Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Esther 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 9

Esther 9:1.

DER JODEN VERDEDIGING EN HET DAAROP INGESTELDE VREUGDEFEEST.

II. Esther 9:1-Esther 9:19. Op den bepaalden dag ontbrandt de lang voorbereide strijd. De Joden, ondersteund door de koninklijke beambten, richten een groot bloedbad onder hun vijanden, de aanhangers van Haman's gezindheid, aan; zij raken echter het vermogen der vermoorden niet aan. De koning brengt aan Esther het bericht van het getal der in Susan vermoorden en vraagt haar naar hare verdere wensen. Nu verzoekt zij, dat ook de 14de Adar toegestaan worde tot vermoording van de nog overige vijanden in Susan, en dat Haman's vermoorde zonen openlijk aan de galg opgehangen worden. Van daar kwam het, dat de Joden in de steden den 15den Adar, de Joden op het land den 14den als vreugdefeest vierden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 9

Esther 9:1.

DER JODEN VERDEDIGING EN HET DAAROP INGESTELDE VREUGDEFEEST.

II. Esther 9:1-Esther 9:19. Op den bepaalden dag ontbrandt de lang voorbereide strijd. De Joden, ondersteund door de koninklijke beambten, richten een groot bloedbad onder hun vijanden, de aanhangers van Haman's gezindheid, aan; zij raken echter het vermogen der vermoorden niet aan. De koning brengt aan Esther het bericht van het getal der in Susan vermoorden en vraagt haar naar hare verdere wensen. Nu verzoekt zij, dat ook de 14de Adar toegestaan worde tot vermoording van de nog overige vijanden in Susan, en dat Haman's vermoorde zonen openlijk aan de galg opgehangen worden. Van daar kwam het, dat de Joden in de steden den 15den Adar, de Joden op het land den 14den als vreugdefeest vierden.

Vers 1

1. In de twaalfde maand nu (dezelve is de maand Adar) op den dertienden dag van deze (in den loop der maand Maart), toen des konings woord en zijne wet nabij gekomen was, dat men het doen zou, toen de bepaalde tijd gekomen was, waarop de Joden zouden omgebracht worden, ten dage, als de vijanden der Joden, degenen, die van ene even Gode vijandige gezindheid waren als Haman, en het recht om de Joden om te brengen niet wilden opgeven, hoopten over hen te heersen 1), hen te overweldigen, zo is het omgekeerd, door Gods wonderbare hulp, want de Joden heersten zelven over hun haters.

1) Hieruit blijkt het zo duidelijk, dat de vijandschap niet van de zijde der Joden kwam, maar van de aanhangers en bondgenoten van Haman.

Hadden de vijanden zich stil gehouden, niet aan het bevel van Haman voldaan, zo waren ook zij niet gedood geworden. En er bestond voor hen alle reden, om zich stil te houden, dewijl zij wisten, dat niet meer Haman, maar Mordechai eerste Minister was en de wet, door laatstgenoemde uitgevaardigd, in naam des konings, in alle landschappen was bekend geworden.

Wat de Joden deden was een kampen voor eigen leven en dat der hunnen.

Vers 1

1. In de twaalfde maand nu (dezelve is de maand Adar) op den dertienden dag van deze (in den loop der maand Maart), toen des konings woord en zijne wet nabij gekomen was, dat men het doen zou, toen de bepaalde tijd gekomen was, waarop de Joden zouden omgebracht worden, ten dage, als de vijanden der Joden, degenen, die van ene even Gode vijandige gezindheid waren als Haman, en het recht om de Joden om te brengen niet wilden opgeven, hoopten over hen te heersen 1), hen te overweldigen, zo is het omgekeerd, door Gods wonderbare hulp, want de Joden heersten zelven over hun haters.

1) Hieruit blijkt het zo duidelijk, dat de vijandschap niet van de zijde der Joden kwam, maar van de aanhangers en bondgenoten van Haman.

Hadden de vijanden zich stil gehouden, niet aan het bevel van Haman voldaan, zo waren ook zij niet gedood geworden. En er bestond voor hen alle reden, om zich stil te houden, dewijl zij wisten, dat niet meer Haman, maar Mordechai eerste Minister was en de wet, door laatstgenoemde uitgevaardigd, in naam des konings, in alle landschappen was bekend geworden.

Wat de Joden deden was een kampen voor eigen leven en dat der hunnen.

Vers 2

2. Want de Joden vergaderden zich op den 13den Adar tot gezamenlijke verdediging in hun steden, in al de landschappen van den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, die hun verderf zochten, en hen in dodelijken haat aanvielen; en niemand bestond voor hen 1), want hunlieder schrik was op al die volken gevallen, zodat zij verschrikt waren en spoedig bezweken (Esther 8:17 ).

1) Laat ons uit hun voorbeeld leren vast te staan in een geest, en met n gemoed, te zamen worstelende tegen de vijanden onzer zielen, die het er op toeleggen om ons te beroven van ons geloof, dat dierbaarder dan ons leven is. De kerk is ontzaglijk, gelijk een leger met banieren, wanneer hare bestuurders en leden nauw aan elkaar verbonden zijn, onder den Heere der verlossing, om de vijanden te weerstaan.. 3. En ook nog ene uitwendige omstandigheid droeg tot deze wonderbare overwinning bij, al de oversten der landschappen, en de stadhouders, en landvoogden, en die het werk des konings deden, die een koninklijk ambt hadden, verhieven 1) de Joden, ondersteunden hen, hetzij door soldaten, hetzij door allerlei voordelen in wapenen en gunstige plaatsen: want de vreze van Mordechai, den machtigsten eersten minister des rijks, was op hen gevallen.

1) In het Hebreeën Menasch'im. Beter: Ondersteunden (letterlijk: waren ondersteunende). De reden waarom, wordt onmiddellijk opgegeven, n.l. omdat de vrees voor Mordechai op hen was gevallen. Mordechai had zulk een groten invloed bij het Perzische hof bekomen, dat de Oversten en de stadhouders en de landvoogden niets tegen zijn wil durfden doen, ja, om bij hem in het gevlei te komen, nu ook zijne volksgenoten ondersteunden tegen hun vijanden.

Zo wist God de zaken geheel om te keren, zodat niet de Joden, maar de vijandige heidenen ten onder werden gebracht.

Vers 2

2. Want de Joden vergaderden zich op den 13den Adar tot gezamenlijke verdediging in hun steden, in al de landschappen van den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen, die hun verderf zochten, en hen in dodelijken haat aanvielen; en niemand bestond voor hen 1), want hunlieder schrik was op al die volken gevallen, zodat zij verschrikt waren en spoedig bezweken (Esther 8:17 ).

1) Laat ons uit hun voorbeeld leren vast te staan in een geest, en met n gemoed, te zamen worstelende tegen de vijanden onzer zielen, die het er op toeleggen om ons te beroven van ons geloof, dat dierbaarder dan ons leven is. De kerk is ontzaglijk, gelijk een leger met banieren, wanneer hare bestuurders en leden nauw aan elkaar verbonden zijn, onder den Heere der verlossing, om de vijanden te weerstaan.. 3. En ook nog ene uitwendige omstandigheid droeg tot deze wonderbare overwinning bij, al de oversten der landschappen, en de stadhouders, en landvoogden, en die het werk des konings deden, die een koninklijk ambt hadden, verhieven 1) de Joden, ondersteunden hen, hetzij door soldaten, hetzij door allerlei voordelen in wapenen en gunstige plaatsen: want de vreze van Mordechai, den machtigsten eersten minister des rijks, was op hen gevallen.

1) In het Hebreeën Menasch'im. Beter: Ondersteunden (letterlijk: waren ondersteunende). De reden waarom, wordt onmiddellijk opgegeven, n.l. omdat de vrees voor Mordechai op hen was gevallen. Mordechai had zulk een groten invloed bij het Perzische hof bekomen, dat de Oversten en de stadhouders en de landvoogden niets tegen zijn wil durfden doen, ja, om bij hem in het gevlei te komen, nu ook zijne volksgenoten ondersteunden tegen hun vijanden.

Zo wist God de zaken geheel om te keren, zodat niet de Joden, maar de vijandige heidenen ten onder werden gebracht.

Vers 4

4. Want Mordechai was groot in het huis des konings, en zijn gerucht ging uit door alle landschappen; want die man, Mordechai, werd doorgaans groter.

Vers 4

4. Want Mordechai was groot in het huis des konings, en zijn gerucht ging uit door alle landschappen; want die man, Mordechai, werd doorgaans groter.

Vers 5

5. De Joden nu sloegen op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en der doding, en der verderving; die gene zwaarden hadden, sloegen hun vijanden met stokken en knotsen neer, en zij deden met hun haters naar hun welbehagen.

Vers 5

5. De Joden nu sloegen op al hun vijanden, met den slag des zwaards, en der doding, en der verderving; die gene zwaarden hadden, sloegen hun vijanden met stokken en knotsen neer, en zij deden met hun haters naar hun welbehagen.

Vers 6

6. En in den burcht Susan hebben de Joden gedood en omgebracht vijf honderd mannen, als rond getal genomen.

Vers 6

6. En in den burcht Susan hebben de Joden gedood en omgebracht vijf honderd mannen, als rond getal genomen.

Vers 7

7. En Parsandatha, en Dalfon, en Asfata,

Vers 7

7. En Parsandatha, en Dalfon, en Asfata,

Vers 8

8. En Poratha, en Adalia, en Aridatha,

Vers 8

8. En Poratha, en Adalia, en Aridatha,

Vers 10

10. De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den vijand der Joden, deze, die de gezindheid huns vaders geërfd hadden, en den overigen vijanden van Mordechai en van de Joden tot leidslieden gediend hadden,doodden zij: maar zij sloegen hun handen niet aan den door 1), aan de goederen der gedoden, hoewel zij daartoe de koninklijke toestemming hadden.

1) Niet zonder een bepaald doel wordt het driemalen (vgl. Esther 9:15, Esther 9:16) meegedeeld, dat de Joden in de gestrengste tegenstelling tegen de gezindheid van Haman, die zich den te verwachten buit vooruit liet geven, hun handen aan de goederen der verslagenen niet gelegd hebben.

Want hun doel was niet zich te verrijken met de bezittingen der heidenen, maar enkel en alleen hun leven te beschermen. De heidenen moesten later niet kunnen zeggen, dat zij hen beroofd hadden, maar het moest voor vriend en vijand zo duidelijk mogelijk uitkomen, dat het alles ging, om de gevolgen van den haat en de gramschap van Haman te voorkomen.

Ook valt het op, dat wij nergens lezen, dat de vrouwen en kinderen werden gedood Had Haman gezegevierd, dan was er van de Joden niemand overgebleven, geen kunne of geslacht was gespaard.

Het volk der belofte handelt geheel anders. Het voerde den strijd Gods en de vijanden ondervinden, dat nooit God, de Heere, ongestraft laat, wat ten kwade tegen Zijn volk wordt begonnen.

Vers 10

10. De tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den vijand der Joden, deze, die de gezindheid huns vaders geërfd hadden, en den overigen vijanden van Mordechai en van de Joden tot leidslieden gediend hadden,doodden zij: maar zij sloegen hun handen niet aan den door 1), aan de goederen der gedoden, hoewel zij daartoe de koninklijke toestemming hadden.

1) Niet zonder een bepaald doel wordt het driemalen (vgl. Esther 9:15, Esther 9:16) meegedeeld, dat de Joden in de gestrengste tegenstelling tegen de gezindheid van Haman, die zich den te verwachten buit vooruit liet geven, hun handen aan de goederen der verslagenen niet gelegd hebben.

Want hun doel was niet zich te verrijken met de bezittingen der heidenen, maar enkel en alleen hun leven te beschermen. De heidenen moesten later niet kunnen zeggen, dat zij hen beroofd hadden, maar het moest voor vriend en vijand zo duidelijk mogelijk uitkomen, dat het alles ging, om de gevolgen van den haat en de gramschap van Haman te voorkomen.

Ook valt het op, dat wij nergens lezen, dat de vrouwen en kinderen werden gedood Had Haman gezegevierd, dan was er van de Joden niemand overgebleven, geen kunne of geslacht was gespaard.

Het volk der belofte handelt geheel anders. Het voerde den strijd Gods en de vijanden ondervinden, dat nooit God, de Heere, ongestraft laat, wat ten kwade tegen Zijn volk wordt begonnen.

Vers 11

11. Ten zelven dage, in den loop van den 13den Adar, kwam voor den koning werd hem meegedeeld het getal der gedoden op den burcht Susan.

Vers 11

11. Ten zelven dage, in den loop van den 13den Adar, kwam voor den koning werd hem meegedeeld het getal der gedoden op den burcht Susan.

Vers 12

12. En de koning zei tot de koningin Esther: Te Susan op den burcht hebben de Joden gedood en omgebracht vijf honderd mannen en de tien zonen van Haman, wat hebben zij al in de andere landschappen des konings gedaan! Hoe groot zal wel het getal van al de gedoden zijn! Wat is nu uwe bede? en het zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek? het zal geschieden 1), zo gij nog iets te verzoeken hebt, het zal u niet geweigerd worden.

1) Men heeft er zich over verwonderd, dat Ahasveros zo zorgeloos was bij het neervellen van zo vele Perzen. Maar hoeveel van de sterkst bevestigde gebeurtenissen, welke uit de geschiedenis van enen ouderen of lateren tiran verhaald worden, zouden in twijfel kunnen getrokken worden, wanneer men niets wilde geloven, waarover men zich met recht zou moeten verwonderen? Men bedenke slechts, dat Ahasveros juist op dezen tijd tegen Haman en alles, wat met hem in verband stond, enen dodelijken haat had opgevat, daarentegen Esther en Mordechai zeer genegen was. Zulk ene hartstochtelijkheid en zinsverbijstering, als waarvoor een tiran, een lichtvaardig mens van de soort van Ahasveros vatbaar was, zou wel niemand kunnen schilderen. Bovendien kon hij zich gemakkelijk met de gedachte tevreden stellen, dat de Perzen, die door de Joden gedood werden uit eigen beweging in het gevaar gelopen waren.

Vers 12

12. En de koning zei tot de koningin Esther: Te Susan op den burcht hebben de Joden gedood en omgebracht vijf honderd mannen en de tien zonen van Haman, wat hebben zij al in de andere landschappen des konings gedaan! Hoe groot zal wel het getal van al de gedoden zijn! Wat is nu uwe bede? en het zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek? het zal geschieden 1), zo gij nog iets te verzoeken hebt, het zal u niet geweigerd worden.

1) Men heeft er zich over verwonderd, dat Ahasveros zo zorgeloos was bij het neervellen van zo vele Perzen. Maar hoeveel van de sterkst bevestigde gebeurtenissen, welke uit de geschiedenis van enen ouderen of lateren tiran verhaald worden, zouden in twijfel kunnen getrokken worden, wanneer men niets wilde geloven, waarover men zich met recht zou moeten verwonderen? Men bedenke slechts, dat Ahasveros juist op dezen tijd tegen Haman en alles, wat met hem in verband stond, enen dodelijken haat had opgevat, daarentegen Esther en Mordechai zeer genegen was. Zulk ene hartstochtelijkheid en zinsverbijstering, als waarvoor een tiran, een lichtvaardig mens van de soort van Ahasveros vatbaar was, zou wel niemand kunnen schilderen. Bovendien kon hij zich gemakkelijk met de gedachte tevreden stellen, dat de Perzen, die door de Joden gedood werden uit eigen beweging in het gevaar gelopen waren.

Vers 13

13. Toen zei Esther, die door Mordechai wel vernomen had, dat er nog vele bittere vijanden der Joden en aanhangers van Haman waren, die slechts ene gelegenheid zochten om het volk Gods leed aan te doen: Dunkt het den koning goed, men late het woord ook morgen doorgaan en den Joden, die te Susan zijn, toe, te doen naar het gebod van heden, zoals het heden geschied is, en men hange de tien zonen van Haman aan de galg, ten teken voor de vijanden, die nog niet verootmoedigd zijn, en opdat het openlijk bekend worde, dat de koning zelf hen heeft laten ombrengen.

Volgens de getuigenissen van Herodotus was het in Perzië gewoonte, de lichamen der ter dood gebrachten nog aan het hout te nagelen.

Vers 13

13. Toen zei Esther, die door Mordechai wel vernomen had, dat er nog vele bittere vijanden der Joden en aanhangers van Haman waren, die slechts ene gelegenheid zochten om het volk Gods leed aan te doen: Dunkt het den koning goed, men late het woord ook morgen doorgaan en den Joden, die te Susan zijn, toe, te doen naar het gebod van heden, zoals het heden geschied is, en men hange de tien zonen van Haman aan de galg, ten teken voor de vijanden, die nog niet verootmoedigd zijn, en opdat het openlijk bekend worde, dat de koning zelf hen heeft laten ombrengen.

Volgens de getuigenissen van Herodotus was het in Perzië gewoonte, de lichamen der ter dood gebrachten nog aan het hout te nagelen.

Vers 14

14. Toen zei de koning, dat men alzo doen zou; en er werd een gebod gegeven te Susan 1), voor den strijd op den 14den, even als op den 13den Adar, en men hing de tien zonen van Haman op aan ene galg, opdat hun eerloosheid te meer zou uitkomen.

1) Dit gebod zag niet op het hangen aan het hout van Hamans zonen, maar op het feit, dat ook op den veertienden de Joden vrijheid kregen, zich tegen hun vijanden te verzetten. In verband met het verzoek, om Hamans zonen aan het hout te hangen, oordelen we, dat wat Esther nu verzoekt, niet is een zich verdedigen tegen de vijanden, maar een opsporen en onschadelijk maken van hen, die in Susan het met Haman hadden gehouden. Geen wraakzucht bezielde haar, maar zij deed dit, opdat er geen tweede Haman weer zou opstaan en opdat al zijne handlangers en vrienden werden gedood.

Wellicht dat er reeds weer plannen waren beraamd, om Mordechai in ongenade bij den koning te brengen. En voor goed moest elk pogen, om Mordechai en zijn volk leed aan te doen, worden voorkomen.

Vers 14

14. Toen zei de koning, dat men alzo doen zou; en er werd een gebod gegeven te Susan 1), voor den strijd op den 14den, even als op den 13den Adar, en men hing de tien zonen van Haman op aan ene galg, opdat hun eerloosheid te meer zou uitkomen.

1) Dit gebod zag niet op het hangen aan het hout van Hamans zonen, maar op het feit, dat ook op den veertienden de Joden vrijheid kregen, zich tegen hun vijanden te verzetten. In verband met het verzoek, om Hamans zonen aan het hout te hangen, oordelen we, dat wat Esther nu verzoekt, niet is een zich verdedigen tegen de vijanden, maar een opsporen en onschadelijk maken van hen, die in Susan het met Haman hadden gehouden. Geen wraakzucht bezielde haar, maar zij deed dit, opdat er geen tweede Haman weer zou opstaan en opdat al zijne handlangers en vrienden werden gedood.

Wellicht dat er reeds weer plannen waren beraamd, om Mordechai in ongenade bij den koning te brengen. En voor goed moest elk pogen, om Mordechai en zijn volk leed aan te doen, worden voorkomen.

Vers 16

16. De overige Joden nu, die in de landschappen des konings waren, vergaderden, opdat zij stonden voor hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij doodden onder hun haters, onder degenen, die hen van hun leven wilden beroven, vijf en zeventig duizend, maar zij sloegen hun hand niet aan den door.

Vers 16

16. De overige Joden nu, die in de landschappen des konings waren, vergaderden, opdat zij stonden voor hun leven, en rust hadden van hun vijanden, en zij doodden onder hun haters, onder degenen, die hen van hun leven wilden beroven, vijf en zeventig duizend, maar zij sloegen hun hand niet aan den door.

Vers 17

17. Dit geschiedde op den dertienden dag der maand Adar; en op den veertienden daarvan rustten zij, de overige Joden, en zij maakten reeds dezelve dag tot enen dag der gemeenschappelijke maaltijden en der vreugde.

Vers 17

17. Dit geschiedde op den dertienden dag der maand Adar; en op den veertienden daarvan rustten zij, de overige Joden, en zij maakten reeds dezelve dag tot enen dag der gemeenschappelijke maaltijden en der vreugde.

Vers 18

18. En de Joden, die te Susan waren, vergaderden op den dertienden daarvan, der maand Adar, en op den veertienden daarvan, van die maand, om hun vijanden tegen te staan, en zij rustten op den vijftienden daarvan, en zij maakten dezelve tot enen dag der maaltijden en der vreugde.

Vers 18

18. En de Joden, die te Susan waren, vergaderden op den dertienden daarvan, der maand Adar, en op den veertienden daarvan, van die maand, om hun vijanden tegen te staan, en zij rustten op den vijftienden daarvan, en zij maakten dezelve tot enen dag der maaltijden en der vreugde.

Vers 19

19. Daarom maakten en maken de Joden van de dorpen, en die in de dorpsteden, in de vlekken woonden en wonen, enen anderen dag dan die in de grotere steden, dan in Susan, Jeruzalem, enz., namelijk den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en maaltijden, en enen vrolijken dag, en der zending van delen aan elkaar, een dag waarop men elkaar geschenken zond, vooral van de rijkeren aan de armen, opdat ieder zich zou kunnen verheugen (vgl. Nehemiah 8:10,Nehemiah 8:12).

20.

III. Esther 9:20-Esther 9:28. Nadat de geschiedenis van de redding des volks ten einde is, wordt nu verklaard, hoe het gedenkfeest van deze grote gebeurtenis, ten gevolge van een schrijven van Mordechai aan alle Joden, als een nieuw feest voor alle volgende geslachten is ingevoerd en algemeen erkend.

Vers 19

19. Daarom maakten en maken de Joden van de dorpen, en die in de dorpsteden, in de vlekken woonden en wonen, enen anderen dag dan die in de grotere steden, dan in Susan, Jeruzalem, enz., namelijk den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en maaltijden, en enen vrolijken dag, en der zending van delen aan elkaar, een dag waarop men elkaar geschenken zond, vooral van de rijkeren aan de armen, opdat ieder zich zou kunnen verheugen (vgl. Nehemiah 8:10,Nehemiah 8:12).

20.

III. Esther 9:20-Esther 9:28. Nadat de geschiedenis van de redding des volks ten einde is, wordt nu verklaard, hoe het gedenkfeest van deze grote gebeurtenis, ten gevolge van een schrijven van Mordechai aan alle Joden, als een nieuw feest voor alle volgende geslachten is ingevoerd en algemeen erkend.

Vers 20

20. En Mordechai beschreef deze geschiedenissen, de gebeurtenissen der laatste dagen, en hij zond brieven met deze beschrijving aan al de Joden 1), die in al de landschappen van den koning Ahasveros waren, dien, die nabij, en dien, die verre waren.

1) Dit betekent dus niet, dat hij dit Boek heeft beschreven, maar alleen de geschiedenis, hier vermeld, schreef hij aan de verschillende Joden in de verschillende landschappen met het doel, dat van nu voortaan elk jaar op den veertienden en vijftienden van de maand Adar het Purimfeest zou worden gevierd.

Vers 20

20. En Mordechai beschreef deze geschiedenissen, de gebeurtenissen der laatste dagen, en hij zond brieven met deze beschrijving aan al de Joden 1), die in al de landschappen van den koning Ahasveros waren, dien, die nabij, en dien, die verre waren.

1) Dit betekent dus niet, dat hij dit Boek heeft beschreven, maar alleen de geschiedenis, hier vermeld, schreef hij aan de verschillende Joden in de verschillende landschappen met het doel, dat van nu voortaan elk jaar op den veertienden en vijftienden van de maand Adar het Purimfeest zou worden gevierd.

Vers 21

21. Met het doel, om over hen te bevestigen 1), om het tot ene vaste bepaling te maken, dat zij zouden onderhouden den veertienden dag der maand Adar en den vijftiende dag daarvan in alle en ieder jaar.

1) In het Hebreeën Lekajeem aleehem. Beter: om op hen als verplichting te leggen, d.i. om als verplichting voor hen vast te stellen. Als eerste Minister van den Perzischen koning achtte Mordechai zich gerechtigd, om den Joden, als onderdanen van Perzië, te verplichten, den dag der verlossing als feestdag te vieren. Bij koninklijk besluit werd dus deze dag als feestdag vastgesteld. In Esther 9:23 lezen we, dat de Joden gehoorzaamheid beloven.

Vers 21

21. Met het doel, om over hen te bevestigen 1), om het tot ene vaste bepaling te maken, dat zij zouden onderhouden den veertienden dag der maand Adar en den vijftiende dag daarvan in alle en ieder jaar.

1) In het Hebreeën Lekajeem aleehem. Beter: om op hen als verplichting te leggen, d.i. om als verplichting voor hen vast te stellen. Als eerste Minister van den Perzischen koning achtte Mordechai zich gerechtigd, om den Joden, als onderdanen van Perzië, te verplichten, den dag der verlossing als feestdag te vieren. Bij koninklijk besluit werd dus deze dag als feestdag vastgesteld. In Esther 9:23 lezen we, dat de Joden gehoorzaamheid beloven.

Vers 22

22. Naar de dagen, in welke de Joden tot rust gekomen waren van hun vijanden, en de maand, die hun veranderd was van droefenis in blijdschap, en van rouw in een vrolijken dag, dat zij die dagen maken zouden tot dagen der maaltijden, en der vreugde, en der zending van delen, van geschenken aan elkaar, en in `t bijzonder der gaven aan de armen.

Hun gemeenschappelijk gevaar en de gemeenschappelijke redding opende hun harten voor wederkerige vriendelijkheid. Hoe veel te meer betaamt het, dat onze gemeenschappelijke redding door Christus van onze algemene ellende de harten der Christenen aan elkaar verbindt! Wij waren allen ingewikkeld in de schuld en het verderf door de zonde, en dezelfde zonde was de bron van ellende voor ons allen. Wij Christenen zijn allen gekocht door hetzelfde dierbaar bloed; wij allen zijn behouden door dezelfden Almachtigen arm. Dat onze gemeenschappelijke vreugde in de redding door Christus ons overvloedig make in wederkeerde liefde. Indien wij doordrongen zijn van de liefde van Christus, zullen wij dan niet allen liefhebben, die de voorwerpen zijn van dezelfde buitengewone rijkdommen van genade? Elke uitdrukking van goddelijke goedheid jegens ons is ene nieuwe verplichting, die op ons gelegd is om goed te doen, vooral aan hen, die het meest onze hulp behoeven. De verlossing door Christus verplicht ons om milddadig te zijn (2 Corinthians 8:9)..

Vers 22

22. Naar de dagen, in welke de Joden tot rust gekomen waren van hun vijanden, en de maand, die hun veranderd was van droefenis in blijdschap, en van rouw in een vrolijken dag, dat zij die dagen maken zouden tot dagen der maaltijden, en der vreugde, en der zending van delen, van geschenken aan elkaar, en in `t bijzonder der gaven aan de armen.

Hun gemeenschappelijk gevaar en de gemeenschappelijke redding opende hun harten voor wederkerige vriendelijkheid. Hoe veel te meer betaamt het, dat onze gemeenschappelijke redding door Christus van onze algemene ellende de harten der Christenen aan elkaar verbindt! Wij waren allen ingewikkeld in de schuld en het verderf door de zonde, en dezelfde zonde was de bron van ellende voor ons allen. Wij Christenen zijn allen gekocht door hetzelfde dierbaar bloed; wij allen zijn behouden door dezelfden Almachtigen arm. Dat onze gemeenschappelijke vreugde in de redding door Christus ons overvloedig make in wederkeerde liefde. Indien wij doordrongen zijn van de liefde van Christus, zullen wij dan niet allen liefhebben, die de voorwerpen zijn van dezelfde buitengewone rijkdommen van genade? Elke uitdrukking van goddelijke goedheid jegens ons is ene nieuwe verplichting, die op ons gelegd is om goed te doen, vooral aan hen, die het meest onze hulp behoeven. De verlossing door Christus verplicht ons om milddadig te zijn (2 Corinthians 8:9)..

Vers 23

23. En de Joden namen aan om voortaan te doen, wat zij begonnen hadden op den 14den en 15den Adar, en dat Mordechai aan hen geschreven had 1), en waarvan het volgende de korte inhoud is:

1) Dus werden de eerste en de laatste maanden van het jaar gevierd, om gedachtenis te houden, wegens de verleden maanden en dagen, waarin God Zijn volk verlost en bewaard had. Men stelde hier twee dankdagen en oordeelde dezelve niet te veel, om God, wegens zo groot een heil, te loven en te verheerlijken.

Merk hier op, dat niet de dagen, op welke de Joden tegen hun vijanden streden, maar die, op welke zij na de behaalde zege rustten, tot dank- en feestdagen geheiligd werden. Dus werd ook de Sabbat niet ingesteld op dien dag, wanneer God Zijn werk voltooid had, maar op dien, dien Hij ter Zijner rust had geschikt.. 24. Omdat Haman, de zoon van Hammedatha, den Agagiet, aller Joden vijand, tegen de Joden boze plannen gedacht had, namelijk hen om te brengen; en dat hij het Pur, dat is, het lot, had geworpen, om te weten den tijd geschikt om hen te verslaan en om hen om te brengen.

Vers 23

23. En de Joden namen aan om voortaan te doen, wat zij begonnen hadden op den 14den en 15den Adar, en dat Mordechai aan hen geschreven had 1), en waarvan het volgende de korte inhoud is:

1) Dus werden de eerste en de laatste maanden van het jaar gevierd, om gedachtenis te houden, wegens de verleden maanden en dagen, waarin God Zijn volk verlost en bewaard had. Men stelde hier twee dankdagen en oordeelde dezelve niet te veel, om God, wegens zo groot een heil, te loven en te verheerlijken.

Merk hier op, dat niet de dagen, op welke de Joden tegen hun vijanden streden, maar die, op welke zij na de behaalde zege rustten, tot dank- en feestdagen geheiligd werden. Dus werd ook de Sabbat niet ingesteld op dien dag, wanneer God Zijn werk voltooid had, maar op dien, dien Hij ter Zijner rust had geschikt.. 24. Omdat Haman, de zoon van Hammedatha, den Agagiet, aller Joden vijand, tegen de Joden boze plannen gedacht had, namelijk hen om te brengen; en dat hij het Pur, dat is, het lot, had geworpen, om te weten den tijd geschikt om hen te verslaan en om hen om te brengen.

Vers 25

25. Maar als zij 1), de zaak van Haman, voor den koning gekomen was, heeft hij a) door brieven bevolen, dat zijne Haman's boze gedachte, die hij gedacht had over de Joden, op zijn eigen hoofd zou wederkeren, en men heeft hem en zijne zonen aan de galg gehangen tot een eeuwige schande.

a) Esther 8:8.

1) Zij. Velen menen, dat onder zij Esther moet worden verstaan, doch geheel ten onrechte. Van Esther is hier geen sprake. Onder zij is de gehele zaak te verstaan, n.l. de boze plannen van Haman, waarvan in Esther 9:24 sprake is. Toen deze zaak, dat is de bedoeling van den Schrijver, voor den koning gekomen was. De grondtekst geeft dit ook duidelijk aan.

Vers 25

25. Maar als zij 1), de zaak van Haman, voor den koning gekomen was, heeft hij a) door brieven bevolen, dat zijne Haman's boze gedachte, die hij gedacht had over de Joden, op zijn eigen hoofd zou wederkeren, en men heeft hem en zijne zonen aan de galg gehangen tot een eeuwige schande.

a) Esther 8:8.

1) Zij. Velen menen, dat onder zij Esther moet worden verstaan, doch geheel ten onrechte. Van Esther is hier geen sprake. Onder zij is de gehele zaak te verstaan, n.l. de boze plannen van Haman, waarvan in Esther 9:24 sprake is. Toen deze zaak, dat is de bedoeling van den Schrijver, voor den koning gekomen was. De grondtekst geeft dit ook duidelijk aan.

Vers 26

26. Daarom noemt men die dagen Purim, van den Perzischen naam van dat Pur, hetwelk Haman tot verdelging van het volk Gods geworpen had. Hierom, van wege al de woorden van dien brief (Esther 9:20), en hetgeen zij zelven daarvan, van die zaak gezien hadden, en wat tot hen overgekomen was 1), wat hen onmiddellijk getroffen had;

1) Om twee redenen werd nu het feest voorgesteld, n omdat Mordechai hen zulks bevolen had, n omdat zij de zaak zelf mee doorleefd hadden. Daarom waren zij te gewilliger, hoewel niet een Goddelijk bevel in deze tot hen gekomen was, om die dagen als feestdagen, als dagen der vreugde voortaan te houden.

Vers 26

26. Daarom noemt men die dagen Purim, van den Perzischen naam van dat Pur, hetwelk Haman tot verdelging van het volk Gods geworpen had. Hierom, van wege al de woorden van dien brief (Esther 9:20), en hetgeen zij zelven daarvan, van die zaak gezien hadden, en wat tot hen overgekomen was 1), wat hen onmiddellijk getroffen had;

1) Om twee redenen werd nu het feest voorgesteld, n omdat Mordechai hen zulks bevolen had, n omdat zij de zaak zelf mee doorleefd hadden. Daarom waren zij te gewilliger, hoewel niet een Goddelijk bevel in deze tot hen gekomen was, om die dagen als feestdagen, als dagen der vreugde voortaan te houden.

Vers 27

27. Bevestigden de Joden, stelden zij vast, en namen, als ene vaste wet, op zich en op hun zaad, en op allen, die zich als proselieten uit de Heidenen tot hen vervoegen zouden, dat men het gebod van het Purimfeest niet overtrade, nooit in onbruik zou laten komen, namelijk de wet, dat zij deze twee dagen den veertienden en den vijftienden van de twaalfde maand zouden houden, naar het voorschrift daarvan en naar den bestemden tijd daarvan, in alle en ieder jaar.

1) Naar het voorschrift daarvan betekent hier, volgens het daarover geschrevene, n.l. door Mordechai. Zo ook het andere, naar den bestemden tijd, wil zeggen, zoals Mordechai den tijd bestemd had.

29.

IV. Esther 9:29-Esther 9:32. Mordechai en Esther richtten nog een tweede schrijven aan alle Joden omtrent de viering van de Purim-dagen.

Vers 27

27. Bevestigden de Joden, stelden zij vast, en namen, als ene vaste wet, op zich en op hun zaad, en op allen, die zich als proselieten uit de Heidenen tot hen vervoegen zouden, dat men het gebod van het Purimfeest niet overtrade, nooit in onbruik zou laten komen, namelijk de wet, dat zij deze twee dagen den veertienden en den vijftienden van de twaalfde maand zouden houden, naar het voorschrift daarvan en naar den bestemden tijd daarvan, in alle en ieder jaar.

1) Naar het voorschrift daarvan betekent hier, volgens het daarover geschrevene, n.l. door Mordechai. Zo ook het andere, naar den bestemden tijd, wil zeggen, zoals Mordechai den tijd bestemd had.

29.

IV. Esther 9:29-Esther 9:32. Mordechai en Esther richtten nog een tweede schrijven aan alle Joden omtrent de viering van de Purim-dagen.

Vers 29

29. Daarna schreef de koningin Esther, de dochter van Abichaïl, en Mordechai, de Jood, met alle macht, met allen nadruk, opdat ieder die ernstige voorschriften bereidwillig zou opvolgen, om dezen brief van Purim ten tweeden maal te bevestigen, en niemand de viering zou nalaten.

Vers 29

29. Daarna schreef de koningin Esther, de dochter van Abichaïl, en Mordechai, de Jood, met alle macht, met allen nadruk, opdat ieder die ernstige voorschriften bereidwillig zou opvolgen, om dezen brief van Purim ten tweeden maal te bevestigen, en niemand de viering zou nalaten.

Vers 30

30. En hij, Mordechai, zond de brieven, in welke het door hem en door Esther uitgevaardigde schrijven bekend gemaakt werd, aan alle Joden in de honderd zeven en twintig landschappen 1) van het koninkrijk van Ahasveros, terwijl hij hen met woorden van vrede en trouw 1) daarin toesprak.

1) Bij gevolg ook naar Jeruzalem, want Syrië en Judea waren onder de landschappen van Ahasveros, en de Joden zouden daar, zowel als in de andere delen van zijn rijk zijn gedood geworden, waarom zij verplicht waren in alle tijden te danken voor hun behoudenis, wijl zij anders geen volk zouden geweest zijn..

2) "Met woorden van vrede" of waarheid, dat is, vol van oprechte liefde en hartelijke begeerte naar hun geluk, verbis amicis et sinceris. Of, gelijk anderen willen, heeft Mordechai den Joden voorspoed gewenst en hen vermaand, dat zij moesten leven in liefde en vrede, en getrouw zijn aan hunnen godsdienst, in `t bijzonder in het nakomen van hun belofte, dat zij deze dagen zouden vieren. Mij komt voor, dat Conradus Pellikanus het best gegist heeft naar de bedoeling dezer woorden "vrede en trouw" of waarheid, namelijk dat zij geweest zijn de groetenis aan het hoofd van den brief..

Vers 30

30. En hij, Mordechai, zond de brieven, in welke het door hem en door Esther uitgevaardigde schrijven bekend gemaakt werd, aan alle Joden in de honderd zeven en twintig landschappen 1) van het koninkrijk van Ahasveros, terwijl hij hen met woorden van vrede en trouw 1) daarin toesprak.

1) Bij gevolg ook naar Jeruzalem, want Syrië en Judea waren onder de landschappen van Ahasveros, en de Joden zouden daar, zowel als in de andere delen van zijn rijk zijn gedood geworden, waarom zij verplicht waren in alle tijden te danken voor hun behoudenis, wijl zij anders geen volk zouden geweest zijn..

2) "Met woorden van vrede" of waarheid, dat is, vol van oprechte liefde en hartelijke begeerte naar hun geluk, verbis amicis et sinceris. Of, gelijk anderen willen, heeft Mordechai den Joden voorspoed gewenst en hen vermaand, dat zij moesten leven in liefde en vrede, en getrouw zijn aan hunnen godsdienst, in `t bijzonder in het nakomen van hun belofte, dat zij deze dagen zouden vieren. Mij komt voor, dat Conradus Pellikanus het best gegist heeft naar de bedoeling dezer woorden "vrede en trouw" of waarheid, namelijk dat zij geweest zijn de groetenis aan het hoofd van den brief..

Vers 31

31. Dat zij deze dagen van Purim bevestigen zouden, zouden vaststellen, op hun bestemde tijden, gelijk als Mordechai, de Jood, over hen bevestigd had, hen had opgelegd, en Esther, de koningin, en gelijk als zij het bevestigd hadden, vastgesteld, voor zich zelven en voor hun zaad: de zaken van het vasten en hunlieder geroep 1), alzo moesten ook de Joden het alles voor zich en hun nakomelingen vaststellen.

1) Men kan dan dit laatste verklaren, dat het Purimfeest moest gevierd worden door, v r de vreugde aanving, te vasten, zo als de Joden nog heden op den 13den Adar de zogenaamde Esther-vasten hebben..

De zin van Esther 9:29-Esther 9:31 is deze: De Joden hadden voor zich en hun nakomelingen, in overeenstemming met de verordening van Esther en Mordechai voor de Purimdagen, ook tijden voor vasten en weeklagen vastgesteld. Om deze bepaling nu tot ene blijvende verordening voor alle Joden in alle provincies van het Perzische Rijk te maken, laten Esther en Mordechai een tweede schrijven volgen, hetwelk Mordechai aan alle Joden in het ganse koninkrijk van Ahasveros zond..

Vers 31

31. Dat zij deze dagen van Purim bevestigen zouden, zouden vaststellen, op hun bestemde tijden, gelijk als Mordechai, de Jood, over hen bevestigd had, hen had opgelegd, en Esther, de koningin, en gelijk als zij het bevestigd hadden, vastgesteld, voor zich zelven en voor hun zaad: de zaken van het vasten en hunlieder geroep 1), alzo moesten ook de Joden het alles voor zich en hun nakomelingen vaststellen.

1) Men kan dan dit laatste verklaren, dat het Purimfeest moest gevierd worden door, v r de vreugde aanving, te vasten, zo als de Joden nog heden op den 13den Adar de zogenaamde Esther-vasten hebben..

De zin van Esther 9:29-Esther 9:31 is deze: De Joden hadden voor zich en hun nakomelingen, in overeenstemming met de verordening van Esther en Mordechai voor de Purimdagen, ook tijden voor vasten en weeklagen vastgesteld. Om deze bepaling nu tot ene blijvende verordening voor alle Joden in alle provincies van het Perzische Rijk te maken, laten Esther en Mordechai een tweede schrijven volgen, hetwelk Mordechai aan alle Joden in het ganse koninkrijk van Ahasveros zond..

Vers 32

32. En het bevel van Esther en van Mordechai, dat in dezen laatsten brief gegeven was, bevestigde, stelde vast, de geschiedenissen, de zaken, dat is, de voorschriften of de viering van deze Purim, en het werd, even als de gehele geschiedenis van Mordechai en van Esther, in een boek 1) geschreven.

1) Uit dit boek heeft de vervaardiger van ons Boek Esther waarschijnlijk als uit een geloofwaardig en gelijktijdig geschrift geput.. Het aandenken aan deze merkwaardige gebeurtenis zou onder de Joden, vooral zolang zij in dezelfde afhankelijkheid van dat rijk der wereld bleven, voortgeplant zijn; ook zou ene feestelijke herinnering aan de vreugdevolle wending van deze geschiedenis zeker wel niet achtergebleven zijn, doch dit wordt door de uitdrukkelijke bepalingen van Mordechai en Esther meer bevestigd. Wel is waar hebben beide tegenover de Joden slechts volmacht over aangelegenheden van het wereldrijk, wat zij daarom ten opzichte van de instelling van het feest beperken, verzegelen zij ook niet met des konings ring (vgl. Esther 8:8), maar zij schrijven het als de zodanige, die in hunnen hogen rang aan hun volk zijn blijven denken, en daarom bij hun volksgenoten wel op enig gezag mochten aanspraak maken. Daarom wordt ook in het bericht omtrent de instelling van het feest voor de gehele toekomst der Joden evenzeer de gepastheid en noodzakelijkheid der zaak, als het gewicht der autoriteit van die beide personen op den voorgrond geplaatst (zie Esther 9:14-Esther 9:32); en juist daarop berust het wijdlopige van dit gedeelte, dat sommigen ten onrechte vreemd en aanstotelijk is voorgekomen..

Vers 32

32. En het bevel van Esther en van Mordechai, dat in dezen laatsten brief gegeven was, bevestigde, stelde vast, de geschiedenissen, de zaken, dat is, de voorschriften of de viering van deze Purim, en het werd, even als de gehele geschiedenis van Mordechai en van Esther, in een boek 1) geschreven.

1) Uit dit boek heeft de vervaardiger van ons Boek Esther waarschijnlijk als uit een geloofwaardig en gelijktijdig geschrift geput.. Het aandenken aan deze merkwaardige gebeurtenis zou onder de Joden, vooral zolang zij in dezelfde afhankelijkheid van dat rijk der wereld bleven, voortgeplant zijn; ook zou ene feestelijke herinnering aan de vreugdevolle wending van deze geschiedenis zeker wel niet achtergebleven zijn, doch dit wordt door de uitdrukkelijke bepalingen van Mordechai en Esther meer bevestigd. Wel is waar hebben beide tegenover de Joden slechts volmacht over aangelegenheden van het wereldrijk, wat zij daarom ten opzichte van de instelling van het feest beperken, verzegelen zij ook niet met des konings ring (vgl. Esther 8:8), maar zij schrijven het als de zodanige, die in hunnen hogen rang aan hun volk zijn blijven denken, en daarom bij hun volksgenoten wel op enig gezag mochten aanspraak maken. Daarom wordt ook in het bericht omtrent de instelling van het feest voor de gehele toekomst der Joden evenzeer de gepastheid en noodzakelijkheid der zaak, als het gewicht der autoriteit van die beide personen op den voorgrond geplaatst (zie Esther 9:14-Esther 9:32); en juist daarop berust het wijdlopige van dit gedeelte, dat sommigen ten onrechte vreemd en aanstotelijk is voorgekomen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Esther 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/esther-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile