaak neemt een heerlijk einde, en de zwaar beproefden zullen van deze doornstruik van de bezoeking slechts druiven en vijgen inzamelen..

Vers 21

21. En zij, spoedig beslist, waar zij bij zo'n onverwachte en zware ramp hulp zou zoeken, ging op naar de kamer op het dak (2 Kings 4:10), en legde hem, de knaap, alsof hij niet dood ware, maar alleen slapende, op het bed van de man Gods; daarna sloot zij de deur van de kamer voor hem achter zich toe, zodat niemand tijdens haar afwezigheid daarin kon gaan, en ging uit, 1) kwam van het dak af, om een boodschapper naar het veld te zenden.

1) Hoe verwonderlijk stil en bedaard betoont zich deze voorzichtige, godvruchtige vrouw! Niet een enkel ongeduldig woord ontvalt haar in deze zielgrievende omstandigheid, zij is als doof voor de redeneringen van het vlees en schijnt niet te letten op de bewegingen van de moederlijke genegenheid en liefde. Hij, die haar deze zoon, omdat zij onvruchtbaar was, gegeven had, was ook in staat, om hem uit de dood opnieuw in het leven te herstellen. En dit geloofde zij, als een rechtgeaarde dochter van Abraham. Zij had gehoord, hoe de weduwe te Sarphat haar zoon, die ook gestorven was, levend had teruggekregen uit de handen van Elia, en omdat de Geest van Elia rustte op Elisa, had zij zo'n vertrouwen op de goedheid van God, dat zij geloofde, dat deze profeet mede gemachtigd was, om haar kind, zo gunstig aan haar gegeven en zo schielijk haar ontrukt, uit de dood te herstellen en dat hij waarlijk deze weer zou opwekken. Door dit geloof heeft zij haar dode weer in het leven teruggekregen. In dit geloof gesterkt, maakte zij geen toestel tot het begraven van haar kind, maar tot de opwekking van deze; want zij legde het op het bed van de man Gods, niet twijfelende, of hij zou nog haar vriend wezen. O vrouw, groot is uw geloof!.

Vers 21

21. En zij, spoedig beslist, waar zij bij zo'n onverwachte en zware ramp hulp zou zoeken, ging op naar de kamer op het dak (2 Kings 4:10), en legde hem, de knaap, alsof hij niet dood ware, maar alleen slapende, op het bed van de man Gods; daarna sloot zij de deur van de kamer voor hem achter zich toe, zodat niemand tijdens haar afwezigheid daarin kon gaan, en ging uit, 1) kwam van het dak af, om een boodschapper naar het veld te zenden.

1) Hoe verwonderlijk stil en bedaard betoont zich deze voorzichtige, godvruchtige vrouw! Niet een enkel ongeduldig woord ontvalt haar in deze zielgrievende omstandigheid, zij is als doof voor de redeneringen van het vlees en schijnt niet te letten op de bewegingen van de moederlijke genegenheid en liefde. Hij, die haar deze zoon, omdat zij onvruchtbaar was, gegeven had, was ook in staat, om hem uit de dood opnieuw in het leven te herstellen. En dit geloofde zij, als een rechtgeaarde dochter van Abraham. Zij had gehoord, hoe de weduwe te Sarphat haar zoon, die ook gestorven was, levend had teruggekregen uit de handen van Elia, en omdat de Geest van Elia rustte op Elisa, had zij zo'n vertrouwen op de goedheid van God, dat zij geloofde, dat deze profeet mede gemachtigd was, om haar kind, zo gunstig aan haar gegeven en zo schielijk haar ontrukt, uit de dood te herstellen en dat hij waarlijk deze weer zou opwekken. Door dit geloof heeft zij haar dode weer in het leven teruggekregen. In dit geloof gesterkt, maakte zij geen toestel tot het begraven van haar kind, maar tot de opwekking van deze; want zij legde het op het bed van de man Gods, niet twijfelende, of hij zou nog haar vriend wezen. O vrouw, groot is uw geloof!.

Vers 23

23. En hij zei, liet haar zeggen: Waarom gaat gij heden tot hem? het is geen nieuwe maan noch sabbat, waarop men bij de profeet op godsdienstige vergaderingen gewoon is bijeen te komen 1) (Deuteronomy 28:15). En zij, terwijl zij de bode nog eens tot hem zond, zei, ten einde hem gerust te stellen, en een omstandiger verklaring aangaande hetgeen zij voorhad te ontwijken: Het zal wel zijn, 2) het is alles in orde, laat mij slechte begaan; hetgeen haar man dan ook deed, en haar een jongen met een ezelin van het veld toezond.

1) Wij zien uit deze plaats, dat niet alleen door de vromen, in het rijk van de tien stammen, de sabbatten en nieuwe maanfeesten door onthouding van alle arbeid gevierd werden (Amos 8:5), maar de profeten hun ook een vergoeding voor de tempeldienst in Jeruzalem en voor het Levitische priesterschap in hun persoon en de stichtelijke bijeenkomsten, door hen ingesteld, aanboden. Dit is het eerste begin van de latere synagogen of scholen..

2) In het Hebreeuws Schaloom. Letterlijk: Vrede is het, maar hier gebruikt, om hem wel geen bestemd antwoord te geven, maar toch zo een, wat hem van verder onderzoek deed afzien..

Vers 23

23. En hij zei, liet haar zeggen: Waarom gaat gij heden tot hem? het is geen nieuwe maan noch sabbat, waarop men bij de profeet op godsdienstige vergaderingen gewoon is bijeen te komen 1) (Deuteronomy 28:15). En zij, terwijl zij de bode nog eens tot hem zond, zei, ten einde hem gerust te stellen, en een omstandiger verklaring aangaande hetgeen zij voorhad te ontwijken: Het zal wel zijn, 2) het is alles in orde, laat mij slechte begaan; hetgeen haar man dan ook deed, en haar een jongen met een ezelin van het veld toezond.

1) Wij zien uit deze plaats, dat niet alleen door de vromen, in het rijk van de tien stammen, de sabbatten en nieuwe maanfeesten door onthouding van alle arbeid gevierd werden (Amos 8:5), maar de profeten hun ook een vergoeding voor de tempeldienst in Jeruzalem en voor het Levitische priesterschap in hun persoon en de stichtelijke bijeenkomsten, door hen ingesteld, aanboden. Dit is het eerste begin van de latere synagogen of scholen..

2) In het Hebreeuws Schaloom. Letterlijk: Vrede is het, maar hier gebruikt, om hem wel geen bestemd antwoord te geven, maar toch zo een, wat hem van verder onderzoek deed afzien..

Vers 25

25. Alzo ging zij heen en kwam tot de man Gods, op de berg Karmel. 1) En het geschiedde toen de man Gods, Elisa, haar van tegenover zag, reeds in de verte zag aankomen, dat hij tot Gehazi, zijn jongen, zei: Zie, daar is de Sunamitische.

1) Omdat de weg van Sunem tot aan de noordwestelijke helling van de berg Karmel, waarop het Elia's-klooster zich bevindt (1 Kings 18:20) 6 mijl bedraagt, en deze voor de tijdruimte, waarin deze gebeurtenis plaatsheeft, een veel te verre afstand schijnt te zijn, zo moet misschien ook hier aan de zuidoostelijke zijde van het gebergte el Mohraka gedacht worden, tot waar de Sunamitische slechts, uren had af te leggen. Misschien was die hoogte wel sinds de tijd, waarin Elia daar een offer gebracht had, een gewijde hoogte geworden, waarop bij gelegenheid van Sabbat- en nieuwe-maanfeesten, geregeld godsdienstige samenkomsten plaatshadden; of evenwel in 1:9vv. en 2:25 deze plek eveneens of wel die van het Elia's-klooster als schouwtoneel moet aangenomen worden, is niet te beslissen..

Vers 25

25. Alzo ging zij heen en kwam tot de man Gods, op de berg Karmel. 1) En het geschiedde toen de man Gods, Elisa, haar van tegenover zag, reeds in de verte zag aankomen, dat hij tot Gehazi, zijn jongen, zei: Zie, daar is de Sunamitische.

1) Omdat de weg van Sunem tot aan de noordwestelijke helling van de berg Karmel, waarop het Elia's-klooster zich bevindt (1 Kings 18:20) 6 mijl bedraagt, en deze voor de tijdruimte, waarin deze gebeurtenis plaatsheeft, een veel te verre afstand schijnt te zijn, zo moet misschien ook hier aan de zuidoostelijke zijde van het gebergte el Mohraka gedacht worden, tot waar de Sunamitische slechts, uren had af te leggen. Misschien was die hoogte wel sinds de tijd, waarin Elia daar een offer gebracht had, een gewijde hoogte geworden, waarop bij gelegenheid van Sabbat- en nieuwe-maanfeesten, geregeld godsdienstige samenkomsten plaatshadden; of evenwel in 1:9vv. en 2:25 deze plek eveneens of wel die van het Elia's-klooster als schouwtoneel moet aangenomen worden, is niet te beslissen..

Vers 26

26. Nu, loop toch haar tegemoet, en zeg tot haar: Is het wel met u? is het wel met uw man? is het wel met uw kind? want hij vermoedde reeds dat haar en haar huis een ongeluk moest overgekomen zijn, dat haar tot hem dreef. En zij zei tot Gehazi, wie zij haar geval niet wilde mededelen, voordat zij tot de man Gods gekomen was: Het is wel. 1)

1) Het is duidelijk, waarom zij tot Gehazi zei: Het is wel. Het doel van haar reis was toch niet de knecht, maar de profeet zelf. Had zij aan haar jongen gezegd (2 Kings 4:24), om niet op te houden eer zij het hem zou zeggen, zij wil zich ook niet door de knecht van Elisa doen ophouden. Had zij gezegd, hoe het bij haar thuis was, dan had dit de reis verlengd en een onnodig oponthoud gegeven. Zonder wellicht naar hem op te zien, altijd doorgaande, antwoordt zij nu kortaf.. Ook in dit antwoord had zij waarheid gesproken; want het stond volkomen goed met haar dode kind; want er was bij haar enige hoop, dat het haar door Elisa, tot des te groter vreugde van haar gehele huis, teruggegeven zou worden..

Vers 26

26. Nu, loop toch haar tegemoet, en zeg tot haar: Is het wel met u? is het wel met uw man? is het wel met uw kind? want hij vermoedde reeds dat haar en haar huis een ongeluk moest overgekomen zijn, dat haar tot hem dreef. En zij zei tot Gehazi, wie zij haar geval niet wilde mededelen, voordat zij tot de man Gods gekomen was: Het is wel. 1)

1) Het is duidelijk, waarom zij tot Gehazi zei: Het is wel. Het doel van haar reis was toch niet de knecht, maar de profeet zelf. Had zij aan haar jongen gezegd (2 Kings 4:24), om niet op te houden eer zij het hem zou zeggen, zij wil zich ook niet door de knecht van Elisa doen ophouden. Had zij gezegd, hoe het bij haar thuis was, dan had dit de reis verlengd en een onnodig oponthoud gegeven. Zonder wellicht naar hem op te zien, altijd doorgaande, antwoordt zij nu kortaf.. Ook in dit antwoord had zij waarheid gesproken; want het stond volkomen goed met haar dode kind; want er was bij haar enige hoop, dat het haar door Elisa, tot des te groter vreugde van haar gehele huis, teruggegeven zou worden..

Vers 27

27. Toen zij nu tot de man Gods op de berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi, menende dat zij de waardigheid van zijn heer te veel voorbij zag (Mark 10:13), trad toe om haar af te stoten. Maar de man Gods zei: Laat ze geworden, want haar ziel is, zoals uit de ontroering blijkt, die in haar gelaat en gebaren zichtbaar is, in haar bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor mij verborgen en mij niet door een openbaring van Zijn Geest in mijn binnenste verkondigd 1) wat haar drukt en kwelt (2 Kings 2:10); wij moeten dus wachten totdat zij zelf het ons bekend maakt.

1) God openbaart zijn knechten, de profeten, niet alle dingen, maar wel alles, wat nodig is, Zijn gehele raad aangaande de zaligheid van de mens. De oorzaak van deze droefheid werd niet bekend gemaakt aan de profeet, omdat de Heere wilde, dat hij die verstaan zou uit de mond van de vrouw zelf..

Vers 27

27. Toen zij nu tot de man Gods op de berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi, menende dat zij de waardigheid van zijn heer te veel voorbij zag (Mark 10:13), trad toe om haar af te stoten. Maar de man Gods zei: Laat ze geworden, want haar ziel is, zoals uit de ontroering blijkt, die in haar gelaat en gebaren zichtbaar is, in haar bitterlijk bedroefd, en de HEERE heeft het voor mij verborgen en mij niet door een openbaring van Zijn Geest in mijn binnenste verkondigd 1) wat haar drukt en kwelt (2 Kings 2:10); wij moeten dus wachten totdat zij zelf het ons bekend maakt.

1) God openbaart zijn knechten, de profeten, niet alle dingen, maar wel alles, wat nodig is, Zijn gehele raad aangaande de zaligheid van de mens. De oorzaak van deze droefheid werd niet bekend gemaakt aan de profeet, omdat de Heere wilde, dat hij die verstaan zou uit de mond van de vrouw zelf..

Vers 28

28. En zij, nu ook werkelijk de mond openende om te klagen, maar datgene wat haar op het hart lag slechts in zekere zin te kennen gevende, omdat zij aan het eind van haar met zoveel spoed aangevangen reis gekomen, in de zielsstemming van iemand verkeerde, wier hoop met vele twijfelingen te kampen had, zei: 1) Heb ik een zoon van mijn heer begeerd? Ik was reeds aan deze gedachte gewend geraakt, dat ons huwelijk onvruchtbaar zou blijven; hebt gij uit eigen beweging door uw bemiddeling bij God uitgewerkt, dat mij een zoon geschonken werd. Waarom hebt gij dan geen zorg gedragen, dat ik hem ook behield? Zei ik niet, toen gij het woord van de belofte (2 Kings 4:16) tot mij sprak: Bedrieg mij niet; nu is het gebeurd, ja, het is mij nog veel erger gegaan dan alsof uw woord nooit vervuld was.

1) Wat er eigenlijk was voorgevallen, meldt de diepbedroefde vrouw niet. Zo is haar hart overstelpt van droefheid. Zij veronderstelt, dat Elisa uit haar klacht wel begrijpen zal, wat er heeft plaatsgehad en terstond zal meegaan, om haar kind weer te doen herleven. Er is een grote overeenkomst tussen de gestalte van deze vrouw en die van Maria Magdalena bij het lege graf van de Heere. En de weg, die Elisa met haar houdt, heeft veel van die, welke de Heere met Maria heeft gehouden. Het is er de Heere en Elisa om te doen, om de aandacht alleen te bepalen bij de Almacht en Trouw van de Heere Heere. Beide werden opgeleid tot het geloof. Daarom zendt Elisa ook eerst Gehazi, opdat niet alleen deze, maar ook de vrouw zou verstaan, dat het niet lag aan de staf, noch aan de mens, maar dat God alleen machtig was, vreugde te scheppen te midden van droefheid en het gewaad van de lof te geven voor een benauwde geest. Elisa voelde terstond, wat die vrouw wil, waarom zij zich tot hem gespoed heeft. Hij wil en zal aan haar verlangen voldoen, maar op zo'n wijze, dat God en God alleen erdoor verheerlijkt wordt..

Vers 28

28. En zij, nu ook werkelijk de mond openende om te klagen, maar datgene wat haar op het hart lag slechts in zekere zin te kennen gevende, omdat zij aan het eind van haar met zoveel spoed aangevangen reis gekomen, in de zielsstemming van iemand verkeerde, wier hoop met vele twijfelingen te kampen had, zei: 1) Heb ik een zoon van mijn heer begeerd? Ik was reeds aan deze gedachte gewend geraakt, dat ons huwelijk onvruchtbaar zou blijven; hebt gij uit eigen beweging door uw bemiddeling bij God uitgewerkt, dat mij een zoon geschonken werd. Waarom hebt gij dan geen zorg gedragen, dat ik hem ook behield? Zei ik niet, toen gij het woord van de belofte (2 Kings 4:16) tot mij sprak: Bedrieg mij niet; nu is het gebeurd, ja, het is mij nog veel erger gegaan dan alsof uw woord nooit vervuld was.

1) Wat er eigenlijk was voorgevallen, meldt de diepbedroefde vrouw niet. Zo is haar hart overstelpt van droefheid. Zij veronderstelt, dat Elisa uit haar klacht wel begrijpen zal, wat er heeft plaatsgehad en terstond zal meegaan, om haar kind weer te doen herleven. Er is een grote overeenkomst tussen de gestalte van deze vrouw en die van Maria Magdalena bij het lege graf van de Heere. En de weg, die Elisa met haar houdt, heeft veel van die, welke de Heere met Maria heeft gehouden. Het is er de Heere en Elisa om te doen, om de aandacht alleen te bepalen bij de Almacht en Trouw van de Heere Heere. Beide werden opgeleid tot het geloof. Daarom zendt Elisa ook eerst Gehazi, opdat niet alleen deze, maar ook de vrouw zou verstaan, dat het niet lag aan de staf, noch aan de mens, maar dat God alleen machtig was, vreugde te scheppen te midden van droefheid en het gewaad van de lof te geven voor een benauwde geest. Elisa voelde terstond, wat die vrouw wil, waarom zij zich tot hem gespoed heeft. Hij wil en zal aan haar verlangen voldoen, maar op zo'n wijze, dat God en God alleen erdoor verheerlijkt wordt..

Vers 29

29. En hij, Elisa, terwijl hij zeer goed verstond wat de Sunamitische met haar korte, afgebroken klacht zeggen wilde, zei tot Gehazi, ofschoon hij reeds vooruit wist hoe weinig deze zou uitrichten: 1) Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga spoedig heen naar Sunem, als a) gij iemand vindt, groet hem niet, en als iemand u groet, antwoord hem niet; 2) en leg mijn staf op het aangezicht van de jongen, of gij hem daarmee uit de dood mocht opwekken.

a) Luke 10:4

1) Elisa vooronderstelde bij de vrouw de bijgelovige mening, als ware de kracht om wonderen te doen, op magische wijze aan zijn staf verbonden, en als zielzorger hield hij het voor zijn plicht, haar hart van verkeerde voorstellingen te zuiveren, en haar door de daad te overtuigen, dat hier alles op Gods genade en het echte geloof aankwam. Nu heeft hij wel de vrouw niet geheel en al verkeerd beoordeeld, hoewel deze later een verlicht en zuiver geloof doet blijken, veeleer is er veel verkeerds in het hart van de Sunamitische mede in het spel gekomen, toen zij zich zo haastig tot de man Gode begaf en hem op zo onstuimige toon haar leed klaagde; wel echter zou zij zich zeer spoedig van zekere verkeerdheden hebben laten genezen, zonder dat de ervaring in 2 Kings 4:31 vermeld nodig was. Daarentegen behoefde een ander, op wie Elisa's herderlijke bemoeiingen eveneens betrekking hadden, een zodanige beschamende ondervinding; wij menen Gehazi. Zo, dus dacht de lichtzinnige knaap, toen zijn heer hem met de staf wegzond, "zo draag ik dan toch eenmaal de scepter en ben koning", hij loopt bijna ademloos naar het stadje, en had hij het slechte durven doen, hij zou een ieder die hem tegenkwam, toegeroepen hebben: Komt met mij naar Sunem; daar zult gij wonderen zien..

2) Uit het slot van de vorige opmerking blijkt reeds de ene bedoeling van dit verbod; aan de ijdele en hovaardige gedachten van de dienaar van de profeet wordt een perk gezet, zodat ze geen wortel schieten, en daardoor nog meer smart op zijn hart uitoefenen. Bovendien had Elisa (en dit is de andere bedoeling bij zijn verbod) Gehazi, terwijl hij hem voor verstrooiing bewaarde, gelegenheid willen geven om tot zichzelf in te keren, en zich door gebed tot volvoering van zijn verheven last voor te bereiden, wanneer hij namelijk voor zo'n voorbereiding vatbaar, en niet zo'n lichtzinnige knaap geweest was. De verklaring, die een grond voor dit verbod alleen daarin zoekt, dat de Oosterlingen met wijdlopige begroetingen veel tijd verliezen, terwijl hier grote haast nodig was, vergenoegd zich met de schaal, in plaats van op de kern te letten..

Vers 29

29. En hij, Elisa, terwijl hij zeer goed verstond wat de Sunamitische met haar korte, afgebroken klacht zeggen wilde, zei tot Gehazi, ofschoon hij reeds vooruit wist hoe weinig deze zou uitrichten: 1) Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga spoedig heen naar Sunem, als a) gij iemand vindt, groet hem niet, en als iemand u groet, antwoord hem niet; 2) en leg mijn staf op het aangezicht van de jongen, of gij hem daarmee uit de dood mocht opwekken.

a) Luke 10:4

1) Elisa vooronderstelde bij de vrouw de bijgelovige mening, als ware de kracht om wonderen te doen, op magische wijze aan zijn staf verbonden, en als zielzorger hield hij het voor zijn plicht, haar hart van verkeerde voorstellingen te zuiveren, en haar door de daad te overtuigen, dat hier alles op Gods genade en het echte geloof aankwam. Nu heeft hij wel de vrouw niet geheel en al verkeerd beoordeeld, hoewel deze later een verlicht en zuiver geloof doet blijken, veeleer is er veel verkeerds in het hart van de Sunamitische mede in het spel gekomen, toen zij zich zo haastig tot de man Gode begaf en hem op zo onstuimige toon haar leed klaagde; wel echter zou zij zich zeer spoedig van zekere verkeerdheden hebben laten genezen, zonder dat de ervaring in 2 Kings 4:31 vermeld nodig was. Daarentegen behoefde een ander, op wie Elisa's herderlijke bemoeiingen eveneens betrekking hadden, een zodanige beschamende ondervinding; wij menen Gehazi. Zo, dus dacht de lichtzinnige knaap, toen zijn heer hem met de staf wegzond, "zo draag ik dan toch eenmaal de scepter en ben koning", hij loopt bijna ademloos naar het stadje, en had hij het slechte durven doen, hij zou een ieder die hem tegenkwam, toegeroepen hebben: Komt met mij naar Sunem; daar zult gij wonderen zien..

2) Uit het slot van de vorige opmerking blijkt reeds de ene bedoeling van dit verbod; aan de ijdele en hovaardige gedachten van de dienaar van de profeet wordt een perk gezet, zodat ze geen wortel schieten, en daardoor nog meer smart op zijn hart uitoefenen. Bovendien had Elisa (en dit is de andere bedoeling bij zijn verbod) Gehazi, terwijl hij hem voor verstrooiing bewaarde, gelegenheid willen geven om tot zichzelf in te keren, en zich door gebed tot volvoering van zijn verheven last voor te bereiden, wanneer hij namelijk voor zo'n voorbereiding vatbaar, en niet zo'n lichtzinnige knaap geweest was. De verklaring, die een grond voor dit verbod alleen daarin zoekt, dat de Oosterlingen met wijdlopige begroetingen veel tijd verliezen, terwijl hier grote haast nodig was, vergenoegd zich met de schaal, in plaats van op de kern te letten..

Vers 30

30. Maar de moeder van de jongen, met de dienaar van de profeet en diens staf alleen niet tevreden, omdat zij enkel op hem en zijn gebed haar vertrouwen gevestigd had, zei: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten 1) ik blijf bij u, totdat gij in eigen persoon met mij meegaat! Hij, Elisa, stond dan op en volgde haar na, omdat hij toch alle reden had om zich over een zo verlicht en standvastig geloof te verheugen.

1) Een voor God wenende en treurende, en met haar zuchtende en van begeerte pleitende ziel laat zich niet gemakkelijk afwijzen, maar is gereed om, zoals vroeger de Patriarchen, met een nederige vrijmoedigheid te zeggen: Ik kan, ik mag, ik zal u niet laten gaan..

Hieruit blijkt wel, dat zij geen grote verwachting had van Gehazi; de man Gods, de opvolger van Elia moet zij hebben. Echter, ook van de man Gods moet zij afgebracht worden, om te genieten, dat de Heere, die haar dat kind had gegeven, het haar ook alleen kon teruggeven.. 31. Gehazi nu was voor hun aangezicht doorgegaan, kwam vroeger dan zij te Sunem aan; en hij legde de staf op het aangezicht van de jongen; maar er was geen stem, noch opmerking, de dode gaf geen geluid, noch enig bewijs van weer teruggekeerd leven. Zo keerde hij, Gehazi, verlegen over het mislukken van zijn proefneming om de knaap op te wekken, weer hem tegemoet een gedeelte van de weg, die hij gekomen was, totdat hij zich weer in de nabijheid van de profeet bevond, en bracht hem boodschap, zeggende: De jongen is, niettegenstaande ik overeenkomstig uw aanwijzing uw staf op zijn aangezicht heb gelegd, niet ontwaakt. 1)

1) Nee, de staven van de mannen van God doen het niet; de zaak is wat men daarachter kan plaatsen. Een wonderstaf is het gebed, de bezwering in Jezus' naam, het beroep van het geloof op het een of ander Goddelijk beloftewoord, hoe dikwijls heeft het werk van de hel daarvoor de wijk genomen, zijn bergen daardoor verplaatst en zeeën gedeeld! Ja, de wereld gehoorzaamt het wenken van zo'n staf als maar het geloof die hanteert; maar als daarvoor vormen of klanken in de plaats komen, gekunstelde vertoning in plaats van geloof, dan ziet men karikaturen van het heilige, belachelijke Gehazi-tonelen. Heb geloof, zij het ook maar als een mosterdzaad, en alles is u onderworpen; speel de gelovige, en wees een meester in dat spel, als een beschaamde dwaas verlaat gij het toneel..

Vers 30

30. Maar de moeder van de jongen, met de dienaar van de profeet en diens staf alleen niet tevreden, omdat zij enkel op hem en zijn gebed haar vertrouwen gevestigd had, zei: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten 1) ik blijf bij u, totdat gij in eigen persoon met mij meegaat! Hij, Elisa, stond dan op en volgde haar na, omdat hij toch alle reden had om zich over een zo verlicht en standvastig geloof te verheugen.

1) Een voor God wenende en treurende, en met haar zuchtende en van begeerte pleitende ziel laat zich niet gemakkelijk afwijzen, maar is gereed om, zoals vroeger de Patriarchen, met een nederige vrijmoedigheid te zeggen: Ik kan, ik mag, ik zal u niet laten gaan..

Hieruit blijkt wel, dat zij geen grote verwachting had van Gehazi; de man Gods, de opvolger van Elia moet zij hebben. Echter, ook van de man Gods moet zij afgebracht worden, om te genieten, dat de Heere, die haar dat kind had gegeven, het haar ook alleen kon teruggeven.. 31. Gehazi nu was voor hun aangezicht doorgegaan, kwam vroeger dan zij te Sunem aan; en hij legde de staf op het aangezicht van de jongen; maar er was geen stem, noch opmerking, de dode gaf geen geluid, noch enig bewijs van weer teruggekeerd leven. Zo keerde hij, Gehazi, verlegen over het mislukken van zijn proefneming om de knaap op te wekken, weer hem tegemoet een gedeelte van de weg, die hij gekomen was, totdat hij zich weer in de nabijheid van de profeet bevond, en bracht hem boodschap, zeggende: De jongen is, niettegenstaande ik overeenkomstig uw aanwijzing uw staf op zijn aangezicht heb gelegd, niet ontwaakt. 1)

1) Nee, de staven van de mannen van God doen het niet; de zaak is wat men daarachter kan plaatsen. Een wonderstaf is het gebed, de bezwering in Jezus' naam, het beroep van het geloof op het een of ander Goddelijk beloftewoord, hoe dikwijls heeft het werk van de hel daarvoor de wijk genomen, zijn bergen daardoor verplaatst en zeeën gedeeld! Ja, de wereld gehoorzaamt het wenken van zo'n staf als maar het geloof die hanteert; maar als daarvoor vormen of klanken in de plaats komen, gekunstelde vertoning in plaats van geloof, dan ziet men karikaturen van het heilige, belachelijke Gehazi-tonelen. Heb geloof, zij het ook maar als een mosterdzaad, en alles is u onderworpen; speel de gelovige, en wees een meester in dat spel, als een beschaamde dwaas verlaat gij het toneel..

Vers 33

33. Zo ging hij in de kamer, zonder iemand als getuige met zich te nemen, en a) sloot de deur voor hen beiden, voor zich en de dode, toe; en bad tot de HEERE1) (1 Kings 17:21).

a) Matthew 6:6

1) Dood en duivel, maakt u thans tot de strijd gereed! Hier is meer dan Gehazi, meer dan een houten staf, meer dan een leeg formuliergeprevel. Hier is hij, die op het Woord van de Almachtige en op Zijn arm vertrouwt; hier de kracht van het geloof, dat bergen verzet en de wonderdadige adem van het gebed..

Vers 33

33. Zo ging hij in de kamer, zonder iemand als getuige met zich te nemen, en a) sloot de deur voor hen beiden, voor zich en de dode, toe; en bad tot de HEERE1) (1 Kings 17:21).

a) Matthew 6:6

1) Dood en duivel, maakt u thans tot de strijd gereed! Hier is meer dan Gehazi, meer dan een houten staf, meer dan een leeg formuliergeprevel. Hier is hij, die op het Woord van de Almachtige en op Zijn arm vertrouwt; hier de kracht van het geloof, dat bergen verzet en de wonderdadige adem van het gebed..

Vers 34

34. En hij, 1)Elisa, klom op het bed, en legde zich neer op het kind, en leggende zijn mond op zijn mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde zich over hem uit. 2) En het vlees van het kind werd warm, ten gevolge van de levenskracht, die van zijn lichaam, dat met de Heilige Geest vervuld was, op het kind overging.

1) Deze opwekking van de dode knaap door Elisa heeft veel overeenkomst met de door Elia volbrachte opwekking van een dode (1 Kings 17:20vv.), maar onderscheidt zich hier, wat aard en wijze van haar totstandbrenging betreft, zo duidelijk van die, dat men reeds daaruit kan opmaken, hoe Elisa niet de dubbele macht van Elia's Geest heeft bezeten. Weliswaar strekte zich Elia driemaal over het dode kind uit, maar op zijn gebed keerde dan ook terstond de dode in het leven terug, terwijl bij Elisa de herleving trapsgewijze tot stand wordt gebracht..

2) Deze manipulaties (bewegingen met het lichaam) van de profeet hebben vele, zelfs gelovige, uitleggers verleid hier aan een door de kracht van het dierlijk magnetisme bewerkte levendmaking te denken. Maar door het dierlijk magnetisme is nog geen dode opgewekt; een schijndood te veronderstellen, wordt door de duidelijke tekstwoorden tegengesproken.. 35. Daarna kwam hij terug, 1) stond hij weer op van het bed, om nieuwe kracht tot het verdere werk uit God te putten, en wandelde in het huis, in de kamer, eens hierheen, en eens daarheen, eens heen en weer, biddende en met de Heere worstelende, en klom ten tweeden male weer op het bed, en breidde zich als voorheen over hem uit; a) en de jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen, na volkomen in het leven teruggekeerd, zijn ogen open.

a) 1 Kings 17:21; 2 Kings 8:1 Acts 20:10

1) Beter: Daarna keerde hij zich om. Niet op eenmaal kwam het leven in het kind. Wel werd het bij de eerste maal warm, maar het herleefde nog niet. Hiermee had God voor, om de profeet en daarna de vrouw te doen verstaan, dat de herleving zou gebeuren, niet omwille van de mens, maar om Zijnentwille. Zoals Elia tot zevenmaal moest smeken om regen, zo ook moest Elisa herhaaldelijk de Heere aanroepen, om het leven van dit kind. Dat hij zich uitbreidde over het kind, diende tot teken, dat hij als het ware zijn leven stelde in de plaats van het leven van de dode..

Vers 34

34. En hij, 1)Elisa, klom op het bed, en legde zich neer op het kind, en leggende zijn mond op zijn mond, en zijn ogen op zijn ogen, en zijn handen op zijn handen, breidde zich over hem uit. 2) En het vlees van het kind werd warm, ten gevolge van de levenskracht, die van zijn lichaam, dat met de Heilige Geest vervuld was, op het kind overging.

1) Deze opwekking van de dode knaap door Elisa heeft veel overeenkomst met de door Elia volbrachte opwekking van een dode (1 Kings 17:20vv.), maar onderscheidt zich hier, wat aard en wijze van haar totstandbrenging betreft, zo duidelijk van die, dat men reeds daaruit kan opmaken, hoe Elisa niet de dubbele macht van Elia's Geest heeft bezeten. Weliswaar strekte zich Elia driemaal over het dode kind uit, maar op zijn gebed keerde dan ook terstond de dode in het leven terug, terwijl bij Elisa de herleving trapsgewijze tot stand wordt gebracht..

2) Deze manipulaties (bewegingen met het lichaam) van de profeet hebben vele, zelfs gelovige, uitleggers verleid hier aan een door de kracht van het dierlijk magnetisme bewerkte levendmaking te denken. Maar door het dierlijk magnetisme is nog geen dode opgewekt; een schijndood te veronderstellen, wordt door de duidelijke tekstwoorden tegengesproken.. 35. Daarna kwam hij terug, 1) stond hij weer op van het bed, om nieuwe kracht tot het verdere werk uit God te putten, en wandelde in het huis, in de kamer, eens hierheen, en eens daarheen, eens heen en weer, biddende en met de Heere worstelende, en klom ten tweeden male weer op het bed, en breidde zich als voorheen over hem uit; a) en de jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen, na volkomen in het leven teruggekeerd, zijn ogen open.

a) 1 Kings 17:21; 2 Kings 8:1 Acts 20:10

1) Beter: Daarna keerde hij zich om. Niet op eenmaal kwam het leven in het kind. Wel werd het bij de eerste maal warm, maar het herleefde nog niet. Hiermee had God voor, om de profeet en daarna de vrouw te doen verstaan, dat de herleving zou gebeuren, niet omwille van de mens, maar om Zijnentwille. Zoals Elia tot zevenmaal moest smeken om regen, zo ook moest Elisa herhaaldelijk de Heere aanroepen, om het leven van dit kind. Dat hij zich uitbreidde over het kind, diende tot teken, dat hij als het ware zijn leven stelde in de plaats van het leven van de dode..

Vers 36

36. En hij riep Gehazi, die buiten voor de deur op de bevelen van zijn meester stond te wachten, en zei: Roep deze Sunamitische. En hij, Gehazi, riep ze, en zij kwam tot hem, tot de profeet in de kamer, en hij zei: Neem uw zoon op,1) zoals gij geloofd hebt, zo is het gebeurd: wij hebben een God, die helpt; de Heere Heere redt van de dood (Psalms 68:21 Psalms 68:21).

1) O, sterk geloof van deze Sunamitische, dat ongezien de aanhoudende blijken van de dood van het kind, haar de moed niet deed ontzinken, maar haar hart opbeurde door een levendige hoop en verwachting, dat het in het leven hersteld zou worden, ofschoon dit natuurlijkerwijze onmogelijk was. De oneindige goedheid van de Almachtige zal eerder de wetten van de natuur verbreken, dan toelaten, dat een waarachtig en verzekerd geloof teleur wordt gesteld..

Vers 36

36. En hij riep Gehazi, die buiten voor de deur op de bevelen van zijn meester stond te wachten, en zei: Roep deze Sunamitische. En hij, Gehazi, riep ze, en zij kwam tot hem, tot de profeet in de kamer, en hij zei: Neem uw zoon op,1) zoals gij geloofd hebt, zo is het gebeurd: wij hebben een God, die helpt; de Heere Heere redt van de dood (Psalms 68:21 Psalms 68:21).

1) O, sterk geloof van deze Sunamitische, dat ongezien de aanhoudende blijken van de dood van het kind, haar de moed niet deed ontzinken, maar haar hart opbeurde door een levendige hoop en verwachting, dat het in het leven hersteld zou worden, ofschoon dit natuurlijkerwijze onmogelijk was. De oneindige goedheid van de Almachtige zal eerder de wetten van de natuur verbreken, dan toelaten, dat een waarachtig en verzekerd geloof teleur wordt gesteld..

Vers 37

37. Zo kwam zij, en viel voor zijn voeten, en boog zich in diepe eerbied voor de man Gods, met wie de Heer zo klaarblijkelijk was, ter aarde; en zij nam haar zoon op, en ging uit. 1)

1) Waarheen? men vermoedt het wel, maar men kan haar ditmaal niet volgen; de geschiedenis sluit het kamertje achter haar toe. Wij wandelen met zachte tred daar voorbij: wij horen daar binnen een snikken, zo het schijnt, dan van vreugde, dan van schaamte, en afgebroken woorden klinken daar doorheen, woorden van hulde, lof en dank. O, wij laten de onuitsprekelijk getroffene alleen! Aan de voeten van de Heere is zij met haar kind neergezonken; zij vernieuwt haar overgave aan de God van haar heil; zij wijdt Hem haar kind als Zijn eeuwig eigendom toe; zij legt haar alles aan de voeten van de troon neer. Heilig, betekenisvol ogenblik! Maar vooruit, vooruit! in dit ogenblik mogen wij haar niet beluisteren; verheugen wij ons echter dat de Heere Zijn naam onder de mensenkinderen verheerlijkt, en dat Zijn goedheid eeuwig duurt over degenen, wier naam Hij eenmaal in het boek des levens geschreven heeft..

Zie aangaande de latere voorvallen in het leven van deze vrouw: 8:1-2. De oude kerkvaders hebben echter in deze geschiedenis een voorstelling van diepzinnige geestelijke waarheden gezien. Zoals Elisa zijn dienstknecht met de staf vooruit zendt zo heeft Christus ook Mozes met de Wet vooruit gezonden; de Wet had evenwel geen macht om de dode zondaars levend te maken; Christus zelf heeft moeten komen, Zich met onze natuur verenigen en ons door Zijn Goddelijke kracht verwarmen en weer levend maken..

2 Kings 4:38-2 Kings 4:44. Twee andere wonderen hebben betrekking op het levensonderhoud van de profetenjongeren te GilGalaten Ten eerste: als Elisa in een tijd van duurte zijn jongeren daar van een zeker gerecht laat voorzien. Wanneer deze spijs ongezond blijkt te zijn, weet Elisa daaraan de schadelijke werking te ontnemen. Ten tweede: wanneer de door een man uit Bal-Salisa gebrachte eerstelingsgave voor de 100 profetenjongeren niet genoeg schijnt te zijn, verkondigt hij in de kracht van Gods Geest, dat deze geringe voorraad zo door de Heere gezegend zal worden, dat niet alleen allen daarmee verzadigd zullen worden, maar er ook nog iets over blijft.

Vers 37

37. Zo kwam zij, en viel voor zijn voeten, en boog zich in diepe eerbied voor de man Gods, met wie de Heer zo klaarblijkelijk was, ter aarde; en zij nam haar zoon op, en ging uit. 1)

1) Waarheen? men vermoedt het wel, maar men kan haar ditmaal niet volgen; de geschiedenis sluit het kamertje achter haar toe. Wij wandelen met zachte tred daar voorbij: wij horen daar binnen een snikken, zo het schijnt, dan van vreugde, dan van schaamte, en afgebroken woorden klinken daar doorheen, woorden van hulde, lof en dank. O, wij laten de onuitsprekelijk getroffene alleen! Aan de voeten van de Heere is zij met haar kind neergezonken; zij vernieuwt haar overgave aan de God van haar heil; zij wijdt Hem haar kind als Zijn eeuwig eigendom toe; zij legt haar alles aan de voeten van de troon neer. Heilig, betekenisvol ogenblik! Maar vooruit, vooruit! in dit ogenblik mogen wij haar niet beluisteren; verheugen wij ons echter dat de Heere Zijn naam onder de mensenkinderen verheerlijkt, en dat Zijn goedheid eeuwig duurt over degenen, wier naam Hij eenmaal in het boek des levens geschreven heeft..

Zie aangaande de latere voorvallen in het leven van deze vrouw: 8:1-2. De oude kerkvaders hebben echter in deze geschiedenis een voorstelling van diepzinnige geestelijke waarheden gezien. Zoals Elisa zijn dienstknecht met de staf vooruit zendt zo heeft Christus ook Mozes met de Wet vooruit gezonden; de Wet had evenwel geen macht om de dode zondaars levend te maken; Christus zelf heeft moeten komen, Zich met onze natuur verenigen en ons door Zijn Goddelijke kracht verwarmen en weer levend maken..

2 Kings 4:38-2 Kings 4:44. Twee andere wonderen hebben betrekking op het levensonderhoud van de profetenjongeren te GilGalaten Ten eerste: als Elisa in een tijd van duurte zijn jongeren daar van een zeker gerecht laat voorzien. Wanneer deze spijs ongezond blijkt te zijn, weet Elisa daaraan de schadelijke werking te ontnemen. Ten tweede: wanneer de door een man uit Bal-Salisa gebrachte eerstelingsgave voor de 100 profetenjongeren niet genoeg schijnt te zijn, verkondigt hij in de kracht van Gods Geest, dat deze geringe voorraad zo door de Heere gezegend zal worden, dat niet alleen allen daarmee verzadigd zullen worden, maar er ook nog iets over blijft.

Vers 38

38. Toen nu Elisa, tijdens een rondreis gedurende welke hij jaarlijks meermalen de profetenscholen bezocht, weer te Gilgal, in het gebergte van Efraïm, waar zich een dergelijke school bevond ( 2:1), kwam, zo was er honger in dat land, een zevenjarige droogte van 890 tot 884 v. Chr., waarvan in 8:1vv. verder gesproken zal worden, en de zonen van de profeten zaten voor zijn aangezicht, aan zijn voeten (Acts 22:3), en lieten zich door hem, hun meester en leraar, in Gods woord onderrichten, en hij zei, na geëindigd onderwijs, om zijn jongeren nu ook naar het lichaam te verzorgen,1) (Mark 8:1vv.) tot zijn jongen, waarschijnlijk niet Gehazi (2 Kings 4:12vv.), maar de profetenjongen, die juist op deze dag in de profetenschool te Gilgal dienst deed: Zet de grote, tot voedsel voor de gehele school voldoende pot aan het vuur, en zied (of kook) een gerecht van moes voor de zonen van de profeten.

1) Dit voorval gebeurt zeker in de gemeenschappelijke verzamelplaats, die misschien tegelijk als leer- en eetzaal dient..

Vers 38

38. Toen nu Elisa, tijdens een rondreis gedurende welke hij jaarlijks meermalen de profetenscholen bezocht, weer te Gilgal, in het gebergte van Efraïm, waar zich een dergelijke school bevond ( 2:1), kwam, zo was er honger in dat land, een zevenjarige droogte van 890 tot 884 v. Chr., waarvan in 8:1vv. verder gesproken zal worden, en de zonen van de profeten zaten voor zijn aangezicht, aan zijn voeten (Acts 22:3), en lieten zich door hem, hun meester en leraar, in Gods woord onderrichten, en hij zei, na geëindigd onderwijs, om zijn jongeren nu ook naar het lichaam te verzorgen,1) (Mark 8:1vv.) tot zijn jongen, waarschijnlijk niet Gehazi (2 Kings 4:12vv.), maar de profetenjongen, die juist op deze dag in de profetenschool te Gilgal dienst deed: Zet de grote, tot voedsel voor de gehele school voldoende pot aan het vuur, en zied (of kook) een gerecht van moes voor de zonen van de profeten.

1) Dit voorval gebeurt zeker in de gemeenschappelijke verzamelplaats, die misschien tegelijk als leer- en eetzaal dient..

Vers 39

39. Toen ging een ander uit de leerlingen, aan wie de zorg voor de proviand was opgedragen, uit in het veld om moeskruiden, eigenlijk groente: kool, augurken, te lezen, en hij vond een wilde wijnstok of ranken, een gewas aan een wijnstok gelijk, en las daarvan zijn kleed vol wilde kolokwinten 1) (Exodus 12:34); en kwam, en sneed ze in de moespot, zonder aan de schadelijke uitwerking van dit voedsel te denken, want zij, de profetenjongeren kenden ze, deze kolokwinten, niet, zodat geen van hen het hem belette.

1) Vele uitleggers Winer e.a. denken hier aan de wilde, zogenaamde ezels-augurken; zij zijn eivormig, een vinger lang, ongeveer een duim dik, hebben een bittere smaak en barsten, wanneer zij rijp zijn, bij de minste aanraking open; het gebruik daarvan veroorzaakt sterke ontlasting en kan de dood tot gevolg hebben. De Septuaginta en Vulgaat verstaan daaronder kolokwinten, die eveneens tot het geslacht van de augurken behoren, hun ranken over de grond uitbreiden, ronde, gele vruchten dragen, van de omvang van een grote sinaasappel; ook zij zijn bitter, brengen koliek teweeg, tasten de zenuwen aan en kunnen in zekere hoeveelheid gegeten, werkelijk de dood veroorzaken..

De vertaling van de Septuaginta en Vulgaat is de beste. 40. Daarna schepten zij de nu reeds gekookte spijs voor de mannen op om te eten; en het geschiedde toen zij aten van die moes, dat zij riepen, verschrikt door de onbeschrijfelijk bittere smaak en in de mening, dat zij met een vergiftigende, doodaanbrengende vrucht te doen hadden, en zeiden: Man Gods, de dood is in de pot, 1) dat is een hoogst schadelijke spijs, die wij niet eten kunnen, zonder dat zij ons de dood aanbrengt. En zij konden hetwegens de bittere smaak niet eten.

1) Van waar, zoals de grondtekst duidelijk aangeeft, deze uitroep van hevige schrik? De tegenstelling was zo groot. Ook de profetenzonen deelden in de druk van de hongersnood. Nu hadden zij door Elisa een heerlijk maal, dachten zij, en ziet opeens staat de dood door vergiftiging hen voor ogen. De zegen veranderd in een vloek. In plaats van het leven de dood. De Heere zou echter tonen, dat ook dit geval moest dienen, om het vertrouwen in Hem te versterken en het gezag van zijn knecht te vermeerderen..

Vers 39

39. Toen ging een ander uit de leerlingen, aan wie de zorg voor de proviand was opgedragen, uit in het veld om moeskruiden, eigenlijk groente: kool, augurken, te lezen, en hij vond een wilde wijnstok of ranken, een gewas aan een wijnstok gelijk, en las daarvan zijn kleed vol wilde kolokwinten 1) (Exodus 12:34); en kwam, en sneed ze in de moespot, zonder aan de schadelijke uitwerking van dit voedsel te denken, want zij, de profetenjongeren kenden ze, deze kolokwinten, niet, zodat geen van hen het hem belette.

1) Vele uitleggers Winer e.a. denken hier aan de wilde, zogenaamde ezels-augurken; zij zijn eivormig, een vinger lang, ongeveer een duim dik, hebben een bittere smaak en barsten, wanneer zij rijp zijn, bij de minste aanraking open; het gebruik daarvan veroorzaakt sterke ontlasting en kan de dood tot gevolg hebben. De Septuaginta en Vulgaat verstaan daaronder kolokwinten, die eveneens tot het geslacht van de augurken behoren, hun ranken over de grond uitbreiden, ronde, gele vruchten dragen, van de omvang van een grote sinaasappel; ook zij zijn bitter, brengen koliek teweeg, tasten de zenuwen aan en kunnen in zekere hoeveelheid gegeten, werkelijk de dood veroorzaken..

De vertaling van de Septuaginta en Vulgaat is de beste. 40. Daarna schepten zij de nu reeds gekookte spijs voor de mannen op om te eten; en het geschiedde toen zij aten van die moes, dat zij riepen, verschrikt door de onbeschrijfelijk bittere smaak en in de mening, dat zij met een vergiftigende, doodaanbrengende vrucht te doen hadden, en zeiden: Man Gods, de dood is in de pot, 1) dat is een hoogst schadelijke spijs, die wij niet eten kunnen, zonder dat zij ons de dood aanbrengt. En zij konden hetwegens de bittere smaak niet eten.

1) Van waar, zoals de grondtekst duidelijk aangeeft, deze uitroep van hevige schrik? De tegenstelling was zo groot. Ook de profetenzonen deelden in de druk van de hongersnood. Nu hadden zij door Elisa een heerlijk maal, dachten zij, en ziet opeens staat de dood door vergiftiging hen voor ogen. De zegen veranderd in een vloek. In plaats van het leven de dood. De Heere zou echter tonen, dat ook dit geval moest dienen, om het vertrouwen in Hem te versterken en het gezag van zijn knecht te vermeerderen..

Vers 41

41. Maar hij, Elisa, zei: Brengt dan meel; 1) en hij wierp het 2) in de pot, en hij zei tot de jongen, die de dis van het nodige verzorgde (2 Kings 4:38): Schep voor het volk van de honderd profetenzonen (2 Kings 4:43) op, dat zij, zonder iets te vrezen te hebben, eten. Toen was er niets kwaads in de pot; de bittere smaak was niet slechts verdwenen, ook de schadelijke werking was weggenomen.

a) Exodus 15:25

1) Het spreekt vanzelf, dat het meel de bitterheid en schadelijkheid van het kolokwintengerecht slechte enigszins kon wegnemen; dat het die geheel en al wegneemt is een dergelijk wonder, evenals toen ( 2:19vv.) het slechte water in Jericho door zout gezond gemaakt werd; het uitwendige middel komt meer als zinnebeeld in aanmerking, dan dat daarin zelf de kracht tot zekere werking zou gelegen hebben. Een levend God is de Heere Heere, die met de krachten van hemel en aarde beide doet wat Hij wil. Geen ding in de wereld heeft een absolute (onbepaald werkzame) kracht; wie zal met beslistheid zeggen: dit werkt dat, en dit bewerkt weer wat anders. Alles werkt in ieder bijzonder geval uit wat het moet. God heeft zich meer dan het werkeloze opzienersambt over de dingen buiten Hem voorbehouden; Hij grijpt vrij en werkzaam daarin, verandert krachten, wetten en eigenschappen naar Zijn welbehagen..

In welke mate kan zelfs de onbeduidendste stof in kracht en werking verhoogd worden, wanneer een woord van God zich daarmee verbindt! Dan is een schaal zout genoeg om eee gehele streek land voor het ontzettende van een verdorring te bewaren ( 2:19vv.); een houtsplinter maakt een Mara-bron zoet en drinkbaar (Exodus 15:23vv.); een weinig met speeksel vochtig gemaakt slijk geeft aan de blindgeborene het gezicht (Mark 8:22vv.); een dropje olie geeft aan de stervende zieke de gezondheid terug (Mark 6:13 James 5:14 James 5:14). De geneeskracht van ieder medicijn hangt toch daarvan af, dat een ingrediënt (bestanddeel of inmengsel) niet ontbreekt, de uit te spreken zegen van God; zonder deze is het meest doordachte recept een schrijffout; komt het zegenend woord daarbij, dan komt het zoveel op het substraat (het aangewende middel) niet aan. Een schaal helder water doet dezelfde dienst als het kostelijkste mengsel of de krachtigste drank.. 42. En er kwam, enigentijd nadat de vorige geschiedenis had plaats gehad, maar toch ook tijdens een duurte (2 Kings 4:38), toen Elisa zich opnieuw in de profetenschool te Gilgal ophield, een man van Bal-Salisa, een plaats in het land Salisa, de streek ten westen van Gilgal (1 Samuel 6:4), en bracht de man Gods broden van de eerstelingen, zoals naar het gebod (Numbers 18:13; Deuteronomy 18:4vv.) eigenlijk de priesters gebracht moesten worden, maar in het rijk van de tien stammen door de trouwe dienaars van de Heere aan de profeten en hun scholen werden geleverd; hij bracht twintig gerstebroden, en groene aren in haar hulzen door de hitte gedroogd (Leviticus 2:14); en hij, Elisa, zei tot de profetenjongen, die op die dag de dienst had te verrichten: Geef aan het volk, het gezelschap van mijn jongeren hier in deze zaal (2 Kings 4:41), dat zij eten.

Het voedsel, dat aan de profetenjongeren in deze tijd van nood ten deel viel, was slechts voor een maaltijd genoeg, en meer niet. God legde hun een diëet op en verzorgde ze schotelsgewijs, niet met zakken of manden vol (Vergelijk de vierde bede van het volmaakte gebed)..

Vers 41

41. Maar hij, Elisa, zei: Brengt dan meel; 1) en hij wierp het 2) in de pot, en hij zei tot de jongen, die de dis van het nodige verzorgde (2 Kings 4:38): Schep voor het volk van de honderd profetenzonen (2 Kings 4:43) op, dat zij, zonder iets te vrezen te hebben, eten. Toen was er niets kwaads in de pot; de bittere smaak was niet slechts verdwenen, ook de schadelijke werking was weggenomen.

a) Exodus 15:25

1) Het spreekt vanzelf, dat het meel de bitterheid en schadelijkheid van het kolokwintengerecht slechte enigszins kon wegnemen; dat het die geheel en al wegneemt is een dergelijk wonder, evenals toen ( 2:19vv.) het slechte water in Jericho door zout gezond gemaakt werd; het uitwendige middel komt meer als zinnebeeld in aanmerking, dan dat daarin zelf de kracht tot zekere werking zou gelegen hebben. Een levend God is de Heere Heere, die met de krachten van hemel en aarde beide doet wat Hij wil. Geen ding in de wereld heeft een absolute (onbepaald werkzame) kracht; wie zal met beslistheid zeggen: dit werkt dat, en dit bewerkt weer wat anders. Alles werkt in ieder bijzonder geval uit wat het moet. God heeft zich meer dan het werkeloze opzienersambt over de dingen buiten Hem voorbehouden; Hij grijpt vrij en werkzaam daarin, verandert krachten, wetten en eigenschappen naar Zijn welbehagen..

In welke mate kan zelfs de onbeduidendste stof in kracht en werking verhoogd worden, wanneer een woord van God zich daarmee verbindt! Dan is een schaal zout genoeg om eee gehele streek land voor het ontzettende van een verdorring te bewaren ( 2:19vv.); een houtsplinter maakt een Mara-bron zoet en drinkbaar (Exodus 15:23vv.); een weinig met speeksel vochtig gemaakt slijk geeft aan de blindgeborene het gezicht (Mark 8:22vv.); een dropje olie geeft aan de stervende zieke de gezondheid terug (Mark 6:13 James 5:14 James 5:14). De geneeskracht van ieder medicijn hangt toch daarvan af, dat een ingrediënt (bestanddeel of inmengsel) niet ontbreekt, de uit te spreken zegen van God; zonder deze is het meest doordachte recept een schrijffout; komt het zegenend woord daarbij, dan komt het zoveel op het substraat (het aangewende middel) niet aan. Een schaal helder water doet dezelfde dienst als het kostelijkste mengsel of de krachtigste drank.. 42. En er kwam, enigentijd nadat de vorige geschiedenis had plaats gehad, maar toch ook tijdens een duurte (2 Kings 4:38), toen Elisa zich opnieuw in de profetenschool te Gilgal ophield, een man van Bal-Salisa, een plaats in het land Salisa, de streek ten westen van Gilgal (1 Samuel 6:4), en bracht de man Gods broden van de eerstelingen, zoals naar het gebod (Numbers 18:13; Deuteronomy 18:4vv.) eigenlijk de priesters gebracht moesten worden, maar in het rijk van de tien stammen door de trouwe dienaars van de Heere aan de profeten en hun scholen werden geleverd; hij bracht twintig gerstebroden, en groene aren in haar hulzen door de hitte gedroogd (Leviticus 2:14); en hij, Elisa, zei tot de profetenjongen, die op die dag de dienst had te verrichten: Geef aan het volk, het gezelschap van mijn jongeren hier in deze zaal (2 Kings 4:41), dat zij eten.

Het voedsel, dat aan de profetenjongeren in deze tijd van nood ten deel viel, was slechts voor een maaltijd genoeg, en meer niet. God legde hun een diëet op en verzorgde ze schotelsgewijs, niet met zakken of manden vol (Vergelijk de vierde bede van het volmaakte gebed)..

Vers 43

43. Maar zijn dienaar, die niet begreep hoe een zo betrekkelijk geringe voorraad voor de gezamenlijke profetenjongeren voldoende zou zijn, zei: a) Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten? En hij zei: Geef, zoals ik gesproken heb, aan het volk, dat zij eten, zonder u verder te bekommeren. Want, zo zegt de HEERE: b) Men zal eten, en ook nog overhouden. 1)

a) John 6:9 b) John 6:11

1) De profeet weet, dat hij met een wonderdoend God te doen heeft. Hij weet, dat men niet de kracht van het brood zal ondervinden, maar die van Hem, Wiens zegen de voedende kracht in het brood legt. Ook door dit geval wil Elisa het geloof van zijn leerlingen versterken in de Heere, de God van Israël, en het grote onderscheid doen zien tussen de levende God, die spreekt en het is er, die gebiedt en het staat er, en de afgoden..

Vers 43

43. Maar zijn dienaar, die niet begreep hoe een zo betrekkelijk geringe voorraad voor de gezamenlijke profetenjongeren voldoende zou zijn, zei: a) Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten? En hij zei: Geef, zoals ik gesproken heb, aan het volk, dat zij eten, zonder u verder te bekommeren. Want, zo zegt de HEERE: b) Men zal eten, en ook nog overhouden. 1)

a) John 6:9 b) John 6:11

1) De profeet weet, dat hij met een wonderdoend God te doen heeft. Hij weet, dat men niet de kracht van het brood zal ondervinden, maar die van Hem, Wiens zegen de voedende kracht in het brood legt. Ook door dit geval wil Elisa het geloof van zijn leerlingen versterken in de Heere, de God van Israël, en het grote onderscheid doen zien tussen de levende God, die spreekt en het is er, die gebiedt en het staat er, en de afgoden..

Vers 44

44. Zo zette hij, de dienaar, zonder zich langer te bedenken, het hun voor, en zij aten; en zij hielden nog over, naar het door Elisa gesproken woord van de HEERE.

Het typische (voorbeeldende) in Elisa's leven, persoon en tijd, komt steeds duidelijker voor de dag; en hoe langer hoe minder kunnen wij daarin de stempel van het Nieuwe Testament miskennen. Zo verheven als de met deze geschiedenis overeenkomende geschiedenis van het Nieuwe Testament (Matthew 15:32vv. John 6:5vv.) is nu deze wel niet, omdat zij tot haar in verbinding staat als een zacht v r-akkoord tot de volle symfonie, of zoals een enkele halm tot een gehele schoof; desalniettemin de halm draagt ook zijn vrucht. Openen wij slechts de aar met enige behoedzaamheid; wij zullen ervoor beloond worden en in menig korenkorreltje blijvende vertroosting inzamelen..

Het doel van de mededeling van deze geschiedenis is dus niet om nog een wonder van Elisa te berichten maar om te tonen, hoe de Heere voor Zijn dienaren zorgde en hun dat beschikte, wat in de Wet aan de Levitische priesters, was toegewezen, die volgens Deuteronomy 18:4vv. en Numbers 18:13 de eerstelingen van koren, most en olie moest hebben..

Vers 44

44. Zo zette hij, de dienaar, zonder zich langer te bedenken, het hun voor, en zij aten; en zij hielden nog over, naar het door Elisa gesproken woord van de HEERE.

Het typische (voorbeeldende) in Elisa's leven, persoon en tijd, komt steeds duidelijker voor de dag; en hoe langer hoe minder kunnen wij daarin de stempel van het Nieuwe Testament miskennen. Zo verheven als de met deze geschiedenis overeenkomende geschiedenis van het Nieuwe Testament (Matthew 15:32vv. John 6:5vv.) is nu deze wel niet, omdat zij tot haar in verbinding staat als een zacht v r-akkoord tot de volle symfonie, of zoals een enkele halm tot een gehele schoof; desalniettemin de halm draagt ook zijn vrucht. Openen wij slechts de aar met enige behoedzaamheid; wij zullen ervoor beloond worden en in menig korenkorreltje blijvende vertroosting inzamelen..

Het doel van de mededeling van deze geschiedenis is dus niet om nog een wonder van Elisa te berichten maar om te tonen, hoe de Heere voor Zijn dienaren zorgde en hun dat beschikte, wat in de Wet aan de Levitische priesters, was toegewezen, die volgens Deuteronomy 18:4vv. en Numbers 18:13 de eerstelingen van koren, most en olie moest hebben..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Kings 4". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-kings-4.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile